rede? FEUILLETON. In 't Kijk der Tonen. 1888. .M 728. WOENSDAG 24 OCTOBER. voou Uitgever: L. J. YEEBMAH, Heusden. Dit bind versehjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverkooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. II. (Slot.) Zooals uit ons vorig artikel bleek is door de Commissie van Rapporteurs de geldquaestie boven - aan geplaatst. Et pour cause! Als in zooveel andere quaesties heeft ze ook hier een groot deel in de redenen van ontevredenheid. Laat ons zien wat voor het bijzonder onder wijs verlangd wordt. Er worden drie soorten van scholen aange nomen scholen voor onvermogenden, voor min vermogenden en voor de bezittende klasse. Ten eerste wordt verlangd, dat aan alle scholen voor onvermogenden, van welken aard ook, gelijke subsidie worde verleend. Zelfs de scholen die de kerk opricht mogen hier niet buiten gesloten worden. We willen thans niet vragen of de geldmid delen van 't Rijk en van de gemeenten zullen gedoogen, dat ze belast worden met de meerdere uitgaven die hiervan 't gevolg zullen zijn. Het voorstel der commissie is billijk en dus aanbe velenswaardig. Alleen moet tr dan ook gezorgd worden, dat door elk van dat onderwijs kan gebruik gemaakt wordendus dat het onderwijs er goed zij en dat ook hier de onderwijzer zich onthoude van iets te leeren, te doen of te laten wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van anders denkenden, ïn aparte uren, waarvan naar verkiezing gebruik gemaakt kan worden, kunnen dan de godsdienst leeraars hun onderwijs geven. Worden dan de bijzondere scholen voor onvermogenden ook ge steld onder 't zelfde toezicht, natuurlijk Staats toezicht, waaronder de openbare scholen staan, zoo zou dit zelfs een voordeel voor 't bijzonder onderwijs zijn. In de tweede plaats verlangt men, dat op alle scholen voor minvermogenden een minimum schoolgeld worde geheven, en dat verder de Staat haar zal subsidiëerende kinderen der bezittende klasse zullen daar geweerd worden. Ook dit is billijk, maar altijd op dezelfde voor waarden volkomen neutraliteit van onderwijs, volkomen gelijkheid van vakken, wat aantal en gehalte betreft en uitbreiding van het Staatstoe zicht. Hoe hoog het schoolgeld zal zijn, zou door den Staat bepaald moeten worden. Zoo opgevat zou het voorstel der Commissie vau Rapporteurs nog dit voordeel hebben, dat het onderwijs, 't welk nu gezegd wordt een voor werp van de aanhoudende zorg der regeering te zijn, langzamerhand meer en meer een voor werp van de aanhoudende zorg der ouders werd. En daar zal 't toch op den duur heen moeten. Mits de ouders niet alles te zeggen krijgen en door het Staatstoezicht genoegzaam gewaakt kan worden voor onbevoegde, onverstandige inmen ging, zou daardoor de toestand veel gezonder worden. In het Rapport is nog tusschen de regels te lezen »De scholen voor kinderen uit de bezittende klasse zorgen voor zich zelf.« 't Is een zeer revolutionair voorstel, dat, mccht het eenmaal tot Wet verheven worden, zeker niet de gemoederen zou tot rust brengen, maar dat toch veel goeds in zich heeft en zeker zou maken, dat de school moeilijk nog langer als partijwapen dienst kon doen. En we zeiden 't in ons vorig artikel, hieraan moet veel opgeof ferd worden, alleen de opvoedende, ontwikke lende kracht, de degelijkheid van 't onderwijs niet. Wij gaan dus gaarne voorwaardelijk met die voorstanders van 't hijzonder onderwijs mee. Of met ons tegenwoordig belastingstelsel de uitvoering mogelijk is, willen wij niet beslissen, maar is de verdeeling in scholen voor onvermo genden, minvermogende en bezittenden vol te houden? In groote steden kan dat gaan en ge schiedt het nu reeds voor een gedeeltemaar ten platten lande? In menige kleine gemeente is maar één school voor allen, en in andere grootere gemeenten waar 3 a 4 scholen zijn, zouden bij classificeering dier scholen de leerlin gen een uur of meer moeten loopen om onder wijs te kunnen ontvangen. De Commissie wil niet, dat de kinderen, wier ouders 't betalen kunnen, voor hooger schoolgeld worden toege laten; zij eischt: »op de scholen voor minver mogenden worde geen toegang verleent aan de kinderen der bezittende klasse.En hoe en door wien zal worden uitgemaakt tot welken stand ze behooren?« En heeft die strenge scheiding der standen geen nadeel voor 't later maatschap pelijk samenleven? Zullen de woeligen en ver bitteringen er niet door toenemen? Kan op dien voet vrede komen? We gelooven 't niet. Maar bovendien zullen we hier wel niet de bedoeling der Rapporteurs hebben weergegevende door ons op den voorgrond gestelde neutraliteit zal nooit worden toegegeven. En toch zou dit naar onze meening zoo recht paedagogisch zijn. On derwijs in 't leerstellige van den godsdienst is naar de meening van zeer vele ernstig denkende mannen, mannen die den godsdienst boven alles lief hebben, niet goed voor kinderen van zes tot twaalf jaar; dezulken moeten leeren: 1. voor zichtigheid, 2. eerlijkheid of rechtvaardigheid, 3. welwillendheid of liefde, dat is vriendelijkheid, dienstvaardigheid, mededeelzaamheid, barmhar tigheid, weldadigheid, vergevensgezindheid, ach ting voer meerderen liefde, voor ouders en wat meer tot de maatschappelijke on christelijke deugden behoort. En toch zal ook uit het oogpunt van billijk heid aan 't verleenen van subsidie dcor den Staat die neutraliteit altijd geeischt moeten worden, natuurlijk alleen in de uren voor ge woon maatschappelijk onderwijs bestemd. Hoe krijgen wij dan den zoo gewenschten vrede Nog ééne hoop rest ons. De commissie zegt: »Aan het verleenen der subsidie zij de voor waarde verbonden, dat aan deze scholen het zelfde aantal uren voor het maatschappelijk on derwijs bestemd zijn als bij 't openbaar onder wijs». Ligt hierin de bedoeling het onderwijs in godsdienstleer te scheiden van 't maatschappe lijk, en zoodoende te maken dat niemand in zijne godsdienstige begrippen kan gekwetst wor den? Op dien voet was de aanbieding van vrede aantenemen. Maar wij gaan over tot wat volgt in 't rapport. »Zoo lang leerplicht nog niet is ingevoerd». Daarmee drukt dunkt ons de commissie als haar meening uit dat leerplicht wenschelijk is. Reeds bij de behandeling der Wet in '78 bleek dat een groot gedeelte der afgevaardigden voor leerplicht was. De heer Moens thans in specteur der tweede inspectie stelde zelfs voor als amendement: »Ouders en Voogden zijn ver plicht, indien geen wettelijke redenen hen dat beletten, hunne kinderen en pupillen voldoend lager onderwijs te doen ontvangen. Die ver plichting wordt geregeld bij afzonderlijke Wet»; maar met zijne andere amendementen trok hij ook dit in. Toch bleek bij de behandeling van art. 81 dat de meerderheid licht te winnen ware geweest voor leerplicht en dat men, alleen om te gemoet te komen aan sommigen gemoeds bezwaren, hem niet in de Wet heeft opgenomen. Thans schijnen die gemoedsbezwaren gelukkig geweken te zijn. Van alle zijden wordt ten minste op leerplicht aangedrongen. En waarlijk niet zonder reden. Ons onderwijs is vrij goed geregeld, maar 't draagt weinig vrucht. Van jaar tot jaar is 't in de scholen duidelijker te zien, dat het aantal leerlingen vermindert juist in die jaren als 't onderwijs de meeste vrucht zou beginnen te dragen. Hoe spoediger de leerlingen door betere methodes en meerdere toewijding der onderwijzers thans vorderen, hoe jonger ze ook de school verlaten, 't Gevolg is, dat de jonge lieden thans op achttienjarigen leeftijd minder weten dan vroeger, omdat ze tot hun achttiende jaar thans zooveel meer den tijd hebben om alles te vergeten. Herhalings-onderwijs lean hier niet boten. Er wordt weinig gebruik van gemaakt en die het nog doen zijn leerlingen, die met het oog op de latere gelegenheid tot herhalings- onderwijs te vroeg v&n school worden genomen. Zoodoende doet het meer kwaad dan goed. Leer plicht en langer schooljaren, minstens tot dertien jarigen leeftijd, kunnen hier alleen baten. Ver scheidene andere landen zijn hierin Nederland verre vooruit. In Duitschland is hij 't vroegst ingevoerd, waarschijnlijk naar aanleiding van Luthers woord»Ik houd het voor zeker, dat de overheid verplicht is, de onderdanen te dwingen hun kinderen ter school te zenden.'t Vroegst werd de schoolplicht ingevoerd in Saksen, 1573; in Wurtemberg werden in 1787 alle kinderen tusschen 6 en 14 jaren verplicht de scholen te bezoekenin Pruisen zijn de bepalingen wel het scherpst in 1763 ingevoerd, werden ze in 1819 en 1845 telkens verscherpt; de boeten bedragen daar van één silbergr. tot 1 thaler voor eiken dag verzuim. In Beieren kan een kind niet voor GEORGE HARTW1G. o wo— 3) In haar blauw, met kanten gordijnen behan gen salon stond Melanie von Waldheim en zag vol verwachting door de beslagen vensterglazen in den regenachtigen avond naar buiten. Het gas suisde eentonig in de matblauwe klokken en wierp een grillig, gedempt licht op de schoone vrouw aan 't venster. In den haard brandde een vroolijk vuur, waarvan de roode vlammen in den grooten spiegel weerkaatstenin die flikkerende vlammen lachten en knikten de an ders zoo stijve trekken van de beeldjes in de gesneden lijst. Een met parelmoer ingelegde pianino stond open midden in 't vertrek en bij de gebeeldhouwde tafel zong de theeketel zijn eentonig liedje. Toen de jonge vrouw de huisdeur hoorde dichtvallen, voelde zij zich verlicht; haastig trad zij naar den spiegel en beschouwde op merkzaam haar aanlokkelijk beeldeen trotseh lachje trilde om haar lippen, wier inkarnaat met het purper van het kraalsnoer wedijverde, dat op haar zwaar zijden kleed als bloedige tranen blonk. De porfiere werd weggeslagen en in het lichtblauwe kozijn verscheen Oscar Berg- strüms hooge gestalte. Met een coquet lachje trad Melanie haar gast tegemoet; de smalle hand sidderde onder de kanten manchetten toen de warme adem zijner lippen vluchtig daarover streek. »Ik dank u reeds vooruit dat ge mij dezen avond wilt schenken Haast begon ik aan uw komst te twijfelenGe moogt de straf, die ik voor u laat komen moet opleggen, zelf uitkiezen. »Elke straf uit uw handen zal me een zoet loon zijn,« antwoordde hij galant, terwijl hij zijn schoone gastvrouw naar den lagen divan volgde. Melanie vlijde zich onachtzaam neder op de zachte zijde. Bergström wilde een stoel nemen, maar een lichte wenk riep hem aan haar zijde. Versmaad deze sopha niet,« zei ze op een half schertsende, half geheimzinnigen toon. »Ge kunt niet gelooven welke tooverkracht deze kus sens bezitten. »Die tooverkracht zal wel bestaan in de be minnelijkheid van de bezitster. »Dut niet; ze beslaat in de schoone phantasie- beelden, die elk omzweven zoodra hij op deze kussens heeft plaats genomen. Ge ziet me on- geloovig aan? Leun uw hoofd droomerig achter over, vouw uw handen, zoo als ik en staar dan een poosje in die knappende vonken-zee. Zoo dra de betcovering over u komt, zal het lieve lingsbeeld van uw hart uit de vlammen opstij gen. Nu?« Bergström voelde door zijn halfgesloten oog leden heen Melanie's warmen blik; hij wendde zich onwillekeurig tot de spreekster, en hoewel hij de bedoeling barer woorden zeer goed voelde, kon hij toch niet verhinderen, dat haar aanblik zijn bloed heftig bewoog. Hij boog zich over de schoone droomster en zei halfluid»de too verkracht van uw divan is eenzijdig, genadige vrouwwant wie aan uw zijde de proef er van nemen wil, zal in elk geval slechts eon beeld kunneu zien opstijgen het uwe genadige vrouw Snel richtte zij zich op. »'t Is dus wreed, als gij ons arme stervelin gen te dikwijls toestaat op deze tooverplaats plaats te neuxen. Ik zelf gebruik haar slechts zelden, daar ik het gevaar van haar kracht ken. Doch nu over iets anders. Waarom liet ge me wachten? Ik moest ons ongestoord tête-ii-tête met veel scherp zinnigheid verdedigen tegen eenstorenden invloed. De smachtende gezantschapsraad von Pritzelwitz wilde me ii tout prix overtuigen, dat een jonge weduwe haar eenzame avonden 't best in gezel schap van een goed vriend doorbracht. »Ik dankte hem voor zijn sympathie en vind zijn stelling volkomen waar, zooals ge ziet,« voegde ze er halfluid bij. »Mij geeft ge dus de voorkeur en toch zal ik heden zeer weinig in staat zijn uw eenzaam heid op te vroolijken. Oprecht gesproken, ik voel me wat afgemat ik kom recht van 't con servatoire »0, dan is uw laat komen verontschuldigd riep Melanie en stond op om thee te schenken. »Hier hebt ge een laafdrank u vrijwillig geboden. Als ze zoo voor hem stond, het bovenlijf licht achterover gebogen, het hoofd met de zware, zwarte vlechten tot hem gewend, geleek ze in vei'leideljjke gracie, een Hébe. Het langwerpige, iets bleeke gelaat, de glan zende, donkere oogen, de fijngebogen neus met de hartstochtelijk trillende neusvleugels, alles ver- eenigde zich tot een overweldigend schoon ge heel. Met recht mocht zich de nauwelijks zes-en- twintig jarige weduwe voor een der schoonste, maar ook voor een der behaagzuchtigste vrouwen der haute-volée houden. Ze duldde het gaarne, dat Bergström's blik bewonderend aan haar hing van den vlechten diadeem over haar voorhoofd af tot de plooien van haar gewaad, dat met breede plooien den bodem bedekte. Aan zijne bewondering van thans paarde zich de herin nering van zoo even onwillekeurig plaatste hij de linksche, schuchtere Geertruida Höfner naast deze volmaakte salon-dame. Hoe hemels breed was het verschil En alsof Melanie zijn gedachtengang had ge raden, zette zij zich andermaal aan zijne zijde en ondervroeg hem schertsend over zijn werk zaamheid aan 't conservatoire. »Ik kan uie zulk een martelaars-instituut en uwe werkzaamheid daarin niet goed voorstellen. Hoe vult ge toch die uren?« sMet veel gezang, veel spreken en nog meer verveling* zuchtte Bergström. VoortreffelijkGe komt me voor als een offerlamlachte de jonge vrouw gekunsteld naïef, terwijl ze haar kleine voet coquet op het haardijzer zette. »Hebt ge veel leerlingen? Jonge, schoone, beminnelijke »Daar naar vraag ik al heel weinig. Bij een leerling, die leeren, altijd leeren wil, dus onder wezen, altijd onderwezen moet worden, kan ik alleen talent niet missen al 't overige is bij zaak.* »Nu dan, hebt ge talentvolle leerlingen »Tot nu toe kan ik niet klagen. Eene Jodin met een werkelijk prachtige stem heeft veel ge leerd, maar alle gevoel ontbreekt haar. Kent ge het sprookje van den werkelijken en den kunstigen nachtegaal? Den laatste heb ik in die jonge dame, maar de werkelijke nachtegaal »Zal Avel gevonden worden,* vulde Melanie vriendelijk aan. »Zeer verplicht! Als ge mijn laatste pogingen hadt bijgewoond, zoudt ge zelve aan de vervul ling van uwe vriendelijke wensch twijfelen. Ik heb veel onbeholpen menschen in mijn leven bijgewoond, maar zoo iets nog nooit een lachbui verhinderde hem voort te gaan. »Ik lach ook zoo graag och, vertel toch,* vleide Melanie. Bergström had zich werkelijk heel weinig om de schuchtere Geertruida bekommerd, maar het erg linksche gedrag van 't jonge meisje, van 't oogenblik af dat ze 't podium had bestegen, prikkelde hem thans zoo onweerstaanbaar, dat hij met spraukelenden humor en scherp sar casme zijn onbeminnelijke leerling copiëerde. Mevrouw von Waldheim voelde zich insge lijks door zijn vroolijkheid aangestoken en lachte tusschenbeide uit volle borst. Toen Bergström echter aan 't hoofdpunt uit zijn geschiedenis kwam, namelijk waar Geertruida in 't tragi- comische: »Weh' mir!« uitbrak, klapte Melanie vol bijval in haar blanke handen. »Bravo! Bravo! Gij zijt een uitmuntend too- neelist! Hoe kostelijk copiëert ge dat gansje. Jammer maar, dat de kleine er niet bij is, om haar zoo meesterlijk geteekend portret te kun nen zien. Ge zult in deze nieuweling een bron van voortdurende vreugde vinden, dierbare vriend! Ik voorspel u dit!* EEN VERHAAL VAN O O CV

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1