I let dagboek van ii getrouwde FEUILLETON. ,M 710. WOENSDAG 22 AUGUSTUS. 1888. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOIS Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. Franco per post zonder prijs verbooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue lïérold, Parijs. 't Is nu juist zes weken geleden, dat ik de gelukkige vrouw werd van mijn dierbaren Al- bert. At dien tijd schreef ik niet in mijn dag boek. 'k Was 't geheel vergeten. Nu is Albert naar de sociëteit en ik wil mijn oude gewoonte weer opnemen, om mijn geheimste gedachten aan 't papier toe te vertrouwen. Zes weken! Waar zijn ze gebleven?! 'k Wil ze in gedachten nog eens doorleven. Welk geluk was met het mijne te meten? Al mijne vriendinnen benijdden me mijn vrien delijken, hartelij ken, verstandigen, degelijken man. Hij aanbad me. 'k Was in 't ouderlijk huis veel liefde gewoon, maar nooit had 'k ge dacht, dat ik me zoo aan een ander kon over geven, zoo geheel met een ander één kon zijn en in hem kon leven, als ik dat deed in mijn lieven, lieven Albert. Deed? Neen, dat gleed me uit de pen. Maar hoe kwam 't er in?Heb ik den hemel gevonden, dien ik me voorspiegelde, dien ik me droomde? Ja, ja! Waarom schrijf ik tweemaal ja? Heeft 't bevestiging noodig? Is er dus twijfel in mijn hart Nog denk ik met heilig beven aan het oogen- blik, toen ik daar stond in het witte bruids gewaad, met oranje-bloesem in de haren, aan de zijde van den fleren, krachtigen man, mijn hand in de zijne en omringd door een schaar van belangstellende vrienden en vriendinnen. Hoe luid en met welk een trouwen klank klonk op de vraag van den dienstdoenden ambtenaar zijn jaen hoe bedeesd kwam mijn jadaar achterna, hoewel toch alles in mij jubelde, 'k Had toch den moed hem even in de trouwe oogen te zien, en 'klas daarin: voor eeuwig! en ik antwoordde met een handdruk, die 't zelfde zei. Er is niets aardigers dan de zoete namen te hooren, waarmee Albert me aanspreekt: »mijn snoepje, mijn allerliefst pookje, mijn engel. O, ik zou er een boekdeel mee kunnen vullen 'k AVeet bijna niet meer, dat 'k Wilhelmina heet; zou hij dien naam niet mooi vinden? Neen, zeker te koud, om uit te drukken, wat hij wil zeggen. Daar kan ook zoo'n hemel van gevoel niet in gelegd worden als in: mijn al lerliefst pookje! 'k Voel me vreeslijk ongelukkig! Albert is al weer naar de sociëteit. Toen ik zei»dat ik dat niet graag had, dat 'k hem niet missen kon« en hem vroeg: »of 'k niet genoeg voor hem was«, antwoordde hij, zoo 't me scheen met wat onwil, «maar Wilhelmina« dat was voor 't eerst na ons huwelijk «mijn snoepje, hoe kom je er bij dat weet je toch maar al te goedmaar 'k moet noodzakelijk R. spreken, en die is om dezen tijd altijd in de soos. Nu, adieu! mijn allerliefst pookje; ik kom gauw terug, hoor! Wat nu, pruilenIk drong de tranen terug en hoewel ik me uitrekte zooveel ik kon en op mijn teenen ging staan, kwam zijn kus toch maar op mijn voorhoofd terecht. O, 'k ben vreeslijk ongelukkigEn nu pas acht weken getrouwd! Zou eeuwig zóó kort duren? Goddank! alles is weer goed! 'k Zou zoo'n lijden ook niet lang kunnen dragenMaar wat spreek ik van lijden? Ben ik niet de gelukkig ste vrouw der wereld? Albert kwam vóór tienen thuis, 'k Had de kamer recht gezellig gemaakt het theewater zong; de thee was gezet; 'k had mijn blauw japonnetje (blauw is zijn lievelings kleur), aangetrokkenalle sporen van tranen zorgvuldig verdreven; mijn haar nog eens keu rig netjes opgemaakt, en vloog hem tegemoet, toen 'k hem hoorde aankomen. Hij was recht opgewekt, trok ine op zijn knie en ik was weer zijn aller-allerliefst pookje. Mijn genot zou on verguld geweest zijn, als hij niet, nadat we een half uurtje zoo net als voor ons huwelijk had den zitten snappen, gezegd haden nu, mijn snoepje, moet ik je toch nog wat zeggen 'k geloof, dat je in den voor-avond eventjes hebt willen pruilen; dat moet je niet doen, Mientje! pruilen maakt het mooiste vrouwtje iets minder mooiMaar hij keek me daarbij met zijn mooie trouwe oogen zóó heerlijk aan, dat ik om die oogen de woorden in 't geheel niet hoorde. In 't geheel niet Albert schijnt er een vaste gewoonte van te willen maken, om Zaterdags naar de sociëteit te gaan. Hjj heeft meer leelijke gewoonten Toen 'k hem b. v. zei, dat ik 't niets mooi van hem vond, dat hjj zijn snoepje zoo eiken Zater dag-avond alleen liet, trommelde hij met zijn vin gers op de ruiten (dat vind ik heel onopgevoed en onbeleefden toen 'k hem daarop attent maakte, zei hij«hoor eens, pookje (allerliefst heeft hij er niet bij gezegd en nu lijkt het half en half een onvriendelijk woord), hoor eens, pookje, wij zijn immers overeen gekomen, dat pruilen en mokken je leelijk maaktEn toen ik nu mijn weerbar stige tranen niet kon bedwingen, keerde hij zich om, die booze man, en ging heen zonder afscheid. Neen toch, 'lc heb een hand van hem gehad Daar voor behoefde ik me niet eens op de teenen uit te rekken, 'k Wacht niet op hem, tot hij thuis komt. 'k Voel me veel te ellendig en verlaten! Moest ik daarom mijn lief ouderlijk huis verlaten, om elke week een heelen avond alleen te zitten Als hij om elf uur thuis komt en bemerkt, dat mijn kussen nat is van tranen, dan geve God hem berouw in 't hart. Ik zal niet tot hem spreken. En als ik sterf aan een gebroken hart, dan heeft de wreed aard zijn loon O God, dat houd ik niet langer uit! Bijna drie dagen heeft die booze man niet tot me gesproken, ten minste niet meer dan hoog noodig was. Van middag aan tafel heeft hij me met een medelij denden blik (ik kan geen medelijden dulden aangezien, terwijl hij mompelde«nog al pruilen Ik meende van verdriet te sterven Om niet uit te barsten stond ik op en verliet de kamer. Onder 't weggaan meende ik hem te hooren fluisteren pook! 'k Weet vast dat hij er geen allerliefst voor en er geen -je achter heeffc gezegd, 'k Weet nu ook vast dat de eeuwigheid bij mannen heel, heel, heel kort duurt. Goddank, men kan van verdriet sterven O hemel, ik ben de gelukkigste vrouw der we reld Toen ik de kamer had verlaten en zoo ellendig daar neerzat, en bad dat ik sterven mocht, voelde ik op eens een paar trouwe ar men oin mijn hals en toen ik verschrikt mijn hoofd ophief, blikte ik in een paar trouwe oogen. Albert trok me op zijn knie en zei met iets weeks in zijn stem, dat ik nog nooit daarin hoordehoor eens, mijn allerliefst pookje en kijk me eens flink aanNeen, niet met dien twijfelen den blik, Mientje! maar ferm, zooals dat een moedig, trouw vrouwtje past; en dan zal je in 't diepst van mijn ziel kunnen lezen, dat ik je lief heb en dat voor een eeuwigheidMaar je moet vrouw zijn en geen kind. Je moet je zelf en mij niet ongelukkig maken door ingebeeld verdriet, en je moet spreken maar niet pruilen als je iets hindert; en nu vrouw, die ik trouw en liefde heb beloofd en wil houden voor God en de menschen, geef me nu een kus!« En toen heb ik mijn armen om zijn hals geslagen en mijn hoofd op zijn borst gelegd, en ik kon niets zeggen dan: »o, wat zal je me nog veel moeten leeren! Maar lief heb ik je!« Buitenland. »Tecbnikum Mittweida« in Saksen, de oudste en meest bezochte vakschcol, zal in 't midden van October haren wintercursus aanvangen. De inrichting is verdeeld in a, een school voor werktuigkundige ingenieurs, tot vorming van ingenieurs en bouwmeesters, van toekomstige fabrikanten in alle takken van nijverheid, waar toe technische kennis der werktuigen vereischt wordt; been school van fabriekopzichters, tee kenaars, opstellers van werktuigen en molens, tevens voor toekomstige bezitters van kleine werkplaatsen, heereboerderijeu enz. Het tegen woordig aantal leerlingen uit alle werelddeelen bedraagt 777. Programma's zijn voor ieder gra tis verkrijgbaar bij den directeur K. Weitsel te Mittweida in Saksen. Het «Bat. Nieuwsblad« meldt, dat op het tot de Pamanoekan en Tjiassemlanden behoo- rende établissement Tjiatter, gelegen op de grens van de residentie Preanger-Regentschappen, door kwaadwilligen eenige koffieloodsen zijn in brand gestoken. Ongeveer 1400 pikols koffie zijn ver brand. De schade wordt geschat op ongeveer f80.000. uit het leven van den O uden-Dessauer KARL MAY. 9) Daar naderde een tweede het huis. Hij droeg een blauw linnen kiel, liep in hooge laarzen en had een lange zweep van den linker schouder op de rechter heup hangen. Hij kon zoowat over de zestig zijn, toch had de geweldige snor nog een zwarte kleur, en donkere oogen keken heel vroolijk naar den uitnoodigenden tak, die aan de deur van de herberg hing. »Hm,« bromde hij, «hier kon men wel een zoopje nemen, als men den tijd hadmaar ik moet dadelijk naar Gartow, naar Hammerlein, dien galgenbrok, om mijne Dorluchtigheid te bevrijden, en danhm, voor één kruik heb ik den tijd nog wel. Ik ga naar binnen. Toen hij in de gelagkamer trad, richtten zich dadelijk aller oogen op hem en alle hoofden staken zich met een onheilspellend gefluister bijeen. «Gauw, waard, een kruikbeval hij en trad toen naar 't venster. Door den haast dacht hij er niet aan om te gaan zitten. «Wervers! Haal me de drommel, dat zijn werversbromde hij in zijn baard, dat slag kent men op het eerste gezicht, maar wie zal ik eigenlijk zijn, als iemand ine dat vraagt? Hm, ik kan nog eens erg in de knijp geraken. Als ik wist, dat ze Fiihrmann, die vast bij hen goed staat aangeschreven, niet persoonlijk ken den.... Moordelament, ik ben de waard uit de »Blauwe Ster,« basta, punctum. Laat ze nu maar komen!* In plaats van de herbergier bracht een dei wervers den vollen kruik en plaatste zich toen in zijn nabijheid zoo, dat hij de deur afsloot. «Van waar de reis, heerschap vraagde hij met een stem, die het midden hield tussehen eer bied en strengheid. «Van Lenzen,klonk het kortaf. »Dat is van belangwie van daar komt, wordt aangehouden. We zijn daar zeker thuis «We? Wie dan?« »Nu, gij.« »Welk beroep hebt ge? «Herbergier. »En de naam?« «Fiihrmann, herbergier Filhrmann uit de «Blauwe Ster« te Lenzen. Laat me nu echter met rust. Ik heb meer te doen dan de catechis mus voor je op te zeggen. Hij dronk zijn kruik leeg, trok de mond op tot de ooren en tastte in zijn zak. «Hoeveel voor dat bier?« Nu kwamen de anderen naderbij. «Zoo ver zijn we nog niet. Hebt ge een pas?« »Pas? Je bent zeker nog niet uitgeslapen. Ik ben immers over de grenzenwaartoe zou ik dan zoo'n ding nog noodig hebben «Bewijs ons dan tenminste, dat ge werkelijk de herbergier Filhrmann zijt.« Bewijzen Waartoe «Omdat Filhrmann er daar straks ook al ge weest is.« «Al geweesthm, de lomphm. Dat is niet waar! Ben ik 't geweest »Neen.« «Nu dan, bijgevolg was ik 't niet. Maakt plaats, gij negenoogen; ik kan «Negenoogen? Excellentie, ik moet u onder danig om uw wapens verzoeken: Uwe doorluch tigheid «ExcellentieDouiiuchtigheidWapens verzoeken? De drommel zal je hebben, schobbe jak, maar niet mijn wapens. Maakt ruimte Hij beproefde de deur te bereiken maar werd oogenblikkelijk omringd en vastgehouden. Met een geweldigen ruk wrong hij zich los en haalde zijn twee pistolen uit. Snel was hij echter weer gepakter ontstond een algemeene worsteling. De schoten gingen af, eenige kreten toonden, dat ze getroffen hadden maar, zooals Heinz dien morgen tot den vorst had gezegdveel honden zijn des hazen doodhij werd overmand en geboeid. De vertoornde mannen letten om de schoten niet op zijn vooronderstelden hoogenrang. Na een klein kwartier zat hij op den wagen van den herbergier en werd, voortgetrokken door een ouden, mageren knol en onder bedekking van vier man, naar Gartow getransporteerd. De wagen kon nog niet heel ver gekomen zijn, daar kwam een derde op het huis toestap pen. Over zijn blauwen linnenkiel droeg hij een zweep, en de lange laarzen waren bijna tot aan zijn buik opgehaald. Hij kon zoowat over de zestig zijn; toch scheen niet zijn leeftijd maar een andere omstandigheid schuld te hebben aan de droeve, moede uitdrukking van zijn gelaat. »Hm,« bromde hij, terwijl bij de punten van zijn lang neerhangenden knevelbaard opdraaide, «dat noem ik nog een geluk bij een onge luk! Was ik thuis geweest, dan hadden ze me weggehaald en ik hing thans misschien reeds drie el hoog; ik ben echter den Dessauer na geslopen om zekerheid te hebben, dat hij over de grenzen ging en werd op de terugtocht onder weg gewaarschuwd. Had ik geen tijd gevonden om bij Schwiiber van kleeding te verwisselen, dan had men me herkend, en ik was er vast niet doorgekomen; zoo streng als thans is de linie nog niet bewaakt geweest. Nu echter weet ik geen raad. Ik moet naar Hammerlein; die zal wel kunnen helpen. Eerst echter een dronk. Ik ben nog wel nooit in dit gat geweestmaar dorst gaat boven fatsoen. Hij ging binnen en bestelde een kruik bier. De binnenzittenden zagen elkander verblufd aan en beraadslaagden in stilte welke maatre gelen ze nu zouden nemen. Eindelijk stond er een op en trad nader bij. «Mooi weer vand niet waar?« «Hm, ja.« «Ge komt zeker van ver?« «Niet zoo heel ver.« «Van waar?« «Van Lenzen. «Zijt ge daar bekend «Ik woon er.« «Kent ge Filhrmann, den waard uit de «Blauwe Ster?« «Dien ken ik heel goed; want ik ben 't zelf.c «Ilazoo! Hebt ge een pas bij u?« «Neen «Waarom niet?« «Omdat ik te veel haast had om er een aan te vragen. «Weet ge 't al van den Dessauer «Wat? Dat hij heimelijk over de grenzen is gegaan «Aha! Maar dat weet ge zeker nog niet, dat binnen 't uur al twee Filhrmann's uit de «Blauwe Ster« hier zijn binnengekomen «Dat is niet mogelijk «En gij zijt de derde. Hoe komt het, dat uw steek u te klein en uw kiel u te kort en te wijd is, he?< «Dat moet ge mijn kleermaker vragen; daar kan ik niets aan doen.« «Wilt ge ook naar Gartow, als de anderen «Ja, ik wil naar Gartow.* «Dat is best; we gaan mee.c Gedurende dit gesprek kwam een vierde langs den weg. Hij hield zich steeds aan den rand van 't bosch, alsof hij elk oogenblik gereed wilde zijn zich in het houtgewas te verschuilen. In de nabijheid van de kroeg gekomen, ging hjj 't bosch in, tot hij op een smal voetpad kwam, dat hij met snelle schreden volgde. 't Was Bellheimer. Hij was over de Elbe ge gaan en sloeg nu den kortsten weg naar Gartow in, waar zijn tegenwoordigheid naar zijn meening nuttig kon zijn. Het pad was een kaarsrechte bij weg, die den tijd, welke anders noodig was, tot op de helft verkortte, zoodat de wakkere wacht meester spoedig den zoom van 't woud bereikte en nu het vlek met zijn slot voor zich zag liggen. Een scherpe blik over den omtrek toonde hem, dat hij zijn gewonen weg zonder gevaar kon volgen. Slechts den onbetreden grasrand volgend De Langstraat en de fliiarstklta. een wei ni o bekende el'isode DOOK

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1