Een groot kind. FEUILLETON. In 't Rijk der Tonen. WOENSDAG 28 NOVEMBER. 1888. M 738. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR GEORGE HARTWIG. Langstraat en tte Dit bind verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcnm en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. pesm-ar.aw-rjs»**? rrrxfxiixrt* Veertien dagen geleden over den maatstaf schrijvende, waarmee een geniaal mensch dient gemeten te worden, meende men de slotsom te mogen trekken dat die gerustelijk eenigszins strenger mag genomen worden dan voor een ge woon sterveling. Een geniaal man of een geniale vrouw behoort voor het volk te zijn een lich tende zonhunne daden moeten den toets dei- strengste zedelijkheid kunnen doorstaan; hunne levens zijn exempels voor ons gewone stervelin gen. Kunnen die daden en levens dit niet, nu dan is misschien daarom de genialiteit niet min der, maar dan is de invloed, want invloed oefent een genie in elk geval niet ten zegen, in sommige gevallen ten vloek voor het volk. Een geniaal mensch staat als ieder, die aan den weg timmert en veel bekijks heeft, aan velerlei oordeelvellingen bloot. Om een bepaald geval te noemen, wijzen we op den kortelings ontslapen oud-ambtenaar van Lebak, Douwes Dekker, den algemeen bekenden Multatuli. Men is 't er thans over eens, dat ons land in dezen schrijver een wezenlijk genie heeft bezeten en in zijn pennevrucliten nog bezit. In bladen van allerlei richting is dat erkent en de toekomst zal daarop het zegel drukken, naar we vertrouwen. Toch is de invloed van dezen schrijver niet zoo groot geweest als, de waarde van zijn penne- werk in aanmerking genomen, verwacht kan worden. Den schrijver heeft men alle lof toege zwaaid, den onna volgbaren spreker toegejuicht, maar den mensch Multatuli nooit onvoorwaar delijk geprezen. Door zijn trouwste volgelingen meestergenoemd, is hij door velen steeds ge wantrouwd, omdat men meende te weten, dat leer en leven in dit genie twee waren en het »doe naar mijn woorden en niet naar mijn werken* tot voorzichtigheid aanspoort. Dat Mul tatuli een slecht mensch was, die bitter dronk en veel bitter, op paden aangetroffen werd waar geen fatsoenlijk man den voet zet, zijn vrouw en kinderen mishandelde en zich tot over de ooren in schulden stak; ziedaar slechts enkele verwijten, die men hem bij z.ijn leven verweet, terwijl hij het beneden zich achtte daartegen te protesteeren. Deze beschuldigingen, openlijk geuit of bedek- telijk rondgefluisterd hebben aan zijn naam ge knaagd, tusschen het Nederlandsche volk en den genialen schrijver een scheidsmuur opgeworpen en deze beschuldigingen vragen thans, nu het graf zich over hem gesloten heeft, opheldering. Voor een deel is aan dit algemeen verlangen voldaan door dr. Swarth Abrahamsz., die als we ons niet vergissen in nauwe relatie stond tot den heer Dekker. Volgens dezen adviseur is Multatuli van de geboorte af lijdende geweest aan de kwaal, waarmee vele menschen in meerdere of mindere mate behept zijn, t. w. zenuwziekte, de kwaal onzer eeuw. Daarmee wordt niet de z. g. zenuw achtigheid, die in zekere gevallen sommige ge stellen van stuur maakt, maar een doorgaande, hevige kwaal van denzelfden aard, die den lijder geheel onder hare macht heeft, hem volkomen beheerscht. De geleerden wijzen als oorzaak daarvan aan de hersenen, den zetel van ons verstand, ons ge voel en onzen wil. Bij een normaal mensch zijn deze verrichtingen van den geest harmonisch ont wikkeld, bij lijders aan zenuwziekte is die har monie verbroken Zoo was bij Multatuli, het blijkt uit zijn handelingen ten volle, het ver stand zeer ontwikkeld, gevoel en verbeelding sterk werkend, doch de wil uiterst zwak. Dit nu aannemende kan veel in 't leven van Multatuli verklaard worden, wat in elk ander geval duister blijft. Laat ons allereerst op gezag van M.'s beoor- deelaar verklaren dat zij, die dit genie verklaard hebben te staan onder den invloed van Bacchus, ten eenenmale de plank mis waren. Noch in Iudië, waar hij een goed bestaan had, noch hier, waar hij vele dagen van bittere armoede geleden heeft, is de drank zijn toevlucht geweest; inte gendeel was hij zeer matig in 't gebruik van spijs en drank, ook wanneer hij ruim bij kas was. Ook de andere beschuldiging, die we hier niet nader behoeven aan te duiden, is geheel uit de lucht gegrepen. Men mag dit op dr. Abraham's verzekering gelooven, want deze schrijver kan men niet verdenken van overgroote bewondering voor den persoon, wiens ziekte proces hij blootlegt. De prikkelbare zielstoestand van Multatuli heeft hem veel leed berokkend reeds vóór hij in 1856 voor 't eerst tot een zelfstandige be trekking geroepen werd. Van '39'56 is hij achtereenvolgens als klerk, commies, controleur of secretaris werkzaam geweest te Batavia: Natal, Padang, Krawang, Bagelen, Menado en Ambon. Als ondergeschikte maakte hij het zijn superi euren dikwijls zeer lastig. De toestand van den inlander was toen ver van rooskleurig en zijn goed hart drong hem, voor die menschen iets te doen, terwijl zijn phantasie, zijn Fancy, hem tot redder uitverkoor der arme, geplaagde in landers. Als ondergeschikte kon hij in die rich ting weinig doen en zijn chefs waren zoo ge woon in 't oude gareel, dat Multatuli's ziens wijze hun natuurlijk van verbazing de handen ineen deed slaan. Toen hij nu in Jan. '56 geroepen werd tot adsistent-resident van Lebak was zijn eerste ar beid het onderzoek der grieven tegen de Javaansche grooten, waarop al zeer spoedig een aanklacht volgde tegen den regent der afdeeling. Deze aanklacht in zeer ongewonen vorm en ingediend tegen den uitdrukkelijken wil zijns onmiddellij- ken chefs, vond geen gehoor bij den landvoogd. Multatuli werd ongeschikt verklaard voor zijn ambt en bij werd overgeplaatst naar Ngawi. Bekend is het, dat hij terstond ontslag verzocht en verkreeg uit 's lands dienst. Zijn vast geloof van geroepen te zijn tot her vormer van dienzelfden dienst, deed hem daarna nog niet wanhopen aan zijn slagen, zelfs niet na vergeefsche pogingen om te Batavia den gouverneur-generaal mondeling opheldering te geven. Zijn daden waren thans machteloos ge maakt, doch zijn pen zou het werk voortzetten. Hij had den Javaan hulp toegezegd en zijn woord zou hij houden. Max Havelaar verscheen, er ging een rilling door 't land, maar daar bleef het bij. Veel is op Java sinds de uitgave van dat werk verbeterd ook door Multatuli's toedoen, maar wat hij gedroomd had te zullen worden de redder van den mishandelden Javaan, werd niet vervuld. Wanneer we dr. Abrahams gelooven mogen, dan is Multatuli in de dagen van zijn handelend optreden aangegrepen geweest door grootheids waanzin, die krankzinnigheid al zeer nabij komt. Deze verklaring van 't geen boven 't begrip van een gewoon menschenkind gaat, achten we zeer gevaarlijk. Dat iemand meent hetgeen zijn plicht is te moeten stellen boven 't dagelijksch brood en waar hij niet volgens zijn geweten handelen kan armoe verkiest boven een landsbetrekking, is wel zeer ongewoon, doch dit waanzin te noe men is een zeer gevaarlijke methode. Met deze kan men alle groote daden tot veel herleiden en alle groote mannen van hun voetstuk halen. Veel gewicht hecht dr. A. aan het feit, dat Multatuli, met verlof hier te lande vertoevende, in ernst meende aan zijn positie verschuldigd te zijn met een vierspan door Amsterdam te moeten rijden. Wanneer het een bewijs van waanzin is dat iemand boven zijn geldelijke krachten te werk gaat, dan bevinden zich zeker meer gekken buiten dan biunen Meerenberg en dan is Multatuli vol slagen gek geweest. De man had volstrekt geen begrip van de waarde van 't geld. Met zijn wachtgeld van een paar duizend gulden meende hij een koning te rijk te zijn en maakte hij een massa schul den, een verschijnsel dat meer voorkomt bij groote geesten. Tot geldelijke zorgen kunnen deze niet afdalen. Multatuli had van geldelijke aan gelegenheden zoo weinig begrip, dat hij een maal logeerende in het Poolsche koffiehuis, (Kalverstraat) f25 van den kastelein te leen vroeg om een arme, oude jodin bij te staan, die hem op straat om hulp aangesproken bad. Ze beloofde voor dat geld een nerinkje op te zetten. Te dier tijde woonde, mevr. Dekker te Brussel en leefde van 't geen haar man haar van tijd tot tijd zond. Een poos later ontving hij uit Brussel een dringend verzoek om geldelijke hulp en tegelijkertijd van een onbekende een sommetje geld, dat natuurlijk voor Brussel be stemd werd. De man gaat met don verzegelden brief naar 't postkantoor, maar 't geval wil, dat hij op zijn korten weg dezelfde jodin ontmoet, die voor den rijken meneer 't zelfde liedje aan heft van laatst. En wat doet de rijke meneer? Geld op zak heeft hij niet, wisselen is op 't oogenblik moeilijk, hij breekt het couvert open en geeft, 't lieele bankje weg, waarnaar zijn echtgenoote zit te snakken. Dit feit, en er zijn er meer van dien aard, is onverklaarbaar voor iemand die met geld weet om te gaan en er de waarde van kent. Een EEN VERHAAL VAN 0«»0- IJ) Bergsfröm's tusschenkomst handig ontwijkend, wendde Melanie zich snel naar de deur. »Hebt ge me een geheim toe te vertrouwen? Ik ben bereid u aan te hooren!* Daarmee ging ze Geertruida voor in haar slaapkamer. Daar bleef de jonge vrouw met over elkander geslagen armen staan en vroeg kortaf: »Wat wenscht ge van mij Geertruida draalde een oogenblik met haar antwoord. »lk ben eenigszins in verlegenheid, begon ze met een rustige stem, »hoe ik mijn aanklacht zal inkleeden. Niet, alsof ik ook zelfs maar een weinig bang voor u was, o neen, die achting hebt ge zelf vernietigd! maar om dat de zaak, die me hier heen voert, mij zóó vernederend en verachtelijk voorkomt, dat mijn tong onwillekeurig weigert, den juisten naam uit te spreken.* »Mejufter, neem u in acht!« riep Melanie trotsch, »ge wordt onbeschaamd »Heel goed, dat is 't rechte woord voor uw daad, voor uw diefstal!* Diefstal V* herhaalde Melanie met goed ge speelde ontzetting. Wat moeten die duistere woorden beteekenen? Spreek duidelijker, of ver laat oogenblikkelijk mijn huis!« Geertruida haalde bedaard een briefje uit haar zak en las »Als ge papieren mist, dan kunt ge ze van avond bij mevrouw Von Waldheim op 't spoor komen. Ik zeg u dit slechts, opdat de verden king op geen onschuldige zou vallen. Mevrouw Von Waldheim heeft van middag uw schrijfta fel doorzocht.* »Laat me dat geschrift zien, opdat ik den dader leer kennen!* riep Melanie, bevend van Volstrekt niet,« antwoordde Geertruida rus tig, terwijl ze het briefje weer in den zak stale. »Ge zult niet nog meer menschen ongelukkig maken. En nu ontkent ge nog?« »EUendig schepselriep Melanie buiten zich zelf, »je wilt me dwingen verontschuldigingen te makenZeker voor de dappere dame, die zich thans met strijdmacht Wiipent, in plaats van zich, zooals vroeger, in teeder smachtende poëzie te hullen »Ge bekent dus uw misdaad »Ja, want ik veracht uw toorn, en uw ver ontwaardiging prikkelt me tot lachen »Mij ook,« antwoordde Geertruida onver schrokken. Men stelle zich vooreen vrouw naar de wereld, die aanspraak op de algemeene achting maakt, te gelijker tijd ook aanspraak op de liefde van een edel, openhartig man deze dame nu heeft het niet versmaad onder bedekking der duisternis in ons huis te sluipen, noch verder, in mijne kamer. Maar daar was een onaangename hinderpaal, namelijk een ge sloten schrijftafel Melanie knarste van woede op de tanden. »Doch ook in deze oogenblikkelijke verlegen heid verliet haar heur vindingrijke geest niet. Een looper is gauw bij de handwaarom zich dan door kinderachtige vooroordeelen te lateu weerhouden? De looper paste dan ook uitmun tend, en de diefstal was uitstekend gelukt. Tot zoover weet ik alles; nu wenschte ik nog wel te weten, waarom ge zoo boosaardig tegen me gehandeld hebt?* »Is de comedie haast uit?« lachte Melanie schel. Jammer, dat uw galante leeraar deze humoristische schildering niet mee kan aan- hooren!* Veins niet langer die onnatuurlijke rust!* riep Geertruida met bliksemende oogen, en drijf me niet tot het uiterste. Wat verhindert me, van hier recht naar het politiebureau te gaan? Weet gij één reden, die mij daarvan zou moe ten terug houden? Tot heden was ik een arge loos kind, met kinderlijke gedachtenuw schuld is 't, als ik 't niet meer ben!* »Haha, hoe langer hoe beter! Ze noemt zich een argeloos kind en is daarbij de sluwste co quette, die men kan vinden. Waarin bestaat dan haar argeloosheid Daarin, dat ze den man, die haar aanstond, tot zich zocht te trekken, om onder den schoonen sluier der kinderlijk heid hem hare zeer onkinderlijke gedachten in te storten. Hoe gemakkelijk kon dit blaadje papier verdwalen in de muziektasch en nog gemakkelijker kon men het den mooien Berg ström in handen spelenhij zou 't dan zon der argwaan openen en een allerliefste beken tenis vinden, waarvan men niet begrijpt hoe 't er gekomen is, en dat men blozend verscheurt, niet waar?« »Zoo zoudt gij misschien gehandeld hebben, zei Geertruida met de diepste verontwaardiging, »zulk een smadelijk gedrag is verre van mij »Daar ge dus aan uw hart lucht gegeven hebt, kunnen we dit vriendelijk gesprek wel staken. Wat wenscht ge nog?« »Mijn brief wil ik terug hebben,* riep Geer truida hartstochtelijk, »in uw handen wordt hij een gevaarlijk wapen, dat mij al pijnlijk genoeg getroffen heeft. »Laat ons de zaak eens van 't juiste stand punt bezien,antwoordde Melanie koeltjes. »Ik heb u gevoelig gekrenkt, zeker, meer nog, ik heb in den volsten zin des woords een misdaad begaan; ik denk er zelfs niet aan dit te beman telen. Maar daarmee is de zaak ook uit. Wat zou u het gerecht baten? Wat ge voor hem wilt verborgen houden, weet dan de geheele wereld; uw naam staat er onder, en ieder zal grappen op u maken. Ge krimpt ineen? Niet waar, dat zou een onnoozele wraak zijn?« »Ge geeft "me dus mijn eigendom niet terug?* riep Geertruida buiten zich zelf. »Neen, zeker nietTot nu toe is 't uitsluitend mijn geheim; zoo gauw ge echter 't minste leven er over maakt, of bloot tracht me tentoon te stelle amoet ik t dadelijk aan zijn adres, dat is, aan Bergström afleveren.* »Weet hij tot heden nietsvroeg Geertruida zoo angstig, dat ieder ander hart door dezen klaagtoon getroffen zou zijn geworden. Ze be greep niet, dat Melanie om geen prijs ter wereld de schuchtere bewijzen van een ontkiemende liefde aan den gelukkigen man zou meedeelen. »Geen lettergreep! Overigens wil ik u mee deelen, dat mijn nieuwsgierigheid oorspronkelijk op heel andere dingen gericht was. Hoe had ik ook iets kunnen zoeken, welks bestaan ik niet vermoedde. Misschien komt er een dag, waarop ge mijn handelingen begrijpen zult,« voegde ze spottend er bij. »Ja, die dag zal komenriep Geertruida in trotsche geestvervoering. »Behoud dat armzalige papier en verheug u over de macht, die ge op mij hebt gekregen. Ge hebt slecht met me ge handeld, reken op wedervergelding en geloof, dat, als de dag der wedervergelding voor mij zal komen, ik geen barmhartigheid, geen mede lijden, maar een brandend gevoel van haat en wraak roor u zal hebben.* Na deze woorden ijlde Geertruida de kamer uit en ze was verdwenen, eer de verraste Melanie haar kon volgen. Bergström was met de tegenstrijdigste gevoe lens achter gebleven, toen Geertruida aan de zijde van haar vijandin de salon verliet. Zooals hij Geertruida kende, kon slechts vertwijfeling haar tot dit bezoek gedreven hebbendat las hij ook in haar oogen, die zich geen enkele keer tot hem gewend hadden. Al 't gepraat dat hij om zich hoorde, werd hem ondragelijk; hij moest zekerheid hebben tot eiken prijs, en Melanie zelf moest heui die geven. Toen hij zoekend door de kamer ging, hoorde hij in 't kleine boudoir het ruischen van een kleed, de schoone gast vrouw trad hem te gemoet; slechts de vlekken op haar gelaat spraken van de ondergane op winding. Bergström reikte haar den arm en voerde haar in de schemerige rozenroode kamer terug. Zs zag hem twijfelend aaa. Genadige vrouw,zei hij smeekend, rit is een vriendschapsdienst, dien ik thans van u vorder. Zeg me, maar oprecht, wat voerde Geertruida Höfner heden avond naar uw huis? Waarom keerde ze niet met u naar 't gezelschap terug?*

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1