Li
jfe
j
JUBILATE.
WILLEM III,
FEUILLETON.
De heer uit de Sahara.
Jtë 784
ZATERDAG 11 MEI.
1889
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
S&-;
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijsper 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prjjsverhooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
13 MEI 1S»0.
Geen beter tekst voor dit artikel dan de kalen
der ons aangeeft. »Jubilate« is de naam voor
den derden Zondag na Paschendat wil in
gewoon Hollandsch zeggen: »jubelt of juicht
't Is zeer toevallig dat van uit den ouden
tjjd toen ook wij Nederlanders allen tot de
algemeene of katholieke kerk behoorden een
stem tot ons roept: »jubelt« juist nu ons Vader
land meer dan op andere dagen aanleiding tot
juichen heeft.
De katholieke kerk heeft de Zondagen tusschen
Paschen en Pinksteren bijzondere namen gegeven.
Ze koos die naar aanleiding van den bijbeltekst,
welke op die Zondagen gelezen of gezongen
wordt en wel nam ze daarvan 't aanvangswoord
en gaf daarmee den eersten dag der week een
zeker stempel, waaraan hjj terstond te herkennen
was.
Jubilate heet dit jaar Zondag 12 Mei. Het
woord is ontleend aan Ps. 66, welke aanvangt
s>jubilate Deo«, in onze vertaling sjuicht Gode«.
Hoewel 't toevallig is dat deze opwekking op
12 Mei tot ons komt, is 't niet toevallig, dat
de kerk de geloovigen tusschen Paschen en
Pinksteren den eenon Zondag tot juichen, den
volgenden tot zingen (cantate) opwekt. Tusschen
deze twee groote christelijke feesten toch valt
in den regel de schoonste tijd des jaars, de
bruidstijd der jonkvrouwelijke natuur, de tijd
van ontkiemen en uitspruiten, van wassen en
bloeien overal. Zelfs de onaanzienlijkste hoek
achter het huis wordt met groen overtogen. Jong
gras dekt scherven en vuil toe, alsof het bedek
ken wilde 't geen het oog onaangenaam aandoet.
De oude knorrige boom krijgt nieuwe uitspruit
sels. Met hemelvaart zal hij dicht groen loof
hebben, waarachter zich de groote oneffenheden
zullen verbergen, waaruit vroeger krachtige armen
uitstaken en men ziet bij den ouden invalide
weinig meer van de wonden, hem door storm,
bliksem en menschenhand geslagen. Overal is
leven, en waar leven is, is vreugde. Jubilate!
Den zangers in woud en veld is 't niet noodig
dit toe te roepen. Zij doen het van zelf, zjj
moeten nu eenmaal zingen. Hoe ze dan ook hun
JCONING DER, JlEDERLANDEN, pROOTHERTQG VAN j_/UXEMBURG, ENZ. ENZ.
4)
(Slot.)
De jonge man beschouwde haar met het
innigste medelijden.
»Ik ben ontroostbaar, genadige vrouw,ver
ontschuldigde hij zich. »Wees verzekerd dat,
zonder die noodlottige vergissing in de trap,
het niet zou gebeurd zijn! Waarom maakt
men hier ook trappen? Hoe onbedachtzaam zijn
toch die architectenO, genadige vrouw,
ik bid u, ween toch nietBedenk toch, dat de
zaak zoo erg niet is, al u haar inziet. Ik heb
niet de eer u te kennen, genadige vrouw
en wat hem betreft uw hem, niet den
mijne ook hij is me onbekend en ik
wensch ook niet hem nader te leeren kennen.
Wat heb ik dan toch, door aan een verkeerde
schel te trekken, eigenlijk voor verschrikkelijks
vernomen? Dat gij iemand lief hebt, die u trouw
heeft gezworen dat is reeds veel anderen,
eerwaardigen vrouwen overkomen. Of vreest
gij misschien een onbescheidenheid van mijn
kant? Laat mij de tong afsnijden, als ik
ooit
»En al bouwde ik nog zoo vast op uw stil
zwijgen,* viel de jonge dame hem in de rede,
>de gevolgen, die uw vergissing na zich sleept,
zjjn toch ontzettend.*
Welke gevolgen, genadige vrouw?*
»De brief, dien ik schreef.
De reiziger zag ernstig vóór zich.
»Dat is waar!* zei hij, »het zal hem zeker
vreemd op 't lijf vallen Uw hem, genadige
vrouw, niet den mijne.«
>Ik heb hem bericht, dat ik zijn geluk niet
langer in den weg wil staandat, als hij mij
niet meer lief heeft, ik hem zijn woord terug
geef ik ken hem en als hij werkelijk nog in
tweestrjjd was, deze brief zal hem in mijn na
deel doen besluiten.
Mijnheer von Rapportswijl zette eensklaps een
vroolijk gezicht.
»Wil ik hem bezoeken?* vroeg hij »dat
past juist voor mij ik zal hem alles uiteen
zetten, hem alles duidelijk maken
Driftig schudde de dame het hoofd.
»Neen, neen!« wees zij af»meng u niet
in aangelegenheden van vreemden. En dan toch
zou alles nu te laat zijn. Ik ben overtuigd dat
hij het gelukkig vindt deze gelegenheid gevon
den te hebben.
»Dan, genadige vrouwzei mijnheer von
Rapportswijl, »behoef ik mij ook niet met ver
wijten te kwellen, en heb u, werkelijk zonder
het te weten, een grooten dienst bewezen, daar
ik u de maatstaf voor zijn genegenheid in de
hand gaf. Is 't mogelijk? Hij heeft het onschat
baar geluk u dagelijks te mogen zien, en hij
twijfelt? Gij gelooft, dat hij vreest zijn oom
te mishagen? Stuurt men niet een heel dozijn
ooms naar den drommel, als men lief heeft?
Neem mij niet kwalijk, waarde dame ik ken
hem niet Uw hemmaar alles, wat ik hoor,
bewijst me, dat ge groot ongelijk hadt met hem
lief te hebben.
»Ik bid u, houd op, mijnheer!*
»Gelukkig, genadige vrouw, zijn er op deze
schoone aarde nog fijn besnuarde zielen, die in
staat zijn u te verstaan, u te vereeren brave
jonge mannen wier persoonlijke vrijheid ook
niet door den allerkleinsten oom wordt bedreigt.*
De dame zag verwonderd op.
»Wat vertelt ge me daar eigenlijk?* vroeg ze.
»Mag ik de eer hebben één van de zoodanigen
wat nader aan u bekend te maken, genadige
vrouw? Hij is dertig jaar juist niet schoon,
maar toch wat men noemt een net mensch
voor alle dingen echter bezit hij de eigenschap
geen enkel gebrek te hebben.*
Dit amuseerde de jonge dame.
»Och, wat ik u bidden mag, verhaal mij meer
daarvan,* sprak ze vroolijk.
De reiziger boog.
»Zeer gaarne, genadige vrouw,* antwoordde
hij gevleid hij is juist geen vrijgezel van 't reinste
water, maar onder zulke zeldzame omstandighe
den in den echt getreden, dat het hem eigenlijk
niet aangerekend mag worden. Vermogentoe
reikend karakterbeminnenswaardig ge
zondheid verblijdend. Hij is veel op reis geweest
en van zijn verre zwerftochten heeft hij onlesch-
bare dorst naar stille huiselijkheid meegebracht.«
»Met één woord, gij stelt u zelf aan mij voor.*
De jonge man maakte een gracieus compliment.
»Het verheugt me, dat u 't geraden hebt.*
De dame geraakte in licht verklaarbare verle
genheid.
»Ge zult me, hoop ik, toch niet afwijzen,* ging
Rapportswijl voort. Welke gronden kunt ge
daarvoor aangeven Binnen een half uur zijt ge
vrijde vrijheid eener vrouw staat echter gelijk
met eenzaamheid en verveling. Als ik u zeg, dat
ik te voren nooit heb lief gehad, geloof ik niet te
liegenals ik er echter bij voeg, dat ik u aanbid,
bezweer ik u, dat ik de waarheid spreek. Ik ver
wacht uw antwoord, genadige vrouw
Op dit oogenblik kwam Frederik binnen, gaf
zijn mevrouw een brief, en ging weer heen.
»Ha, daar is hijjubelde de jonge man
»Goddank! Dat is uw vrijbrief.*
De vrouw scheurde haastig het couvert open.
Maar reeds na den eersten regel veranderden haar
trekken.
»Lees ik wel goed?* riep ze vol vreugde
dwaal ik niet? Hij willigt inHij willigt in!«
»Wie?« vroeg de reiziger nieuwsgierig, »wie
willigt in?«
»Mijn brief heeft wonderen gedaan!* ging de
dame voort, »mijn galant heeft over alle be
denkingen van zijn oom gezegevierd en nu zul
len we spoedig trouwenBinnen vijf minuten
reeds snelt hij in mijn armen. O, mijnheer von
Rapportswijl, welken grooten dienst hebt ge me
bewezenZonder dien brief zou 't niet zoo spoe
dig gegaan zijn, en zonder u was die brief niet
geschreven. Ik vergeef u alles, of liever ik dank
u voor uw zegenrjjk bezoek
De jonge man stond een oogenblik geheel
verbluft, dan kwam hij echter spoedig tot zich zelf
^Genadige vrouw!* zei hij met onder werping 1
best doen van den vroegen morgen tot den laten
avond
En toch, hoe schoon de natuur zjjn mag op
Zondag 12 Mei, het is niet aan haar dat we
't eerst denken, wanneer een stem uit het ver
leden tot ons roept: juicht
Zeker de Lente is schoon dit jaar, schooner
dan ze sedert jaren zich vertoond heeft, en over
waard onzen tol van bewondering te ontvangen.
Doch hoe kort haar bloeitijd ook duren mag,
er zijn dagen te over om haar te lofzingen, haar
schoonheid te prjjzen en Hem, die haar ons gaf,
te danken voor zooveel goedheid.
Op Zondag 12 Mei juichen we om een andere
reden, mengt ons vaderlandsch hart zich in den
jubel en overstemt alle andere aandoeningen.
Meer dan alle wonderen die de natuur ons op
dezen dag voor de oogen toovert, vraagt het
wonder onze aandacht, 't welk met onzen be
minden Vorst geschied is, die van 't ziekbed,
dat zjjn doodsbed dreigde te worden, is opge
staan en thans zijn 40-jarig koningschap viert.
Wel een wonder is het dat ons hem deed
behouden. Weken lang zaten we in angstige
spanning, ieder oogenblik de droeve mare wach
tende dat Koning W illem den strijd volstreden
had, hijwijlen, Ier wille van den lijder, wenschende
dat het komen mocht. Zelfs de geneesheeren
hebben oogenblikken gehad, waarin ze wan
hoopten, waarin ze verklaarden dat de wetenschap
niets meer vermocht. En toch het is niet de
eerste maal dat de wetenschap beschaamd werd
keerde het leven weder, verminderden de pijnen,
kwam de kwaal tot rust, onthulde zich de geest
uit de nevelen, waarin lichamelijk lijden hem
ingeweven had n ziet daar, wat niemand durfde
hopen, zal thans pluats vindenNederland zal
op 12 Mei met zijn geliefden Oranjetelg diens
40-jarig koningschap vieren!
Er kan thans geen sprake zjjn van luidruchtig
feestbetoon, van een gloeiend Oranjefeest. De
horizon is zoo plotseling verhelderd, dat daartoe
geen toebereidselen konden gemaakt worden.
Doch de natuur is met ons. Zjj tooit zich in
bruidstoilet, de lentezon strooit mildeljjk haar
heerljjken zegen op ons uit, we hebben de oogen
slechts naar buiten te wenden om een feestzaal
te ontwaren, schooner dan de kunst ons voor-
tooveren kan.
»mjj bljjft nog over, u te verzekeren, dat het
mij uiterst smartelijk is. Veroorloof me nu, dat
ik de andere trap opga.«
»Naar mevrouw von Rosenberg vroeg de
dame.
»ZekerIk heb 't hem beloofd hem
wijn hem ditmaal niet den uwen; maar ik
beken u, dat ik beef bjj de gedachte aan 't geen
mjj daar wacht.*
Zjj had medeljjden met den armen man.
»Ik wil u van dien plicht ontslaan,* zei ze
daarom, »die dame is gisteren op reis gegaan
naar Rusland, om zich te verloven met vorst
Kautschukoff.*
De reiziger was zichtbaar verlicht.
»Dat is me uiterst aangenaam,* zei hjj, »dan
is mijn zending daar ook geëindigd, en ik heb
alleen nog dit pakje brieven te verbranden.*
»Mag ik u daartoe mjjn vuur aanbieden?*
zei de dame op den haard wjjzend.
»Gjj zjjt al te goed, genadige vrouw!*
Rapportswjjl wierp de brieven in 't vuur en
de vlammen maakten zich er vrooljjk mee.
Dan nam hij met een eerbiedige buiging af
scheid, die door de dame met een gracieusen knik
beantwoord werd.
Nauwelijks was de jonge man vertrokken,
of hij kwam weer terug.
»Nog één woord mevrouw, wie had ik de
eer mjjn hand en hart aan te bieden?*
>Baronnesse von Trautenau.*
»Bjjzonder aangenaam geweest! Vaarwel, ge
nadige vrouw!*
Vaarwei, mynheer
Vijf minuten later lag graaf Bernhard von
Bodin aan de voeton van zjjn uitverkorene, en
zij richtte hem op aan haar borst, aan haar
mond.
Of 't de eerste kus was, die hjj van haar
lippen stal?
De laatste zeker niet!
-n $3h-
ssta
VOOR
Het Land van
De Langstraat en de