EENOOG.
FEUILLETON.
MOOI GRIETJE
M 719
Uitgever: L. J. YEERMAH, Heusden.
VOOR
Buitenland.
BINNENDAAIS,
Het Land van
He
t en de
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging.
Agent voor Gorcum en Omstreken: Bosch Broes van Dokt.
Advertentiën 16 regels 00 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
In overoude tijden regeerde in het land Popali
een grijze koninghjj was reeds zóó oud, dat
de oudste zjjner onderdanen niet wisten wanneer
hjj geboren was; en deze eerwaardige monarch
had behalve zjjn onbekenden leeftijd nog een
tweede bizonderheid. Wij zouden het een gemis
noemen, maar de bewoners van Popali oordeelden
anders en prezen hem gelukkig om zjjn bezit;
de koning had namelijk midden in het voorhoofd
één oog, terwijl niemand zijner onderdanen zich
zelfs op iets wat er naar leek, beroemen mocht,
uitgezonderd de vier prinsen van den bloede.
Honderden eeuwen later bestonden er nog zulke
menschen als deze vorstelijke familie, en men
noemde hun naam cyclopenmaar deze cyclopen
staan wederom honderden eeuwen af van den
tjjd waarin wjj thans leven; deze koning leefde
dus heel wat eeuwen geleden.
>Eenoog« noemde men hem, en terecht; hoe
al die blinde onderdanen wisten, dat hun koning
één oog had? Hai de vorst het hun niet meer
malen verzekerd, en waren zjj niet gewoon steeds
en overal onvoorwaardelijk geloof aan zijn woor
den te slaan? Den ongeloovigen echter stond
hjj toe, zpn oog te betastenten slotte kon
dus ieder weten, dat Eenoog ook nu weer waar
heid gesproken had, zooals hjj trouwens altijd
deeden de oudsten wisten te verhalen, hoe de
oude vorst juist aan zjjn gelukkig bezit het
koningschap te danken hadvóór hem, meenden
ze, was er in Popali nooit een koning geweest.
Zij toch stonden allen gelijk, immers allen
waren blind
Lang bleef het rustig in het land Popali
rrede en welvaart heerschten steeds en alom, en
slechts nu en dan meenden enkele blinden, dat
hun koning zich vaak vergiste; dat er aan die
welvaart wel een en ander af te dingen viel,
en dat de vorst lang degene niet was waarvoor
zjjn buitengewone voortreffelijkheid hem moest
doen houden; ja, zelfs één hunner had den
vermetelen moed te getuigen van 's konings
halve kennis en halve wetenschap; hij waar
schuwde en vermaande tot onderzoek, maar men
lette niet op dezen manhij was in ieder geval
toch ook blind, was pedant op zijn beetje kennis,
en kon natuurlijk in Eenoog's schaduw niet staan.
Lang bleef het rustig in het land Popali;
maar ziet! Onbekende volksstammen vielen
op hem aan, in een grooten en naren strijd
werden de blinden geslagen, en bij hunne ver
spreiding over de gansche aarde vermengden ze
zich met hunne voormalige vijanden. Ook het
geslacht van Eenoog leefde voort, al was de
oude man zelf in den nederlaag gebleven.
De vijanden nu heetten zich: mannen des
lichts.
Deze vermenging was in het voordeel der
blinden, want zij genoten van de voordeelen en
winsten der anderen; deze anderen nu hadden
twee oogeneen ongehoord feit in het voormalige
Popali.
Maar die twee oogen hadden, zagen met leed
wezen op de verwarring en de ongelukken, die
de blinden in hun blindheid aanrichttenen de
blinden leerden wel iets van hen, maar bleven
blind; wie echter onder de twee-oogers goed
nadacht en een medelijdend hart bezat, had
medegevoel voor zijne arme natuurgenotenze
verweten hun niets, ze beklaagden zich slechts
over de treurige verovering, die zij zelve gemaakt
hadden. Wel kwamen er ook weer tijden, dat
men de blinden het land wilde uitbannen, maar
daar kwam de onderlinge vermenging en de
talrijkheid der blinden tegen op; ook door die
zelfde vermenging had men zoogenaamde half-
blinden gekregen.
Het meest gebeten echter waren de mannen
des lichts« op de talrijke nakomelingen van
Eenooghun getal was nu omstreeks veertig
gewordenmet het oog en den naam hadden
zij tevens het twijfelachtig gezag van hun ouden
stamvader geërfd en de blinden hielden vast
aan hun overlevering en noemden den oudsten
Eenoog in het geheim, maar hier en daar waar
de mannen des lichtsschaarsch waren, in het
openbaar, hun koning.
Zoo hebben dan de eeuwen door menschen
met twee oogen, met één oog en blinden op de
aarde gewoond, en geen dezer geslachten is tot
nog toe uitgestorven.
Dus ongeveer verhaalt een vrij geloofwaardig
kroniekschrijver de beknopte geschiedenis en
na-geschiedenis van Popali en zijn ouden koning.
En zonder nu te kunnen zeggen of ieder
woord van den man de juiste waarheid bevat,
weten wij toch door het onder ons nog heerscben-
de spreekwoord, dat Eenoog nog steeds koning-
is in het land der blinden.
De vraag, der bespreking volkomen waardig,
is, of deze drie geslachten maar steeds naast
elkander zullen blijven bestaan.
Zoolang geestelijke blindheid erfelijk is, want
we spreken hier natuurlijk niet over de licha
melijke, zoolang zullen beklagenswaardige
blinden een nakomelingschap hebbenen de ge
schiedenis leert ons, dat de »eenoogerij« nog
steeds beoefenaren vindt en bij de blinden in
hoog aanzien staat.
Groot is Eenoog voor de andere dorpsbewo
ners en in sommige kleine stedengroot in
eigen waan, 't is een nadeel, oogenschijnlijk
onafscheidbaar verbonden aan dorpen en kleine
steden; in de groote steden, waar meer beschaaf
den en ontwikkelden wonen, ik zou haast zeggen,
door contrast, omdat er tevens de meeste duis
ternis en wanbeschaving heerscht, in de
groote steden nu is er bijna geen plaats voor
Eenoog bespot en aan de kaak gesteld, zou hij
spoedig buiten de stadspoort gezeten, zijn neder
lagen gaan betreurenen het is een ware ramp
voor de eenoogige bij dorpsche of kleinsteedsche
blindheid, dat zij wellicht niet of moeielijk in
de gelegenheid kunnen komen om in te zien,
dat het beter voor hen is van hun koningschap
af te zien.
Vele werkelijk niet onverdienstige Eenoogen
zouden kunnen worden tot mannen des lichts,
indien niet hun gevoel van bescheidenheid ver
drongen ware door hoogheidswaanindien zij
het niet ontwend waren een andere beschouwing
naast de hunne te plaatsenindien zij begrijpen
wilden, dat de schaal zoo verbazend naar één
kant overhelt, omdat hun eigen oordeel daar
alleen in ligt.
Maar 't is ook moeielijk van den konings
titel afstand te doen; moeielijk, om te treden
in de rangen van eenvoudige, rustige burgers.
Menigen Eenoog zal het daarom ondoenlijk
schijnen, aan dezen eisch gehoor te geven; want
een eisch is het, door de mannen des lichts
gesteld.
Daar komt nog bij, menig koning, in de
hoogte gestoken en over het paard getild als hij
is, gelooft werkelijk aan eigen grootheid; en
deze treurige zelfmisleiding is mede oorzaak van
velerlei verwarring en struikeling onder de
blinden; wij wenschen den misleiden en zich
zelf misleidenden koning toe te roepen vergelijk
u toch niet langer met de blinden! Stel uw
ideaal hoogergij kunt hetgij moogt het
Tracht omgang te krijgen met mannen, 't zij
direct of indirect, met mannen die boven u staan
in wetenschap, kennis, doorzicht en oordeel, die
het stempel van majesteit op hun voorhoofd
dragendragen mogen Die, zoo geëischt, hun
adelbrief toonen kunnen voor een bevoegde recht
bank Ontsluit u den kring, waarin gij zoo
trotsch beweert te mogen binnen gaan, en leef
en sterf niet bij uw halve grootheid
Eenoog op den preekstoelEenoog voor de
klasse; Eenoog in den barbierswinkel en in de
vergaderzaalEenoog in gezelschap en huisge
zin ja.- waar vindt men hem niet? Overal
tracht de door ijdelheid benevelde, de door hoog
heidswaan bevangene zijn overwinningen te be
halen hij wordt gevierd en bewonderd en legt
zijn twijfelachtig gezag niet neer, want het
is zwaar der blinden geringschatting te dragen.
Ja, vrij geloofwaardige kroniekschrijver,
geen dezer geslachten is tot nog toe uitgestor
ven, en zoolang zal de kreet weerklinken van
»Leve Eenoogzoolang, totdat de laatste der
blinden zal zijn heengegaan, zegge: nimmer!
Keizér Wilhelm heeft een salon-waggon be
steld, die ruim 80.000 gulden zal kosten. De
Keizer reist nooit kosteloos, behalve op de lijn
Kassei-Frankfort, die daartoe door haar con
cessie verplicht is.
Bij gelegenheid van Keizer Wilhelm's komst
te Napels, zal een der pleinen, met 18.000 ge
kleurde gasballons verlicht en op 't fort St. Elmo
een grootsch vuurwerk ontstoken worden, in
nabootsing van een uitbarsting van den Vesu
vius.
van
door B. 4)
God, wat is dat! Met de kaars kwam ze te dicht
bij de gazen doek, die de lamp bedekt; knette
rend stijgt eensklaps een reusachtige vurige tong
ten hemel.
Doodeljjk verschrikt slaat ze met haar hand
die vuurtong tegen den grond, juist bij de ge
bloemd sitsen bedgordijnen. In een oogenblik is
het vertrekje met rook opgevuld en breken de
vlammen zich baan door het papieren plafond
naar bet rieten dak.
Brand! brand
Ze stikt bijna. Open die deur! Waar is de
sleutel Haar sidderende hand laat hem vallen
ze kan hem niet weer vinden.
Brand! brand
Huilend bijt de vuurwolf in 't droge rieten
dak en spuwt de afgescheurde beten naar den
door rosse vlammen roodgekleurden avondhemel.
Brand! brand
Gillend zinkt mooi Grietje op de knieën. Weg
nu dat rood zijden doekje! afgerukt dat zwaar
zjj den boezelaar! in de vlammen geslingerd dat
snoeperig mutsje! help! help!
>0 God!« smeekt mooi Grietje, laat me niet
verbranden! laat me niet sterven! thans niet;
niet zóóniet met die ijdele gedachten in hoofd
en hart! o neen, zoo zondig durf ik niet ver
schijnen voor U, durf ik miju zalige moeder
niet onder de oogen komenik zou haar ern-
stigen blik niet kunnen verdragenTe midden
der vlammen, die haar van alle kanten dreigen
te bespringen, gilt ze haar wanhoop uit, kruipt
ze over den grond, en terwijl de dikker wor
dende rook al meer en meer haar longen vult,
stamelt ze: erbarming! o God, erbarming! Ik
ben nog zoo jong!«
Flauw hoort ze nog naderende voetstappen,
die haastig komen aanrennen en zinkt dan be
wusteloos ineen op den grond.
Buiten is alles in rep en roer geko
men. De ten hemel stijgende vlammen verlichten
alles in 't rond. Van alle kanten komt hulp aan
snellen. Vlug mannendien stal opengerukt,
de loeiende koeien losgerukt of losgesneden en
den stal uitgedrevenAan blusschen valt voor
eerst niet te denken. De spuit uit G. kan bin
nen 't kwartier nog niet hier zijn. Grijpt, wat
ge grijpen kuntredt, wat te redden isLaat
maar staan dat zware kabinet, een oud familie
stuk; rukt open de laden, draagt weg! draagt
wegNeem dat bed op uw nek, goed zooZoo
wordt nog heel wat geredhet vee is in veilig
heid en de menschen - de mensehen?
Waar is Grietje? o God, waar is Grietje?
Heeft niemand mooi Grietje gezien? Ja, een
half uur geleden heeft iemand haar 't huis
zien ingaan en kort daarna heeft hij een licht
bemerkt daar boven, waar de vlam het felst
woedt.
»Dat's Grietjes kamergilt de vader, »om
hemels wil! redt mijn kind, mijn eenig kind!«
Wie durft het wagen door 't brandende huis
te dringen naar gindsch kamertje,roept een sid
derende stem uit de menigte, tweehonderd, drie
honderd gulden, duizend gulden voor hem, die
't waagt't Is Van Buren. »Komt mannen!
ter wille van een menschenlevenWie durft
»Twee duizend guldensmeekt Van Buren,
Alle handen die tot nog toe met redden zijn
bezig geweest, zijn eensklaps verlamd; Grietje,
Grietje! is aller gedachten.
»Om Godswil mannen, waagt het!Niemand
beweegt zich.
»Dan zal ikroept de vader, maar hij
wordt opzij geslingerd door een sterke hand
van eenen, die zoo pas 't verschrikte vee heeft
weggedreven.
»Weg! dat's mijn werk!« roept Jochem en
vliegt in 't brandend huis. Den weg weet hij
van kind af. Dat brandend vertrek door, die
bijna instortende trap op, over 't neervallende
brandende riet heen! Open die deur, Grietje,
openGeen antwoordOm Godswil, doe dan
openEén trap, een geweldige trap met den
krachtiger) voet, daar springt het brandend hout
in stukken. Daar op den grond, bij 't licht der
vlammen, ziet hij haar liggen, grijpt haar op,
holt met haar weg. Zijn pezen trillen onder den
last, de rook verstikt hem bijna, hij holt voort,
voort met Grietje, dood of levend, dat weet hij
niet, maar voortachter hem valt de trap in,
geen nood, hij is er af; een brandende balk ver
spert hem den weger op, er over met Grietje
in de armen! Hij struikelt, maar laat zijn last
niet vallenhij springt weer op en torscht haar
verder. Goddank, daar is hij buiten; geschroeid
is zijn haar, zijn kleeren branden, maar hij houdt
Grietje vast; men slaat een wollen deken, die
daar is neergeworpen, om hen heen en nu zinkt
hij ineen.
Liggen daar twee dooden?
Na een paar oogenblikken bekomt hij. Nog
altijd heeft hij Grietje omklemd, die nu lang
zamerhand ook weer tot bewustzijn komt en,
zich in de armen van Jochem ziende, haar hoofd
aan zijn trouw hart verbergt.
»Grietje, Grietjejubelt Jochem, »nu laat ik
je niet weer los; ik heb je gekocht bijna met
mijn leven; zie je thans dat je mijn leven wèl
noodig hadt?! Nu ben je de mijne, en niets, niets
dan de dood kan je me weer ontrukken
»ls je dat ernst, Jochem stamelt Grietje,
»dan wil ik je liefhebben met een trouwe en
nederige liefde. 'k Weet, dat me veel, heel
veel ontbreekt: leer jij me goed en nederig te
zijn. O, van dien ongelukkigen morgen af, waarop
ik zei, dat het mij ernst was, en dat je me los
moest laten, heb ik me zoo verlaten en eenzaam
gevoeldik trachtte dat ongelukkige gevoel weg
te schertsen, en God weet, wat er van me zou
geworden zijn zonder 't geen dezen avond is
gebeurdmaar nu voel ik me rijk door je liefde
en tevens arm door 't gevoel, van mijn schuld.
Maar Jochem sluit haar mond en fluistert haar
toe»riu noem ik je voor 't eerst van mijn le
ven »mooi Grietje
»Yan Buren heeft alles gehoord. -- Jochem
Van der Velde,spreekt hij, en zijn stem beeft
van innerlijke aandoening, »je bent beter dan
ik'k Heb twee duizend gulden uitgeloofd voor
Grietje's redder, maar die mag ik jou niet aan
bieden. Als 't je niet te weinig is, bied ik je
mijn vriendschap aan. God moge je zoo geluk
kig maken, als je 't verdient.
De boerderij brandde bijna tot den grond af.
Op dezelfde plaats verrees spoedig een nieuwe,
de woning van 't gelukkige paar. De paarde-
schedel werd teruggevonden en op Grietjes ver
langen weer op 't dak geplaatst. (Slot.)
tnmfbwamwwiiimii n—i ■imbbwbwwmbmmmmwmwhbbbbmmcphbwmhw—
Een kleine smart slechts brengt het leven mede.
Groote smart brengt de meusch zich zelf.
Er is geen werkelijk genot, zonder behoefte er
aan.
De eer doet het niet, maar wie u eertmeet
daaraan uwe waarde af.
Zoolang het vuur brandt, en de tafel voorzien
is, zoolang duurt de vriendschap.
Als koper verguld is, verbeeldt het zich goud.
Een waarachtig vriend is een diamant, maar
men kan dien niet koopen, dan alleen tegen ge
lijke waarde.
Wie spreekt, zoodat hij begrepen wordt, spreekt
altijd goed.
Dikwijls waren onze omstandigheden hard, ter
wijl onze harten het schenen.
Hoe meer gij u zelf vergeet, zooveel te..grooter
is uwe liefde.
Met edelen om te gaan zal u het edele doen
verwerven. Bij boozen zal het goede zelfs, wat gij
reeds hebt, bederven.
Streeft gij naar geld en eer op aarde, gij moet
dan vroeg een man zijn. Maar hij die slechts het
ware geluk wil, blijft zoo lang mogelijk een kind.
Hem hebt gij het beste geleerd en bekeerd,
Die gelooft dat hij u heeft bekeerd en geleerd.