Het Laud van IHen
en llteiia,
en de
FEUILLETON.
)e drit ÏÉawliii
:.M 708
WOENSDAG 15 AUGUSTUS.
1888.
Uitgever: L. J. YEERMAH, Heusden.
W(t
VOOlt
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes vak Dort.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
jn bruid noemde ik, gelijk dit bij alle be
schaafde volken gewoonte is, een engel; mijn
vrouw noem ik, wanneer ik boos op haar ben,
een gevallen engel, doch indien de huwelijks-
hemel helder is, een geschraagden engel. Waar
om geschraagd vroeg mij Wilhelmina, toen
ik 't eerst die uitdrukking bezigde. Ik was ver
legen, want ik had nog niet geleerd te vein
zen; ik wist nog niet hoe goed in den trouw
dag dikwijls het jokken is en hoe, zonder dit
lichtscherm, der waarheid roode oogen nog me-
nigvuldiger zouden voorkomen. »Dierbare Wil
helmina^ zeide ik, terwijl ik haar een klontje
tusschen de purperen lippen stak, waarvan ze
zooveel hield, lief vogeltje, zou ik niet moeten
beven voor mjjn geluk, indien uwe engelenvleu
gelen niet een weinig geschraagd waren? Zou
ik niet te vreezen hebben, ge ontfladderdet deze
aarde, waarvoor ge eigenlijk te goed zijt?« Ik
wilde er nog eenige poëtische uitdrukkingen
aan toevoegen, doch ze viel me in de rede.
»Ge vreest dus, dat ik u ontrouw zou kunnen
worden vroeg zij en zonder op antwoord te
wachten, trok ze haar gezicht in een plooi,
sloot de lippen strak en sloeg aan het pruilen.
Te vergeefs was mijn vleien, mijn dreigen, mijn
spreken, zelfs mijn zwijgen, zij pruilde voort.
Ik ging met vaste schreden de kamer op en
neer, stond iusschen beide vertwijfelend stil,
trommelde eens op de ruiten en als een gerou
tineerd tooneelspeler gaf ik door mijn mimiek
om beurt liefde, haat, toorn, woede, wanhoop
te kennen; de eene noch de andere beweging
maakte echter indruk op mijn engel, mijn goede
Wilhelmina sprak geen enkel woord. Bij die
gelegenheid leerde ik het beroemde pruilen dei-
vrouwen kennen en sedert ben ik daarvan ge-
heel op de hoogte. Het was de dertigste dag
na mijn trouwdag, toen mijn geluk zijn hoog
ste punt reeds bereikt had. In den aanvang
vergenoegde mijn dierbare Wilhelmina zich met
haar pruilstoel, daarna richtte zij een vasten
pruilhoek in en nog later sloot zjj zich op in
een pruilkamertje, tot ze 't eindelijk na veel
oefening zóó ver gebracht had van het heele
huis door te pruilen.
Ik ben eenigszins thuis in de theoretische en
praktische wijsbegeerte, de logica en de zielkunde
zijn me niet geheel vreemd, maar in de theorie
van het vrouwelijke pruilen ben ik nog niet
geheel thuis. Uit mijne ervaringen heb ik echter
eenige vaste grondstellingen getrokken, die ik
gaarne wil mededeelen. Zjj zijn in den tegen-
woordigen staat van Europa misschien niet
zonder nut.
Staatspapier-handelaars of staats-papierhande-
laars (ik weet niet welke schrijfwijze de ware is)
vragen zich en elkander dikwijls af: »wat zal
het einde zijn van den toestand tusschen Frank
rijk en Duitschland?« O benijdenswaardige on
wetendheid! Slechts wie niet gehuwd is, kan
twijfelen, ieder getrouwd man echter weet on
twijfelbaar zeker welke partij verliezen zal. Het
mokken der vrouwen is niets dan een guerilla-
oorlog, dien ze tegen de geconcentreerde macht
der mannen voeren, een oorlog waarin ze steeds
zegepralen. Wat nut brengt u uwe zware artil
lerie, wanneer mug op mug de handen, die de
lont voeren, steken en in verwarring brengen?
Wat helpen u driemaal honderd-duizend goed
bewapende beginselen? De vrouwen, als hadden
ze met den booze een verbond gesloten, staan
vast als een rots, waarin geen bres is te schieten.
Haar gevaarlijk wapen is de mond, ze mogen
hem tot spreken of tot zwijgen aanwenden.
Redeneeren zij en ge hebt veel verstand of ge
duld, dan kunt ge haar somwijlen tot zwijgen
brengenzwijgen ze echter en dat heet in de
huiselijke krijgskunde mokken of pruilen, dan
is alle moeite vergeefsch, ze tot spreken te bren
gen, ge moet u terugtrekken en sluit willens of
onwillens van uw zijde een wapenstilstand.
Een man, die vertoornd is, staat boven de
wolken zijner gramschap en ziet het echtelijk
onweer aan zijn voeten voorbijtrekken, maar de
vrouw staat met het hoofd onder de onweers
wolk en geen straal van vrede verlicht haar
duister gelaat. Wanneer ik met mijn goede
Wilhelmina verschil van meening heb, weet ik,
dat we binnen een kwartier weder verzoend
zullen zijnmijn pruilende engel kan zich niet
voorstellen dat het ooit weder goed tusschen ons
worden kan. Een komisch misverstand brengt
er gewoonlijk het zijne bij, om ze nog meer uit
haar humeur te brengen. Ik ben n.l. gewoon
ze Wilhelmina te noemen, doch wanneer ze
moppert, noem ik haar Mientje. Dit woord maakt
ze des te meer onverzoenlijk, dewijl ze meent
dat ik mij van die liefkozende verkleining bedien
om met haar te spotten en de goede ziel be
grijpt niet dat ik ze daarom alleen Mientje noem,
omdat ze zich dan als een kleine Mina aanstelt.
Ik heb mijn lieve vrouw meermalen voorge
slagen me op haar pruilen maandelijks te abon-
neeren, op voorwaarde dat ik haar steeds voor
uit op dertig dagen recht zou geven en daarmee
meende ik dat we beiden beter zouden varen,
doch ze wilde van dergelijk verdrag niets hooren.
Zoo heb ik dan vele droevige pruildagen in
mijn almanak aan te teekenen en bjj 't eind
van 't jaar valt de meteorologische balans ge
woonlijk niet in mijn voordeel uit. Wat echter
mijne aanteekeningen een nog zeldzamer en
treuriger aanzien geeft is, dat ik wel dag en
uur bepalen kan, waarop mijne Wilhelmina
aanvangt te pruilen, maar nimmer precies kan
opteekenen wanneer haar mokken een einde
neemt. Zij pruilt zoo langzaam en onopgemerkt
uit dat 't niet te bepalen is, wanneer de laatste
zucht van ontevredenheid geslaakt wordt en
plotseling bevind ik my te midden van mijn
gewoon geluk zonder te weten hoe en wanneer
ik daarin gekomen ben. Ze heeft me eenmaal
in vertrouwen gezegd dat alle vrouwen desge
lijks handelen, die nadat ze haar stilstaand hart
weder opgewonden hebben, alle heele, halve
en kwarturen slaan laten tot de wijzer op het
cijfer der liefde staat. Ze moeten 't zoo doen
om het uurwerk harer ziel niet te bederven.
Wanneer mijne goede Wilhelmina mij uit het
paradijs, dat zij me zelf geschapen heeft, uren
en dagen lang wegpruilt, zoo is dat mijn eigen
schuld van mjjn weinig parlementairen takt.
Mijne vrouw en ik maken slechts één parle
ment uit en zoo moet dan gebeuren wat in zulke
gevallen steeds geschiedt: het democratische be
ginsel wint de heerschappij over het aristocra
tische. Het vrouwelijke hart is gelijk een markt
te Athene, onder een heerlijk blauwen hemel,
liefelijke bloemen, geurige zuidvruchten, lieftal
ligheid, geest, verstand, gevoel; maar ook nuk
ken, luimen, wankelmoedigheid, ondankbaarheid.
Waar echter de huiselijke wetgeving wijselijk in
twee kamers verdeeld is, waar de man de eerste,
de vrouw de tweede kamer vertegenwoordigt,
daar breken de golven der democratie tegen de
rotsen der aristocratie, op welke rotsen de troon
gebouwd is, en de Yrede
Buitenland.
Uit Petersburg wordt aan de «Köln. Zei tg.
gemeld, dat het bezoek van Keizer Wilhelm aldaar
in het algemeen een uitmuntenden indruk heelt
achtergelaten en dat de Czaar sedert dat bezoek
opgeruimd en vroolijk gestemd is. De National
Zeitg.« wil zelfs weten, dat van de goede ver
standhouding tusschen Rusland en Duitschland
partij getrokken zal worden, door te trachten
een handelstractaat tusschen beiden tot stand te
brengen en alzoo den tariefoorlog, welke sedert
uit het leven van den Ouden-Dessauer.
KARL MAY.
7)
«Zoo is 't. Verder?*
«Ge kunt er reeds dadeljjk een krijgen; en
wat voor een!*
«Werkelijk? Dat gaat goed. Wat is 't? Een
luitenant?*
«Hooser
»Een kapitein of ritmeester
«Hooger
«Een majoor?*
«Altijd hooger!«
«Gekheid! Toch zeker geen overste?*
«Neen, nog hooger!«
«Dan is 't een generaal. Maar dat is onmo-
lijkje houdt me voor den gek!«
Wat ik zeg is waar! 't ls een zeldzame won
derlijke vangst.*
«Dus werkelijk een generaal?*
»Nog hooger!*
»Donnerwetterjongen, je hebt 't verstand
verloren, of je denkt dat ik gek benwant hoo
ger is er nog maar één, en dat is de Dessauer
zelf.
«Die is 't juist
«Die! Hoe zal die in onze handen vallen
«Gemakkelijk, heel gemakkelijk
»'k Geloof, datje de koorts hebt of een zonne
steek!*
«Geen van beide! Overigens is er groote haast
bij, zoodat ik geen tijd heb om naar uw twijfel
te luisteren. Wilt ge hem vangen of niet?«
't Kan niet waar zijn! 't is te ongehoord!*
«Dan zijn we klaar. Adjuus Hiimmerlein
«Halt, jongen; er kan in de wereld veel on
mogelijks gebeuren, en de drommel kon er wel
eens een pret in hebben ons den ouden ijzer
vreter in handen te spelen. Vertel 't eens wat
uitvoeriger.
«Eerst moet ik mijne voorwaarden stellen.
W elke
«Geef me zekerheid wegens Anna en ge zult
hem vangen; anders niet.«
«Poch je gerust niet?«
«Neen!*
«Goed! Hier je hand; het meisje is voor jou,
en als we den Dessauer snappen is 't over acht
weken bruiloft. Maar dan behoort het vanggeld
mij geheel alleen.
«Afgesproken
«Anna, kom hier, en geef je bruigom de hand.*
«Het meisje stond op. Ze was bijna een hoofd
langer dan haar vader, en Bellheimer had gelijk
gehad, toen hij tot Heinz zei: «een meisje als
een huzaar.Haar gelaat was hoogrood en haar
oog straalde, toen ze nader trad. Lode wijk sloeg
zijn arm om haar heenop 't zelfde oogenblik
viel haar rechterhand kletterend op zijn wang,
zoodat hij terugtuimelde en op zijn stoel zonk.
Dat is mijn antwoordriep ze met een toornige
stem. «Als mijn vader voor menschenhandelaar
speelt, moet ik dat dulden, omdat ik niet anders
kan; als hij mij echter aan een spion en ziel-
verkooper wil verschacheren, dan geef ik eerst
goede woorden, en helpen die niet, dan toon ik,
dat ik ook een wil heb. Ik heb mijn woord
reeds aan een ander gegeven en heb jou niet
noodig
De laatste woorden sprak ze onder 't heen
gaan; toen viel de deur achter haar toe.
Lodowjjk sprong op en hield de hand tegen
zijn brandend gelaat.
«Hiimmerlein, wat zoudt ge in mijn plaats
doen
De gevraagde was zelf zoo verbaasd en ver
schrikt over 't gedrag van 't moedige kind, dat
het een poosje duurde, eer hij een goed antwoord
kon bedenken.
«Ik zou er om lachen, Lodewijk. Anna heeft
hare buien; ze weet nu echter, waar 't op staat.
Had je haar onder vier oogen gesproken, dan
was 't antwoord anders uitgevallen. Overigens,
ik ben haar vader en zal mijn woord houden.
Is je dat voldoende
«De pil is niet gesuikerd, en met een vrouw,
die zóó weet te praten is 't beter zich vooraf
nog eens te bedenken. Maar Hiimmerlein ik kan
niet andersik ben nu eenmaal verzot op haar
en wil 't wagen. Heb ik haar eens, dan zal 'k
haar dat redeneeren met de hand wel afleeren!«
«Zoo is 't goed. Dus over acht weken bruiloft
hier, nog eens mijn hand er op. En nu vertel!*
»'t Is namelijk zóó: toen ge nauwelijks ver
trokken waart, kwam er iemand, die als een
veehandelaar gekleed was en langs omwegen
naar u vroeg. Vader geloofde hem toen hij zei,
dat hij uit Clenze was, en heeft hem den weg
gewezen. Eén gast echter herkende hem als den
Dessauer, die zich altijd gaarne verkleed onder
't volk beweegt. En nu is 't zeker, dat hij lont
geroken heeft van onzen handel en ons beet wil
nemen. Hij zal komen en wel geheel alleen.
Vader heeft me dadelijk hierheen gestuurd om
u tijding te geven en is naar de markt gegaan
om hem te bespiedenwant de oude is eerst
naar den stadscommandant gegaan, wien hij toch
zijn aankomst moest berichten.
«Dus is 't nog onzeker of hij komt?«
«Neen, hij komt vast, want wat hij zich eens
heeft voorgenomen, dat doet hij ook. Ik ben
hierheen geijld, nog eer vader terug was; maar
we hebben afgesproken, dat hij over de Elbe
varen en den eersten Hannoverschen post be
richt zou geven.
«Hoe was de vorst gekleed
De herbergierszoon beschreef hem zoo nauw
keurig mogelijk.
«Dan is hij heel gemakkelijk te herkennen.
Nu moet ik dadelijk weer terug naar den ma
joor; die zal vreemd opkijken, als 'k hem zoo'n
tijding breng. Je blijft toch hier, tot ik terugkom
«Neen, dat durf ik niet wagen; vader is niet
thuis en ik dan ook wegdat kon in 't oog
loopen, te meer daar het zeker niet geheim
blijft, dat de Dessauer bij ons is geweest.
Reeds daar straks hadden ze aan de grenzen
allerlei zwarigheden. Ik heb gezegd, dat ik naar
Schneckenburg moest, en ben nu ook verplicht
daarheen te rijden. Ik moet nu over Lenz en
Wustrow terugkeeren. Tijding behoeft ge ons
niet te zenden, want we zullen zeiven wel hoo
ren, hoe 't gegaan is. Vaarwel, en zet het meisje
het hoofd maar flink terecht
«Geen zorg, mijn jongen. Ze is de uwe;
daarbij blijft 't. Lodewijk steeg te paard en
draafde weg. Hiimmerlein ging haastig naar
't slot.
De twee heeren zaten nog te praten, toen hij
aangemeld werd.
«Hiimmerlein al weer!« vroeg majoor von
Zachwitz. Heeft hij nog iets vergeten? Hij kan
binnen komen.
De waard deed dat met zoo'n vergenoegden blik
en zoo geheimzinnig, dat Zachwitz dadelijk vroeg
«nu, hebt ge er weer een?«
«Nog niet; maar er vliegt er een om de kaars,
mijnheer de majoor. Flihrmann heeft in dien
korten tijd flink woord gehouden.
»Zoo,« riep de officier opstaande. «Dus wat
hoogers?«
«Niet alleen wat hoogers, maar iets heel hoogs.*
«Nu maak je me werkelijk nieuwsgierig!
Wie is 't?«
«Ik verzoek u beleefd eens te raden.
«Dat geeft niets. Doe je inoiul maar open!«
«Als 't nu eens een overste was, heer majoor?*
«Spot niet, Hiimmerlein.
«Of misschien een generaal?*
«Moet ik je de deur laten uitgooien
«Of misschien een veldmaarschalk, bijvoor
beeld de Dessauer zelf?«
«Kerel, als je meent den gek met te kunnen
steken, zal ik
«Ik spreek in vollen ernst
«Dan ben je gek geworden
«Dat zei ik ook tot den jongen Fiihrmann, toen
ik thuis kwam en van hem die boodschap kreeg.*
«De jonge Fiihrmann? Dus is dan toch wer
kelijk bericht gekomen, dat we er een kunnen
vangen
een weinig bekende eeisode
DOOR
o