FEUILLETON.
M 778.
ZATERDAG 20 APRIL
1889.
Uitgever: L. J. YEERMAH, Heusden.
Frankrijk op weg naar de Revolutie.
Het is beschikt in Godes raad.
VOOR
van
He langstraat en de
Dit bind rerschjtnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. Franco per post zonder prijs verhooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Bue Hérold, Parjjs.
IV.
Sedert 1780 zien we naast Frankrijks troon
achtereenvolgens verschillende specialiteiten plaats
nemen, die de opdracht ontvingen 't land te
redden. Ze kwamen en gingen, onverrichter-
zake gingen ze. De verwisseling van personen
op zichzelf was reeds genoeg om de Revolutie
op te roepen.
»Wie zal 't na aandurven Frankrijk te ver
lossen vroeg Bodewijk XVI in 1783. »Ik«
antwoorde een forsche stem en Calonne
schaarde zich aan de zijde des monarchs.
Natuurlijk weer een spaarzame, die 't bin
nenkort afleggen zal« zuchtte Frankrijk,
Pardonriep de moedige minister, »van
sparen is in mijn systeem geen sprake. Wat
hebt ge tot heden met sparen gewonnen? Hebt
ge schatten vergaard? Is 't krediet toegenomen
Noch 't een, noch 't ander. We gaan feesten
vieren, groote pensioenen uitdeelen, een beetje
leveg in de bierbrouwerij brengen en vóór alles,
een vroolijk gelaat toonen, want zoolang we
benepen voor den dag komen, krijgen we geen
cent los.
En ziedaar, hij befeikt het ongeloofelijke
Frankrijk geloofde in dezen schitterenden zwen
delaar en lachte met hem. Ondershands leende
hij millioenen en betaalde in den aanvang stipt
de renten. Het naderende bankroet scheen voor
goed geweken en een betere tijd aangebroken.
't Was echter alles schijn en niets meer dan
schijn. Dat wist niemand beter dan Calonne,
hoewel hij grootsprekend en glimlachend 't leven
doordanste. De dag naderde en wel met rasse
schreden dat de geldnood den duivelskunstenaar
een donderend halt! zou toeroepen. Vanwaar
zou hij geld krijgen? Het volk kon niets meer
betalen, 't was uitgemergeld en leed honger. De
meer bevoorrechten konden maar wilden niet
op grond hunner aloude rechten. Wat te doen?
Culonne kwam met een splinternieuw middel
voor den dag. Buiten de rijksstanden en parle
menten om, zou de Koning de meest invloed
rijke mannen des lands tot een vergadering
ontbieden. Een volmacht hadden zij niet, ze
waren eenvoudig notabelen en verschenen
als raadgevers. Calonne hoopte ze handelbaar te
vinden.
Daarin misrekende de groote man zich echter.
Als alle bevoorrechten waren ze weinig tot of
feren geneigd. Ze waren dat nog minder toen
ze in den afgrond staarden, door den onverza-
delijken Calonne gegraven. Met schrik vernamen
zij dat de staatsschuld in weinig jaren met 646
millioen toegenomen was en de inkomsten van
't loopende jaar (1787) 140 millioen beneden
de uitgaven geraamd waren. Deze onthulling
was het teeken tot Colonnes val. De man, die
zich door verkwisting verheven had, kon niet
staande blijven toen hij ging vorderen.
Op Calonne volgde een ander, op dien weer
een ander, wier namen niet waard zijn hier neer
te schrijven. Na hen kwam de Brienne,
aartsbisschop van Toulouse, Men had nu een
minister zonder plan en zou het daarmee pro-
beeren. De Brienne was van een besluiteloos
karakter. Er stonden slechts moeiljjke wegen
voor hem open, doch hjj miste den moed een
dezer in te slaan dat was zijn eenige fout.
De heeren notabelen toonden weinig onder
worpenheid, doch des te meer karigheid. Eenige
kleinigheden brachten ze ten einde en werden
drie maanden na hun komst met eenige minis-
triëele en zelfs een koninkljjke redevoering deftig
afgedankt. Zij gingen heen en werkten mede
tot de komst van den gevreesden dag. Alom
verbreidden zij hunne ontdekkingen omtrent den
finantiëelen nood, de gebreken der regeering, de
vergoding van 't hof, de niet te lenigen ellende
des volks.
Om aan geld te komen ontwerpt de Brienne
twee wetsontwerpeneen zegel- en een grond
belasting. Als nu het parlement deze onschuldige
wetjes maar registreeren wilMaar dat parlement,
in zijn volle levenskracht en inziende dat de
finantiëele ongelegenheid der regeering een kost
baar middel tot vergrooting van eigen macht kan
zijn, registreert niet. Het wordt daarop ontboden
naar Versailles, waar het uit den mond des
konings bevel ontvangt te registreeren. Zwijgend
hoort het zijn monarch aan en zwijgend trekt
het naar Parijs terug, maar den volgenden mor
gen verklaart het nogmaals onder daverende toe
juiching van alle andere parlementen en geheel
Parijs, dat het niet registreeren zal.
Gelukkig bezat de Brienne nog een gevreesd
middel om zich te doen gehoorzamen. Op 14
Aug. ontvangt elk lid een slettre de cachet«,
waarin hij zich naar Troyes verbannen ziet. De
heeren gaan, op< nen te Troyes de debatten, be
nevens de onderhandelingen met de regeering,
doch buigen niet. Na een maand komt men tot
een vergelijk, een soort van wapenstilstand. De
belastingontwerpen zullen terug genomen worden
en de heeren krijgen verlof naar Parijs terug
te keeren.
Daar echter raken eerst de poppen aan den
dans. Er moet geld zijn. Een nieuwe leeuing
dus van over de 400 millioen en om ze lekker
te maken, geloofsvrijheid voor de Protestanten,
en »Staten-Generaal« in 't verschiet. De koning
zelf presideert de zitting, Het parlement buigt
niet, ja bij monde van een aanverwant der kroon,
den hertog van Orleans, protesteert het en
weigert toestemming tot de leening te geven,
Orleans en nog enkele anderen worden met een
»lettre de cachet« verbannen. De twist groeit meer
en meer aun. Geheel Frankrijk en Parjjs bovenal
slaan den strijd met onverholen belangstelling gade.
Daar geschiedt op 3 Mei 1788 iets ongehoords.
De Revolutie zet haren voet op Frankrjjks
bodem. De stap dreunt het, geheele land door,
het hof siddert, de Brienne voelt den grond onder
zich wegzinken.
Op dezen gedenkwaardigen datum stelt het
Parlement een nota op en verzendt die aan de
regeering.
Het overweegt daarin dat de willekeurige ge
vangenneming zijner leden een gevolg is lo. van
zijn weigering tot het registreeren der belasting
wetten 2o. van zijn onbevoegdverklaring in zake
het opleggen van belastingen3o. van zijn ver
zoek de Staten-Generaal bijeen te roepen 4o. van
zijn eisch de persoonlijke vrijheid te eerbiedigen.
Het overweegt dat zijn plicht het dwingt zich
te verzetten tegen alle ontwerpen, die de rechten
des volks verkorten en zich thans duidelijk te
verklaren over de grondstellingen, welke het
verplicht is te handhaven.
Het verklaart derhalve, daar Frankrijk een
naar de wet geregeerde monarchie is, dat deze
wetten behelzen en bekrachtigenlo. het recht
van het regeerende huis op den troon2o. het
recht der natie om door regelmatig bijeenge
roepen staten belastingen toe te staan3o. de
onafzetbaarheid der leden van de rechterlijke
macht; 4o. het recht der parlementen om alleen
die wetten te registreeren, die overeenkomen met
de grondwetten des lands; 5o. het recht van
eiken burger om alleen voor zjjn, door de wet
bepaalde rechters gedagvaard te worden en 6o.
het recht, om op geen bevel, van wien ook,
zonder opgaaf van redenen gevangen genomen
te worden.
Op deze onomwonden verklaring volgde ter
stond de gevangenneming van twee leden, o. a.
d'Espremesnil, den voorsteller der verklaring.
Het was thans Brienne klaar geworden dat
het parlement naar een vast stelsel oppositie
voerde en hij met geen belastingplannen meer
behoefde aan te komen. Verbanning buiten Parjjs
was een wassen neus, die de oppositie verlegde,
maar niet brak. Hij vatte daarom 't besluit bet
parlement zjjn staatkundige rechten te ontnemen,
alzoo nogmaals den leeuw de tanden uit te breken.
Dit geschiedde, In plaats van het parlement
komt een algemeene rjjksraad, de parlementen
worden ontbonden, velen zelfs verbannen, De
storm ging nu los. Het parlement van Grenoble
weigerde heen te gaan, de provinciën stonden
op, in Provence, Dauphiné en Béarn braken
onlusten uit; in plaats van de oppositie der par
lementen stiet de regeering thans op een veel
omvangrijker tegenstand. Allerwege riep men
op de algemeene staten en Brienne, ten einde
raad en gedwongen door grooten geldnood, gaf
ten slotte aan dezen eisch toe. Hij beloofde een
vergadering der staten bjjeenteroepen en ver
haastte daardoor zjjn val. Opgetreden om de
fouten zijner voorgangers goed te maken, heeft
hij tevergeefs gekampt tegen de naderende om
wenteling. Hij heeft het met onderdrukking ge
probeerd, met intrigue, met verbanning, gevan
genneming. afzetting, niets hielp hem. Hjj
viel door vermoeidheid en zwaktedoch al was
hij sterker geweest, hij ware toch gevallen. Het
stond niet meer in de macht van één enkele,
geld te verwerven. Tot zijn verontschuldiging kan
dienen dat niet hij den toestand geschapen had
zjjn voornemen daaraan een einde te maken was
echter te vermetel en hjj moest zijn hooge be
trekking neerleggen en plaats maken voor zjjn
opvolger, den laatsten premier.
3i)
»Als de Signora bij storm en onweer dat
lied zong, en Santa Lucia liet een schip ten
gronde gaan of een visscher met leege netten
naar 't strand wederkeeren, moest ze een hart
vun steen hebbenbromde de oude Pietro.
Onze huisvrouw riep, terwijl ze de handen in
een sloeg: »Had ik niet bijna vergeten, dat
mjjn zuster me schreef, dat de juffrouw een
groot zangeres was en half Weenen door haar
stem in verwarring had gebracht. O, de eer,
haar in mijn huis te mogen ontvangen
»'t Is me hartelijk lief, dat ik u door mijn
klein lied genoegen heb gegeven tot dank voor
alle goedheid, die ge mij een vreemde, hebt be
wezen. Gij, Pietro, omdat ge me over de wilde
zee veilig naar 't strand hebt gebracht; gij,
Andrea, daar ge me met behulpzame bereidwil
ligheid in dit huis bracht, en gij,« voegde zij
er bij en gaf de vrouw des huizes de hand,
»daar ge me gastvrij bij u inneemt! u anderen
editor dank ik, omdat ge mjj zoo vriendelijk
hebt aangehoord.
»En hoe gelukkig acht zich ieder van ons dat
hij er bij geweest is't Spijt me maar, dat niet
geheel Triëst uw wondervol zingen hoortMaar
hoe zal 't gaan als de juffrouw eens vrouw is?
Zal de jonge man al die heerlijkheid voor zich
behouden ener niets van aan de wereld gunnen
»Ik zal haar iets gunnenLeonore had bij
die vraag de oogen neergeslagen en zat zonder
te spreken. Toen ik zweeg en haar aanzag,
maakte ze ten haastige beweging, als wilde ze
haar plaats verlaten en op me toeijlen. Ik kwam
haar voor. Een blik wat lag er veel in dién
blik! zei me, dat ze door innerlijke aandoe
ning niet kon spreken. Misschien las ze in mijn
oogen al het geluk, waarvan mijn kort over
vloeide, want ze zag me met een onbeschrijflijke
uitdrukking van dankbaarheid en genot aan en
»in de zwarte zee harer oogen ruischt de bekoor
lijke stroom zijner liefde
Plotseling liet ze mijn hand los en verbleekte.
»Maar uw ambt, Stefanus, uw ambt!«
»Er zijn plaatsen, waar ik mijn beroep uit
oefenen kan, zonder dat de wereld zich er aan
stoort als ge uw wondervolle stem een ge
schenk Gods in 't openbaar laat hooren. Er
zijn ernstige en edele doeleinden, waarvoor zelfs
de vrouw van een geestelijke in 't publiek zulk
een edele kunst als de uwe kan uitoefenen. Wees
niet bezorgd, mijne Leonore, je kunt zingen en
noch mij, noch u zal men daarover niets ver
wijten.»
»Stefanus,« fluisterde ze en haar stem beefde.
»is 't waar? Ook dat geluk wit ge me toestaan?
Wat heb ik gedaan, dat God alles vervult, wat
ik maar durf bidden
Ik hield hare hand in de mijne kuste die; ze
was warm en de pols sloeg snel en onregelmatig.
Je moogt heden niet meer zingen't is avond
en je moet den slaap van veel nachten inhalen.
»Nog maar een lied, en dat moet je met me
zingen. We hielden van dat lied, toen we op
ons stil dorpje woonden. Je hebt het. van je
vrienden op de universiteit geleerd, en ik leerde
't in de vacantie van je. 't Is een ernstig, vroom
lied, en zelf Hanna verbood ons niet het te
zingen. We willen tot slot een Duitsch lied,
zingen, als ge dat goed vindt,sprak ze tot de
bij eenzij nde.
»Of we dat goed vinden! We blijven, al zong
de Signora tot den morgen,antwoordde de
oude loods en algemeene bijvalsbetuigingen volg
den op zijn woorden.
Ze maakte haar handen uit de mijne los,
legde ze gevouwen in haar schoot en wij zongen
Het is beschikt in Godes raad,
Dat men van alles wat bestaat,
Moet scheiden
Eu niets geeft toch zoo'n bitt're smart,
Niets valt ons zoo ontzettend hard
Als scheiden
Zoo in uw hof een roosje groeit,
Dat heerlijk geurt en sierlijk bloeit:
Arm roosje
Zoo ras ontplooitzoo ras verdord
Uw schoon verwelkt eer 't avond wordt.
Arm roosje
Hebt gij een dierb'ren trouwen vrind,
Een lieve ga, een blozend kind
Och arme
Slechls weinig tijds gij staat alleen
Nu helpt geen klagen, geen geween.
Och arme
Maar, niettemin, versta me goed,
Als gij van de uwen scheiden moet
»Tot weerzienszij uw afscheidsgroet.
»Amen!« zei de oude Pietro, en »Amen!c
klonk het zacht uit menig mond.
»Neemt den zegen van een oud man mee naar
uw slaapkamer,sprak de loods en legde zijn
ruwe hand op haar hoofd, dat ze licht tot hem
boog. »God behoede u, en late u nog menig
avond zingen, zooals ge heden gedaan hebt
En gij, Signor, bewaar den schat, dien de oude
Pietro voor u aan land heeft gebracht; 't is
een parel, zooals ge geen tweede vindt.*
De vrouwen drongen zich om haar heen en
strekten de handen naar haar uit, de eene
schuchter en vol eerbied, de andere vrij en met
de uitdrukking van onverholen bewondering.
Het eene kind vlijde zich vertrouwelijk tegen
haar aan, het tweede, kleinere, lag zacht inge
slapen op de trappen. Andrea was opgestaan
en had zijn hoed diep in de oogen gedrukt.
Hjj bleef zitten, toen de anderen reeds heen ge
gaan waren. Eindeljjk naderde hij haar met
rasse schreden.
»Goeden nacht, Madonna!* zei hij zonder op
te zien. Zij reikte hem haar hand; hij twijfelde
een oogenblik, greep haar haastig, liet haar
echter weer even haastig los, keerde zich om en
verdween onder de donkere platanen.
»Juliëtta, waar blijft je toeh?« riep de huis
vrouw. Bedank de juffrouw, zooals de ande
ren!* 't Jonge meisje was er niet meer; niemand
had haar zien gaan.
Leonore stond naast me en zag op de zee,
die zich reeds in duisternis hulde. In den vuur
toren op den grooten Molo vlamde juist het
eerste, beweeglijke, roode licht op, en de mast
hoornen in de haven staken nog slechts ondui
delijk tegen den hemel af. Boven den vuurtoren
schitterde met helderen glans de avondster en
een lichte koelte voerde uit de tuinen der Alt-
stadt de zoete geuren der oranjebloesems de rozen
tot ons over.
»Welk eene schoone avond! Waarom is hjj
zoo kort?* vroeg ze met een lichten zucht.
»Mijn liefde duurt langer:
»De zonne gaat onder; reeds nadert de nacht;
Maar mijn hare, als de sterre der liefde,
Straalt juist in het donker met schittrender
(pracht
»'t Is tijd om te gaan slapen,* zei de huis
vrouw, terwijl ze, een lamp dragend, uit de denr
trad en Leonore's hand greep. Morgen komt
er ook nog een dag, jonge heer. Er is nog een
ander Duitsch liedje en dat is»Er is een tjjd
van komen, Er is een tijd van gaan!*
Toen ik me neerboog om Leonore te kussen,
gloeide haar voorhoofd, zooals daar straks haar
hand.
Het is beschikt in Godes raad.
In vollen glans ging de zon over de kusten
van Triëst op. Reeds voor haar eerste rood den
horizont kleurde, was ik met Andrea op zee
gaan varen om haar opgang te begroeten, daar
Leonore nog sliep en ik 't niet waagde haar te
storen. Wie had meer behoefte aan rust dan zij
na zooveel nachtwakenToen de jonge schipper
mij aan land zette, zei hij: »haast u, Signor,
in den tuin van den capitano heeft de zon de
bloemen wakker geroepen! Adio!«
(Wordt vervolgd.)