FEUILLETON. 1888 M 691. Uitgever: L. J. YIIEEMAH, Heusden. zo°- Buitenland. VOOB Dit blad verschijnt WOENSDAG cn ZATEBDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcnm en Omstreken: Bosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. 1G L In de verschillende talen van alle beschaafde volken van Europa treft men een woord aan, 't welk ontleend is aan een werk uit de 16e eeuw. Slechts weinigen kennen dit boek, het is bedol ven onder de massa's papier, die later zijn ge drukt, doch bedoeld woord is aan dien dood ontsnapt. Het is blijven leven niet alleen in de taal waarin het uitgedacht is, maar 't heeft zijn weg gevonden door de geheele beschaafde wereld en zal daar stand houden zoolang de geest, bedroefd en ontstemd over al 't geen den mensch onwaardig is, zich gaarne wiegelt op de golven der verbeelding en droomt van een gulden toekomst. Wanneer daar een ijveraar voor volkswelvaart de dageraad ziet aanbreken van een nieuwen dag, waarin geen armoe meer geleden en ieder zijn bescheiden deel toegemeten wordt; of van den dag, waarop de alom bekende, ons onder mijnenden volksdrank naar de apotheek verwe zen wordt; wanneer een begeesterd redenaar een toekomst maalt zonder strijd cn oorlog, waarin het vrede op aardewerkelijkheid geworden is; en in 't algemeen wanneer iemand wie ook iets najaagt, 't zij op beperkte, 't zij op groote schaal, waarover de praktische mensch en, die hun luidjes kennen, glimlachend 't hoofd schudden, omdat 't al te schoon, al te grootsch gedacht is, dan zegt men dat zoo iemand een droombeeld, een utopie najaagt, die onder 't menschdom wei nig kans heeft, werkelijkheid te worden. Dit is 't woord, 't welk wij bedoelen. Het heeft zijn ontstaan te danken aan Tho mas More, rijkskanselier van koning Hendrik VIII van Engeland. De tijd van dezen vorst was voor Engeland en voor de zaak der godsdienst en beschaving zóó duister, dat het More tot een dubbele ver dienste mag toegerekend worden in zijn dagen te hebben geloofd aan een schoone toekomst. Uit verwaandheid had de koning zich van de Kath. kerk losgescheurd en de geestelijkheid genoodzaakt, hem als 't hoofd der kerk aan ie nemen. Redenen van dierlijk-zinnelijken aard bewogen hem herhaaldelijk, zich van zijn wet tige gemalin te ontslaan en een andere te ne men. Het schavot droop van bloed, ook van koninginnebloed. More was een der weinigen, die zich tegen 's konings verregaande willekeur verzetten. Toen hij weigerde den eed van trouw aan 's konings kerkelijke heerschappij af te leg gen en evenmin te bewegen was, het eerste huwelijk van Hendrik met Catharina van Arra- gon nietig te verklaren, liet de koning hem vatten en op 't schavot onthoofden. Aan dezen man danken we de beschrijving van een wonderland, een land van rust, en ge luk, vrede en voorspoed, dat hij Utopia noemde, een land dat op geen kaart te vinden is, ook nog niet in onze dagen, ofschoon die onlzaglijk veel voor hebben op de zijne. Zijn boeiende beschrijving is in alle talen van 't beschaafd Europa overgezet, in de onze in 't jaar 1637. Het, werk zelf is weinig bekend, alleen de naam leeft, zooals we reeds opmerk ten, voort. Yoor hen, die er kennis mee willen maken, willen we daaruit 't een en ander na vertellen. In Utopia is de grondkwaal van alle overige staten niet aanwezig-de eigendom n.l. en de ongelijke verdeeling van goederen. Overal waar het eigendomsrecht heerscht, waar alles met, geld gemeten wordt, kan van gemeenschappe lijke welvaart geen sprake zijn. Men moet er zich daar bii neerleggen, wanneer de schatten zich in handen van enkelen ophoopen, die in 't genot zwelgen, terwijl de massa in ellende verkeert. Waar het «mijn en dijnwettelijk georganiseerd is, vindt men tal van wetten en toch is dat groot gei al niet toereikend om ieder te beschermen, getuige de menigte processen, die eiken dag op nieuw ontstaan. In Utopia is het aantal wetten zeer klein. De regeering verspreidt hare weldaden over alle klassen der burgerij, terwijl de nationale rijk dom zóó gelijk verdeeld is, dat ieder in over vloed van het, aardsche geniet. Men spreekt daar niet alleen over verspreiding der volks welvaart, doch ieder doet er het zijne aan, zon der op eigen voordeel bedacht te zijn. Utopia, op een eiland afgezonderd van de overige wereld, telt 54 ruime steden. Ze zijn JLlJI naar het mjitscii. EGBERT CARL SEN. 36) Op nieuw hief Walsing den herautstaf op, de muziek speelde een nieuwe marsch en de tweede quadrille begon, die een geheel ander karakter had als de eerste, maar die we hier niet willen beschrijven. Zoo zeggen we ook alleen van de volgende nummers, dat ze het publiek in geest drift brachten. Was men met groote verwach tingen gekomen, zoo iets had men toch niet verwacht; dat was het steeds wederkeerende re frein van het levendige gesprek, dat gedurende de pauze in de loges werd gevoerd. Met andere oogen echter had ons kleine gezelschap achter j het roode gordijn van het geheimzinnige tuoneel het schouwspel aangezien. Wel was men ook hier verrast, doch niet op een aangename wijze. Met groot zelfvertrouwen had mevrouw Georgine met haar gevolg heden avond de rijbaan betre den; Martens had haar zooveel belachelijks ver teld van de repetities van het caroussel, dat zelfs niet de minste twijfel bij Georgine was opge komen aan den goeden uitslag van 't geen zij met baar gezelschap aan de toeschouwers zou ten beste geven. Thans echter besloop angstige zorg haar moedeloos hart: zulke kleurrijke en mooie levende beelden waren lieden reeds voor de oogen der toeschouwers voorbij getrokken, dat de vraag zich bij haar moest opdoen, of dat, wat zij met haar gezelschap kon geven, na zulke proeven nog bijval kon vinden. Twijfelend zag ze voor zich en beet op haar onderlipdaar naderde professor Hansius haar en fluisterde: «die lieden daar doen hun zaken uitmuntend; ik moet bekennen, dat mijne verwachtingen ver overtroffen zijn.« »0 ja, 'tis heel mooi,knikte mevrouw von Pleiszenbach. »IIeel mooi is 't,« ging Hansius haastig voort, »'t is bepaald aangrijpend; ik vrees, dat wij met onze levende beelden er erg bij zullen afsteken. Mevrouw Georgine trok de schouders op. «Meent ge dat, mijnheer de professor »Ja, ik ben wezeulijk bevreesd. Ge zult zien, genadige vrouw, we zullen erg afsteken bij gind- sche vertooningen, misschien zelfs geheel fiasco maken. Mevrouw von Pleiszenbach onderdrukte met moeite een zucht; de professor ging voort: »de gedachte is zelfs bij me opgekomen, of het niet raadzaam is, dat we onze voorstelling nalaten. Trotsch wierp Georgine het hoofd in den nek. Zoo spoedig de zaak op te geven, daartoe kon ze toch niet besluiten. «Dat gebeurt in't geheel niet, professor,zei ze. »Wat begonnen is, moet doorgezet worden. Ik kan niet meer terug. Op mijn verantwoordelijkheid is dit tooneel juist voor ons ingericht; wat een schande, als ik thans verklaarde, dat wij het niet gebruiken zullen, omdat onze krachten te kort schieten. «Misschien kon men een plotselinge ongesteld heid voorwenden «Ik begrijp niet, hoe men zoo gauw den moed kan laten zakken, professor,viel Georgine hem heftig in de rede. »Mon Dieu, zoo buitengewoon is het tot nu toe opgevoerde toch ook niet, dat we er ons in 't geheel niet mee kunnen meten. Neen, neen, de levende beelden worden gegeven ik zie van mijn plan niet af!« De ruischende tonen van de feestmuziek uit Lohengrin,welke het orkest deed hoeren, ver kondigden bet begin der tweede afdeeling. Hiin- sius trad met een stijve buiging terug. Georgine zag met gefronsd voorhoofd voor zich; dat de professor gelijk had, voelde ze, maar haar trois verzette er zich tegen, haar onmacht te bekennen. En elk verder nummer van 't programma sprak voor de meening van den professor. Nadat de heraut weer zijn intocht had gehouden en ver kondigd had, wat de volgende afdeeling zou bren gen, verscheen eerst een reigerjacht: edelvrouwen alle naar 't zelfde plan gebouwd. Elke stad bezit een uitgestrekt grondgebied tot den aan plant van levensmiddelen. Te midden der vel den vindt men woningen en schuren, tot ber ging der veldvruchten en landbouwwerktuigen en tot woning der arbeiders. De landbouw wordt door alle stedelingen om beurt gedreven. Van jongs af worden ze er praetisch en theo retisch toe bekwaamd. Het is toegestaan daar nevens een ander handwerk te kiezen, als het wol- en vlasspinnen, metselen, timmeren en smedenandere bedrijven komen niet voor. Die één stad kent. kent ze alle. De hoofd plaats is Amaurote, de zetel der regeering. Ze vormt een vierkant, is van muren en torens omgeven en door grachten ingesloten. De be woners wisselen om de zeven jaren van woning, om alle gedachte aan persoonlijk bezit uit te roeien. Ieder huis heeft zijn tuin, die door de lieden met zorg onderhouden wordt. De ver schillende deelen der slad wedijveren daarin en dat blijft niet zonder grooten invloed op de burgerij. Alle mannen gaan gekleed naar 't zelfde model, eveneens de vrouwen. Er is alleen een klein onderscheid lusschen gehuwden en onge- hnwden. Iedere familie vervaardigt zelve hare kleederen. De inwoners zijn verplicht één van bovenge noemde handwerken te leeren, ook de vrouwen, die daarom meest de bewerking van wol en vlas leeren, terwijl de mannen de overige vak ken verdeden. In 't algemeen wordt ieder in 't handwerk zijner ouders onderwezen, daar de natuur in den regel aan de kinderen daarvoor de meeste lust schenkt. Toont echter iemand meer zin in een ander vak, dan wordt hij in een familie opgenomen, die dit tot haar werkkring gekozen heeft. De regeering ziet. nauwkeurig toe dat niemand zich aan luiheid overgeeft. Toch moet men niet denken dat de Utopiërs daarom als lastdieren van 's morgens vroeg tot 's avonds laat wer ken. Ze verdeelen als wij dag en nacht in 24 uren. Deze worden aldus verdeeld: werken 's voormiddags 3 uren, rust 2 uren, werken 3 uren. 's Avonds 9 uur gaan ze te bed en sla pen 9 uren. In den vroegen morgen worden in publieke zalen wetenschappelijke voorlezingen gehouden voor hen, die zich bij uitsluiting aan de weten schap wijden ze zijn echter voor allen toegan kelijk en worden geregeld door een groot getal mannen en vrouwen bezocht. Tusschen en na de werkuren brengt men den tijd zoo genoegelijk mogelijk door; men maakt dan muziek of speelt. Dobbelsteer.en en hazard spelen zijn in Utopia onbekend. Ze hebben twee, op ons schaakspel gelijkende spelen, waarvan het eene heet »de kamp tusschen den laster en de deugd. More voorziet de bedenking, dat naar ons oordeel de welvaart in Utopia niet groot zijn zal, wanneer daar slechts zes uren per dag ge arbeid wordt. Dat is toch, volgens hem niet zoo. Integen deel levert die volk behoeft en tegen een mogelijk misgewas zult dit begrijpen« zegt hij, «wanneer het aantal onnutte lieden let bij andere fill >Gi] op arbeid in overvloed op wat het nog meer, 't geen wordt opge- natiën. Vooreerst de vrouwen, die de helft der bevolking uitmaken en de meeste mannen daar, waar de vrouwen werken. Dan een ongehoorde massa «religieuse dagdieven.Voeg daarbij al de rijke grondbezitters die men edel lieden noemt en tel er bij op hun dienaars en even zooveel deugnieten in livrei, benevens een zondvloed van krachtige en volkomen gezonde bedelaars, die hun luiheid achter voorgewende gebreken verschuilen. Als resultaat zult ge krij gen dat het getal dergenen, die door werkelijken arbeid in de behoeften van 't. menschdom voor zien, veel minder is, dan ge u voorstelt. Omtrent von Puttkamers opvolger is nog geene beslissing genomennaar men wil weten, komt thans als zoodanig het meest in aanmerking baron von Zedlitz-Neukircb, een van de leiders der vrij-conservatieve partij. De ex-minister von Puttkamer verlaat Berlijn en zal zich in de provincie Saksen metterwoon vestigen. en ridders in de nette kleederdracht uit de 2e helft der 14e eeuw, wier glans al het tot nu toe opgevoerde verre overtrof. Daar had een slanke dame het fijne kopje in een gouden huif geperst, terwijl de breede hoed haar over den rug hing; hier fonkelde in het prachtige haar eeuer andere een gouden krans, versierd met smaragden en robijnen. Echt ridderlijk zagen de heeren er uit in de bonte rokken van fluweel en met de smaakvolle barrets, getooid met reiger- en pauwenveeren. Ook de tuigen der paarden waren naar den smaak dier tijden met schellen voorzien en lustig klonk hun heldere toon, toen nu de ruiters bij paren elkander ontvluchtten en opzochten, ontmoetten en groetten. En konden ook de nagemaakte valken, welke de dames op de rechterhand droegen niet op stijgen en kregen de lieve rijdsters ook geen trotsche reigers tot loon, toch ontvingen ze iets anders: den daverenden bijval van 't publiek. De verdere vertooningen gaan we met stil zwijgen voorbij. De laatste ruiter verdween en de laatste toon weerklonk en eindelijk ook het laatste applaus der toeschouwers. Velen der laatste stonden op, daar men de voorstel ling voor geëindigd hield. Daar klonk het eensklaps: «we zullen nog iets te zien krijgen, een verrassing.De tijding ging van oor tot oor; ook bemerkte men dat de bedienden druk bezig waren de hoogopgeschoten tropische ge wassen opzij te trekken, welke tot nu toe het voorhangsel van 't kleine tooneel verborgen hadden. Daarheen richtten zich thans aller oogen in gespannen verwachting. XX. Levende beelden. Achter het voorhangsel zag 't er intusschen lang niet naar uit, alsof het tooneel heden avond nog gebruikt zou worden. Nog dringender dan in de pauze had professor Hiinsius na het slot der tweede afdeeling aangeraden, de voorstelling der levende beelden achterwege te laten. Het verschil zou te groot zijn en het publiek, reeds oververzadigd door al het schoone, dat het ge zien had, zou in plaats van bijval te schenken, in 't mooiste geval met een koel schouderop halen toezien. Mevrouw von Pleiszenbach wan kelde de beide andere dames spraken den professor vol vuur tegen, daar ze al te begeerig waren zich in hare mooie en met zooveel moeite vervaardigde costumes te laten bewonderenmaar Hansius vond daarentegen hulp bij Carolin en den jongen assessor Schrabiseh. Zoo sprak men voor en tegen, zonder tot een besluit te kunnen komen. Daar verscheen mijnheer von Martens. «Be gint ge nog niet?« vroeg hij; «de toeschouwers worden ongeduldig; de kapelmeester is ook reeds gewaarschuwd en wacht slechts op een teeken om met de ouverture te beginnen. Hansius lei zijn bedenkingen bloot, maar Martens liet hem nauwelijks aan 't woord komen. «Thans terug te treden is totaal onmogelijk, riep hij, «alles is voorbereid, het publiek is in de uiterste spanning. Bedenk toch eens, hoe men het zon opnemen, als 't thans plotseling heette, mevrouw von Pleiszenbach heeft met eenige vrienden eene verrassing bereid, maar nu waagt ze zich niet er aan.« Erich's zekerheid gaf ook Georgine haar moed terug. «Ge hebt gelijk,stemde ze toe, «we heb ben reeds te lang gedraald. Aan 't werk, heeren, ge moogt me thans niet in den steek laten, ge moogt voor 't overige denken hoe ge wilt. Och, mijnheer von Martens, geef, zoo ge wilt, den ka pelmeester het teeken, dat hij met de ouverture kan beginnenwij nemen terwijl onze plaatsen in. Zóó zit ik goed. Carolin, gij moet hier naast me. Mijnbeer de professor, mag ik u verzoeken De laatste woorden waren op zulk een beslisten toon gesproken, dat Hiinsius allen tegenstand opgaf. Hij maakte slechts nog eenige wijzigingen in de verlichting, terwijl Martens het teeken gaf. De muziek speelde Mozart's Figaro-ouverture, Erich wierp nog een blik op de groep, die zich op 't tooneel had gevormd en waarbij de profes sor zich thans ook voegde. «Uitmuntend,riep hij, «dat zul voortrefielijk zijn.Toen verdween hij. En nu zweeg de muziek en het voorhangsel

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1