Menselicnkemiis.
FEUILLETON.
Jtë 699.
ZATERDAG 14 JULI.
1888.
Uitgever: L. J. YEERMAH, Heusden.
NIE
WSBL
VOO li
de
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes vak Dort.
i
Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Reeds in de eerste kindsheid van ons geslacht
deed een verstandige bol de ontdekking dat aan
menschenhoofden een voor en achter, een rechts
en een links was. Deze ontdekking voerde tot
tal van andere, b. v. dat de wereld vier einden,
de aardbol vier elementen, het jaar vier jaarge
tijde, de staat vier kasten of standen, de men-
schen vier temperamenten hadden.
Hierbij bleef men een tijdlang staan. Doch
toen de menschen zich al meer ontwikkelden,
werden hunne hoofden hoe langer hoe meer veel
zijdig, en deze veelzijdigheid won het spoedig
overal van de vierzijdigheid. De vier elementen
werden in een zestigtal grondstoffen opgelost en
in plaats der vier hemelstreken bekwam het
kompas er twee en dertig. Men ontdekte lan
den, b. v. Nederland, waar van lente noch zo
mer iets te ontdekken viel en wisselde daarom
de vier getijden in voor twaalf maanden.
Ook de verdeeling in vier standen kon 't niet
houden. De adel wijdde zich aan 't geestelijk
beroep of dreef burgerlijke zaken, de geestelijk
heid werd wereldsch, de burgers kochten adellijke
titels en de boeren adellijke burgten, kortom
van verdeeling kon geen sprake meer zijn.
Van al die veelzijdigheden is nu alleen die
der temperamenten over, dat zijn de verschil
lende gemoedstemmingen, en wel de levendige,
de driftige, de zwaarmoedige en de ongevoelige.
Van sommiger opmerking dat dit getal om en
bij de duizend millioen bedraagt in plaats van
vier, nemen we geen notitie voor dat men die
gespecificeerd opgeeft. We honden ons aan den
vader der geneeskundigen, aan Hippokrates, die
in den mensch vier hoofdsappen aannam, het
bloed, de gal, de zwarte gal en de slijm, die
beurtelings de overhand hebben en de oorzaak
zijn der gemoedsgesteldheid. Die verklaring is in
onze oogen belachelijk, maar dat gaat gewoonlijk
zoo indien men 't onverklaarbare wil duidelijk
maken. We houden ons derhalve bij deze be
schouwing aan de uiterlijke kenteekenen.
De bezitter van een levendig gestel is een kind
van 't oogenblik. Hij kent alleen 't tegenwoordige,
vergeet 't verleden en denkt niet aan de toekomst,
voor die komt. Naar luid zijner vrienden bezit
bij een goed hart, men kan hem tot alles over
halen, alleen niet tot de studie. Zijn hartstochten
en evenzoo zijn beginselen wisselen om de veer
tien dagen slechts in één ding is hij bestendig,
in de liefde. Hij is steeds verliefd, doch het
voorwerp zijner genegenheid wisselt voortdurend.
Zijn beloften zijn hem een gewetenszaak, voor
zoover bij ze niet vergeet of ze hem niet te veel
moeite op den hals halen. Ontelbaar is het ge
tal zijner ondernemingen, doch die welke hij tot
een goed eind brengt zijn spoedig geteld.
Nooit telt hij zün geld en nooit weet hij hoe
laat bet ishij zingt alle nieuwe melodiën, doch
van den tekst kent hij niet meer dan de eerste
twee regels. Hij is voortdurend met zijn gedach
ten in hooger sferen en met zijn beurs in geld
verlegenheid. Volgens zijn woordenboek noemt
bij »goddelijk« wat mooi is en een poos heet
bij hem »een eeuwigheid.Hij interesseert zich
zoowel voor geheimen als voor sigaren, doeh zoo
spoedig hij een vriend ontmoet is het hem even
onmogelijk een geheim te bewaren als zijn sigaar
aan te houden.
Een levendig gestel vindt men bij allo ge
lukkige schepselen, bij kinderen, jonge dames,
schilders, dichters en tooneelspelers; ook bij alle
handelsreizigers, barbieren en kellners; verder
bij de apen, de honden (behalve den mop, die
driftig is) eekhoorentjes, zangvogels, vlinders enz.
Den driftkop kent men aan zijn diepliggende
oogen, uitstekende jukbeenderen en borstelige
haren en wenkbrauwen; in 't algemeen aan zijn
hoog boord en stijf gebonden das.
Hij is geboren aristocraat; treedt hij als vrij
heidsvriend op, dan staat hij vierkant tegen zijn
chefs over; hij respecteert echter in zijn minde-
deren den vrijen wil, zoolang die niet met den
zijnen in botsing komt, want zijn haan moet
koning kraaien.
De driftige heeft veel weg van een locomotief;
gelijk deze gaat hij steeds vooruit, heeft altijd
baast, trekt de menigte met zich voort, spuwt
vuur en rook, kan ook als een locomotief uit
het spoor geraken en is dan voor de haaien.
Hij duldt geen tegenspraak en laat zich nooit
door zijn vrouw of huishoudster tiraniseeren.
Hij houdt zijn woord als een Spaansch edelman,
geeft nooit van zijn geld te veel, noch te weinig
uit, heeft liet land aan thee- en kuieruurtjes,
drinkt een onversneden borrel, vloekt en gaat
op de jacht.
Is hij muzikaal, zoo zingt hij de baspartij en
behandelt de piano als de smid het aanbeeld.
Tot de lieden met driftig gestel rekent men
alle Turken, Spanjaarden en Corsikanen, de ge
zamenlijke vechthanen in dienst van de staten
alle artsen en scherprechters, gevangenbewaar
ders, journalisten en politiemannenalle roof
dieren, van den leeuw tot, de spitsmuis, het
volkje der wespen, bokken, baaien enz.
De zwaarmoedige of zwartgallige herkent men
in de verte aan zijn bedaarden gang en gebo
gen nek. Komt hij nader dan ontdekt men
gewoonlijk een neus die in lengte de gewone
neuzemaat ver overschrijdt. Even opvallend zijn
zijne gestes; 'tschijnt dat hij voortdurend kiespijn
heeft. Hij is menschenschuw en terughoudend.
Eiken cent keert hij eenige malen met de hand
om voor hij hem uitgeeft en elk woord draait
hij in den mond om en om, voor hij 't uitspreekt.
Hij is boven alle beschrijving wantrouwend
wordt er gelachen, hij meent dat 't om hem is;
zegt, men iets tot, hem, hij zoekt er een belee-
diging in te vinden. Hij denkt diep over alles
na en heeft een gevaarlijke neiging het on
naspeurlijke te zoeken. Hij is zeer voorzichtig
en als bij naar bed gegaan is, staat hij nog
driemaal op om zich te overtuigen, dat de deur
gesloten, het vuur uitgedoofd is.
Heeft hij geld, dan droomt hij eiken nacht
van diefstalis hij getrouwd, dan ziet hij in
iedere voorbijganger een geheim medeminnaar.
Als vijand is hij onverzoenlijk, als vriend eeuwig
trouw; doch zijn vriend moet hem voorzichtig
behandelen, gelijk een gekookt ei. 't Duurt lang
eer hij een besluit neemt, doch heeft bij 't ge
nomen, dan zet hij de uitvoering ook door. Hij
is geen vriend van zonneschijn, verafschuwt den
dans, snuift, neemt medicijnen in als brood en
gelooft aan voorgevoelens, menigmaal ook aan
spoken en geesten.
Met weinig uitzonderingen behooren alle wer
kelijke en verdichte romanhelden tot de zwaar-
moedigenidem alle de oude jongejuffrouwen en
gouvernantesalle schaakspelers, studenten met
berenalle miskende genieën en het grootste
deel der hongerige ambtenaren. Verder alle mol
len, mopshonden, vleermuizen, uilen enz.
De ongevoelige of phlegraatische is steeds goed
doorvoed. Zijn persoon heeft iets afgeronds. Zijn
maag is rond, gezicht en oogen insgelijks, ook
zijn gedaehtengang maakt, een cirkel. Terwijl
de driftige zonder ophouden tegen den stroom
kampt, indien deze hem meevoert, laat de on
gevoelige zich meedrijven. In den staat is hij
een der beste burgers. Hij wil voor- noch ach
teruit en daar hij geen vriend van beweging is,
zoo is hij streng conservatief. Wordt bij tegen
zijn wil genoopt tot lonpen, zoo slentert hij
staat hij stil, dun leunt hij steeds tegen eenig
meubelstuk aan en zit hij, dan legt hij de elle
bogen op tafel.
Hartstochten, kent hij alleen bij name. Geeft
hij aan een of ander voorkeur, dan is het aan
kabeljauw, een middagdutje en aan Beiersch.
Daar hij een verklaard vijand van den oorlog
is. zal niemand hem verdenken van het bus
kruit te hebben uitgevonden.
Tot de plilegmatieken behooren een groote
menigte kruideniers, kasteleins, alle Jantjes con
tent in ons land en verder de gehoornde en lang-
oorige huisdieren, de schildpadden, stokvisschen,
slakken, oesters en schaaldieren.
Deze trekjes hopen we dat toereikend zijn tot
illustratie der vier temperamenten, zoodat elke
lezer voortaan zijn medemcnschen sorteeren kan.
Hij behoeft daartoe slechts voor 't raam de voor
bijgangers gade te slaan. Die, welke om beurt
hollen of stilstaan, behooren tot de eerste soort;
die met afgemeten stappen daarheen schrijden
tot de tweededie zich voortslepen tot de derde,
en die, welke de boenen nasleepen tot de laatste.
Evenzoo licht kan men de vier temperamen
ten te paard herkennen. De levendige rijdt steeds
in galop; de driftige in een gejaagden draf of
wanneer hij toornig is, in korten galop; de
melancholische laat zijn paard zich in een ge-
makkelijken stap voortbewegen, die alleen bij
feestelijke gelegenheden een weinig aangezet
wordt en de phlegmatische rijdt, of neen, hij
rijdt niet of 't moet in een wagen zijn, een ge
makkelijk, laag rijtuigje.
Bij dames is het minder gemakkelijk de tem
peramenten te onderscheiden daar ze bij hen in
den regel zeer gemengd zijn. In 't algemeen zijn
loiiirami
naar het dtjitsch.
VAN
EGBERT CA RL SEN.
44)
Geen seconde kan ik langer wachten,bromde
Walsing, terwijl hij naar muts en degen greep
»zie hoe ge 't zonder mij redt, heerendienst gaat
boven vriendendienst.
Nauwelijks had hij uitgesproken, of de be
diende trad binnen en gaf Pleiszenbach een bil
jet. Van uw heer?« vroeg de luitenant verbaasd.
De bediende knikte bevestigend. Zijn heer liet
de heeren groeten. Deze mochten hem veront
schuldigen: hij moest noodzakelijk uit.
»Dat is op zijn minst onbeleefd,riep de ad
judant, terwijl Pleiszenbach las
Beste Vriend
Je verkeérdet in dwaling, toen je meen -
det dat Carolin gevaarlijk was voor je vrouw.
Laat je vrouw zelf je zeggen wie de ge
dachte van de levende beelden in haar op
wekte en wie haar overhaalde den jongen
musicus het ordeteeken te geven. Dan zul
je misschien kunnen raden wie de jalouzie
bij je gewekt en gevoed heeft. Waarom?
Misschien slechts, omdat bet nu eenmaal
zijn natuur is onheil te stichten. Steeds uw
trouwe vriend
Erich von Marl ens.
Begrijpt ge dat, kameraadvroeg Pleiszen
bach terwijl hij Walsing het schrijven overgaf.
Het voorhoofd van den adjudant trok zich in
bedenkelijke plooien, terwijl hij het briefje las.
»Na deze regels schijnt het me, dat er meer
grond is om met Martens te duelleeren dan met
Carolin,meende hij. Spreek in elk geval eerst
met uwe vrouw; waarschijnlijk liadt ge beter
gedaan, dat eerder te doen.«
Daarmee vloog hij de deur uit. Inderdaad had
hij geen oogenblik te verliezen, als hij niet te
laat in den dienst wilde komen, terwijl luite
nant von Pleiszenbach in de grootste verwarring
alleen achterbleef. Marten's schrijven stond zoo
rechtstreeks tegenover alles, wat hij vroeger mon
deling had verzekerd, dat hij de gedachte niet
kon onderdrukken, dat Martens hem bij de neus
had gehad. Misschien was deze zelf wel de per
soon, die Georgine had overgehaald; een schurk
achtig spel was dan met hem gespeeld dat
moest de luitenant erkennen en hij had zich
tegenover Carolin. ja zelfs tegenover zijn vrouw
op een beschamende wijze bloot gegeven.
Onder zulke pijnigende gedachten bereikte hij
ziin woning, en de innige hartelijkheid, waar
mee Georgine hem ontving, de onmiskenbare
vreugde, die uit. haar oogen sprak, moest zijn
beschaming nog vermeerderen. Thans vernam
hij ook eerst en tot zijn groote verwonde
ring door welke voorspiegeling Martens zijn
vrouw had bewogen alleen naar huis te rijden
want hem had deze gezegd, dat zijn vrouw het
heel koeltjes had opgenomen, dat haar man
bij 't eind van 't feest niet tegenwoordig was
geweest en zeer koel had geantwoord, dat ze
dan maar vooruit zou rijden, haar man zou wel
volgen. Pleiszenbach behoefde de bewuste vra
gen nauwelijks aan zijn vrouw te doen, hij
wist reeds vooruit het an woord. Toen Georgine
hem nu echter met vragen bestormde, waar hij
dan toch eigenlijk den nacht had doorgebracht
en waarom hij zich gisteren den ganschen
avond zoo weinig met baar had bemoeid, toen
steeg zijn verwarring ten top.
Hij herademde, toen zijn bediende den luite
nant von Virzowski aandiende. Zoodra hij deze
had gesproken, verzekerde hij zijn vrouw, zou
hij haar alles ophelderen; en hij ijlde de kamer
uit naar mijnheer von Virzowski.
Hugo was intusschen na Martens vertrek nog
eens bij Carolin geweest, hij had hem verteld
wat geschied was en met hem besproken, wat
verder moest gebeuren.
Thans zette hij Pleiszenbach uiteen, wat hij
aangaande Martens te Wiesbaden had verno
men en voegde er bij, dat na zulke ontdekkingen
en na het getuigenis van mevrouw von Pleis
zenbach wel geen twijfel meer bestond of' Mar
tens had ook in die zaak van 't duel onzuiver
spel gespeeld. Hij twijfelde er dus niet aan of
mijnheer von Pleiszenbach zou zijn beleedigend
schrijven aan Carolin herroepen en deswegens
om vergeving vragen.
»Ik ben vol vreugd daartoe bereid.riep
Pleiszenbach, »ik ben gereed uw vriend alle
mogelijke voldoening te geven, want ik betreur
het thans zeer, dat ik, door valsche voorspiege
lingen opgehitst, zoo lomp tegen mijnheer von
Carolin 'ben geweest. Om één ding wil ik u
echter bidden, n.l. de zaak onder ons te houden.
Hoe pijnlijk het me moet zijn nog meer men
schen in de zaak te betrekken, zult ge begrij
pen.
«Volkomen. Van onze zijde zal, dat kan ik
u verzekeren, niets uitlekken.
»En buiten u weet tot nu toe slechts Wal
sing van 't geen voorviel; van zijn bescheiden
heid ben ik zeker. Ik verzoek u dus mijnheer
von Carolin te zeggen, dat ik heden nog zelf
bij hem zal komen om me te verontschuldigen
maar dat hij dan ook dit onaangenaam vooral
geheel zal vergeten en even als vroeger mijn
huis zal bezoeken.
Hugo beloofde deze boodschap te zullen over
brengen en wilde zich verwijderenmaar Pleis
zenbach hield hem nog terug. »Ge hebt me zoo
vele en zulke gewichtige zaken opgehelderd,
sprak hij, »dat ik verzoek nog één vraag tot
u te mogen richten. Hoe infaam Martens met
me gespeeld heeft, daaraan is thans geen twij
fel meer; maar wat me nog duister blijft is,
waarom hij zoo met me handelde. Kunt ge me
dat ophelderen
Hugo was op die vraag voorbereid. Hij had
ze verwacht en met Carolin besproken, welk
antwoord hij daarop zou geven. Ze waren over
eengekomen, dat uit achting voor mevr. PI. de
eigenlijke grond van Martens handelwijs niet
genoemd zou worden, opdat in de verhouding
der echtgenooten geen wanklank achter zou
blijven. Hugo antwoordde dus: »de waarschijn
lijkste verklaring lijkt me te zijn, dat Martens
u als de voornaamste steun in de Ostburger
kringen beschouwde en zich dus bij u onmisbaar
wilde maken, zóó onmisbaar, dat ge gedwongen
zoudt zijn voor hem in te staan, zelfs als men
het slechtste van hem vertelde.
»Dat zal 't zijn,knikte Pleiszenbach, »niets
anders kan de rede van zijn handelwijs zijn.
Maar hoe gewetenloos! Waarachtig, hij was een
gevaarlijk mensch, en wij allen zijn u ten zeerste
verplicht, beste vriend, dat ge hem hebt ont
maskerd. Ontvang mijn warmsten dank; ik zal
dezen dienst nooit vergeten. En ga nu mee naar
mijne vrouw; ook zij zal u danken voor uwe
gelukkige en spoedige hulp.«
Hugo sloeg dat af onder voorwendsel van
dienstplichten. Het was hoog tijd voor hem zich
bij zijn chefs aan te melden als terug van
verlof. Daarom ging Pleiszenbach alleen naar
zijn vrouw terug. Daar begon hij zijn verkla
ringen met het verhaal van het leven, dat Mar
tens in Wiesbaden had gevoerd hoe hij daar
van trap tot trap dieper was gezonken en ein
delijk valsche speler was geworden hoe hij hier
zijn rol had voortgezet »en« dus besloot Pleis
zenbach zijn verhaal, »laat ons dit tot leering
zijn mijn lieve schat, dat we nooit weer een
geheim voor elkander hebben en nooit weer
een derde tusschen ons laten komen.
Bij deze woorden sloot hij Georgine in
zijn armen en drukte een kus op haar mond.
»Nooit« zuchtte ze, o nooitToen echter
stroomde een warme tranenvloed uit haar oogen
en Pleiszenbach had langen tijd noodig om
zijn vrouw te bedaren.
Het was Hugo niet gemakkelijk geweest, Mar
tens, wiens slechtheid hij volkomen doorgrond
had, zoo goedkoop er af te laten komen; ja
zelfs hem nog een gouden brug te bouwen om
terug te trekken. Gaarne had hij hem scherper
bestraft, hem ten diepste verdeemoedigd en hem
aan 't gerecht overgeleverd; maar dringende