FEUILLETON.
M 690.
WOENSDAG 13 JUNI.
1888
UitgeverL. J. VEERMAN, Heusden.
mn
lui
Hoe ons land geregeerd wordt,
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort.
dvertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Papier en in de Werkelijkheid,
X.
Op ons allen rust inderdaad de dure verplich
ting, den maatschappelijken toestand te helpen
verbeteren.
Zoolang niet ieder burger daarvan door
drongen is, zullen wij steeds langzaam vooruit
blijven gaan.
Als iemand ziek is, herstelt hij niet door
morren tegen zijn dokter. Hij moet de voor
schriften van den geneesheer nauwgezet opvol
gen, ordelijk leven en spaarzaam omgaan met
zijne krachten.
En onze maatschappij is inderdaad ziek. Is
zij dit nu inzonderheid?
Neen, zeker niet. De spaarbanken gaan overal
vooruit. Ik meen, dat er in een tijd van tien
jaren in particuliere spaarbanken ongeveer 15 mil-
lioen gulden is bespaard, terwijl er in Rijkspost
spaarbanken minstens evenveel is bijgekomen.
En iedere cent, dien men spaart, brengt de
Maatschappij vooruit. Want wat verkwist en
vermorst wordt, is weg. Weg voor iedereen.
Als iemand daags voor een dubbeltje jenever
drinkt, is dat dubbeltje verloren. Zeg niet, dat
de herbergier het heeft. De herbergier gaf' er
zijne waar voor en die waar is verdwenen
door het keelgat. Dat glaasje jenever heeft ar
beid gekost, arbeid en grondstoffen. Die arbeid
is nutteloos verzwolgen. En dus is de maat
schappij armer geworden. Elke gespaarde cent
daarentegen blijft, bevordert den algemeenen
rijkdom.
Als we nu overal waarnemen, dat het sparen
hand over hand toeneemt, dan noemen wij dit
een allergelukkigst ver-schijnsel. En wij gelooven
niet, dat het er over het algemeen zoo treurig
uitziet, als men wel eens beweert.
Doch van waar dan die ontevredenheid? Wij
gelooven in hoofdzaak hierop het antwoord te
weten. In onzen tijd worden alle zaken in het
openbaar besproken. Niets blijft geheimwij
overzien ons geheele land, geheel Europa, de
geheele wereld. Het peil der algemeene ontwik
keling wordt hocger. Daaruit wordt het verlan
gen geboren naar een beteren toestand; dit ver
langen bestaat bij de lagere volksklasse zoo goed
als bij den middelstand, evenals in hoogere krin
gen. Wij kunnen gerust gelooven, dat het vrij
algemeen is. Om tot verbetering te komen wor
den alle gebreken in het licht gesteld en breed
uitgemeten. Van daar algemeene ontevredenheid
met den hestaanden toestand. In een zeker op
zicht is dit natuurlijk een gelukkig verschijnsel
't Spreekt van zelf, dat ontevredenheid het
grootst is bij hen, die 't meest lijden. Zoo ligt
komt de arme man er toe te wenschen, dat op
eens al het verkeerde worde weggenomen. Kan
dit? Ons dunkt niet zonder geweld. En ge
weld schaadt. Daaronder zou de arme lijden,
de arme en minst ontwikkelde hef meest. En
daarna zijne kinderen. Bovendien zijn het
onder de armen vooral de luien en onverschil
ligen, die 't luidst oproer en geweld prediken.
Dit betreuren wij zeer. En al gelooven wij voor
ons niet aan opzettelijke bcoze bedoelingen van
den heer Domein Nieuwenhuis, toch spijt het
ons, dat hij het oog niet afwendt van oproer
makers uit liefhebberij, en spijt het ons nog
meer, dat hij zijne talenten misbruikt door noo-
delooze verdachtmaking en het aanprijzen van
verkeerde middelen.
Nog eens herhalen wij: een arme jongen,
zonder grooten naam, kan zich licht een weg
naar boven banen, maar met inspanning, met
hard werken, en nu is onze ervaring, dat men
zoodoende de onweersprekelijke kennis opdoet,
dat er in de hoogere kringen nog wel andere
en vele andere-stemmen spreken dan die
der baatzucht.
De redeneering van blz. 38 b.v. »dat de
meeste Kamerleden advocaten zijn en dns vrij
dom van belasting namen voor hunne standge-
nooten,« wil er hij ons niet in. Dit noemen wij
verdachtmaking, bitterheid zaaien, dynamiet in
stroop oplossen.
En dit spijt ons. Want wij vinden vaak waar
heid in zijne redeneeringen. Het zou dwaas zijn
dit te ontkennen. Doch D. N. moet zijne eigen
feilbaarheid blijven gevoelen. Hij moet mede
werken om de menschen beter te maken, niet
om ze tegen elkaar op te ruien en bitterheid te
verwekken in de menschenharten.
Waarheid vinden wij b.v. in zijne opmerkin
gen omtrent de indirecte belastingen op blz. 38.
Ook wij keuren de belasting op zeep en zout
zeer af.
Schaf ze dan af! roept hij. Goed, dit willen
wij gaarne, doch dit kan maar zoo niet in eens.
Ziehier waarom niet: die belasting brengt geld
op en dat geld is noodig voor de staatshuishou
ding. Dit hebben wij zoo niet gemaakt, het is
zoo geworden. Langzamerhand geworden. Nu
zien wij allen de verkeerdheid in. Doch nu is
het noodig geworden en waardoor nu dat geld
te vervangen? Dat geld is noodig. 't Is er mee
als met den knaap, die zich gewent aan het
loopen met eene kruk. Zijn lichaam groeit naar
die kruk. Op leeftijd gekomen, ziet hij zijne
dwaasheid in. Ieder roept: gooi weg, die kruk
Ja wel hij kan niet in eens, want dan valt
tij.
Wij zijn ook voor eene inkomstenbelasting;
doch ook daaraan zijn ook zeer groote bezwa
ren verbonden. De redeneering is niet zoo ge
heel onjuist, dat dit misschien de cnzedelijkste
belasting is, die er wezen kan. Want wat zou
den er eene valsche opgaven volgen! Wat zou
dit de deur openen voor ■veel bedrog!
Toch gelooven wij er door heen le moeten,
't Gaat daar mee met ons als Multatuli met 't
grondwettig Koningschap. Hij was daar tegen,
doch hij zei niets beters te weten.
Zoo weten wij niets beters dan eene inkom
stenbelasting
Hoe die nu te krijgen?
Door er onvermoeid met wijsheid en beleid
voor te strijdendoor de voor- en nadeelen te
overwegen en in 't licht te stellen. Men begaat
al dadelijk eene fout, als men het doet voorko
men, alsof daarvan alleen heil te verwachten
ware. Het gaat hiermee als met alleswij
moeien verbeteren
Wij behoeven zeker onze lezers niet te zeg
gen wat roofdieren zijn. Reeds op de school
banken werd ons geleerd, dat die dieren zich
met andere voeden. Het lichaam is voor hun
leefwijze geheel ingericht. Het gebit vooral is
kenmerkend. Zij bezitten 12 scherpe snijtanden
en stevig ontwikkelde hoektanden, waarmee zjj
het vleesch hunner slachtoffers vaneen rijten.
Het voedsel wordt door hen niet tijn gemalen,
daar de onderkaak alleen op en neer kan wor
den bewogen en de kiezen dus niet over elkan
der kunnen geschoven worden, maar de kiezen
worden met kracht langs elkander gewreven,
waartoe de roofdieren in staat gesteld worden
door de flink ontwikkelde spieren, die de bewe
ging van de onderkaak bewerkstelligen. Hunne
zintuigen, vooral gehoor en reuk, zijn uitmun
tend. De roofdieren in ons land voorkomende
zijnde groote en de kleine wezel, de boom-
en steenmarter, de vos, de bunsing, de otter en
de das. Deze dieren zijn zonder onderscheid
door de jachtwet van 1857 als schadelijk ge
brandmerkt en toch komen er onder voor, die
hoogst nuttig voor den landbouw zijn.
De groote wezel, ook wel hermelijn genoemd, is
zeer bekend oui zijn prachtig vel, waarmee
rijke lieden hunne mantels voeren. Vooral in Rus
land worden deze dieren bij duizenden gevangen.
De bij ons voorkomende harmei behoort tot
dezelfde familie als die in noordelijke streken,
maar zijn vachtje is niet zooveel waard, omdat
het aan de buikzijde min of meer geelachtig is
en aan de rugzijde spoedig verkleurt. De harmei
is een bewegelijk diertje, met een zeer slank en
lenig lichaam. Terwijl het dartelt en stoeit in het
hout, wordt zijn aandacht spoedig gewekt door
eenig geritsel, veroorzaakt door een konijn of
haas. Aanstonds is de harmei doodstil, laat het
konijn of haas dicht naderen en springt dan
plotseling op den rug van zijn prooi en zuigt
hem het bloed af, dat uit de doorgebeten slag
ader vloeit. Het arme konijn holt met zijn vree-
selijken last voort, maar de krachten nemen af
en eindelijk kan het niet meer en valt neer,
waarop de harmei ongestoord zijn werk voortzet.
Niet alleen de schadelijke konijnen en hazen,
maar ook een menigte muizen en ratten worden
door dit kleine roofdier gedood. Als men bedenkt
hoeveel schade de konijnen, hazen, muizen en
ratten aanrichten, dan kan het niet anders of wij
zullen het hermelijn tot de vrienden van den
landman rekenen, 't Is waar, dat dit diertje in
it
E G B E E T C A R L S E N.
35)
XIX.
Een koortsachtige opwinding had zich van
de Ostburgers meester gemaakt, sinds het denk
beeld van een feestelijk caroussel in de rijbaan
van bet regiment curassiers zich had gevestigd
en van dag tot dag dichter bij de vervulling
kwam. Niet alleen de leden der verschillende
comruitté's voor do verfraaiing van 't feest-terrein,
voor de instudeering der quadrille, voor de vast
stelling der costumes en voor het zenden van
uitnoodigingen waren onafgebroken werkzaam,
maar allen, die op eenige wijze geroepen waren
mee te werken, toonden een buitengewonen ijver.
Maar ook in wijdere kringen verbreidden zich
spanning en opwinding. »2ullen we een uit-
noodiging krijgen voor dit tooverfeest?« dat was
de vraag, die in zoo menige familie van 's mor
gens tot 's avonds besproken werd en welke een
verbazend groote menigte aardigheden en lieve
opmerkzaamheden uitstortte op hem of haar die
invloed kon hebben op de beantwoording. Me
nigeen wist zich volstrekt niet te verklaren, waar
om hij zoo eensklaps met in 't oog loopende
liefheid behandeld werd door lieden, die hem
anders nauwelijks schenen te kennen, tot einde
lijk een gesprek over het aanstaande caroussel
hem de oogen deed opengaan. Dan kwam de
verzekering opduiken, hoe buitengewoon ver
heugd men zou zijn, als men ook een blik op
dat tooverachtig schouwspel mocht slaan en daar
aan werd dan het bedeesde verzoek vastgeknoopt
een vriendelijke voorspraak te willen zijn. Niet
alleen de leden van 't committé, belast met de
uitnoodigingen, maar ook hun ouders, zoons,
ooms, tantes, neven en nichten werden besproeid
met een regen van voorkomendheden en be
dekte of ook wel onbeschaamde aanzoeken.
Eindelijk was die gewichtige vraag beslist.
Wie in 't bezit was van een roozeroode kaart,
waarop stond: »het vereenigdé corps officieren
van het Xde regiment cavallerie« -buiten de
reeds dikwijls genoemde curassiers lag te Ost-
burg ook een regiment dragonders - geeft
zich de eer den heer N. N. met zijne familie
vriendelijk uit te noodigen tot bijwoning van
het op den 24 Januari plaats hebbend ruiters-
feest en het daarop volgend souper en bal in
't casino van 't regiment curassiers.
Wie zulk eeu kostbare kaart bezat, die lachte
vol zelfbewustheid en tevredenheiddie echter
vergeefseh daarop gehoopt had, die balde in 't
geheim een vuist en meende schouderophalend,
dat de geheele onderneming reeds vooruit mis
lukt kon genoemd worden, want Ostburg be
zat volstrekt de krachten niet, die noodig wa
ren om zulk een vertooning met den noodigen
glans en smaak ten uitvoer te brengen. Overi
gens bleven zulke rozeroode kaarten niet alleen
in Ostburg hangen, ze waaiden ook naar de
naburige garnizoens over, vlogen in de heeren
huizen der op hunne landgoederen wonende
edellieden en overal vorderden ze, jubelend be
groet, niet alleen op om toeschouwer te zijn,
maar ook om mee te werken.
Wat werd het in eens woelig op die land
goederen! Nauwkeurig ging men na wat er
nog voorhanden was uit oude tijden, en menig
kostbaar stuk kleeding, wapens en huisraad
kwam weer te voorschijn en werd ter beschik
king van 't committé gesteldja zelfs de schat
kamers der oude geslachten openden zich en
menig oud familiestuk kwam te voorschijn, om
op den feestavond nog weer eens te schitteren.
Kleeding- en toiletvragen drongen zich nu
op den voorgrond. De medewerkers werden
daardoor echter Let minst verontrust. Het com
mitté, voor dat doel gevormd, had de costumes
voor de quadrilles nauwkeurig opgegeven en
was toen met de costumier van het hoftheater
in de residentie in onderhandeling getreden,
welke zich bereid verklaard had al de noodige
costumes tot in de kleinste bijzonderheden op
den bepaalden tijd te leveren. Op dezelfde wijze
werden zadelkleeden en tuigen voor de paarden
in de residentie besteld. Maar de talrijke dames
van 't publiek!! Op een feest, dat half Ost
burg bijwoonde, waar het grootste deel van
den landadel zich zou bevinden en talrijke gas
ten uit de naburige garnizoens, ja misschien
uit de residentie, en waarop zelfs, zooals 't ge
rucht ging, een koninklijke prins beloofd had
te zullen verschijnen, wilde natuurlijk ieder van
de dames zoo veel maar mogelijk was schitte
ren. De levendigste wedstrijd ontstond daardoor
en verplaatste zich uit de engere kringen der
familiën naar de winkels der modistes en naai
sters, naar de werkplaatsen der kleeder- en
schoenmakers, naar de toilet-magazijnen en
byouteriewinkels.
Ook in den kleinen kring, waarvan mevrouw
Georgine het hoofd was, heersehte buitenge
wone werkzaamheid. Maar terwijl deze zich
overal elders in 't openbaar vertoonde, geschiedde
hier alles in stilte en 't diepste geheim. Er wa
ren in 't geheel slechts vijf personen, welke
buiten Martens en Georgine in dit geheim wa
ren betrokken, namelijk: Carolin, mijnheer en
mevrouw Hiinsius en een jong echtpaar, Scbra-
bisch en vrouw, welke door Hiinsius wareu
voorgesteld en eerst onlangs te Ostburg waren
komen wonen. De echtelieden Hiinsius waren,
zooals Martens voorzien had, vol geestdrift toen
er over gesproken werd levende beelden te ver-
toonen. Anders zouden ze nauwelijks een uit-
noodiging voor het feest hebben gekregen; nu
konden ze als medewerkers optreden. Dat was
eeu vooruitzicht, dat den professor en zijne
vrouw tot elke opoffering bereid maakte, zelfs
tot deze, dat ze over hun vertooning tot op het
oogenblik der uitvoering een streng stilzwijgen
moesten bewaren. Daarop legde Martens het
meeste gewichtals verrassing zouden de levende
beelden op het publiek een dubbele uitwerking
hebben. En opdat vooral in den kring der
officiers de zaak niet vooruit bekend en bespro
ken zou worden, had hij juist zulke personen
tot meewerkers gekozen, die niet tot die krin
gen behoorden.
Bij Hiinsius hield men alle beraadsl agingen
daar werden de costumes besteld, daar werden
de repetities gehouden. Hierdoor viel het Geor
gine gemakkelijk voor haar man het geheim te
bewaren. Pleiszenbach was bovendien door het
caroussel zeer in beslag'genomen. Daar hij be
kend stond als een voortreffelijk ruiter, viel hem
de eer ten deel een der quadrilles uit te oefenen
en aan te voeren, een taak, waaraan hij zich
met den grootsten ijver wijdde. Daardoor wist
hij evenmin iets van het plan zijner vrouw als
iemand anders. Tot de ingewijden behoorde nog
een zeer hoog geplaatst persoon en wel niemand
minder dan de gouverneur der vesting Ostburg.
Deze was een bloedverwant van Georgines moe
der en een groot beschermer, gelijk we reeds
vroeger zeiden, van mevrouw n'est-ce paszoo-
als hij haar noemde. Daarom trok Georgine op
Martens' raad den gouverneur zoover in 't ge
heim, dat ze hem vertelde, dat ze voor het slot
van 't feest een verrassing bereidde en dus zijne
excellentie vriendelijk verzocht bij het committé
aanzoek te willen doen dat dit in de feestzaal
een klein tooneel liet opslaan. De gouverneur
beloofde dit, en zooals van zelf spreekt haastte
het comitté zich den wensch zijner excellentie
na te komen.
Nadat Martens deze zaak in orde had gebracht
en het met Hiinsius eens was geworden over
de keus der beelden, schonk hij weinig aandacht
meer aan de verdere voorbereidingen. Als zijn
plan gelukken zou, moest niemand bemerken,
dat van hem oorspronkelijk het plan van deze
levende beelden was uitgegaan, of dat hjj zich
er mee bemoeid had. Zelfs Hiinsius en zijn vrouw
wisten dat nietzij toch waren zoowel als
Carolin slechts door Georgine uitgenoodigd om
mee te werken en konden dus niet anders denken,
dan dat zij de ontwerpster er van was. Marlens
was daarbij slechts betrokken als een man van
a
■uilwiliwiipuwii*1111 hhiihim'ihiimihh» ihihiuiiiimiihi mimih liilhi llllll'i) ui il »wlwli»||||»l»lllllllll|hiw iiimiiiili in.'ffllilil flllwuimhiuihhihvn1!»1!»
OP
DOOR
F. DOMELA NIEUWENHUIS.
(Lid der 2e Kamer.)
Een paar roofdieren in betrekking tot den
landbouw.
mintvrvtrri
naar het duitsch.
VAN
Het caroussel.