FEUILLETON. LAMPEN. M 772. ZATERDAG 30 MAA11T. 1889. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOO Li Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiè'n 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Bue Hérold, Parps. Watblief, lampen? Och jongen, je leest zeker fout?* »Neen maar moeder, kijk, 't staat er lam- p e n.« »Ja 't staat er wezenlijk; maar ik vind het toch een gek ding om in de krant over lampen te schrijven!* In dien trant, vreezen we, worden dergelijke onderwerpen onder meer dan één vriendelijk dak ontvangen. We moeten echter opmerken dat 't zijn nut kan hebben over dergelijke zeer alle- daagsche zaken van tjjd tot tjjd eens na te den ken. Weet ge, waardoor in de laatste jaren de meeste onheilvolle branden ontstaan zijn? Daardoor, dat een huisvrouw of dienstbode on nadenkend te werk ging met lamp of petroleum- toesteldat ze op zeker noodlottig oogenblik vergat, wat ze toch eigenlijk zeer goed wist. Voor korten tijd hadden we 't genoegen te dezer plaatse te waarschuwen tegen het afslui ten der lucht in de kachelpijp. Dat wisten we toen al, heeft die en gene gezegd, 't Kan best zijn, waarde vrienden, 't zelfde zou waarschijn lijk ook gezegd zjjn in zeker huisgezin op den Haarlemmerdijk teAmsterdam, wanneer 't»Nieuws- blad« binnen diens kring verzeild was geraakt. En weet ge wat geen week daarna gebeurde in dat gezin? De oudste zoon had geloot en een vrij nummer getrokken. Dat was een vreugde Familie en kennissen werden genoodigd den dag met een gezellig huiselijk feestje te besluiten. Als ge bij ondervinding weet, hoe blij een Neder lander is, als hij dien eersten burgerplicht, de verdediging des vaderlands van zijn rug kan wentelen, zult ge begrijpen hoe blij er gefeest werd. Doch 't ging alles netjes toe, en men ging tegen middernacht huiswaarts. Wat doet nu de vrij gelote jongeling, die misschien reeds hon derdmaal gehoord en gelezen had, dat kolen damp vergif is? Hij maakt een paar briquetten gloeiend en neemt die mede naar zijn zolder- logies, waar 't verduiveld koud was. Den vol genden morgen vond men hem dood. Komen we echter tot ons onderwerp. Ofschoon dit een uitgebreide behandeling toelaat, men denke slechts aan de eeuwenlange worsteling van 't menschdom tegen de duisternis, een strijd, die nog steeds met moed gevoerd wordt en in de electriciteit een nieuwen, machtigen kampvechter gekregen heeft, zullen we de geschiedenis der lamp laten rusten en ons bepalen tot onze tegen woordige petroleumlamp. Niemand zal de waarde van een goede lamp betwisten, 't Is een misverstand te meenen, dat men in een huisgezin, waar 's avonds niet be paald gewerkt wordt, zou kunnen volstaan met een middelmatige. Om een beetje te lezen of kousen te stoppen, zeggen velen, heeft men geen extra licht noodig. Dit nu spreken we zoo krach tig mogelijk tegen. Welk werk de oogen ook te verrichten hebben, al is ?t maar toezicht houden over 't schillen van aardappelen of 't schoon maken van groenten, ze lijden in elk geval van slecht licht. Ons oog is ingericht om veel licht op te nemen, moet het zich met weinig verge noegen, dan schikt het zich ten slotte naar de omstandigheden -en dat kan een oog uitne mend maar geschiedt dit dag op dag, dan wordt de onnatuurlijke toestand gewoonte en 't gezonde oog wordt ziek. Flink licht dus voor 't oog, doch dat laatste beschut voor de vlam, door een opstaand ballon netje of een kap. Bonde ballons zijn ondoelmatig. Zij verlichten de heele kamer en onttrekken 't licht, waar men 't noodig heeft, ten behoeve van wanden en zoldering, die er geen behoefte aan hebben. In den laatsten tijd zijn van alle kanten nieuwe lampen-modellen komen opdagen. Men heeft ze thans slechts voor 't kiezen. Bij alle heeft men getracht de verbranding zoo volkomen mogelijk te maken. Simplex, Beige, Diamant, Sepulchre en welke namen ze dragen mogen, zijn daarop geheel ingericht, 't Groote geheim van een lamp bestaat in 't aanvoeren van lucht en 't afsluiten van den oliehouder. Het laatste vermindert het gevaar van ontploffen onder 't branden, van brandstichten na het vallen, het eerste bevordert de verbranding. De lucht moet om de vlam, zoowel als in de vlam van onderenop vrij kunnen toetreden, zullen alle zich ontwikkelende gassen verbranden en een helder wit licht geven. Welk van de nieuwe modellen men zich aan schaft, doet ter zake weinig afze zijn in hun soort alle voortreffelijk en die zich thans nog 't verschil tusschen de vroegere wanneer met een slecht ingerichte lamp bljjft vergenoegen, heeft zijn half duistere kamer, zijn steeds zwak ker wordende oogen zich zeiven te wijten. Weet ge, wat nu zoo bedroevend is en velen angstig maakt tot een nieuwe lamp te besluiten? Het is de ondervinding, die men reeds vroeger opdeed. Men kocht een nieuwe lamp. De koop man prees ze aan in termen, die alles deden verwachten. In zijn magazjjn hingen enkele exemplaren en verspreidden een prachtig wit licht. Die lamp scheen het toppunt van volmaakt heid bereikt te hebben en men koeht ze. Den eersten avond stond men dan ook versteld van kennissen aankwamen in die eerste weken, viel hun aandacht al aanstonds op de heldere verlichting door de nieuwe lamp. Dat hield zoo eenigen tijd aan, tot dat eindelijk, on gemerkt, het schoone licht plaats maakte voor een van minder kwaliteit. Men draaide wat neer, draaide wat op: 't hielp niet, het licht was en bleef dof. Ook ging het katoen ongelijk omhoog en vertoonde de vlam aan de eene zjjde een walmende punt, terwijl de andere nauwelijks brandde. Zoo is het met honderden lampen gegaan en zoo zal het waarschijnlijk nog met duizenden gaan, tot dat eindelijk de bezitters de ware oor zaak zullen erkend hebben. Die oorzaak n.l. schuilt niet in de lamp, maar alleen in den ge bruiker. Wanneer het licht der lamp vermindert, ofschoon er aan 't mechaniek niets scheelt, dan is dat doodeenvoudig te verhelpen door een flinke schoonmaakkuur. Wil men een goede lamp behouden, dan moet die geregeld' een beurt krijgen, niet maar zoo nu en dan, niet om de veertien dagen of om de week, maar eiken dag, zonder verzuim dan moet met de uiterste zorgvuldigheid gewaakt worden, dat het verkoolde katoen niet dringt in de gleuf, waarin het katoen op en neer bewogen wordt; dan moet de koperen katoenhouder, zoo wel van buiten als van binnen en daar vooral iederen morgen gereinigd worden van de bruine vlekken, die er zich aan hechten en die uit een mengsel van kool en petroleum be staan dan moet zonder verzuim het glas rein gehouden worden en aan den onderrand ontdaan van olie, die zich daar verzamelt uit de neer geslagen oliedampen; men voorkomt daardoor tevens het springen der glazen; dan mag geen enkele der vele wegen, langs welke de lucht toegang tot de vlam krijgt, verstopt geraken door kool, stof of ander vuil; dan moet eiken morgen al wat om en bij de vlam uit koper bestaat rein en blinkend gemaakt worden, met een nauwkeurigheid, die men van een dienstbode ternauwernood vergen kan. Daarom neme de huismoeder de eerste belanghebbende by schoon, zuiver licht deze taak zelf op zich en late ze niet dan in de uiterste noodzakelijk heid over aan anderen. Desgelijks doe ze men het petroleumtoestel. Ook daarover zijn de klachten legio, grooten- deels tengevolge van eigen verzuim. Wanneer men ook bp een toestel niet met zorg waakt tegen het dringen van verkoold katoen rondom de pit, dan haperen de radertjes en 't katoen draait ongeljjk o}», de vlam is ongeregeld en walmt. En nu moge men voor goed geld de beste en fraaiste lamp koopen, die 't buitenland of Neder land heeft uitgedacht, wanneer men niet dageljjks met zorg alle deelen reinigt, is ze binnen enkele weken vervallen tot een walmende oliepit, die de kamerlucht bederft, de longen aantast en de oogen pijnigt en bederft. We weten dat deze raadgevingen alles behave nieuw zijn maar we weten tevens uit den mond van een onzer eerste lampenfabrikanten in ons land, dat zeven achtste van de feilen waarvan zjjn talrijke klanten de door hem geleverde lampen beschuldigen en waarvoor ze bij hem genezing komen vragen, alleen ontstaan door deze alles behalve nieuwe raadgevingen in den wind te sluan. Keizerin Friedrich wordt in de volgende week te Homburg verwacht; zij zal daar 2 maanden blijven en gaat dan naar Friedrichshof. Ko ningin Victoria wordt 4 April te Windsor terug verwacht. De Koningin van België en Prinses Clementine zullen 8 April van Brussel vertrek ken, het Paaschfeest met Prinses Stefanie door brengen en dan naar Turijn gaan, waar de Italiaansche Kroonprins ook zal komen. Het is beschikt in Godes raad, 25) Ik hoorde niets meer van 't antwoord. Op een paar schreden van de plaats stond een rij huurkoetsen. Ik ijlde naar een der koetsiers en liet me voor den drievoudigen prijs van 't rjjloon de belofte van hem geven, dat hij me bij 't uit gaan van 't concert van hier naar no. 30 in de Karnthnerstraat zou rijden. Toen ging ik in 't theatergebouw. Onbekend met de inrichting volgde ik den menschenstroom, die zich door de helverlichte gangen naar de zaaldeuren be woog. Buischende orgelmuziek stroomde ons tegen. Toen ik mijn voet op den drempel zette, verblindde mij de glans van duizend gasvlam men en het schitteren van prachtige verven zoozeer, dat ik onwillekeurig mijn oogen sloot en stil bleef staan. Altijd vooruit, mijnheer!* riep een achter me staande Weener. »Kijk eens, daar komt de keizer en heel de adellijke wereld in de loge. O, er is op heel de aard geen mooier vrouw dan onze keizerinIs mijnheer misschien een vreemde? Dan wil ik uw gids zijn.* Hij nam me bjj den arm en bracht me naar een bank, die tamelijk ver en ter zijde van de plaats was, waar gezongen zou worden. >Te drommel nog toe! Slechte plaats! We moeten gaan staan, als we de dames willen zien zingen. Ik zeg zien zingen't Is mij niet 't zelfde, hoe ze er daarbij uitzienik moet ook wat voor mijn oogen hebben. Zoo, beste heer, ga nu zitten tot het orkest op houdt met trompetten, 't Schijnt uw zenuwen aan te doen; u ziet vreeselijk bleek.* Ik zette mij en beproefde tot bedaren te ko men. Was er vroeger een twijfel bij me opge komen, zoo had de vrouw voor de deur hem doen verdwijnen, 't Was Leonore. Ellendig naar lichaam en ziel moest ze binnen weinig oogen- blikken voor deze schitterende verzameling ver schijnen en zingen, omdat de middelen haar ontbraken tot haar onderhoudMaar zij is gered, ik ben hierIk heb haar gezocht en ge vondenhaar nood, mijn nood is voorbij. Nog eenige minuten en ik zal haar zien. Een wonder lijke rust kwam over mij. Dagen lang, weken lang onder duizend gezichten te vergeefs naar haar trekken gezocht, naar den klank van haar stem gezucht te hebben, als de reiziger in de leege, brandende woestijn naar de bron, die zijn lippen verkoelen zal, en nu te weten, dat ik haar zien, haar te voet vallen en alle harteleed van haar weren zou, dat ze om mijnentwil ge had had 't denkbeeld bedwelmde me bijna »Let nu goed op, mijnheer! Ge zult den grootsten vioolspeler der wereld hooren. In zijn Amati wonen duivels, kaboutermannetjes, engelen en elften, en hij laat ze ziDgen en dansen, naar 't hem behaagt. Maar hij blijft altijd kunstenaar, door en door kunstenaar, weet ugenie in de hoogste opvatting der aesthetica.« Ik begreep, dat het noodzakelijk was met den man eenige woorden te spreken. Spoedig brak de viool ons gesprek af. Mij docht, dat mijn buurman het spel juist had afgeschilderd. Wie treurig was, moest weenenwie vroolijk was, moest zingen. Mij was 't een voorspel van het zalige oogen blik, dat met iederen toon meer en meer naderde. Leonorewas de weerklank van elke harmonie Leonorefluisterde het zachtste pianissimo, ruischte het tokkelend staccato. Toen 't slot- accoord wegstierf, stond ik van mijn plaats op en een siddering greep me aan, toen ik mijn blikken naar de estrade richtte. »Nu komt het gezang,* zei mijn buurman. Ik beschaduwde mijn oogen met mijn hand en zag vooruit. Een lange vrouwengestalte in schit terende kleeding, blinkend van diamanten en met bloemen getooid, stond bij de piano. Ze wierp een trotschen blik over de verzameling, boog zich als een keizerin voor haar onderdanen en begon een groote aria. »Te duivelIk dacht, dat we de kleine Duitsche eerst zouden hoorenhet programma moet ver anderd zijn. Nare boelZe zingt anders machtig mooi! Hoort ge dien triller? 't Is onze nieuwe prima-donna. Bravo!* fluisterde mijn buurman en hij hief reeds vooruit zijn handen op om elk oogenblik gereed te zijn tot applaudisseeren. De aria wekte luiden bijval. Mijn buurman applau disseerde wat hij kon. Plotseling liet hij als ver lamd de armen langs zpn lijf zinken. »Wat is dat voor een beeld zei hij zacht. »Is 't van den hemel neergedaald of uit de aarde opgeste gen? Ah zoo! Ze was zeker bevreesd al die trappen op te klimmen en zich voor 't publiek te vertoonen. Ze is door de zijdeur op het po dium gekomen. Bij mijn zielHeb ik ooit zoo'n schepsel gezien!* Ik voelde, dat hij mijn arm greep en dien drukte. De bonte, glinsterende verschijning was ver dwenen. Op haar plaats zag ik haar. Het witte, dunne kleed omsloot de lieflijke, slanke gestalte, altijd nog lieflijk, hoewel veel ranker dan voor eenige wekenhaar edel hoofd licht gebogen, zag ze op 't muziekpapier in haar linkerhand de andere rustte op den rand van den concert vleugel. In heur vol, zwartbruin haar glansde het witte parelsnoer, dat ik daar reeds eenmaal zag, toen haar wangen nog ronder en niet zoo leliewit waren als nu. Een diep zwijgen heerschte eensklaps onder de zooeven applaudisseerde, pratende en vroolijke menigte; men had een speld kunnen hooren vallen. Eenige zware, droeve accoorden doorklonken de ademlooze stilte. Langzaam trad ze twee schreden naar voren, sloeg alsof ze droomde de oogen op en verhief haar stem De heide, zoo grauw, was eens rood om mij heen De berk, thans zoo kaal, droeg een heerlijk groen (kleed Eens gingen wij samen, nu ga ik alleen Wee over den herfst en zpn folterend leed! Eens bloeiden de rozen, heur blosjen verdween; Vol geur was het bloemperkhoe dor is het thans Eens plukten wij samen, nu pluk ik alleen Wat wordt dat een treurige, geurlooze krans! Hoe doodsch is de wereld, die schoon mij eens (scheen Mijn hart eens zoo zalig, krimpt weg thans in (nood Eens gingen wjj samen, nu ga ik alleen; Zjjn eed was bedriegeljjko, was ik maar (dood! De eerste drie regels zong ze als voor zich zelve, of 't was veel meer zij ze spraktoen ontsteeg een zucht haar borst en met een blik vol onnitsprekelpke weemoed en met gehaaste tonen ging ze voort: »Wee over den herfst en zijn folterend leed!* Welk een uitdrukking in de drie voorlaatste lettergrepenEr waren tranen in den klank, die huiverig en koud op de harten der luiste renden vielen en van een herfstdag spraken, waarin de stormen van 't ongeluk ook over de heide van haar leven waren gegaan. Een sidde ring doorbeefde mij toen ze, als in zallige her innering aan den schoonen dag het tweede couplet begon »Eens bloeiden de rozen,* en dan met een licht hoofdschudden, alsof ze 't niet kon begrijpen, »heur blosjen verdween;* tot zich bij »geurlooze krans* de drie smart volle tonen herhaalden. En eindelijk een roep, een kreet vol vertwijfeling. Zpn eed was be driegelpk! 't Was een reine toon en toch een kreet en 't klonk als een onverhoedsche bliksem straal in de zielen der toehoorders. Ik sloot de oogen en leunde met het hoofd tegen den muur. Wat onthulde die kreet mij? De verwoesting, die mpn verraad, waaraan ze gelooven moest, in haar hart had aangebracht. Elke blik liet me in haar ziel lezen welk een vuur van liefde daar voor mij gegloeid had, welke schatten van gevoel daar rustten. Stom zat de verzameling daar. Geen teeken van bijval volgde, zooals op den laatsten toon der prima-donna, 't Was als moest de menigte eerst adem scheppen, als kon ze zich niet zoo dadelijk in de gebruiken der alledaagsere wereld terug yinden. Heerlijk! NIEUWSBLAD Het Land ran en ütena, He Langstraat en de Honinielerwaard. l deze. En Buitenland.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1