M 674. FEUILLETON. WOENSDAG 18 APRIL. 1888. Nieuw Ned. Panopticum. VOOR Uitgever: L.. J. YEERMAH, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f l.OO. Franco per post zonder prijs- verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Ilérold, Parijs. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. HULP IN 'T HUISHOUDEN. Klaartje is gehuwd en haar zuster Truus, die zes jaren meer telt, is blijven zitten. Dat is nu zoo'n bijzonderheid niet, want 't gebeurt meer dat van zusters de jongste verkoren en de oudste vergeten wordt. Maar er volgt meer. Klaartjes man adverteerde een jaar later den gelukkigen afloop van zekere gebeurtenis en toen kort daarop hare moeder kwam te sterven rijpte bij de ongehuwde Truus het plan bij haar zuster te gaan inwonen. Truus, moet ge weten, was dol op kinderen, althans op die boven 't jaar, wanneer de grootste drukte achter den ruty is o o en de moederlijke zorgen vrucht beginnen te dragen. Ze zou daarom eerst eenige maanden by familie en vriendinnen uit logeeren gaan en daarna haar plechtigen intocht bij Klaartje houden. Zoo geschiedde het en juist toen de kleine Jan één jaar oud werd, kreeg hij nevens zijn eigen, een tweede moeder, die hij tante leerde noemen. Truus was overgelukkig in haar nieuwe om geving. Al de liefde, in haar maagdelijk hart besloten, stortte ze uit over den kleinen jongen van hare zuster. »Als ze hem maar niet be derft* zei Klaartjes man. Liefde doet geen kwaad* antwoordde Klaar, meenende daarmee een schriftwoord aan te halen, waarna haar man gerustgesteld aan zijn zaken ging, die hem nooit loslieten. Tante bemoeit zich den heelen dag met het kind, behalve wanneer het wezenlijk behoefte heeft. Daaraan te voldoen blijft de taak der moeder. Van deze leert het kind gehoorzaam heid, tevredenheid, geduld tantes specialiteit is alle onbescheiden wenschen des kleinen te vervullen, hem voor te spreken als hij onaardig geweest is, hem boven de daken te loven, lekkernijen toe te stoppen enz. Heeft Klaar voor haar jongen alles gedaan wat haar te doen is, dan komt Truus met haar liefdevolle toewijding. Of ze in 't kind de kiem van ongehoorzaamheid legt door het alles in handen te geven, waarnaar hij belieft te grijpen, van ontevredenheid door hem, tijd of geen tijd, met koekjes te voeren, van eigenzinnigheid, door een goed woordje te doen, wanneer hij tegen moeders uitdrukkelijk bevel handelen wil, dat alles is haar zaak niet. Een liefhebbende oude tante ziet niet verder dan haar neus lang is, als 't haar maar gelukt het kind voor zich te winnen en aanhankelijk te maken. Het kind terecht te zetten, het te straffen, is de zaak der moeder, zij speelt de rol van de weldoende fee in de sprookjeswereld. De onaardigheden en stoutheden van den kleine gaan haar niet aan, ook al heeft ze die zelf gezaaid, zij heeft slechts te doen met de lieftal ligheid van 't heerlijke kind en wanneer men alleen daarvoor oog heeft, is 't verwonderlijk hoeveel goeds men ontdekt. Wanneer Jantje ondeugend is en moeder een bestraffenden toon aanslaat, verzekert tante dat alle jongens zoo zijn en indien hij een blijk van ontwikkeling geeft, heeft ze geen woorden ge noeg om de geestigheid van 't kind te loven. Durft moeder van eene andere meening te zijn, dan liefkoost ze 't kind en neemt 't in haar armen, alsof ze 't beschermen moet tegen de hardheid der ouders. Menschen, die nooit kinderen gehad hebben, en onder deze vooral oude vrijsters, zijn speciali teiten in opvoeding. Geen beter adres, dan 't hunne voor ouders, die raad behoeven. Truus maakt den heelen dag jacht op kinder lijke geestigheden. Wanneer Jantje 't geluk heeft een of andere naïeve opmerking te maken, dan stuift ze op en vliegt naar den eerste den beste om dit bewijs van verstandsontwikkeling mee te deelen. En nog dagen lang kan geen kennis over den drempel treden of ze moeten 't weten hoe slim Jantje is en daarop volgen dan alle kinderlijke ontboezemingen, die Jan in 't laatste kwartaal ten beste gegeven heeft, en die alle geleurd en gelouterd tot een vorm, die niets kinderlijks meer heeft. Jan begint tante Truis al aardig te kennen. Althans wanneer tantes verhaal onvolledig is, komt hij er tusschen en zegt: »Weet u nog wat ik van ooms neus gezegd hebt?« en dan repe teert hij 't nog eens, waarop een omarming volgt en kus voor zijn neuswijsheid. 't Is een juweel, zoo'n tante in huis. Als Jantje in een geïllustreerd werk prentjes kijkt en den teekenaar te hulp komt met een pot loodje en moeder hem het werk uit handen neemt, dan offert tante een boek van haar zeiven op en zegt: »daar jongen, teeken hier maar in, dat is mijn boek.« Vader merkt wel dat Jantje niet beantwoordt aan het ideaal dat hij zich van een gehoorzaam kind gedroomd heeft; hij is weinig thuis en wat hij ziet is dat zijn kind door tante Truus met liefde verpleegd wordt en de arme man denkt er in de verste verte niet aan, dat het voor het geluk van zijn kroost in eerste plaats noodig zou wezen die tante de deur uit te zetten Tante Truus, hoewel zelden ziek, mankeert toch in den regel altijd 't een of ander. Ze heeft eenige boeken over gezondsheidsleer en genees kunde en bestudeert die ijverig, zonder ooit klaar te komen. Ook bezit ze een huisapotheekje en neemt voortdurend in. De eene kwaal is niet over of er komt terstond een ander hulp vra gen. Zoolang als ze aan deze proefnemingen na haar eigen jonkvrouwelijk lichaam onder werpt, kan ze met dit spel weinig kwaad stich ten, doch ze strekt hare waakzaamheid ook uit over Jan en diens kleine zus en dat is hoogst gevaarlijk. Haar lieveling Jan is in den regel volgens haar betoog behept met 't een of ander, dat bekampt dient te worden. Wanneer moeder daarvan niet weten wil, dan gaat ze haar eigen gang, klagende over de onverschilligheid zijner moeder. Ze beschut Jan voor tocht, waakt over zijn voedsel, koestert hem als een schoothondje en zal niet rusten voor 't kind werkelijk ziek en zwakkelijk is geworden. Van tijd tot tijd heeft het zwakke Klaartje wel eenig vermoeden dat het inwonen van Truus geen weldoenden invloed op haar kroost uitoefent, maar van der jeugd af gewoon tegen haar oudere zuster op te zien als de som van alle wijsheid, kan ze niet anders dan de ondeugd van haar oudste als aangeboren beschouwen en verdedigt ze hare zuster tegen het minder wel willend oordeel haars mans. En zoo zaait tante Truus trots al haar liefde voor kinderen in 't algemeen en voor de kin deren barer zuster in 't bijzonder, een zaad in het huisgezin der laatste, dat eenmaal giftige vruchten zal voortbrengen. Buitenland. Uit Parijs wordt gemeld, dat baron Alphonse de Rothschild voor 40.000 francs mahoniehouten kisten heeft laten maken, om zijn kostbare schilderijen-verzameling te kunnen opbergen, voor het geval dit eens onverwacht noodig mocht zijn. -Men ziet daarin een teeken van wan trouwen in het behoud van den vrede. o De »Etoile belge« spreekt zeer geheimzinnig over het afgaan van het voorgenomen huwelijk van de dochter van een Belgisch Minister, met een jong officier, behoorende tot een Duitsche gemediaditiseerde vorstelijke familie. De Duitsche Keizer zou de toestemming tot dat huwelijk hebben geweigerd. EGBERT CARL SEN. ill it 19) »Ge hebt u dus verloofd?* vroeg deze na eenige inleidende woorden. Verbaasd bleef Martens staan. »Ik behoef daarvan geen geheim te maken,* zeide hij, »maar hoe weet ge dat nu reeds?* »Sir James heeft me reeds dezen morgen ver teld, dat ge komen zoudt om bij hem aanvraag om de hand zijner dochter te doen.« »Ha, ik wist niet, dat ge zoo intiem waart met sir James.* >Hm, ik ken zijn toestand tamelijk goed. Hebt ge reeds met hem over de huwelijksgift gesproken Vergun me deze vraag onbescheiden te vin den,* antwoordde Martens koud. »Dat is ze echter niet,« lachte Adaiu met overleg. Met mij heeft sir James er reeds over gesproken, en hij zei me, dat hij buiten staat was zijne dochter een cent meetegeven. U zal hij hetzelfde wel zeggen. »Van geld was bij onze verloving geen sprake, zei Martens hoogmoedig, maar een koude rilling ging hem bij Adams woorden over den rug. >Dan zal er spoedig genoeg sprake van moe ten zijn,* meende Adam, »waut het eerste, dat bij een huweljjk noodig is, is geld.* »Laat nip daarvoor zorgen, heer doctor.* >Dat deed ik gaarne, maar er zijn nog andere menschen, die er bezorgd over zjjn, mijnheer von Martens, b. v. uwe schuldeischers. Hun kan 't niet onverschillig zijn, of gij een arm meisje trouwt.* Slechts met moeite bewaarde Erich zijn zelf- beheersching. Gij spreekt in last van mijn schuldeischers?* vroeg hij. »Ge ziet in mij uw voornaamste schuldeischer vóór u. Ge hebt uw schulden in drie wissels samengetrokken, elk van dertig duizend mark en tevens voor de gezamenlijke som een bewijs op zegel afgegeven. De wissels vervallen den eersten der volgenden maand, dus over morgen. Thans zult ge mijn belangstelling in uw huwelijk begrijpen. »Ge hebt zeker sir James ook al mededeeling gedaan van deze wissels,vroeg Martens honend. Volstrekt niet, dat zou zeker indiscreet ge weest zijn.* »ilet verheugt me, dat ge dat begrijpt,ging Martens sarcastisch voort, »dan zult ge hoop ik ook in 't vervolg zoo bescheiden zijn, want ik ben niet in staat de wissels morgen te hono- reeren en moet uw verzoeken ze te willen pro- longeeren.* »Tot wanneer?* »Tot ik Ethelreda's huwelijksgoed in handen heb. »Ik zei u reeds, dat sir James zijn dochter geen cent kan meegaven.* »Maar het erfdeel van hare moeder zal hij haar toch uitbetalen?* Daartoe moest het er nog zijn. Sir James heeft echter het vermogen zijner overleden vrouw al lang verloren. »Dat is niet waar!« »Ook dankt hij het slechts aan de edelmoe digheid van zijn ouderen broeder, den markies Robinson-Ceszford, dat hij nog den schijn van een welgesteld man kan bewaren,ging doctor Adam koelbloedig voort. Reeds vóór een jaar was hij door zijn schuld eischers ingedaagd, maar door tusschenkomst van den markies werd er een overeenkomst met hem getroffen. Daarvoor moest sir James ech ter zijn vrijgevigen broeder tweederde van zijn jaargeld afstaan, dat, tusschen twee haakjes, met zijn dood toch geheel ophoudt. De dochters hebben dus later niets, en ge zult het thans zeer begrijpelijk vinden, dat de oude Robinson u met open armen als schoonzoon heeft aange nomen.* »De bewijzen daarvoor, de bewijzenknarste Martens. »lk ben bereid, u die over te leggen, maar daarvoor is het hier de juiste plaats niet. Willen we niet in uwe woning gaan? We staan nu juist er voor. We moeten toch de zaak met de wissels nog in 't reine brengen.* Zonder Martens toestemming af te wachten, ging Adam eerst het huis binnen. Toen hij het na een uur weer verliet, was de koningsmarter, de vrije zoon van 't woud, zijn slaaf. Erich zag zijn schoone bruid niet weer. Aan den avond van dien dag verliet hij Wiesbaden, nadat bij eerst al wat hij bezat, zijn geheele inrichting met rijtuigen en paarden te gelde had gemaakt. Waarheen hij zich begeven had, wist niemand. Zijn geldelijke aangelegenheden waren door hem voor zijn afreis zoo stipt mogelijk in orde ge bracht. XI. Een gerucht in de voorzaal stoorde Martens in zijne droomerige herinneringen, 't Was zijn bediende Eduard, die teruggekomen was. Met een besliste beweging stond Martens op en schelde, op welk teeken Eduard dadelijk verscheen. »Heb je al eens gereisd?* vroeg zijn heer hem. »Ik geloof als heel kleine jongeo. Daarvan weet ik echter niets meer.* Dan weet je ook niet, wat je op een reis te doen hebt?* »0, ja wel. Toen ik nog in 't hotel «van Pruisen* was, heb ik dikwijls reizigers naar 't station gebracht en ook wel hun kaartjes en goederen bezorgd. Daarmee kan ik heel goed terecht komen. »Dan zou je 't durven ondernemen om alleen van hier naar Berlijn te reizen Zeker, zonder tw*^"1 «rrf^oordde EcW 1 wiens gezicht op 't uitzicht van het reisgenoegen reeds straalde. »Eh bien, dan moet je nog van nacht met den sneltrein om één uur naar Berlijn. Wat je daar voor me doen moet, zal ik je later zeggen. Gebruik nu den korten tijd, tot mijne gasten komen, om je goed in orde te brengen. Berg je kellnerkleeding op, want in livrei moet je niet reizen, en pak wat linnen in mijn kleine reistasch. Maar haast je, opdat je later niet door die toebereidselen wordt opgehouden. Met lachende oogen verwijderde Eduard zich, terwijl Martens peinzend in 't salon heen en weer liep. »Zoo verwijder ik den jongen 't best voor eenigen tijd. Anders loopt hij den ouden Adam nog onder de oogen, en dan kon ik mijn mooi plan wel geheel opgeven en kwam ik nooit van dien ellendigen doctor los. Hij vermoedt reeds wat, die beroerde sluiper. De grootste voorzichtigheid is noodig.* De schrille toon van de bel uit de voorzaal brak deze alleenspraak af. Dadelijk daarop diende Eduard den heer von Carolin aan. Geen spoor van nadenken lag meer op Martens gelaat, toen hij den jongen musicus te gemoet trad. »Dat is overheerlijk, waarde Carolin,* zeide hij, en gaf hem de hand, »dat ge wat vroeger komt; nu kunnen we nog een half uurtje gezellig met elkander praten. Ge hebt hem zeker van middag nog gezien?* »Ik kom juist van hem,« antwoordde Carolin, terwijl hij meer uit gewoonte dan met opzet op den stoel voor den vleugel plaats nam. »Is hij nog altjjd zoo zwaarmoedig?* Carolin knikte. »Van waar komt toch eigenlijk die stemming? Maakt hij daarvan ook voor u, zjjn besten vriend, een geheim?* Heden is eigenlijk het ijs gebroken.* Dat verheugt me voor Virzowski. Heeft hij wer kelijk verdriet, dan zal hij 't nu lichter dragen. »Zrjt ge in 't geheel niet nieuwsgierig om te weten, wat hem drukt?* NIEUWSBLAD Het Land van en üteiia He Langstraat de i KÖHNGSNA NAAK HET DUITSCH. VAN Onder goede vrienden. »Ik vooronderstel, dat Virzowski GW leugen alleen voor r

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 4