Vóór de Arts komt.
FEUILLETON.
De heer uit de Sahara.
,M 781.
WOENSDAG 1 MEI.
1889.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
v
VOOtt
(Wordt vervolgd.)
en Alteiia
e Langstraat en de
i:
;C
b.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging.
Agent voor Gorcum en Omstreken: Bosch Buoes van Dort.
Advertentiën 1G regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Iiue Hérold, Parjjs.
Mazelen, roodvond, diphteritis. Het is bedroe
vend zegt een specialitiet hoe gering in
't algemeen de kennis der ouders omtrent deze
bekende ziekten is. Overgeërfde vooroordeelen
maken het ziekbed der kleine patiënten tot een
ware marteling, vooral bij mazelen, daar die
veelal zonder hulp van den arts behandeld wor
den. Voor eenigen tijd werd ik bij een familie
geroepen, waar vier kinderen aan mazelen ziek
lagen. Daar de slaapkamer te klein was moesten
twee hunner in een zijkamer liggen, waarin
alle licht ontbrak. In de slaapkamer waren de
ramen luchtdicht gesloten en 't licht volkomen
geweerdde kinderen lagen onder zware dekens
toegestopt en om de bedjes hielden zware gor
dijnen iederen luchttrek tegen. Een goed gevolg
had deze behandeling in 't minst niet. De kleinen
leden alleen aan ontsteking der luchtpijp, die in
de donkere kamer lagen, bovendien nog aan
longontsteking.
Om ouders in staat te stellen het zieke kind
doeltreffend te verzorgen en den aard der zieke
voor de komst van den arts te herkennen, willen
wij een korte beschrijving van de drie voor
naamste besmettelijke kinderziekten laten volgen.
Mazelen, roodvonk en diphteritus zijn niet be
paald kinderziekten mazelen komen even ernstig
en roodvonk en diphteritis minder ernstig op
ouderen leeftijd voor, doch ze zijn zoo algemeen
en 't menschelijk organisme is er zoo ontvanke
lijk voor, dat ze in den regel voor het einde der
schooljaren geleden zijn. Slechts alleen wonenden
en eenzaam levenden ontsnappen er in de jeugd aan.
Gelijk de planten voor hare ontwikkeling een
tijd van ontkiemen behoeven, zoo is het ook
met deze ziekten. De ziekte volgt niet de be
smetting op den voet; dikwijls behoeft ze een
lange tusschenruimte en doet dan in het lichaam
een gevoel van afgematheid ontstaan, gepaard
met hoofdpijn.
Om de ziekte te herkennen hebben de ouders
vóór alles op één orgaan nauwkeurig te letten,
de binnenwand der mondholte. Het is zaak dat
ieder die nauwkeurig leert kennen in gezonden
toestand, men zal dan te eer in tijd van ziekte
elke verandering kunnen bespeuren.
l)
Mevrouw von Trautenau, een jonge, bekoor
lijke weduwe, zat in haar boudoir en/erveelde
zich. Als jonge weduwen zich vervelen, dan
verlangen zij iets, en dat wel te meer naarmate
de man, wien dat verlangen geldt, nader bij is.
Ze had een heerlijk morgentoilet gemaakt;
het mutsje zat coquet op het donkere haarde
lokken kronkelden bevallig over den slanken
hals; het blauwe oog blikte droomend voor zich
heenhet smalle voetje kwam als nieuwsgierig
onder den rand harer ochtend-japon uit kijken
de linkerhand had zich op den arm der fauteuil
gelegd, alsof ze de kussen wilde tegemoet ko
men, waarnaar ze haakte.
Daar komen schreden door de voorkamer
Dat zal hij zijn Maar was er dan geen
bediende om hem aan te dienen? Hij zal
me willen verrassen Ik zal hem dat genoe
gen niet bederven.
Haar blik wordt nog droomeriger, het voetje
komt nog een klein' weinigje verder onder de
rok uit, de hand komt de kussen nog een weinig
meer tegemoet.,
De deur gaat open en er treedt iemand bin
nen het hartje klopt en de wang bloost.
Zacht en bescheiden komen de schreden nader.
De jonge vrouw sluit de oogen om de ver
rassing van haar geliefde nog teerder te maken.
»Een brief, genadige vrouw!* klinkt de stem
van den ouden bediende. Welk een ontnuchtering
Ze schrikt op en haar gelaat trekt zich in on
vriendelijke plooien.
Maar de oude wil het weder goed maken.
>Van onzen heer,« voegt hij er meesmuilend
bij. »Van ons mijnheertje.
Mevrouw grijpt er naar en de bediende sluipt
op de teenen weg.
Weder dezelfde geschiedenis en altijd dezelfde
geschiedenis.
De bodem der mondholte wordt door de tong
gevormd, het gewelf door het verhemelte, waar
van het voorste deel hard, het achterste vleezig
en zacht is. In het midden van dit achterste
gedeelte hangt de huig, en terzijde daarvan de
gehemeltebogen. In deze bogen ligt rechts en
links een amandel.
De geheele mondholte is in gezonden toestand
lichtrood, nergens met witte strepen of stippen
voorziende tong van dezelfde kleur zonder be
slag.
Veranderingen in den beschreven toestand
duiden ziekte-verschijnselen aan. Om ze nauw
keurig gade te slaan, drukke men met een lepel
de tong naar onderen en herhale dit meermalen,
ook wonneer het kind gezond is, opdat het hier
aan gewoon worde.
Een kind, heeft eenigen tijd schoolgegaan en
de ouders bemerken op zekeren dag dat het er
niet best uitziet. Het wordt bleek en klaagt
over hoofdpijn en vermoeidheid. Nadat deze toe
stand een dag of tien heeft geduurd en de kleine
van tjjd tot tijd door hoest geplaagd werd, ver
ergert hjj tot een hevige koorts, de oogen zijn
ontstoken en lichtschuw. Onderzoekt de moeder
nu den mond, dan bespeurt ze achter in de
mondholte op de weeke bogen donker roode
vlekken en zeer spoedig daarna over het geheele
lichaam dergelijke vlekjes. Het hoesten wordt
erger, tevens droger, is soms zoo hevig dat het
kind ter nauwernood lucht kan halen. De eet
lust is gewekener is neiging tot braken en
niet zelden vertoont zich neusbloeding. Plotse
ling op den vierden dag van deze koortsperiode,
nadat de koorts een weinig afgenomen is, wordt
het gelaat overdekt met roode vlekken, ter
grootte eener lins en daarna ook borst, rug,
armen en beenen, dikwijls ook met kleine blaasjes
de uitslag vloeit hier en daar in elkaar tot
groote roode plekken, doch er blijven nog ge
noeg linzengroote vlekken aanwezig om de ziekte
als mazelen te herkennen. Hoesten en pijn in
de oogen gaan daarmee steeds gepaard, want
mazelen en de andere kinderziekten tasten ver
schillende organen min of meer aan. Na den
derden dag mindert de koorts en ook de uitslag
in de plaats daarvan blijven nog acht of veer
tien dagen bruine plekken zichtbaar.
Tegen te hooge koorts in den beginne kun
nen zonder nadeel omslagen van niet te koud
water aangewend worden. Koude omslagen heb
ben volstrekt niet het zoo gevreesde naar binnen
slaan der mazelen tengevolge. Tegen neusbloe
ding giete men wat citroensap of aluinwater
(1 theelepel aluin op een kopje water) in den
neus en koude omslagen op het voorhoofd. Als
voedsel is aan te bevelen melk en bouillon, tegen
verstopping een theelepel ricinusolie; bij diarrhee
geve men geen melk. Tegen den hoest geve men
voor de komst van den dokter heete melk en
elk uur drie druppels annijs in een eetlepel thee
van lijnzaad.
Bij roodvonk klaagt het kind in den beginne
over p:jn in den nek. De koorts valt plotseling
en hevig in, zoodat het kind in ijlenden toe
stand, niet zelden buiten bewustzijn geraakt.
Keel en gelaat zijn zeer rood. De uitslag ver
toont zich spoedig, uiterlyk na een paar dagen
zeer kleine donkerroode stippen, eerst op rug en
borst, daarna overal. Strjjkt men met den vinger
over de huid. dan ontstaat voor een oogen blik
een witte streef, die spoedig weer rood wordt.
In den mond zjjn de amandelen zeer ontstoken
en wit beslagen, welk beslag zich tot in neus
en ooren uitstrekken kan.
Roodvonk is in zijn ontwikkeling zeer ver
schillend. Elke moeder zij echter bij iederen uit
slag, vooral wanneer de keel rood ziet, voor
zichtig, eenige dagen rust in bed zal haren
springintveld in geen geval schaden. Van gewicht
is bij deze ziekte het onderzoek der urinein
de eerste dagen is gewoonlijk de afscheiding
schaarsch en toont sporen van bloed. De moeder
zij na deze verschijnselen voorzichtig en geve 't
kind voor de komst des geneesheers, slechts
melk en warme de rug door warme wollen
doeken. Hevige koorts en ijlen eischen dikwijls
voor zijn komst nauwgezette behandeling. Tegen
de koorts zijn natte omslagen om hals, borst en
rug aan te bevelen, tegen ijlen legge men een
met stukjes ijs, of ijskoud water gevulde var
kensblaas op 't hoofd. De mondholte moet dik
wijls gereinigd worden.
Diphteritus, de gevaarlijkste der drie, doet op
dezelfde wijze als roodvonk haar intrede; na een
gevoel van onwelzijn wordt 's avonds het kind
door braking, hoofdpijn en koorts overvallen.
Onderzoekt de moeder den mond, dan ontdekt
ze een fijne witte sluierachtige laag op de aman
delen. Reeds den volgenden morgen is die laag
verdikt en de geheele amandel is wit overtrokken.
Hierbij kan het blijven of de ziekte gaat verder
over het geheele achterverhemelte tot in neus
en luchtpijp. Niet iedere witte vlek is diphte-
rilus, doch men zij er steeds tegen gewapend en
ontbiede terstond geneeskundige hulp.
Voor deze er is, legge men koude omslagen
om den hals, geve bij verstopping wat ricinus
(wonder)olie en lichte, vloeibare spijselk uur
een theelepel uit een kopje water, waarin een
weinig chloorzure kalie is opgelostook giete
men daarvan een theelepel in den neus, men
zet dit voort tot de geneesheer komt, doch ge-
bruike niet meer dan een gewoon kopje.
De afzondering der zieke kinderen is zeer aan
te raden. Geen gezond kind late men in de
ziekenkamer toe, zoo dat mogelyk is. Vooral
legge men geen gezond naast een ziek kind,
gelijk dat veel gebeurt bjj mazelen. De uitslag
komt er geen dag vroeger door, maar wel ver
ergeren de ziekteverschijnselen.
Van groot gewicht is de inrichting der zieken
kamer. Hoe grooter die is, zooveel te beter.
Alle overtollige voorwerpen verwijdere men. Het
ziekbed stuat midden in of aan een zijde, doch
niet in een hoek en vooral niet met gordijnen
omhangen. Bij mazelen moet het licht getem
perd worden door jalouzieën of blauw papier.
Meer dan eens per dag moet gelucht worden,
zonder dat er trek ontstaat. Frissche lucht is
een geneesmiddel van 't hoogste gewicht in de
ziekenkamer, vooral wanneer er verscheidene
zieken liggen. De kinderen worden licht maar
warm toegedekt, bedden noch kussens mogen
met veeren gevuld zijn. Het dwaze »tot zweeten
brengenbij mazelen verzwakt slechts het kind,
zonder in 't minst nut te doen. Men wassche
het gerust met lauw water en verschoone het
even gerust, indien men slechts voor volkomen
droog goed zorgt. Het speelgoed, zoomede ge
bruikte zakdoeken verbrande men na afloop der
ziekte en het waschgoed worde terstond in een
desinfecteerend mengsel gedompeld.
Van de ziekenkamer trede niemand in de
huiskamer alvorens handen en armen met zeep
gewasschen te hebben. De gezonde kinderen
Dierbare Leontine
Myn oom is van morgen van Potsdam ge
komen. Beklaag me, want nu zal ik u weer
den ganschen dag niet kunnen zien. Dus tot
morgen. Voor altijd Uw
Graaf Bernhard von Bodin.«
De kleine, witte hand zonk met het kleine,
witte briefje weemoedig neer.
Dat was nu in veertien dagen al de vijfde
maal, dat zijn oom uit Potsdam kwam. Wat
zou deze toch altijd van hem willen hebben?
Ze wierp den brief in 't vuur van den haard,
dat hem gretig opving en verslond.
Toen zag ze op haar horloge. Eerst twee
uur! Hoe langzaam gaat de tijd om! Wat nu
den ganschen dag te beginnen Zich weder
verheugen met de gedachten aan morgen en
misschien weer te vergeefs en altijd dezelfde
gedachte daarbij altijd het oude lied met
die treurige melodie, 'tls zoo droevig zijn bloeiende
jeugd aan een grijsaard opgeofferd te hebben,
die haar niet weet te waardeeren maar haar
ouders wilden het, ofschoon 't hun niet onbe
kend was, dat ze reeds een andere liefde in haar
hartje koesterde den schoonen jongen graaf
van Bodin, wien zij veel liever gehuwd had.
Eindelijk stierf de oude heer von Trautenau.
Toen het lange rouwjaar was verstreken, kwam
de jonge graaf met dezelfde liefde weer bij haar
terugmaar nu was er een leelijke hinderpaal
in den weg gekomen. In veertien dagen bezocht
zijn oom uit Potsdam hem nu al vijf maal. En
anders kwam hij zoo geregeld om te vernemen
hoe 't haar ging. En zij waren 't al geheel met
elkander eens.
In liefdeszaken is de twijfel spoedig wakker.
Als 't eens bloot een voorwendsel was met dien
oom uit PotsdamEen voorwendsel om met me
te breken Zijn familie, die niet erg veel
van haar hield, zal hem vast opstoken. Wat
helpt het dan jong en schoon te zijn De
tijd gaat voorbij, doelloos en zonder liefde.
Ze was nu al drie-en-twintig jaar ze zal
nog wel ouder worden tot ze grijze haren
krijgt O, dat afschuwelijk getalm
Om haar gedachten af te leiden, nam ze een
courant en bladerde er in. s>De barometer be
denkelijk gedaaldnu zal er nog regen
komen ook »De afgevaardigde Wunderlich
heeft een rede gehouden* dan sprak ze
weer vergoelijkend er tusschen: »inaar misschien
kwel ik me te vergeefs ik heb geen rede
lijken grond om te twijfelen Bernhard heeft
me lief, ik ben er zeker van hoe dikwijls
heeft hij me bewijzen van oprechte liefde ge
geven
Na deze geruststelling ging ze weer lezen
»De heer von Rapportswijl is naar Berlijn te
ruggekeerd.* Ik heb zooveel van hem hooren
spreken, dat ik wel wenschte persoonlijk kennis
met heui te maken. De ouverschrokken jonge
man heeft de woestijn Sahara doorzocht en is
daarbij aan de grootste gevaren blootgesteld ge
weest Ik ben altijd onzeker of ik den nadruk
op de eerste of op de tweede lettergreep moet
leggen of 't is Sahara of Sahara men
moet op de welluidendheid afgaan dus Sa
hara! De arme, jonge man! In elk
geval geen gewoon menschIn plaats van
niets te doen, zooals velen van zijns gelijken,
heeft hij zijn leven op 't spel gezet om de we
tenschap te dienen ik hoop hem hier of
daar in gezelschappen te ontmoeten
Hier brak ze af al weer schreden in de
voorkamer
»Wat wilt ge, Frederik?*
De oude bediende zette een vriendelijk gezicht,
wat hij altijd deed als hij iets zeggen wilde.
Mijnheer von Rapportswijl, genadige vrouw
De dame richtte zich op.
»Ha!« zei ze verbaasd »leidt hem binnen
De bediende ging en een flinke, donkerbruine
man trad binnen.
Mevrouw von Trautemau liet hem eerst zijn
buiging maken en begon toen dadelijk ketgesprek.
»Gy komt uit de Sahara, mijnheer?*
De jonge man lachte en schudde het hoofd.
»Sa verbeterde hij.
»Hoe
Sahara de klemtoon komt op de eerste
lettergreep.
De dame ergerde zich ze had het zoo
goed mogelijk willen doen, en reeds in 't begin
een misgreep.
»Ik wist het,* voegde ze er daarom vriende
lijk bij.
»Hoe? U wist het?«
»Dat ge uit Afrika kwaamtDe couranten
hebben het gemeld.
»Juist!« zei de jonge man »daaraan had
ik niet gedacht.*
»Wees zoo goed plaats te nemen, mijnheer
»A1 te vriendelijk
Nadat hij zich had neergezet, kwam er een
kleine pauze, die door de dame werd afgebroken.
»U heeft een mooie reis gemaakt, Mijnheer
»Een allerliefste, genadige vrouw.*
»En zijt dikwijls in groot gevaar geweest.*
»Nu, het is
»Wat zult ge wel van de hitte te lijden gehad
hebben
»Men raakt daar langzamerhand aan gewoon,
mevrouwEr zijn zekere menschen met wie men
de rechte toon niet kan vattenmen komt niet
met hen op streek, zooals men gewoon is te zeg
gen. Ze had geestig willen zijn en was bijna
onhandig geweest; en nu was 't gesprek al weer
blijven steken natuurlijk! 't Belangrijkste
was nog niet aangeroerdvóór alles moest ze we
ten, wat hij van haar wilde
»Maar, vergeef me,« zei ze daarom schielijk,
wat verschaft me eigenlijk de eer van uw bezoek
De reiziger scheen echter nog niet van plan
daarop te antwoorden. Eerst wilde hij zich »in 't
zadel zetten* zooals een ruiter zou zeggen. Hij
hield zich dus alsof hij de vraag niet hoorde en
deed een andere.
^Genadige vrouw!* zei hij, »sinds myn terug
komst ben ik nog in geen gezelschap geweest
zonder een gansch concert van lasteringen over u
gehoord te hebben. Wat denkt ge daar wel van?*
»Ik ben verbaasd, mijnheer.*