FEUILLETON.
De lieer uit de Sahara.
ZELFGEVOEL.
\o -83
WOENSDAG 8 MEI.
1889.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverbooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort.
Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentien worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Een aanzienlijke plaats in te nemen in de
samenleving, daden te verrichten, die aanspraak
geven op den lof onzer medemenschen, macht
te bezitten, invloed te oefenen als koning, ge
leerde, huisvader of volksleider, dit alles is lang
niet te verwerpen, en, mits dit niet het één en
het al is wat de mensch zoekt, ook geenszins
af te keuren.
Wie aanleg bezit of over gaven te beschik
ken heett, brengt het echter nooit zoo ver,
zonder groote inspanning, veel zelfverloochening,
voortgezette wilsoefeningja vooral niet zonder
dit laatste.
Geen droombeelden, geen luchtkasfceelen vor
men ons tot mannen en vrouwenzij leiden ons
af van het groote doel, dat wij moeten najagen;
zy overschreeuwen de stille, de ernstige vraag:
wat zal ik doen met mjjn leven, wat met mijn
talenten? Dit alles geldt van den man van
wetenschap, den dienaar der kunst; maar het
is niet anders met eiken waarachtig ernstigen
menschwant er is een gebied, waarop ieder
mensch groot kan worden. Zedelijke grootheid
is voor ieder verkrijgbaar. Op dit gebied hoort
ook tehuis, het woord, dat ik hier boven schreef;
Zelfgevoel.
Zelfgevoel is zich zelf te gevoelenik
erken, het heeft allen schijn, als mag dit niet
voor een bepaling geldennogtans is dit wel
het gevalmaar men diene hierbij in het oog
te houden, dat niet ieder zich zei ven gevoelen
kan. De Genestet zegt:
»Wees u zeiven, zei ik tot iemand;
Maar hij kon niet: hij was niemand
De dichter begreep, dat er velen zijn, die
niemandheetendat zij niet zich zelf kunnen
zijn, en nog veel minder zich zei ven kunnen ge
voelen.
Maar er zijn er gelukkig ook, die een leven
dig bewustzijn in zich omdragen, van wat zij
zijndie de heilige overtuiging koesteren dat zij
iets kunnen en vermogen, dat de moeite waardig
is voor het leven die rustig en bedaard door
hun daden getuigen, dat zij eigenwaarde bezitten
dat zij niemands onderhoorigen zijn noch de
slaaf van eigen zwakheidmen leert hen ken
nen aan hun degelijken aard, hvrn ernstigen zin,
hun beslist oordeel; maar ook aan hun kalmen
tred, hun van geen overhaasting getuigende be
wegingen; zij wandelen, als traden zij in één
lijn op hun doel af; zij wandelen voort, als
wisten ze, dat straks een hinderpaal meer krachts
inspanning vorderden zal; lichamelijk, zedeljjk
zjjn ze rustig, in vrede met zich zeiven, omdat
zij gevoelen dat ze, wat ze zijn, zich zei ven in
de eerste plaats te danken hebben.
Toch niet zich zei ven alleendit weet de man
van zelfgevoel. Maar het is niet voldoende slechts
te zeggen, dat er velen zijn die »Niemaud«
heetenmen behoort ook aan te toonen, dat
het moeielijk is »iemand« te worden en daarbij
te wijzen op gevaren en beletselen.
»Een nederig mensch is een bedrieger«, heeft
Multatuli gezegd. Niet alleen dat deze geniale
schrijver menig verkeerde woord-afleiding het
leven schonk; men denke b.v. aan hoogmoed
als »de moed om hoog te staanterwijl het inder
daad beteekent »hoog van gemoeden in den
volksmond sleeds in ongunstige beteekenis wordt
gebezigdmaar ook past het geheel in den
mond van den aan hoogheidswaanzin lijdenden
man, om nederig met bedriegelijk of huichel
achtig op dezelfde lijn te stellen.
Men staat verbaasd over een kortzichtigheid,
die, te velde trekkend tegen een gebrek: huichelarij,
dit gebrek verwart met den natuurlijken, fijnge-
voeligen, kieschen schroom, die den mensch zich
zich zeiven vooral niet te hoog doet schatten
die nooit vergeet, wat diezelfde mensch is, wat
hij kan, en wat hij moet zijn. Er is heden ten
dage een richting, die, Douwes Dekker met den
naam van »Meester« aansprekend, en evenmin
als de groote Meester zelf, in wiens schaduw
zij niet kunnen staan, gekweld door een diep
gevoel van zedelijke en geestelijke tekortko
ming, er steeds op uit is, dat gevoel van
zwakheid, dat juist een bewjjs van kracht is,
ook bij anderen te verzwakken, te vernietigen.
Volgt steeds reactie op actie, dan is ook dit
verschijnsel van hoogheids waanzin voorafgegaan
door een daaraan tegenovergestelde eigenschap,
valsche nederigheid, slaafschheid, traagheid van
denken en gevoelen.
Zoo de actie opsporend, leeren we de reactie
verstaan, en waardeeren; doch hierover thans
genoeg
Beide lijders nu, die aan hoogheidswaanzin
en aan valsche nederigheid en bekrompenheid van
geest, zij missen datgene, wat den mensch eerst
werkelijk vrij maakt: zelfgevoel.
Toch ken ik gaarne, het te veel der eersten
verwerpend, hun den voorrang toe vergeleken
met de laatstendeze zijn het, die den naam van
»niemand« dragen; de bekrompen, verachtelijke
wezens, die meestal den naam van huichelaars
verdienende beklagenswaardige stumpers, die
geen moed bezitten, om riem and* te zijn; die
hun wil niet geoefend hebben, wier beginselen
niet gestaald zijn, in éen woord, die geen ka
rakter genoeg bezitten, om hun »ik« te hand
haven, tegenover het rik« van anderen.
Zij vergeten ten slotte dat het leven een strijd
is, een concurrentie, een oorlog van alles tegen
allen; hier vooral geldt het spreekwoord riua
res agitur!« d. i.: uw zaak wordt behandeld!
Zoo zien wij om ons slappe wezens, met
kwijnend oog, met onvaste handmet het merk-
teeken van kleinheid en armzaligheid in hun
wezen.
Zoo zien we ook om ons veerkrachtige gestalten,
3)
»Na 't geen ik u van mijn vriendschapsdiensten
heb verhaald,* zei hij, »mag dat u eigenlijk
niet verwonderen. Toen ik hem na mijn terug
keer bezocht, vond ik de geheele familie ver
gaderd en niet weinig in verlegenheid. Bij mijn
binnenkomst klaarden de gezichten dadelijk op.
Rapportswijlriep het geheele koor nu zijn
wij geredDat is juist iets voor hem. En
zonder mij eerst te vragen of mijn verstand ook
door Afrikaansche hitte had geleden, werd ik
met de zaak belast. Ge ziet, genadige vrouw,
ik kan mijn lot niet ontloopen. Dat is een fa
taliteit.*
De jonge dame trachtte met kracht zich te
herstellen.
»Spreek dan, mijnheer, ik koor!«
De reiziger haalde een brieventasch te voorschijn.
»Ik heb bier zei hij
Maar de jonge vrouw viel hem in de rede
Mijne brieven? Toch niet mijne brieven?*
De jonge man knikte weder.
»Doch waarom... Wat heeft hij mij te ver
wijten?*
Voor 't eerst scheen mynheer von Rapports
wij] in verlegenheid.
»Myn taak is zwaarder dan ik dacht,zei
bij »want hoe meer ik u aanzie, des te
minder begrijp ik, dat hij aan 't verlangen van
zijn familie geen weerstand biedt.*
Hij wil gaan trouwen?* stiet de jonge vrouw
snel uit.
De reiziger knikte weer.
Mevrouw von Trautenau stond op.
»Trouwen?« herhaalde ze »trots zijn be
loften, zijn eden
»Hoe? Hij heeft u gezworen?*
Trotsch richtte de jonge weduwe zich op.
Gelooft gij dan, mynheer,* riep ze, »dat ik
't zou wagen u in 't gelaat te zien, als ik geen
vertrouwen op zijn woord had gehad? 't Is om
te vertwijfelen! Dat zijn gansche familie zich tegen
mij verklaart, wil ik geloovenmaar hij bemint
me niet meer, anders had hij zich onmiddellijk
met my moeten verstaan, in plaats van een
gezant te zenden en als hij 't niet durfde
wagen mij onder de oogen te komen, dun was
't zijn plicht geweest te schrijven. Maar wat doet
hij Hij zoekt een voorwendsel om zijn duge-
lijksche bezoeken bij me te staken, hij maakt
een vreemdeling met mijn hartsgeheimen bekend,
hij draagt hem op zijn brieven van mij te gaan
halen en mij een tijding mee te deelen, die me
met de diepste smart vervult. Zeg gij zelf eens,
mynheer, of dit gedrag een edelman waardig is?«
De reiziger, die ook opgestaan was, gevoelde
zich nu ook verlegen.
»Ik beken, genadige vrouw,zei hij, »dat ik
de zaak voor niet zoo ernstig hield. Van zijn
dagelij ksche bezoeken, van zijn eden, droeg ik
geen kennis. Ik meende, na 't geen hij zei, dat
alles zich van zelf zou schikken en een andere
wending zou nemen. Maar nu zie ik, dat ik
door hem bedrogen ben, en ben daar woedend
om. Hij kan me vriendschapsdiensten opleggen,
dat is mjjn beroepmaar ik ken hem het recht
toe, mij een belachelijke rol te laten spelen.*
De jonge vrouw scheen rustiger te worden.
»Gij ziet dat thans in?« zei ze.
Volkomen, mevrouw! Ik begrijp niet, wat
hem heden ochtend scheelde. Van een vrouw,
als gij zijt, afzien! 't Is tegen alle gezond ver
stand in, en de wreedheid zoo ver te dry ven
dat ik u leed moet veroorzaken ik ben ge
heel van uw meening, genadige vrouw: mijn
vriend heeft onverantwoordelyk gehandeld, en
ik zou hem als mijn doodsvijand beschouwen,
als ik aan hem niet het geluk te danken had
van u te hebben leeren kennen.
De jonge weduwe kreeg al wat meer ver
trouwen in den reiziger.
>Gij stemt me dus toe,* zei ze, »dat ik zulk
een scheiding, ais gij in zijn naam me hebt
voorgeslagen, niet mag aannemen?*
Volkomen stem ik dat toe; ik ga zelfs ver
der. Daar hij zoo handelde, gaf hy ons ook het
recht, zonder medelijden met hem te zijn. Over
leg, mevrouw, wat u te doen staat en reken met
onbegrensd vertrouwen op mijn bijstand. En
nu, beveel wat er gebeuren moet.*
»Niets!« zei de dame kortaf.
»Dat is zeker niet moeielijk
Hij wilde verder spreken, doch mevrouw von
Trautenau belette het hemzij ging aan een
schrijftafel zitten en schreef snel eenige regels.
Toen schelde zij haar bediende.
»Dit schrijven aan zijn adres Antwoord
is niet noodig!«
»lk heb hem nu geschreven,* zei ze opstaande,
toen Frederik was weggegaan »maar wees
verzekerd, niet om een toenadering te bewerken,
maar integendeel, om hem voor altyd van me
te vervreemden. Het eenige, wat ik van hem
verlang is een openhartige en eerlijke brief,
waarin hij zijn gegeven woord terugneemt. Dat
is toch wel het minste, dat ik eischen kan.*
De reiziger stemde toe.
Zoodra ik in bezit van 't antwoord ben,
dat aan mijn droom van geluk voor goed een
eind maakt, zal ik den laatsten brief in dezen
haard verbranden. Van uw onpartijdigheid echter
verlang ik, dat ge hem woordelijk verhaalt, hoe
ge u van uw last hebt gekweten.*
De jonge man boog.
»En thans verontschuldig me,« ging de
dame voort, rik wil me gaarne tot de komst
van zijn brief verwjjderen, ik ben een weinig
lijdend en gevoel me afgemat ik heb
rust en eenzaamheid noodig.*
»0, genadige vrouw!* barstte de reiziger uit,
»wat zal ik dan hier zoo lang zonder u begin
nen? We zullen minstens twee uur moeten
wachten.
^Nauwelijks een half uur, mynheer.*
»Maar ik bid u, dat is toch onmogelijk
Van de Kruisbergstraat tot het Rollendorfs-
plein
Waarom denkt ge dat mijn bediende den
omweg over het Rollendorfsplein zal nemen om
naar de Lindente gaan?*
met rustig, ernstig oog; mannen met daden in
de vuistenvrouwen met zachtheid, maar vast
heid en fierheid voortwerkend aan de zich zelven
met klare bewustheid voorgestelde levenstaak.
Zoo zien we Goddank ten allen tyde menschen,
die den toon aangeven en aangeven mogen
in onze maatschappijmenschen die handelen
en spreken als machthebbenden, d. i. als toon
beelden van zelfgevoel.
Jb5ui.tenlo.ri cl.
De Hertog van Luxemburg ontving Zaterdag
morgen deputation uit de Kamer en den Raad
van State, die hem adressen aanboden. De Her
tog betuigde zyn dank voor de warme bewijzen
van sympathie en drukte de hoop uit dat het
land hem als vriend zal blijven beschouwen,
terwijl hy steeds goed Luxemburger zal blyven.
Hij eindigde met den wensch, dat de Luxembur
gers nog lang getrouwe en loyale onderdanen
van den Koning-Groothertog zouden blyven.
Z. H. vertrok per extra trein naar Frankfort.
De groote electrische lamp is thans op den
top van den Eiffeltoren aangebracht. Zy heeft
drie lenzen van de nationale kleuren, zoodat
blauwe, witte en roode lichtbundels als een on
metelijk vlaggedoek over de stad worden uitge
spreid. Bovendien is de toren van twee electrische
lampen van wit licht voorzien, die binnen een
kring van 10 kilometer licht geven.
De oorzaak van de ongesteldheden, waaraan
de Paus in den laatsten tijd herhaaldelijk lijdende
was, moet hoofdzakelijk gelegen zyn in zyn
byna overdreven matige levenswijze, vooral ge
durende de groote vasten. Overigens is de Paus
reeds jaren sukkelende aan een aandoening der
nieren, waarbij een klein hartgebrek gekomen is.
De algemeene zwakketoestand is intusschen
alleen te wijten aan de voeding; daarom is thans
den Paus het gebruik van krachtige vleesch-
spijzen en het drinken van wijn voorgeschreven.
»Naar de Linden?* herhaalde de reiziger,
heeft hij dan twee woningen?*
»Kom, mijnheer, daar woont hij, zoo lang ik
hem ken.*
»Hy?« vroeg Rapportswijl verbaasd, »Gus-
taaf von Nordeck
Nu kwam de beurt om zich te verbazen aan
de dame.
»Gustaaf von Nordeck? Dien ken ik zelfs
niet.
»Hoe? Gy kent Gustaaf von Nordeck niet?
Dat is zonderling! Ik heb toch de eer met
mevrouw von Rosenberg te spreken?*
»Neen, mynheer!*
»Zyt gij dan mevrouw von Rosenberg niet?*
Volstrekt nietDie dame woont naast mij.*
De reiziger zette een gezicht vol vertwijfeling.
>Dan heb ik, ongeluksmensch, me in het huis
vergist.
Een weinig boosheid daarover kan men der
dame wel vergeven.
»Hoe, mijnheer!* zei ze, »gy hebt een op
dracht van baron Nordeck aan mevrouw von
Rosenberg, en gy komt tot mij, die ge zelfs
niet kent?*
Rapportswijl wilde de zaak aan de grappige
zijde aanvatten om er zich zoo goed mogelijk
uit te redden.
»Heb ik 't u niet dadelijk gezegd?* begon
hij dat is nu mijn noodlot ik wist, dat
het zoo loopen zou. Genadige vrouw, ik kende
de prinses in 't westen ik wil zeggen, me
vrouw von Rosenberg even min als u.«
»Maar dat is nog geen reden om by my in
te dringen.*
>Maar ik ben nergens ingedrongen, genadige
vrouw
»Hoe zyt ge dan bij gekomen, als ik u mag
vragen?*
»Mijn God, door 't eenvoudigste middel ter
wereld. Ik vraag den portier naar mevrouw
von Rosenberg. »Een trap op* kryg ik ten ant
woord. Bij de trap gekomen schel ik in de
Sahare zyn geen trappen. »ls de genadige vrouw
te spreken »Ja« antwoordt de bediende. »Meld
BLAD
Het Land van
He Langstraat en de
lloinmelerwaard.