De nieuwe richting. FEUILLETON. In 't Rijk der Tonen. 1888. Uitgever: Ll. J. YEURMAN, Heusden. J*£ 735. YQQR Dit blad verschat WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijsper 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. »Zeg maar, dat ik niet te spreken ben.« Met deze woorden scheepte een uitgever zijn bediende af, opdat die op zijn beurt een bezoe ker afschepen zou. Deze verkoos echter niet afgescheept te worden, was den bediende op de hielen gevolgd en stond, voor iemand er op verdacht was, bij den lessenaar van den patroon. Slechts een paar woorden, meneer, de ge schiedenis is zeer eenvoudigik heb een roman geschreven, nieuwe richting, meneer, en daarom wend ik mij tot u. De uitgever wilde den mond openen, doch 't woord bestierf hem op de lippen, want de man haalde uit den gerimpel- den achtergrond van zijn demi een papieren projectiel van kolossaal kaliber te voorschijn en manoeuvreerde daarmee naar den schrijflessenaar. Het projectiel ontplofte in een massa beschre ven vellen en de tabakslucht steeg in 't kan toor op. »Ge zult me naar het wijsgeerig stelsel van mijn geloof vragen,er bestond op de we reld geen sterveling die daarnaar nieuwsgierig waswelnu, ik zeg u niets als: de waar heid en nog eens de waarheid! Glacé handschoenen bij 't schrijven, dat deugt niet. Ziet ge, 't leven is geen knaleffect van liefde, poëzie en idealendat is allemaal lari en daarmee hou ik me niet op. Steeds gelijkvloers, dat zeg ik en geen nachtegaalperspectief, want dan ziet de rommel er heel anders uit. De heele roman winkel deugt nietde een kwaakt den ander na en de een begrijpt het net zoo min als de ander juist als apen in een porseleinwinkel. Lees u dit werk eens door, ik laat u de heele sante- kraam hier; vandaag is 'tDinsdag; Donderdag kom ik terug.* Eer de ander deze ongewenschte opdracht be antwoorden kon, was de schrijver verdwenen met achterlating van zijn manuscript. De huis deur viel toe en de uitgever was tegen wil en dank gedwongen daarvan kennis te nemen. Titel en motto verleidden hem do eerste bladzijden te lezen, en daar hij ook ons dit voorrecht gunde, zijn we in staat onzen lezers in dit genot te doen deelen. Te samen ge 1 ij m d. Naturalistische roman. Motto De menschen zijn wilde beesten, die slechts uit vrees voor 't tuchthuis weerhouden worden elkaar te verscheuren. Frederik Knoop was de zoon van een kleeren- flikkertje, die zija menschelijke plicht meende vervuld te hebben, toen hij ze3 kinderen in de wereld gezet had. (Zulke lieden moest men op pakken, gelijk lichtzinnige bankroetiers; nemen ze niet dure verplichtingen op zich, overtuigd zijnde, ze nooit te kunnen vervullen?) Een zijner verwanten, inziende te eeniger tijd last te zullen krijgen met de toenemende gevolgen der lichtzinnigheid van zulk een vader zoo toch noemen leugenachtige philantropen derge lijke medearbeiders aan de overbevolking deed Frederik op het gymnasium; daarna wer den collegegelden bij elkaar gebedeld tot Frits zich tot doctor medicinae gepromoveerd zag. Hij werd in een gasthuis aangesteld en zag toe, hoe zich de groote professoren vergisten. Hij had de kleermakersfiguur van zijn vader geërfd, ontoereikende voeding had daartoe het hare gedaan, zijn gelaat was zooveel als een lijst van te kort gekomen maaltijden en de adams appel stak zoo scherp naar voren, als had hij een teekendriehoek in den hals zitten. Zijn dun haar liet reeds het wit der kruin doorsche meren de aanvang van het privelegie van het mannelijk geslacht: een kale knikker. (Ook een van de doortrapte streken der natuur. Waarom hebben we haren? Om den schedel te beschutten? Zoo dan de schedel noodzakelijke bescherming van noode heeft, waarom valt dan de noodzake lijke beschutting voor haar tijd uit?) Knoop zag er, i. e. w., jammerlijk uit. Hem ziende, vroeg men zich verbaasd af, waar toch in deze menschelijke schaduw de ongeloofelijk samengestelde levensmachine (2 longen, 2 hart kamers, 2 hartboezems) verborgen zat. Doch waar is de man, op wien niet eenmaal het oog eener vrouw valt? In ons geval was het Leentje Leeman, die in den mageren dokter het begrip echtgenoot op het edelst verpersoon lijkt zag. Aan Helena had de schepping niet veel be steed, doch wanneer men achttien jaar telt, is er licht één, die, hoe dan ook, op de gedachten komt: juist die is voor mij bestemd. Zij stamde af van een niet adellijk geslacht, hare grove handen en 't grove vel wezen dat uit. Zjj leefde van bedrog, d. w. z. ze vervaardigde kunstbloe men, die echter geen mensch bedotten konden. Met een oude moeder, die doof en blind was, woonde ze zamen. Het was Zondag; Knoop was ten eten ge- noodigd. Toen hij de deur binnentrad, stond Leentje in de keuken, zoo zag hij ze voor 't eerst. Daarop trad hij in de woonkamer, waarheen Leentje hem spoedig volgde. Zij had hare keuken schort afgelegd en een hartvormig deel harer buste was thans zichtbaar, dat er ongeveer uit zag als de huid van een geplukten eendvogel. Ze zetten zich bij het geopende venster; dat was de meest geschikte plaats voor den dokter, die steeds een geur van carbol om zich verspreidde. »Ik heb in de laatste dagen veel aan u ge dacht, Helena,zeide de dokter, »weet ge wel, dat het eigenlijk komisch is, dat ge toch ook niets zijt dan een vleeschetend roofdier, trots al uw strikjes en kwikjes, kanten en slepen Het meisje lachte verlegen. »Natuurlijk,« ver volgde Knoop, »wat zijn we anders dan twee- beenige dieren met kuiten, zonder veeren, gelijk Plato zeide, met het uitsluitend voorrecht te lachen en het jlebilebeneficum van den zelfmoord. »Ge zult toch nooit veranderen,zei Helena zacht verwijtend. Knoop was goed gemutst; hij waagde een scherts: »Toch wel,« antwoordde hij, »wij ver anderen allen, zoodat we aannemen kunnen, dat we binnen een tijdruimte van vier weken ge heel andere nieuwe Avezens zijn, d. w. z. de atomen wisselen, de aard der samenstelling blijft echter onveranderdwe noemen dat stofwisse ling en daartoe hebben we maandelijks meer voedsel noodig dan ons lichaam weegt. Het meisje lachte, deze dingen verrasten haar. Gij lacht-,vervolgde Knoop, »ik neem u dat niet kwalijk, want het lachen is een der meest aangename aandoeningen der buik- en gelaats zenuwen, doch ik bepaal me slechts tot feiten. Ik zeg u verder, dat b. v. gij zelf binnen den tijd van vier-en-twintig uren 9000 L. lucht in- en uitademt, hetwelk de grootte is van eene middel matige kamer. Dat maakt in een jaar 3'285'000 L. lucht, in achttien jaren 59'130'000 L. (De spre ker rekende deze getallen zeer practisch op den GEORGE HARTWIG. o-jy:o10) Geertruida stond alleen. Ze werd bijna bevreesd, toen een zachte hand haar schouder licht aan raakte; het lieve gelaat van mevrouw Von Rosen lachte haar toe. Onder haar bescherming gevoelde zij het pijnlijke van haar positie minder en was hartelijk verblijd, toen mevrouw Von Rosen haar een plaats in haar rijtuig aanbood, als het ge zelschap uiteen zou gaan. Melanie's lusschenkomst maakte spoedig een eind aan 't onderhoud. Geertruida moest zingen, maar niets treurigs of sentimenteelsZe wendde zich van de trotsehe gastvrouw af, sloeg een oogenblik de oogen nadenkend ten hemel en >kennst du das Land, wo die Citronen lilühn* klonk het vol zoet verlangen door de zaal. Door velerlei zoete aandoeningen getroffen staarde Bergström als betooverd op het schoone meisje. Was Mignon dan weer opgestaan uit haar marmeren graftombe? Dat waren liaar oogen, haar tonen, haav warme liefde En met hem staarde Melanie, alsof ze een geest wilde bezweren naar de zangeres. Zelfs niet de minste harer be wegingen ontging haar, geen trilling van de zwarte oogharen. Dwaasheid,* mompelde ze voor zich heen, blond haar! donkere oogen! Haar talent, bah, wat beteekent het er over te tobbenmaar ze kerheid kan ik me in elk geval verschaffenhoe eer hoe beter!* >Dahin, dahiu, mocht' ich mit Dir, o mein Geliebte, ziehn.* Melanie zag vorschend naar Bergström, die dicht bij haar stond haar hart dreigde te bersten van nijd en jalouzie. »Laat mejuffrouw maar eerst in 't openbaar optreden, dan zal de gelijkenis met Mignon spoedig verdwijnen,* sprak ze honend. Geertruida Höfner zal daar nooit haar geluk beproeven,antwoordde hij ernstig, »ze is er te verlegen toe »Wat zal haar daarin hinderen >Mijn raadDeze reine ziel is niet geschapen om te intrigeeren.* Melanie rukte ongeduldig aan haar kanten zakdoek. »Ik kan 't niet verdragen dat dit meisje me wordt voorgetrokken,* fluisterde ze met een heesch geluid, terwijl ze haar zelfbeheersching vergat. »Ge zijt een huichelaar, erger dan allen, die ooit het voorwerp hunner liefde verloochendenDenk niet dat ge me verblinden kunt, ik ben noch goedhartig, noch een nieuweling »Ge spreekt in raadselen, genadige vrouw, viel hij haar somber in de rede. »Daar komt het voorwerp uwer beminnenswaardige bezorgd heid naar ons toeverontrust ten minste dat arglooze kind niet met uwe ontijdige vermoedens. Bergström ging Geertruida tegemoet; haar bleek, vermoeid gelaat deed hem leed en 't speet hem zeer, dat hij haar in dit gezelschap had ge leid. Hoe gaarne had hij haar aan zijn hart ge klemd en was met haar gevlucht naar dat gelukkig land >Wo die Citronen bliihn »Im dunklen Laub die Goldorangen gliihn.* Hij wilde haar eenige vriendelijke woorden toespreken, doch Melanie voorkwam hem. Ze zag Geertruida met de haar eigen hooghartigheid aan, zonder te letten op het rood van ergernis, dat langzaamaan het gelaat der zangeres overtoog. >Wil de blonde sirene zich nieuwe offers zoeken? Ik zie daar een kring van jonge heethoofden, wien ge door uw voordracht het hoofd op hol hebt gebracht,* spotte de schoone vrouw hard vochtig. »Doe dan een goed werk, genadige vrouw, en bied uzelf aan in mijne plaats; de jonge lieden zullen zonder twijfel zich met- u beter kunnen onderhouden.* »Hoe strijdvaardig weet ge u te verdedigen! Maar ge valt eenigszins uit uw rol, mejuffrouw »Laat me schijnen wat ik ben« zingt Mignon te recht. Overigens heeft uw naam voor mij iets belangwekkendsik had een lieve kennis, die eveneens heette. Hebt ge misschien nog een anderen naam dan Höfner?* »0 neen!* Hebt ge nog bloedverwanten? Een broeder vorschte Melanie verder. Geertruida hief koel haar lokkig hoofd op, en zei »Mijn familiebetrekkingen zijn niet zoo spoe dig meegedeeld als gevraagd.* »Hebt ge een bijzonder doel om daarnaar te vragen?* mengde Bergström zich in 't gesprek. ^Volstrekt niet; maar't is toch te begrijpen, dat men eenige nadere inlichtingen over zijn gasten inwint. »In dat geval zou ik me liever door eiken gast zijn levensloop laten verhalen,lachte Bergström. Melanie wendde hem onstuimig den rug toe haar kleine handen plukten in onmachtige woede de meiklokjes uiteen, die zoo verleidelijk op haar boezem hadden gegeurd. Een kanten strook van haar japon had zich aan Geertruida's zwart kleed gehecht; ze rukte het kostbare weefsel haastig los en ging heen. Bergström boog zich tot het bleeke meisje, dat hem met haar groote oogen treurig aanzag. »Ik kom me zelf als een groot zondaar voor vergeef me, ik zal u niet weer verzoeken met me hier heen te gaan. Geef me, tot teeken dat ge niet meer boos op me zijt, uw hand!* Ze draalde. »Ik wilde naar huis gaan,* fluisterde ze. »Ik zal met u gaan.« Mevrouw von Rosen wilde ook vertrekken ze wenkte Geertruida tot zich. »Goeden nacht, juffrouw Geertruidazei Berg ström zacht en strekte de hand naar haar uit. Blozend legde ze even haar vingertoppen er in, zonder hem aan te zien. Goeden nacht!* Middernacht was lang voorbij. De sneeuwjacht had opgehouden en op de witte daken straalde het glanzende maanlicht-, slechts van tijd tot tijd door een wolkenschaduw onderbroken. In Geertruida's kamertje flikkerde nog het treurige schijnsel eener lamp. Het jonge meisje zat aan haar schrijftafel en ondersteunde in na- rand zijner papieren manchetten uit). Dit, wat betreft de lucht. Geef nu acht, Helena. Gij zijt achttien jaren oud. Gij hebt na de zuigelings periode (Leentje bloosde hier tot onder haar kleeren), dagelijks ongeveer een half kilo vlees ch verorberd, dat is tot heden 3000 KG. Rekenen wij daarbij 2500 KG. aardappelen, 1200 KG. brood, 1300 KG. boonen en andere groente, 65 HL. waterHelena sprong op en ver zegelde hier haren minnaar met een kus den mond. De gemoedelijke dokter houdt deze geniale manier van vrijerij tot het einde van den zon derlingen roman getrouw vol. Het slot toch luidt >Ja,« riep de dokter, de beide handen der gravin grijpend en haar in de oogen ziende, vereenigen we ons tot een gemeenschappelijk leven »Hoe noemt ge dat leven,rroeg de gravin. »Den eeuwigen vernietigingsoorlog van het individu tegen de parasiten!* riep de dokter, de goed doorvoede dertigjarige aan zijn borst drukkende Onnoodig te zeggen, dat onze vriend de uitgever dit letterkundig gewrocht niet aange durfd heeft. De dag van heden is in onze geschiedenis te merkwaardig, om hem ook hier niet even te gedenken. Nu tusschen 17 en 30 Nov. in een groot gedeelte van ons land wordt feest ge vierd, willen ook wij met enkele woorden de beteekenis van die feestvreugde aanstippen. Den 18 Januari 1795 had Stadhouder Wil lem V met zijn gemalin en beide zonen, Wil lem Frederik en Willem George Frederik ons land verlaten; door slechts weinigen met wee moed nagestaard, maakte hij in een eenvoudige visscherspink den overtocht naar Engeland. Met gejubel haalde men de Franschen in. Vrijheid, gelijkheid en broederschap zou voort aan ons deel zijn. Met onzinnige geestdrift danste men om de vrijheidsboomenmet min der geestdrift weldra betaalde men den Fran schen voor 't verlossingswerk honderd millioen guldens, stond men hun verscheiden vestingen denken verzonken haar hoofd met de hand. Was het de herinnering aan de geliefde stem, droomde zij van den zachten druk zijner hand, of was haar gevoel door de nachtelijke stilte zoo hevig bewogen dat zij elke boei had afgeschud? Haar wangen gloeiden van een ongewoon vuur, haar oogen blikten met vochtigen glans ten hemel, als wilden ze daar in de sterren de verloren rust terugvinden. Haar hart was overvol, ze kon het genot van dien avond niet alleen dragen ze schreef »Wilbert! Nog sluimert de natuur onder ijs en sneeuw, maar in mij wil het lente worden. De opstandingsklokken luiden mijn hart, lieve broeder, wil opstaan uit zijn doodslaap, een zoet verlangen ver vult mijn ziel. Vermoed je mijn geheim? Laat me uitspreken wat ik niemand, nie mand dan u kan toevertrouwen: ik be min, Wilbert! Het moet liefde zijn! Als bij mij nadert en als zijn hand mij aan raakt, Bergström's hand, Wilbert, dan stroomt een vuurgloed door mijn aderen; ik zou zijn hand willen kussen en hem zeggen: o, heb me lief! Laat ons den korten levensdroom samen droomen. Een schipbreukeling klemt zich aan den laatsten halm, die tusschen hem en de eeuwigheid ligt, ik klem mij aan de zoetste hoop spot niet, Wilbert! aan een blik. Ware ik een sneeuwvlok, die door den warmen adem van zijn mond in haar gelukkig nietzijn wordt opgelost!* Een doorzichtige wolk omsluimerde het gelaat der maan. Geertruida sprong op, haar bloed bruischte koortsachtig. Ze drukte het heete voor hoofd tegen de koude vensterruiten, tot het on stuimig slaan van haar hart langzamerhand be daarde; toen ging ze nog eens naar de tafel, nam het portret van haar broeder, kuste het en wikkelde het in den begonnen brief. De lamp ging uit. Geertruida ademde rustiger van haar half geopende lippen klonk fluisterend »Dahin, dahin, mocht' ich mit Dir, o mein Geliebte, ziehn.* DahinWordt vervolgd. ZATERDAG 17 NOVEMBER NIEUWSBLAD Het Land van en Altena Ite Langstraat en de Bommelerwaard. BmMWM xuauu laAQr'Naufexr*** oBaoMWCTaaaxfcWti* »v, EEN VERHAAL VAN 1813. - W NOV. - 1888.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1