Over duels. FEUILLETON. M 701. ZATERDAG 21 JULI. 1888. VOOR ra» Land i.i en de Uitgever: L. J. YEERMAH, Heusden. Advertentiën 16 regels 00 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Op een diner bij den aarisbisschop Afire te Parijs sprak men over het duel. Maar monseigneurzei- de Olivier, bisschop van Evreux, wanneer menu een oorvijg gaf, wat zou uwe genade dan doen?« Broeder,antwoordde de aartsbisschop, »ik weet wel wat ik in dat geval zou moeten doen, maar niet wat ik doen zou.« Ziedaar, naar we meenen, een echt mensckelijk antwoord, 't Is in onze beschaafde maatschappij moeilijk zich onder zijn kennissen iemand te denken in staat zijn medemensch in plaats van antwoord of verzoek, een opstopper te geven, doch die zich dit voorstellen kan, doet verstan dig zich een antwoord op dergelijk argument voor te behouden. Zeker zou hij, als bovenge noemde prelaat, naar de christelijke leer genegen zijn moeten, de andere wang toe te steken, doch 't is zeer de vraag of in dergelijk kritiek geval de christen over den mensch dan wel omgekeerd de oude Adam over den christen zegevieren zou. Van welk temperament we ook zijn mogen er woont zelfs in den slijmerigsten phlegmaticus nog wel zooveel drift, om in zulk geval grooten aandrang te gevoelen met gelijke munt terug te betalen. Dit tot verontschuldiging van de dwazen, die meenen een heldendaad te verrichten, door elkaar op pistool of degen te onthalen. In Frankrijk heeft zich dergelijk geval weer voorgedaan. Een der ministers, het hoofd van 't kabinet, heeft den rijks-grappenmaker, den militair-staatkun digen clown Boulanger met eenige scherp gepunte zinnen zijn verregaand ongepaste houding ver weten. Boulanger, de waarheid van FJoquets woorden diep gevoelende en onmachtig zich met kracht van redenen deze te ontzenuwen is boos geworden, zoo boos als een afgedankt legerbevel hebber worden kan en heeft daarop Floquet op een degenspel uitgedaagd. Tot zoover is alles in den haak. Van iemand, die van der jeugd af onderwezen is en later op zijn beurt onder wijs gegeven heeft in de edele vechtkunst, is 't te begrijpen, dat hij de schoone gelegenheid om met schijn van redenen iemand 't licht uit te blazen, niet zal laten passeeren. Maar Floquet Wanneer men hem een week te voren gevraagd i had wat hij doen zou, had hij zeker geantwoord »ik zou den gek laten razenDoch een Fransch- man is heet gebakerd en de eerrr gebiedt in dit geval de wapenen ter hand te nemen. Floquet is van zijn hoogen zetel neergedaald om een poosje te vechten en heeft naar Fransche zeden dusdoende, zijn eer ongeschonden gehouden. Verloop en uitslag van dit duel is onze lezers uit ons vorig no. bekend. 't Was ons hier maar te doen om te zeggen dat de heeren Floquet en Boulanger, als zonen van Frankrijk geheel in hun rol gebleven zijn. Het duel n.l. is een uitvindsel van de oude Franken en in de klassieke wereld der Grieken en Romeinen niet bekend. Wel leest men dat eenmaal op Romeinschen grond tot beëindiging van een strijd tusschen twee volksstammen, van beide zijden een klein getal strijdvaardigen uit gekozen werd, doch dat was geen duel, en in tegendeel een zeer aanbevelenswaardig middel tot sparing van menschenbloed. Een duel, we behoeven dit aan liefhebbers van lectuur niet te herinneren, is een tweegevecht, volgens zekere regelen en ten gevolge eener overeenkomst, gehouden. Het is een geheel par ticuliere zaak, waarin niemand zich te mengen heeft dan enkele vrienden, die als getuigen op treden ten einde te zorgen dat alle dingen eerlijk en nut orde geschieden. In vele gevallen is 't niet meer dan een ijdele vertooning, in slechts enkele ernstig gemeend, doch die enkele zijn genoeg voor den staat, die zijn plichten kent, tusschenbeide te komen wanneer twee elkaar in den weg staan. Onze voorvaderen hebben de twijfelachtige eer, dit barbaarsch middel gekozen te hebben als een oordeel Gods. God zou door de overwinning aan het recht te laten zelf recht spreken in het duel. Geen straffen eens aardschen rechters konden een beleediging te niet doen of de eer wreken, dat kon alleen de strijd van man tegen man. Wat meer is, de oude Frankische volken heb ben zelfs een duel gekend tusschen vrouw en man. Een beschuldigde van die dagen kon zich door een reinigingseed van allen blaam zuiveren. Men liet hem daartoe zweren op de relequiën van een heilige. Stond hij die proef glansrijk door, dan was hij gewis onschuldig. Wanneer 't echter gebeurd was dat hij, afgescheiden van zijn beschuldiging, eenmaal de eer eener vrouw aangerand had, kon iedereen, ook de beleedigde vrouw tusschenbeide komen en hem den eed beletten. In dit geval was 't hem opgelegd te kampen tegen den nieuwen aanklager. Was deze een vrouw dan werd de beschuldigde halverlijf in een kuil geplaatst en hem tot wapen een houten strijdkolf gegeven. De vrouw daarentegen bewoog zich op vrijen grond en kreeg tot wapen een zwaren steen, gebonden in een doek, bij wijze van slinger te hanteeren. Ze mocht of liever ze moest hem dooden, want en dit wist ze vooruit, indien 't hem gelukte haar weerloos te maken, wachtte haar in den zelfden kuil de ijselijkste dood, die van levend te worden be graven! Welk een moed en kracht moet er in die Frankische vrouw gehuisd hebben om met dit lot voor oogen, toch een strijd te durven aanvaarden tegen de ruwste exemplaren van het mannelijk geslacht! Het duel is derhalve niet van heden of gis teren men kan zeggen dat 't vroeger inheemsch was onder de ruwe volken van Noord-Europa. In later dagen is 't meer een privaat-uitspanning geworden van de hoogere standen en de studen ten. En onze I9de eeuw heeft zulk een omme keer in de zeden bewerkt, dat 't, na eerst dooi de publieke opinie gebrandmerkt te zijn, einde lijk bij de wet strafbaar gesteld is. In Engeland is dat reeds geschied een veertig jaar geleden van een duel is daar nimmer meer sprake. Ook bij ons te lande is 't bijna ondenkbaar dat eenige heethoofden in koelen bloede hoofdstuk VI van ons Wetboek van Strafrecht zullen trotseeren. Zoo ergens, dan is in dit deel, art. 152 tot 156, te leeren hoeveel eer desniettegenstaande in Nederland aan het duel te beurt valt. Zoo zijn bijv. de getuigen niet strafbaar, zelfs al valt er een doode, en indien dit laatste plaats vindt, wordt de overwinnaar niet als moordenaar, maar als kampvechter in een tweegevecht met ten hoogste zes jaren gestraft. Zoo brengen ook onze wetten haar saluut aan het point d'honneurden Juggernaut der geor dende maatschappij, die bloed eischt van zijn aanbidders. En zeer dikwijls onschuldig bloedWant hoe men ook op zijn rechtvaardige zaak vertrouwen moge en meenen dat God staan zal aan de zijde van 't. recht, opdat de onschuld zegeprale, er is geen enkel duellist geweest, die daarvan ooit in de ziel overtuigd was. Ze hadden steeds, belee digde zoowel als beleediger, vóór 't noodlottig oogenblik schriftelijk hun uitersten wil kenbaar gemaakt, wat overbodig zou geweest zijn indien ze van hun onschuld overtuigd, geloof bezeten hadden in den uitslag. Het duel is een loterijdie gelukkig is trekt een prijs en de ander een niet, en dit geluk heeft met schuld of onschuld niets uit te staan. Het recht wordt hierbij knaphandig op zjj ge schoven en de uitspraak opgedragen aan den mond van 't pistool of de punt des degens en hierbij doet zich niet zelden voor dat de grootste onverlaat tevens de beste schutter, derhalve de overwinnaar is. Zijn grootste volkomenheid vindt het duel in het z.g. Amerikaansche, dat tevens als persiflage op den tweekamp dienen kan. Bij dit n.l. loot men eenvoudig, wie van de twee zich van kant zal maken. Dien 't lot treft, is aan het point d'honneur verschuldigd binnen vooraf bepaald getal uren van den aardbodem te verdwijnen. Gelijk het point d'honneur een lievelingsterm van den militairen stand is, zoo is ook het duel bij uitsluiting een vermaak van Mars' zonen ge worden. In Frankrijk kan het, gelijk we gezien hebben, ongestraft gehouden worden en geven de hooge staatsbeambten het voorbeeld, in Duitsch- land vindt het zijn verdedigers tot in de hooge sferen van den Rijksdag. Onder de meest opzienba rende uitnoodigingen tot een duel behoorde eenige jaren geleden die van Bismarck aan prof. Yirchow, door dezen geleerde beleefdelijk afgeslagen. Geen verstandig mensch zal in koelen bloede het duel kiezen tot beslechting eener eerezaak. Nog minder zal een verstandige er toe komen een uitnoodiging aan te nemen. De terechtstel ling van een onwaardige verblijve aan den staat en de strijd der meeningen is niet op te lossen door wat kruit en een kogel of eenige sabelprikken. Het duel, dat aan onzen tijd past, is dat met 't woord en de pen, waarbij 't publiek als hoogste rechter fungeert. De zedelijke nederlaag door Boulanger op Vrijdag 20 Juli in de Kamer geleden, zal hem ten slotte meer benadeelen en dieper treffen dan de degenstoot hem door zijn tegenpartij toegebracht. i1" II MIN naar het duitsch. VAN EGBERT CARL SEN. 40) Mogen we den inhoud weten vroeg Georgine. Waarom niet Vooreerst is er een schrijven van den regimentskommandant, waarbij ik op de eer volste wijze ontslag krijg. Dan zijn er ook tij dingen van broer Boguslaw: De zaak tusschen ons aan de eene zijde en neef Eduard en zijn zijn zuster aan de andere zijde, is door het ge recht zoodanig geregeld, dat Eduard in het op voedingsgesticht van professor Milssig te Breslau gaat, en Boguslaw nog gedurende tien jaar Wolno in huur heeft. Daardoor kan de laatste zijne aanzienlijke verbeteringen doorzetten. Hij heeft neef Eduard, die zich spoedig en hem en de andere broeders hartelijk heeft aangesloten, zelf naar Breslauw gebracht en bij professor Massig aanbevolen. Toen heeft hij ook onze nicht Celestine daar opgezocht en deze is door onze bemiddeling eveneens in een pensionaat te Breslau opgenomen. Boguslauw schrijft nu vol geestdrift over haar lieflijkheid en zachtaardig heid. Ze heeft daar reeds aller harten gewonnen, en tweemaal herhaalt hij, dat Celestine net zulke mooie oogen heeft als haar broeder. Wie weet, misschien laat zich binnenkort nog een tweede Virzowski met rozenketens binden. Zou dat zoo ongelukkig ziju?« vroeg Alma schertsend; »zijn de rozenketens zoo knellend »Neen, vast niet,« antwoordde Hugo, terwijl hij haar lachend in de oogen zag. »En hoe heeft doctor Adam 't opgenomen, dat al zijn zoo zorgvuldig voorbei-eide plannen met Wolno schipbreuk hebben geleden »Met de bedaardheid van een man, die reeds menig plan zag mislukken, maar met genoeg veerkracht om dadelijk een ander te ontwerpen. Kuiperijen en samenzweringen zijn eenmaal zijn element. Ze zijn hem zoo noodig als ons de lucht. Nu is hij naar Parijs gegaan, om daar met de hoofden der Poolsche partij te spreken misschien ook om er nieuwe instrukties te halen. »Voor mij was hij altijd een vaderlijk vriend; en heeft hij ook op zijn gewone wijze een tijd lang verstoppertje gespeeld, toch heeft hij op 't laatst kleur bekend en mij door een verstandige waarschuwing getoond, hoe goed hij 't met me meende. Had ik hem toen geloofd, dan ware mij veel kommer bespaard gebleven. »Die tijden zijn voorbij, geliefde, laat het verleden geen donkere schaduw werpen op 't geluk van 't tegenwoordige,antwoordde Hugo warm. »De doctor heeft overigens zijn vriendschap en warme belangstelling voor je bewaard. Toen Boguslaw onzen neef Eduard bij Adam afhaalde, sprak hij zijn hartelijke vreugde er over uit, dat zijn kleine Engelsche beschermeling, zooals hij je noemde, een gelukkigen toekomst tege moet ging.« Hij kon niet nalaten bij deze woorden weer een kus op Aliua's lippen te drukken, terwijl Pleiszenbach zich tot zijn vrouw wendde met de woorden »f)ok ik heb een brief ontvangen raad eens van wien?« Uit Ostburg?« vroeg Georgine. Pleiszenbach ontkende dit en reikte zijn vrouw een brief over, welken hij tot nu toe in de hand had gehouden. »Hoe, uit Italiëriep ze verbaasd, »van Ca- rolin misschien Van niemand anders. Hij schrijft uit Flo rence, waar hij zich thans voor langeren tijd wil vestigen en dweept kolossaal met al het schoone, dat hij reeds gezien en gehoord heeft. Je moet dat echter zelve lezen't is werkelijk interessant. Georgine deed den brief open, terwijl Hugo Alma's arm door den zijne trok en in een zacht gesprek met haar langs den oever wandelde. Plotseling zag Georgine op en riep»komt eens hier! Dit moet gij ook hooren. Carolin heeft Martens wedergezien Met een snellen, vorschenden blik zag Hugo naar Alma, maar zij scheen niet bijzonder aan gedaan. Mevrouw von Pleiszenbach ging voort: »Carolin vertelt namelijk van Monaco, dat hij een paradijs op aarde noemt en schrijft dan verder: ook de speelzalen, die met een alle be schrijving spottende weelde zijn ingericht, heb ik bezocht. Daar viel me aan een der trente- et-quarante-tafels een gelaat op, dat me bekend voorkwam, en toen ik scherper toezag, herkende ik den heer von Martens. Iiij was veel te veel in het spel verdiept om mij op te merken, wat me heel aangenaam was, want een begroeting ware me pijnlijk geweest. Toch vroeg ik mijn geleider, een Leipziger musicus, die voor zijn gezondheid daar den ganschen winter was, of hij met Martens had kennis gemaakt. Dat niet, antwoordde hij mij, maar ik heb des te meer van hem gehoord. Met zulk een opvallend ge luk had hij gespeeld, dat zijn naam een tijd lang op aller lippen was. Thans ging hij ech ter weer achteruit, zooals dat meestal het geval is bij spelers van beroepen Martens had al meer verloren, dan hij eerst had gewonnen. Toen kwamen wij op iets anders; den volgen den morgen verhaalde mijn vriend me, dat den vorigen avond weer een speler in den kurtuin zich had doodgeschotenen toen ik riepMar tens! knikte hij en zei: dezelfde. Den laat- sten penning had hij verspeeld. Ik hoorde, dat de speelbank nog de kosten der begrafenis zal moeten dragen. Dat is dus het einde van den koningsmarter geweest. Mevrouw von Pleiszenbach liet den brief zak ken en zag peinzend over het meer. Ook de anderen zwegen, ieder met zijne gedachten bezig, tot Alma het zwijgen brak en zei»thans eerst is ook de laatste band gesprongen, die beknellend mijn hart omsloot, thans eerst, nu ik zeker weet, dat de koningsmarter niet meer in onzen kring kan sluipen. »Was je bang, dat hij nog eens de oude macht over je zou hernemen vroeg Hugo, haar vast aan zich knellend. »Neen, zeker niet,« antwoordde zij, hem diep in de oogen starend, »maar ik vreesde, dat hij zich aan jou zou wx-eken; want jij waart het toch, die zijn plannen vei-stoord hebt.« Hij was een gevaarlijk mensch,voegde von Pleiszenbach er bij. »Wie weet, welk bit ter verdriet hij ons nog had kunnen aandoen. Men verneemt zijn dood met een gevoel, alsof een verderfelijk roofdier, dat lang onze veiligheid heeft bedreigd, is doodgeschoten. »God zij zijn ziel genadig,fluisterde Georgine, terwijl ze opstond. En luid voegde ze er bij»het wordt laat, Alma; mama wacht ons met de thee; we moeten opbi-eken. Ga je met me over den landweg, Max? het bruidspaar vaart zeker liever terug over het meer.« »0, er is voor ons allen wel plaats in de boot,« zei Alma met een lichte blos. Georgine knikte haar lachend toe. Vaart maar alleen, ik neem gaarne nog wat beweging,* zei ze, terwijl ze von Pleiszenbach's arm nam. »Kom Max, die twee hebben genoeg te bepraten, waarbij wij overbodig zyn.« En daarmee ging ze, trots Alma's zeker niet erg gemeend protest, aan den arm van haar gade weg, terwijl Hugo de ketting los maakte en Alma nasprong in de boot. Zacht ruischte de avondwind in de boomtop pen rosekleurig verfde zich de westelijke hori zont en dezelfde zon, wier stralen op het eenzame graf vxin den koningsmarter vielen, overglansden met gouden gloed de zacht zich kronkelende golf jes van 't meer en de hoofden van twee gelukkige menschenkinderen, die langzaam in de boot over den waterspiegel voortgleden. Slot.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1