FEUILLETON.
M 678.
WOENSDAG 2 MEI.
1888.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
Hoe ons land geregeerd wordt,
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue II ér old, Parijs.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Papier en in de Werkelijkheid.
III.
De redeneering van blz. 10, »dat de pro
vincie wordt bestuurd door de rijkerenver
valt. In plaats daarvan leze men het aanhang
selblz. 103 v.v.
Daarop komen we dus later terug.
In de eerste plaats maken we nu melding
van het feit, dat de leden der Provinciale Sta
ten voor elke zitting 33 schadevergoeding ont
vangen voor reis- en verblijfkosten, en dat de
Gedeputeerde Staten eene vaste jaarwedde ge
nieten van f 2000. Na deze mededeeling ver
volgt de heer D. N. aldus:
»Men ziet dat die heeren, die toch bijna al
tijd tot de gegoeden behooren, niet tevreden
zijn alleen met de eer, maar behoorlijk betaald
worden. Als alle arbeid betaald werd in dezelfde
evenredigheid, dan zou er niet zooveel geklaagd
worden, want voor iveinig arbeid wordt hier
veel loon gegeven.
Tot zoover D. N.
Over deze schijnbaar onbeduidende woorden
willen wij eeus even praten.
De woorden behoorlijk* en »weinig« lieten
wij cursief zetten.
Het woord behoorlijk beteekent hier n.l. on
behoorlijk,en over dat eigenaardige weinig wil
len wij eerst wat zeggen.
D. N. wil zeggen: de heeren leden der Pro
vinciale Staten vergaderen maar tweemaal per
jaar en ontvangen daarvoor f 66. Wat een
geldDe leden der Gedeputeerde Staten komen
maar anderhalven dag per week bij elkaar en
ontvangen daarvoor f 2000 per jaar. Ontzag
lijkVoor hoogstens 260 uren arbeids per jaar,
zóó véél geld
Een arbeider een polderjongen b.v.
werkt 3000 uren per jaar en ontvangt daarvoor
maar 500 a f 600. Dat is onbillijkbedoelt
N. Een polderjongen verdient in 3000 uren
f 600, dat is 20 cents per uur. De Gedeputeer
den werken 250 uren per jaar, a 20 cents per
uur, dat is f 50.
Welken arbeid men verricht, daar vraagt de
beer D. N. niet naar. Alleen naar het aantal
uren, rekent bij en wellicht geldt banden-
arbeid nog meer dan elke andere.
Een Hoogleeraar b.v. heeft, stellen wij eens,
vijf uren per week les te geven. Dit is in 40
weken want wij stellen slechts 12 weken
vacantie dus 40 X 5 uren 200 uren per jaar.
Dit a 20 ets. per nur, is 200 X 20 ets. f 40.
Zoo'n Hoogleeraar zou per jaar f 40 salaris
ontvangen.
Maar dit is te zot om van te spreken
Dat is het ook; dit wilden wij bewijzen,
't Is te zot om aan te denken zelfs. De rede
neering van D. N. is dan ook een samenraapsel
van onmogelijkheden, gebaseerd op een valschen
grondslag.
In de eerste plaats is bet niet alleen de vraag
hoe lang, maar ook wat hebt ge gearbeid.
Staat nu handenarbeid even boog als b.v. bet
onderwijs van den hoogleeraar in de genees
kunde?
Voor het eerste is niets noodig dan wat
lichaamskracht en verkregen handigheid, en voor
het laatste jaren lange ingespannen studie en
met moeite verworven wetenschap, welke ver
kregen is met opoffering van zeer veel geld.
Nu is de vraag niet of vele rijke nietsdoe
ners en nietskenners recht hebben op een lekker
lui leventje; dit kan de vraag niet zijn en mag
ook de vraag niet zijn. Want is dan bet hoogste
wat we kennen een lekker lui leventje?
Deze vraag zou even gemakkelijk te beantwoor
den zijn, als deze: beeft de eerste de beste lui
aard, alleen omdat hij mensch is, recht op de
vruchten van mijn arbeid?
't Is te dwaas!
De heer D. N. kent blijkbaar geen ander
recht dan het vuistrecht.
Hij zegt eigenlijk steeds: kom, laat ons eens
vechten, om te zien wie 't sterkst is ivie 'f
ivint, heeft recht
Want daarop komt ten slotte zijne gebeele
theorie neer.
Zoolang nu ^polderjongen" niet het ideaal
van ons streven is, zoolang zal ook de arbeid
van dien polderjongen als zoodanig niet de
maatstaf kunnen zijn, waarmede wij allen an
deren arbeid meten.
f 2000 voor een lid der Gedeputeerde Staten
is niet te veel; vooral niet, omdat nu "lid dier
Staten kunnen zijn: onbemiddelde mannen met
veel kennis en ervaring, waarbij bet volk uiterst
veel belang heeft. Ons is meer dan één zoo'n
voorbeeld bekend, van nabij bekend.
Op blz. 12 zegt D. N.»In vroegere tijden
werden die Staten gekozen door de drie standen,
nl. dien der edelen of ridderschappen, dien der
steden en den landelijken stand. Dit beeft men
in 1848 afgeschaft en nu wil men den menschen
wijsmakendat de gebeele burgerij haar verte
genwoordiging beeft in de Provinciale Staten."
We weten niet, wat men den heer D. N. wil
wijs maken, wel wat bij ons op den mouw wil
spelden. Hij wil ons zeggen, dat er in alle ge
goede burgers maar ééne stem spreekt: die van
het eigenbelang. Dit beginsel is reeds zeer ver
dacht. »De gegoeden,zegt bij, »regeeren in
hun smaak en in hun belang.Wij willen geens
zins ontkennen, dat ook wij liever uitsluitend
ontwikkelden dan uitsluitend de gegoeden deel
aan de regeeringskeuze zagen nemendoch wij
ontkennen ten sterkste, dat arm zijn meer recht
op regeeren beeft dan rijk zijn en dat
talrijkheid in onzen tijd den doorslag zou mo
gen geven. Bovendienaangenomen, dat alle
mannelijke burgers kiesrecht krijgendat alle
armen betzelfde willen, dat zij wetten maken
en de staatshuishouding regelen; zouden dan die
armen niet gedreven worden door dezelfde baat
zucht als D. N. nu bij de gegoeden veronder
stelt? En zouden die armen dan niet nemen
wat de gegoeden thans weigeren te geven Zou
dat nemen niet onredelijker zijn dan bet niet-
geven?
Wij beweren volstrekt niet, dat men bet volk
niet wat meer aandeel aan de regeeringskeuze
kan en moet geven, volstrekt niet. Doch de
gronden, waarop D. N. zijne rechten bouwt,
zijn geene gronden, en de toon, waarop hij
leeraart, is opruiend.
Hij zegt zelfde standskeuze is afgeschaft in
1848. Wij zijn dus vooruitgegaan. En uit bet
aanhangsel blijkt, dat we in 1887 al weer zijn
vooruitgegaan. Zeker, alle onbillijkheid moet
langzamerhand worden weggenomen
Doch deze gebreken zijn niet te verhelpen
met eene omverwerping van al het bestaande
noch met het verleenen van algemeen kiesrecht,
terwijl men aan de meerderheid der bevolking
bet recht wil verleenen naar willekeur buis te
houden. Dit is feitelijk het middeleeuwsche recht
van den sterkste weer invoeren.
Wij moeten eerbied voor de wetten leeren en
voorgaan in dien eerbied. Dit wil niet zeggen
wij moeten slecht goed noemen neen, 't slechte
moeten wij verbeteren. Niet zoo maar plomp
verloren weg, maar met bedaardheid en verstand.
Waar goede wetten slecht toegepast worden,
daar moeten we om recht vragen, en waar wij
zelf kunnen moedwillig onrecht te keer gaan.
Intusschen moet het volk opgevoed worden,
opdat het eenmaal in zijn geheel aandeel aan
de regeering zal kunnen bekomen, zonder be
kwaamheid, op lichaamskracht en menigte steu
nende, mag het volk geene regeering vormen,
vooral ook omdat het daaronder zelf het meest
zou lijden.
Op dit oogenblik is er, dunkt ons, geen be
zwaar tegen, dat het kiesrecht nog wat meer
wordt uitgebreid.
Het geld mag niet uitsluitend recht op kiezen
geven. Meer en meer wordt dit beginsel gehul
digd. Ook reeds in ouze nieuwe grondwet.
Doch dat de inrichting onzer Provinciale Re
geering niet deugt, heeft D. N. niet aangetoond.
Hij maakt verdacht ja, doch dat is gemak
kelijk. Zijn geheime wensch is, gelooven wij,
anarchie. En als men de zaken zoo beziet,
deugt er in onze samenleving niets. Dan is die
samenleving zelf een onding. Zij is evenwel ge
worden. Zij is er. En als D. N. morgen onze
maatschappij kon onderst boven keeren, zou er
overmorgen weer eene nieuwe maatschappij wor
den, in wezen gelijk aan de tegenwoordige. Wij
zijn op de ontwikkelingsweg die afgelegd moet
worden.
-o
EGBERT CARLSEN.
23)
Getroffen maar zonder te beproeven Wanda
in de rede te vallen, had Yirzowski haar aan
gehoord; thans antwoordde hij, terwijl hij haar
trouwhartig aanzag: Alles, wat ge me zegt,
mejuffrouw Sumeroff, bewijst me, dat ge mijn
gevoel niet verstaat. Ge behandelt me, alsof ik
uit tijdverdrijf u het hof maakte, omdat me nu
juist geen andere band bindt en niet als iemand
wiens hart van de hartstochtelijkste en toch
reinste liefde voor u gloeit. O, kon ik u toch
schilderen met welke macht mijne liefde mijn
gansche hart doortrilt, hoe ze uit den wilden
trofschen knaap, die slechts het lage kende en
daarin zijn genot zocht, een man heeft gemaakt,
die er thans naar streeft al het onedele van zich
af te schudden en slechts voor het goede te
leven. Als een openbaring uit den hemel is
deze liefde voor u in mijn hart opgeweld; alle
goede krachten in me heeft ze gewekt, en me
bevrijd van de heerschappij der traagheid en ge
notzucht, die me geheel geboeid had. Zóó kan
een man maar eenmaal liefhebben, Wanda, en
die liefde bied ik u, als ik u mijn hand en naam
aanbied. Ge zeidet, dat gij verlaten en gansch
alleen in deze wereld stondt; behoor mij toe,
en als mevrouw Yirzowski zult ge niet meer
zonder bescherming zijn. Ik wil uw bewaken
en verzorgen als mijn grootsten schat; want dat
zijt ge; ja, buiten u is alles, wat de aarde bie
den kan, voor mij niets. O, wijs me niet af;
ik lees het in uw oog, in den traan, die aan
uw wimpers hangt, dat ge niet zonder deelne
ming naar mijne woorden hoort. Wanda, word
de myne!«
Hij greep haar rechter hand en wilde het
schoone meisje tot zich trekken, maar Wanda
trad een schrede achteruit en ontrok hem haar
hand. »Niet zonder deelneming,sprak ze met
bevende stem, »neen zonder deelneming heb
ik uw woorden niet gehoord, mijnheer von Vir-
zowski. Wat ge me gezegd hebt, heeft me diep
getroffen, dat beken ik u openhartig; maar af
wijzen moet ik u toch. Mijn vriendschap wil
ik u gaarne schenken, maar meer kan ik u niet
geven.
Waarom niet, Wanda, innig geliefd wezen,
waarom moet ik dan ellendig en ongelukkig
worden
>Menigen grond kan ik u opnoemen,ant
woordde Wanda met neergeslagen oogen, ter
wijl ze zich aan de leuning' van een stoel vast
hield, »ik kon u van de moeielijkheden spreken,
welke het u baren zou, als ge een kunstrijderes
in uw familie, in uwe kringen wildet inleiden,
maar van dat alles wil ik zwijgen. Uw kracht
en uw liefde zou ik 't toevertrouwen die bezwa
ren te overwinnen.
»Nu, dan, WandaVirzowski trad een
schrede dichter bij haar, maar Wanda trok zich
achter den stoel terug, welks leuning haar zoo
even gesteund had.
»Ik wil u een anderen grond noemen,ging
ze voort, terwijl ze hare oogleden opsloeg en
hem met oogen vol tranen aanzag, »een grond
dien 't me smart u te noemen, omdat ik weet,
dat gij er door zult lijden; maar het moet er
uit, opdat alles helder tusschen ons zijik moet
u zeggen, dat ik u nimmer kan toebehooren,
omdat ik een auder lief heb.«
Een diepe zucht welde uit Virzowski's borst,
terwijl hij werktuigelijk om zich greep en zich
op de sofa liet neerzinken. »Wien, wien hebt
ge liefstamelde hij, »wie is de gelukkige
Den naam moet ik u verzwijgen,antwoordde
Wanda zacht, »niet uit wantrouwen, maar om
dat hij mijn geheim moet blijven. Want zelfs
niet hij, wien mijn hart behoort, weet van mijne
liefde. Maar reeds toen, toen ik in 't ouderlijk
huis tot jonkvrouw opgroeide, had ik hem lief,
toen mijzelf nog onbewust; eerst als ik hem
weerzag werd mijn liefde me helder. Hem eenmaal
toe te behooren, durf ik nauwlijks hopen maar
het ware een zonde, als ik met 'deze liefde in
't hart me aan een ander hond. En daarom,
mijnheer von Virzowski
»Ja, ik versta u, ik versta u,« riep Virzowski
wild, terwijl hij opsprong en naar zijn muts
greep. »Leef wel, mejuffrouw Sumeroff! ik za
u niet weer lastig vallen.
Hij wilde de deur uitsnellen, maar niet een
paar stappen was ze naast hem en legde haar
hand op zijn schouder. »Laat ons zóó niet
scheiden,smeekte ze, »ga niet in toorn van
me. Ik vergeet geen oogenblik hoeveel ge me
geboden hebt, niet alleen voor 't uiterlijke als
ge de arme kunstrijderes tot een edelvrouw wildet
maken, neen, ook in uzelven, daar ge me uw
goed groot hart, uw geheele edele hart wildet
schenken. Maar juist daarom mag ik uw ge
schenk niet aannementegenover u moest ik
geheel openhartig zijn, zelfs op 't gevaar, dat
ik uw toorn opwekte.
De robuste gestalte van den jongen Pool beefde
onder de lichte aanraking van Wanda. Haastig
greep hij haar rechter hand en terwijl hij haar
hartstochtelijk drukte, zei hij»0, Wanda,
Wanda, nooit zal mijn hart ophouden u lief te
hebben, al mag 't niet op wederliefde hopen.
En zoo lang ik kan, zal ik over u waken, tot
ge de zorg voor uzelve kunt overdragen op bem,
dien uw hart heeft gekozen. O, waarom mag ik
die gelukkige niet zijn!«
Weggesleept door zijn gevoel trok hij haar,
voor ze het kon beletten, tot zich en drukte een
kus op haar voorhoofd. Toen was de deur tus
schen hen en Wanda hoorde hoe hij met zware
treden de trappen afholde.
»'t Is geschied,fluisterde ze, terwijl een traan
over haar wangen rolde, »arme man, dat ik
u zóó moest krenken! Maar ik kon mijn hart
niet gebieden, ik kan slechts den eenen bemin
nen, slechts hem, Erich Martens
Met dezelfde haast, waarmee Virzowski de
trappen had afgehold, stortte hij ook het huis
uit en de straat op. Zoo gebeurde het, dat hij
aan den hoek der Brugstraat en van de Vrij
markt tamelijk hard met een heer in aanraking
kwam, die eveneens met buitengewone haast
de straat insloeg.
»Kunt ge dan niet« begon de laatste driftig,
maar plotseling afbrekend, riep hij»Drommels,
zijt gij 't, Virzowski? Hebt ge zoo'n haast om
naar 't cirkus te gaan? Het duurt nog twee
nur, eer de voorstelling begint.
»Ha, mijnheer von Martens, mille pardon, dat
ik zoo onzacht met u caramboleerde.
'k Bid u, ik was ook wat haastig en minstens
even schuldig als gij. 'k Moet namelijk van nacht
nog naar Berlijn, en daar ik mijn bediende gisteren
reeds vooruitgezonden heb, moet ik zelf het
noodige in orde maken. Kom, gaat ge een eind
met me?«
Martens vatte bij de laatste woorden Virzowski
onder den arm; half onwillig volgde deze hem.
Oogenschijnlijk was hem de ontmoeting niet aan
genaam, maar het verzoek om geleide mocht hij
niet afwijzen. »Zult ge lang te Berlijn blijven?*
vroeg hij Martens; »dat was voor ons zeer te
betreuren
»Ik denk binnen weinige dagen terug te zijn.
Ge weet, dat ik me gaarne in uw provincie wil
vestigen. Nu is me onlangs de heerlijkheid
Pratzin aangeboden; 'k heb het goed bezichtigd
en 't bevalt me niet slecht. Maar ik zou gaarne
met den eigenaar vorst Rubiwill, zelf onderhan
delen 's winters is hij te Berlijn. Dat is de rede
van mijn reis.«
»Hoe, wil Rubiwill Pratzin verkoopen?« vroeg
Virzowski verbaasd. »Dat verwondert me. Het
afoed behoort wel niet tot het majoraat, maar
maar bij heeft het altijd met bijzondere voorliefde
onderhouden.
Martens sprak niet verder over deze zaak,
maar vroeg, dewijl ze juist voorbij Wanda Surni-
roff's huis ging: »Weet ge, wie daar boven
woont
(Wordt vervolgd.)
NIEUWSBLAD
Het Land van Hensden
en iltena,
He
en de
OP
DOOR
F. DOMELA NIEUWENHUIS.
(Lid der Se Kamer.)
de provincie.
het mogelijk is, elke ongerecht vaardigheid terstond!
Dit is vaak uit bet oog verlorenbelaas
EI» KOilNGSIARIER.
naak. het duitsch.
VAN