FEUILLETON. Uitgever: L. J. YEEEMAH, Heusden. ZATERDAG 16 MAART. VOOR Frankrijk op weg naar de Revolutie, Het is beschikt in Godes raad, 21) Wist je 't niet .\o 768. 1S89. NIEUWSBLAD Het Land van Hensèii en Aliena, De Langstraat en de Dit blad verschyut WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. 11 i1 I 'JU* Advertentiën 16 regels 00 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Itue Hérold, Parjjs. IT. Men zal het Frankrijk der vorige eeuw nooit ten laste kunnen leggen, dat het anti-konings gezind was. Karei Stuart van Engeland had minder op zijn kerfstok dan Lodewijk XIV en het hoofd is hem voor de voeten gelegd. Jacob Stuart was niet slechter dan Lodewijk XV en heeft zich slechts door een smadelijke vlucht kunnen onttrekken aan een gevangenneming. Beide Lodewijken hebben niet alleen rustig hun bedrijvig leven ten einde gebracht, maar dat leven, hoe vernietigend ook voor het Fransche volk, heeft de liefde tot het koningschap niet kunnen uitroeien. Lodewijk XIV had reeds voor den aanvang der 18de eeuw alle staatskundige rechten, zoo wel van den adel, als van de vertegenwoordiging vernietigd en onder hem vereenigde het koning schap al de menigvuldige lasten van het opper gezag op zichhet bezat de volstrekte macht. Van dien tijd af werd het clan ook beschouwd als alleen met de verantwoordelijkheid belast. Het stootte zijn vrienden van zich af door ze tot slaven te veriagenen zaaide ijverig het zaad, waaruit te bekwamer tijd de Revolutie welig zou opschieten. Op Lodewijk XIV volgde zijn achterkleinzoon. De man had al zijn rechtstreeksche afstammelin gen overleefd en zijn laatste daad, zijn testament, was de kroon op zijn gansche leven. Gelukkig kon dit althans te niet gedaan worden, hetgeen dan ook geschiedde, doch niet dan nadat aan het parlement een groot deel zijner oude rechten teruggegeven was. Nu was schijnbaar de zaak des volks in het goede spoor gekomen en het koningsgezinde Frankrijk juichte zijn nieuwen Lodewijk om 't zeerst toe. Niet dat het van toen af zooveel beter ging maar 't was al veel, dat de ver tegenwoordiging, wanneer 't al te bar ging, een spaak in 't wiel kon steken en dat de glorie van 't koningschap een weinig taande. Tegelijk kwa men daardoor de oude, als 't ware erfelijke zonden voor 't licht, en werd bij den dag meer zicht baar de ongeneeslijke kwaal, waaraan het leed en waaraan Frankrijk bloedde. Voor den minderjarigen koning werd het be stuur gevoerd door den Hertog van Orleans. Er is nimmer een meer schril contrast tus- schen de eigenschappen van een mensch op te merken geweest dan tusschen die van Filips van Orleans. Hij was een man, uitmuntende door velerlei gaven. In hem was een musicus, schilder en geleerde in één persoon vereenigd. Het werd hem gegeven 't een en ander ten dienste der ontwa kende wetenschap te doen, doch veel vermocht hij niet. 't Was gelijk zijn brave moeder, de edele Charlotte van de Palts in een harer brieven zegt bij al de gaven, die hem tot sieraad strekten, had een veronachtzaamde fee den vloek gevoegd, dat ze hem niets baten, maar door even groote ondeugden in de schaduw gesteld zouden worden. Reeds in zijn jeugd, door de schuld zijns vaders, in kwaad gezelschap gebracht, bleef zinneljjk genot hem 't meest bekoren. Drinkgelagen en uitspattingen van de minste soort kenmerken den tijd van zijn regentschap en uien kan zich denken hoe de zedelijkheid onder zijn bestuur leed, waar 't hof aldus voorging. Na zijn dood hij stierf vroegtijdig aan een beroerte werd de Hertog #van Bourbon de rechterhand des jongen inonarchs. De Bourbon was zoo mogelijk nog zedeloozer dan de Regent, zonder de schitterende eigenschappen van dezen. Hij verhief zelfs zijn minnaressen tot mede bestuursters. Vele waren in die dagen de kwalen van Frankrijk, maar thans zijn we aangeland bij eene, die de verderfelijkste gevolgen na zich sleepte, n.l. bij den invloed der vrouw op het staats bestuur. Der vrouw is eigenlijk 't woord niet. Wanneer een vorst in zijn kabinet gehoor verleent aan zijn wettige echtgenoote, kan dat, vooral als deze uitmunt door gaven van verstand en hart, niet anders dan nuttig zijn voor 't land. De vorsten van Frankrijk en van vele andere staten daar nevens, hebben echter slechts zelden hunne echt- genooten het oor geleend, doch daarentegen aan hunne minnaressen een aandeel in de regeering geschonken, dat meestal tot nadeel van 't land uitviel. De jeugdige Lodewijk XV, met een voorbeeld achter zich door zijn grootvader en om zich door Orleans en Bourbon gegeven, was in dat opzicht een waardig zoon van zijn tijd. Niet lang na zijn huwelijk gelukte het zijn zedeloozen vrienden hem van zijn gemalin te verwijderen en zijn zinnelijk, voor edele aandoeningen onvatbaar ge moed, door de prikkels van zwelgerij en wellust geheel te bederven. Losbandige gunstelingen en zedelooze maitressen bebeerschten sedert dien tijd de binnen- en buitenlandsche staatkunde, hielden de getrouwe raadgevers verwijderd en voerden den vorst in een maalstroom van schandelijke vermaken. Aan getrouwe raadgevers heeft het den licht- zinnigen vorst intusschen niet ontbroken. Van 172G tot 1743 heeft Frankrijk aan 't hoofd van 't ministerie gehad een vredelievend man, den kardinaal Fleury. Al die jaren is vrede naar buiten, bezuiniging van binnen« de leus der regeering geweest. Het eerste is hem gelukt, hoewel hij er geen dank voor inoogstte. Onder den vorigen koning verblindde de roem der wapenen de oogen des volks en der edelen. Aan die schittering gewoon kon men het moeilijk vinden met den vrede en de rust. De natie haakte naar oorlogsroem, en pas had Fleury het oude hoofd ter rust neergevlijd of Frankrijk stortte zich onbesuisd in een kostbaren oorlog met Enge land, die geen roem bracht, maar als alle oor logen schatten verslond. En Frankrijk was zoo arm Lodewijk had de regeering aanvaard, toen 't land gedrukt werd met een schuldenlast van duizend millioen guldens. De Regent heeft die schuldenlast wel verminderd, maar ten koste van de natie, die op zijn voorbeeld het oor leende aan avonturiers van de ergste soort, speculanten op de beurzen der lichtgeloovigen, die, een enorme winst voorspiegelende, kapitaal vroegen voor ondernemingen in Amerika. Als razend nam Frankrijk daaraan deel, de aandeelen der nieuwe maatschappij rezen wonderbaarlijk, tot dat ten slotte de bank sprong en het volk, dat niet specu leerde, maar eenvoudig zijn spaarcenten gegeven had, de dupe der oplichters werd. Hoe men te dier tijde met het geld omsprong, moge dit lijstje leeren. Men boude hierbij in 't oog, dat men in de vorige eeuw met een franc meer doen kon dan tegenwoordig en dat het genomen is uit het budget der staatsuitgaven Ik steunde mijn hoofd in de handenmijn hart sloeg, alsof 't zou barsten. Ik wilde heime lijk, voor ze eindigde uit de kamer sluipen, om haar bij 't afscheid de hand niet te moeten druk ken onmogelijkIk was aan mijn plaats als vastgeklonkenik had niet kunnen opstaan, al ware het huis boven mijn hoofd ingestort, »Gij fluistert mij heim'lijk een vriendelijk woord, En geeft mij een krans frissche bloemen 'k Word wakker och arme de bloemen zijn voort, En 't woord kan ik nimmermeer noemen »'t Is laat, Stefanus!« hoorde ik haar zeggen. Vaarwel en neem tot afscheid nog mijn dank mee, dat je me in je huis zoo vriendelijk ge duld hebt* haar stem begaf haar. »Spot niet Leonore! Ik heb niets voor je ge daan ik durfde niet vergeef me, dat ik koud en achterhoudend was, waar ik Ze gaf me de handik greep die met een ge voel, als was 't voor 't laatst in alle eeuwigheid. »God zegene je, Stefanus,* zei ze zacht. Ze wilde haar hand terugtrekken, en toen ze zich bij deze beweging opzij wendde, zag ik, dat haar oogen vol tranen stonden. Leonore! Ik heb je lief! Wist je 't niet?* Ik had haar in mijn armen en drukte haar aan mijn borst. Mijn plicht, mijn heilig woord 't was alles vergeten. Alles zonk in 't niet voor 't geweld van 't gevoel, dat mijn gansche ziel vervulde. Ze lag in mijn armen en weende. »Wat zeg je, Stefanus?* vroeg ze als droo- mend en sloeg de oogen naar me op. »Je hebt me lief? Mij?« Een uitdrukking van zielsangst vloog over haar gelaat. »Is 't dan waar, dat je me lief hebt?* Ze maakte zich uit mijn omar ming los, vouwde de handen over haar borst en zag mij vol in 't gezicht »met je gansche ziel, met je gansche hart, meer dan je leven? Heb je me lief, zooals ik je lief heb? »Ach neen! Ik wist alles, maar dat eene niet! Je bedrieg je niet, Stefanus? Neen, ik zie 't je aan, dat je de waarheid spreektEn toch 't geluk is te groot! Als 't maar niet, gelijk een droom, verdwijnt! Ze zag me met een onbe schrijfelijke uitdrukking van geluk en verbaziug aan en fluisterde, terwijl ze haar hoofdje tegen mijn schouder vlijde: »Niet waar, je blijft bij me? Nu ga je niet heen? We scheiden nooit weer?* »Om geheel de uwe te kunnen zijn, ben ik gedwongen voor eenige dagen je te verlaten; ik moet op reis gaan, zooals besloten was, maar mijn doel is veranderd. Onze liefde, mijn leven, staat iets in den weg, maar ik ruk het neer om je de mijne te mogen noemen. De mijne! De mijne! Leonore! Je bent de mijne, en slechts met mijn leven laat ik je los »Je maakt me bang, Stefanusriep ze en zag vol angst en vragend tot me op. »Wat zou me van je kunnen scheiden? Ach, ik versta "je!« riep ze en de rozenkleur harer wangen ver bleekte - »je bent geestelijke van een Hern- huttergemeentc en ik ben of was een tooneel- speelster, zooals gij het noemt »Ik kuste haar, hoe dikwijls weet ik niet, en scheurde me met brandende pijn van haar los, om naar 't slot en van daar naar 't station te ijlen. »God bescherme je, Leonore! Vaarwel!* Verlaat me niet voor lang! Vaarwel!* De teerling valt. Ze had me lief. In dit bewustzijn scheen me het zware licht, en mogelijk, wat vroeger on mogelijk voor me was. Met het vaste besluit mijn verbintenis met Elisabeth af te breken reisde ik naar B. Daar vertoefde de gravin, haar moeder, bij een bevriende familie, eer ze met haar dochter naar den Rijn ging. Ik wilde tot haar gaan en vrij en open alles bekennen. Mijn toestand was zeer onaangenaam, en ik wil niet beproeven die te schetsen. Mijn plicht gevoel was fijn ontwikkeld en dus moest de strijd mij diep in de ziel gaan. Ik vroeg mij af, hoe ik er eigenlijk toe gekomen was om me met Elizabeth te verloven, en ik moest bekennen, dat ik zonder de wensch mijns vaders en de beslissing van 't lot daar misschien nooit aan gedacht zou hebben. Wat me vroeger een voor beschikking en een vingerwijzing Gods had ge schenen, docht me nu dwaling en dwaasheid. Mijn hoofd duizelde van vragen en twijfelingen, terwijl ik met alle geweld trachtte mijn gedachten van de vroome, zachtmoedige Elisabeth af te trekken, om niet genoodzaakt te zijn over me zelf, als veroorzaker van het harteleed, dat ik haar zou berokkenen, het doem vonnis uit te spreken. De gravin, die me bij 't noemen van mijn naam dadelijk binnen liet, verschrikte toen ze me zag. »Je bent ziek, mijn jongen!* riep ze en omarmde me met moederlijke teederheid. Hoe onrustig en bleek is je gelaatWat scheelt je? Er is thuis toch geen ongeluk gebeurd?* »Ik ben de ellendigste aller menschen, en als u me gehoord hebt zal u me een verworpeling noemen,* stamelde ik zonder een woord van voorbereiding. »EUendig? Verworpeling? Dat zijn ongepaste woorden en wie ze van zichzelf zegt is geen goed christen.* Ze zette zich op den stoel, welks leuning ik had gegrepen, en ik zag, dat haar handen trilden. Gravin, u hebt me de zegeningen van uw moederlijke goedheid laten genieten, thans smeek ik om uw medelijdenIk ben grenzenloos onge lukkig, want ik heb Leonore lief en een heilige belofte bindt me aan Elisabeth, uw dochter.* Ze vestigde een beangsten blik op me. »Je spreekt in koortsrazernij, Stefanus! Zet je neer, ik zal iets halen om je te kalmeeren. Ik heb wel gevreesd, dat de inspanning van je nieuw beroep je kracht te boven ging. Nu hebben we jammer in huis. Zet je, mgn zoon; ik zal naar een dokter zenden.* »Wat ik zeg is de waarheid. Mijn liefde voor Leonore is geen herschenschim. Ik heb er me van 1740, toen Fleury reeds 14 jaren zqn stelsel van bezuiniging had toegepast. Koninklijke tafel 7300000 frs. Buitengewone diners 840000 frs. Geschenken aan maitressen 800000 frs. Koninklijke stallen 1890000 frs. Koninklijke garderobe 1900000 frs. Onderhoud der koninklijke gebouwen en tuinen 4200000 frs.enz. Bedoelde begrooting sluit met een tekort van 20 millioen, en omdat tekort te dekken, moest men een leening aangaan tegen 30 pCt. Dit alleen zegt reeds genoeg omtrent Frank- rijk's financieëlen toestand. Na Fleury's dood verklaarde Lodewijk XV zelf de taak van eersten minister te zullen ver vullen, gelijk zijn voorganger had gedaan. Nooit is er een tijd geweest, waarin Frank rijk meer behoefte had aan een krachtig vorst, een wijs bestuurder en nooit was het land daar van meer verstoken dan onder hem, die niet onbekwaam, maar vadsig was en bang voor za ken. »Spreek er mij nooit meer van* was zijn gewoon antwoord, wanneer men hem een of ander landsbelang op 't hart trachtte te binden. Ook hij heeft een bjjnaam gekregend e welbeminde. Hij was er zelf verlegen mee en vroeg wat hij dan toch gedaan had om zoo bemind te zijnZeker was hij zich niet bewust iets, althans iets goeds gedaan te hebben. En toch was er een reden. Een zijner vele maitressen, de hertogin van Chateauroux was het gelukt den doffen wellusteling wakker te schudden en op 't paard voor zijn troepen te brengen. Dat was althans ietsEn toen hij daarna ernstig ziek werd weeklaagde Parijs om den Welbe minde.* Tien jaren later was echter 't blaadje gekeerd en jouwde datzelfde Parijs hem langs de straat uit Het hongerlijdende, uitgezogen Frankrijk zag zijn liefde voor 't koninklijk gezag uitroeien door niemand minder dan den koning zelf; het stond in de laatste jaren van Lodewijk's leven aan den vooravond der Revolutie en dat deze niet een tiental jaren eerder is uitgebarsten, is te danken aan zijn opvolger, den goedigen, on- gelukkigen Lodewijk XVI, die gevallen is als 't offer, ter verzoening van de schulden en mis daden zijner voorgangers. F' i i i i mma niet zonder strijd aan overgegeven; ze is sterker dan mijn wil. God, wien geen schuilhoek van ons hart verborgen is, zal me barmhartig zijn, als de menschen me verdoemen. Ik smeek om Elia- beths vergeving en om de uwe, of om uw mede lijden, als ge me niet vergeven kunt. Ik ben in een tweestrijd geworpen, die me vernietigen zal. Help meDe kracht ontbreekt me om veel te zeggen. Mijn gansche ziel trekt me tot de andere, mpu gansche plichtgevoel bindt me aan uw edele dochter »Moet ik 't gelooven?* Ieder woord, dat ik gezegd heb Zwijgend zat ze een poos neer, en een donker rood steeg over haar gelaat. »Mijn zoon,* be gon ze eindelijk, »er zijn verzoekingen van den duivel. Godvreezende mannen hebben vóór je dergelijke aanvechtingen gehad. De Heilige Schrift zelfs spreekt slechts als waarschuwend voorbeeld van de verlokkingen des vleezes en bekoring des harten door de schoone goddelooze vrouwen. Die, van welke gij spreekt, is niet alleen met die ver- derflijke schoonheid begaafd, die de mannen pleegt te verstrikken, maar meer dan dit, ze is een actrice. Laat ons bidden, dat het je gelukt haar te vergeten en haar kunsten te verachten.* »Houd op! ik kan niet verdragen, dat u haar smaadt! Uit liefde tot haar pleegvader heeft ze een werkkring opgegeven, die haar heerlijk toe scheen, en haar liefde tot mij Liefde tot u?Ge hebt van liefde ge sproken en ge zijt door een heilige belofte ver bonden aan een reine, onschuldige jonkvrouw, die God zelf door zijn vingerwijzing u toege wezen heeft! Dat hebt gij gedaan, de herder eener gemeente, over wier heil ge verplicht zijt te waken en die de Heer in den jongsten dag van u zal vorderen? Is het zoo, ga dan heen, dat ik uw aangezicht niet meer zieGe zijt vrij Verlaat me en laat God u een genadig rechter zijn de menschen zullen 't u moeilijk vergeven, wat gij gedaan hebt. Maar wees er zeker van, dat met het verbond, 't geen gij met een onchriste lijk schepsel sluit, de genade des Allerhoogsten van u wgkt; ja, ze is reeds van u geweken,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1