Hoe hij rijk werd. FEUILLETON. COLA. 786. ZATERDAG 18 MEI. 1889. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR 2) Pi1 Langstraat, en de lane Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 10 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. mmrwwRttcKM Hoe ik rijk werd? Op de gemakkelijkste ma nier van de wereld. Noch mijn kennis, noch mijn verstand heb ben daarmee iets uit te staan. Ik nam eenvoudig een handvol zand en strooide dat de lui in de oogen, laat ik het u geleidelijk mogen ver tellen. Ofschoon de menschen me «een slimme bol« noemen, moet ik u in de eerste plaats zeggen zulks niet altijd geweest te zijn. integendeel, ik was een verschrikkelijk bekrompen schepsel, een onnoozel schaap, toen ik met een tamelijk zwaar pak grondige kennis uitgerust in de wereld rondkeek om een plekje te vinden, waar ik mjjn voet kon neerzetten. Ach, de aarde draait bestendig door en daarbjj gebeurt het een mensch dikwijls dat hij op een goede plaats meent te springen, doch terecht komt op eene, waarop reeds een ander heeft post gevat! Deze plaats is bezet! Pardon, en men schuift zijwaarts, en weder klinkt het «bezet» en weder Pardontotdat er ten slotte niets overbljjft, dan een plaats buiten de wereld te zoeken. Vele arme drommels doen dut in ver twijfeling, ieder naar zjjn stn.tak, doch de mijne was 't niet. Daar de mate mijner kennis tamelijk groot was, en ik den drang in mij gevoelde de menseh- heid ten nutte te zijn hetgeen steeds een be- wjjs van onnoozelheid is zoo besloot ik me aan het onderwijs te wijden. Mijne ideeën voor de opvoeding waren zoo verheven dat ik oogenblikkeljjk bereid zou ge weest zijn alle kinderen in mijn woonplaats tegen genot van kost en inwoning onder mijn hoede te nemen. Tot geluk van mijn longen en mijn maag, misschien ook van de kinderen zelf, kon ik zelfs niet de twee spruiten van mijn sigaren handelaar krijgen, bij wien ik mijn havana's borgde. Na een half jaar gelukte het mij door aan bevelingen den zoon van een oud rijk geslacht voor de drie talen te winnen. Mijn hemel, wat een hoofd had die stumpert. Hij kon geen Engelsch leeren omdat hij het steeds met Fransch verwarde en hij leerde geen Fransch, omdat hij dit met Duitsch verwisselde. Hij leerde in 't geheel niets; hij was er in be ginsel tegen, »want« zeide de jonge aristocraat, «mijn vader is baron, dus zal ik wel ergens onder dak gebracht worden. Ik weet niet of hij recht had dit te hopen, en 't is mogelijk dat hij carrière gemaakt heeft, doch de hemel is mijn getuige dat ik hem daarin niet geholpen heb; want toen ik zag dat de jeugdige spraakverwarder niets van mij profi teerde, zeide ik als eerlijk man de les op en verwierp daarmee 's maanlijks f25, de eenige inkomst, die ik bezat. Ik was onnoozel genoeg, te denken dat deze daad van eer eenmaal be loond zou worden en schreed daarom op mjjn baan verder. Een oom mijns gewezen leerlings, een hoog ambtenaar, behagen scheppende in de openhar tigheid, waarmee ik hem de redenen van mjjn handelwjjze omtrent zjjn neef ontvouwde, be zorgde mjj een plaats als tijdeljjk leeraar aan een instituut. Ik was mjjn vreugde nauwelijks meester, snelde naar mijn sigarenkoopman, kocht terstond een kistje fijne manilla's en stelde mij aan als een dwaas. «Eindelijk terrein gewonnen« riep ik, «einde lijk baan gebroken, eindelijk een beirekking ge kregen De goede man schudde het hoofd, doch daar hij thans hoop scheen te vatten de zes kistjes, die ik in den loop der tjjden hem schuldig ge bleven was, betaald te krijgen, knikte hjj mij vriendelijk toe en schudde mij de hand. Den volgenden dag nam ik met een kloppend hart mjjn nieuwe taak op. O, die lieve jeugd, wat bekoorde zij meEn hoe trotsch was ik in 't bewustzjjn mjjner ambstwaardeIn eiken knaap zag ik een toekomstig genie, dat eens, dankbaar naar mjj wijzend, uitgeroepen zou: «deze man heeft mij het eigenljjke leven gegeven Wat was mij gelegen aan de f 30 honorarium, die ik maandeljjks ontving, ik was in de ge legenheid de menschheid op te voeden, en dat was mjj genoeg Na zes maanden was mijn meening omtrent de talenten mijner leerlingen zeer gedaald en ik was er bijna aan toe mijn ontslag te nemen, doch men kwam mij voor, men ontsloeg mij, omdat mijn ideale opvattingen van 't opvoedings systeem streden met het praktische leerplan. Ik dankte de heereu, welke mij ontsloe gen, omdat ik mijne leerlingen niet als papa gaaien behandelen wilde of als recruten, die ge drild moesten worden. En toen was ik weder vrjj. Door het copiëeren van een handschrift kwam ik in kennis met een groothandelaarhjj be wonderde mjjn schrift, mjjn taalkennis en ver schafte mij een plaats als klerk op een salaris van f 400. Men ziet, ik was bij al mjjn ongeluk, nog gelukkig; bovendien had ik uitzicht binnen een jaar of drie boekhouder te worden. Ik was in de wolken en zag het leven met ondernemende oogen aan. Bjj die gelegenheid vielen de laatste ook op jonkvrouw Margaretha, een net, bescheiden meisje, die handel dreef in garen en band. Ik beminde ze onzinnig en be sloot hare hand te vragenhiertoe echter miste ik den moed. Op een Zondag liep ik met mjjn collega, een brutaal jongmensch, door 't park en ontmoette daar Margaretha met haar moeder en zuster, uitrustende op een afgelegen bank. «Mijn vriend hier« zeide mijn kort aangebonden vriend tot de handelnres in garen ui band, «bemint juffrouw Grietje, en deze bemint hem; hij heeft hoop zeer spoedig carrière te maken, juffrouw Grietje is bescheiden en spaarzaam, leg de handen der beminnenden in elkaar en daarmee is de zaak in orde.« Het was of mij kokend water over den rug gegoten werd; ik had mjjn bezinning verloren. Om toch eenig teeken van leven te geven, wilde ik de moeder mjjner lieve Margaretha de hand kussen, doch greep, ik weet niet hoe, in plaats van de hand haar parasol en drukte die aan mjjn lippen! Met één woord ik stelde mjj aan als een stokvisch, minste soort. De winkelierster, die zeer op goede manieren lette, nam mjjn vriend ter zjjde en sprak tot hem «mjjnheer, voor mijne dochter past geen onbe schaafde, plompe slungelHet eerste wat ik vraag is savoir faire Margaretha was voor mjj verloren. De verte genwoordiger van een modezaak, een man van fijne manieren, maakte beteren indruk op de mama in garen en band en eer ik nog recht over mjjn ongeluk tot bezinning gekomen was, had hjj Grietje, het arme kind, getrouwd en met haar centen een eigen zaak geopend. De modehandelaar met de fijne manieren volgde zeer spoedig de mode van bankroet gaan en vluchtte naar Amerika, en Margaretha volgde zjjn voorbeeld, d. w. z. ze ging er ook van door; maar met een huzaren-officier naar Berlijn, daarna met een bankroeteur naar Parijs en nog later met een acteur naar Londen. Daar ze maar steeds er van door ging, heb ik haar spoor ten slotte verloren. Eer dat alles geschiedde, was ik natuurljjk troosteloos. Mijn eerste gedachte was mjj van kant te maken. Nadat ik eenige dagen gebroeid had op de beste manier dit ten uitvoer te brengen, kwam ik er van terug en besloot de stad te verlaten, waarin Margaretha aan de zijde van een ander leefde. Ik nam mjjn ontslag en ondernam een groote reis. Bjjzonder voordeelig ging het me op die reis niet. Een enkelen keer gelukte het mjj iets te ver dienen, maar 't was zoo weinig dat ik me spoedig in een deerniswaardigen toestand bevond, Mjjn kleeren vielen mjj van 't Ijjf, mjjn schoenen waren totaal op, en mjjn schreden richtten zich onwille keurig naar 't armhuis. Nadenkend blikte ik naar den grond. Deze be stond uit wit zand. Ik nam een handvol en goot het gedachteloos van de eene in de andere hand. Daar schoot me plotseling een idee door het hoofd. »Gevonden!« schreeuwde ik, en mijn ziel juichte. Man dien dag af ging ik eiken dag uit en vulde mjjne zakken met het witte zand. Tehuis gekomen vulde ik kleine, nette doosjes, verzegelde en beplakte ze met sierlijke etiketten. Het gelukte mjj wat geld te leenen en ik plaatste daarvan de volgende advertentie in het meestge- lezen blad: Geneeskrachtig zand uit Arabië. Waarom zijn dè Arabieren zoo gezond? Om dat ze door het zand der woestjjn wandelen In woestjjnzand ligt een geheime geneeskracht voor alle kwalen der menschheid. Komt, warmt het zand uit Arabië, legt het op de kranke leden en al uw ljjden neemt oogenblikkeljjk een einde. De doos woestjjnzand in origineele verpakking kost fl,80. II. 't Groote, anders zoo gezellige vertrek was stiller dan 't ooit geweest was. Aan 't beneden eind van de gedekte eettafel zat de bonne, aan haar beide zjjden de kleine en vermoeid uit ziende knapen. Van den kroon-kandelaar straalde een mat licht, en de bonne zoowel als de aan de deur staande bediende zagen verbaasd en niet zonder verlegenheid op, toen Cola, haar Tader geleidend, over den drempel trad. «Steek nog wat licht aan, Robert!» Toen de kroon geheel was aangestoken en een helder licht door 't vertrek verspreidde, kwam er een trek van troosteloosheid over 't gelaat van den man. Midden op de langwerpige tafel stond de frissche bloemruiker, die voor de ont vangst der huisvrouw op zijn bevel daar geplaatst was en op de consoles aan 't venster waren de vazen met bloemen gevuld. Het boveneind van den disch was niet gedekt. Het tafellaken breidde zich er kaal en zonder vouwen orer uit en gaf de tafel een ongelukkig, ongezellig aanzien. «Breng de thee!» Zoo hard en bevelend sprak anders de heer des huizes niet. Cola kromp bjj den klank zijner stem ineen en zag schuw naar hem optoen zette zjj zich met een twijfelende houding naast hem. «Is mynheer Wendlin er niet?« »Hij is nog op zijn kamer!» «Zeg hem dan, dat wjj aan tafel zjjn!« De bediende plaatste het blad met de thee op tafel, vlak voor Cola, nadat hij met een twjjfe- lend gebaar naar de plaats had geblikt, waar de huisvrouw gewoon was te zitten. Cola zag schuchter rond; eerst naar haar vader, dan naar de bonne, die met de joDgens bezig was, en eensklaps stond ze op, trok, alsof 't zoo en niet anders zjjn kon, het theeblad voor zich en schonk de kleine handen beefden er bjj haar vader thee. Alsof door die eerste huishoudelijke plichts vervulling een vreemde sterkte in haar was ge varen, nam ze in den verderen loop van den avond de zorg op zich. Ze schoof haar vader de karaf met rum toe, brak het stuk suiker door, dat hjj als te groot op zjj gelegd had, en legde met een vragenden blik de courant op zijn schoot. Arme kleine! Ze waagde bij al deze diensten niet, hem aan te spreken, hoewel haar de stomme rust in 't vertrek loodzwaar op 't harte lag. Zjj ademde op, toen de deur eindeljjk open ging, en mjjnheer Wendlin binnen kwam. De binnenkomende was een krachtig gebouwd man van omstreeks vier-en-twintig jaar, met een van die hoofden, welke reeds bjj den eersten blik iets bijzonders aanduiden. Hjj had een breed voorhoofd, breede wangbeenderen en doordrin gende, ernstige, blauwe oogen, die iemand met een zonderlinge rustigheid konden aanstaren. De onderkaak van dat mooie hoofd was hoekig gevormd en gaf aan 't gelaat met dien ge- kroesden blond-bruinen baard 't aanzien van een vreemdeling. George Wendlin was de onderwjjzer der kleine knapen en Cola's opvoeder. Zijn voorkomen had een vertrouwenwekkende terughoudenheid maar zonder eenige styfheid. Voor alles, wat hjj met ernst verdedigde, trad hjj met groote zekerheid en warme overtuiging op. Toen hij de eetkamer binnen kwam en de heer des huizes reeds aan tafel vond, toonde hjj eenige verlegenheid. «Ik verzoek verschooning voor mjjn te laat komen; ik heb de eetbel niet gehoord. «De eetbel!» Cola bezon zich, dat die heden niet geluid was, omdat moeder er niet was ge weest om het te bevelen. De jonge huis-onder wijzer had tegenover haar plaatsgenomen, zw jjgend als altijd en ernstig; toen Cola ook hem thee schonk, zag hjj op. Zjjn oogen gleden door de kamer, naar de verwelkende rozen, naar de ver moeide kleinen in zondagskleeding, naar de ge drukte gestalte van den heer des huizes en dan naar Cola, wier gelaat wit was, alsof ze door een winterstorm tot op 't merg was ver kild en hjj had begrepen, begrepen met diepe smart voor de stille, eenzame familie, die zoo zwijgend om den grooten disch zat, met innige deelneming voor zjjn kleine leerling Cola, op wier ziel de eerste harde slag gevallen was, en die zich zoo dapper hield bjj de wonde, die haar ge slagen was. Langzaam gingen de minuten om. De kleinen hadden hun maal geëindigd. De bonne maakte zich gereed op te staan. «Zjjt ge moe?« vroeg ze, en die woorden trok ken Cola's opmerkzaamheid op de kleinen. Ze gaf de bonne een wenk, om met de kinderen heen te gaan. «Komt hier en zegt papa goeden nacht Twee slaapdronken kopjes hieven zich op naar den vader, die voor zich heen staarde en niet scheen te hooren. Cola tilde den kleinsten der knapen op haar schoot. «Kus hen, vader De aangesprokene wendde zich om, zag als droomend eerst naar Cola, dan naar de beide ver moeide knaapjes. Hjj boog zich tot hen. «Goeden nacht, mjjne lieve kinderenHjj legde zacht de hand eerst op 't hoofd des eenen, dan op dat des anderen en blikte hen na, toen zjj langzaam naar de deur gingen; en dan, als ze naast elkander op den drempel stonden, zoo klein, zoo onbeholpen in hun vermoeidheid dan kwam er vertwijfeling over den man. Zijn hoofd viel onder krampachtig snikken voorover op tafel. «Vader, ach, vader!» «Wees kalm, mjjn lieve mijnheer Winter Eenige seconden slechts duurde het weenen van den mantoen richtte hjj het hoofd op en stond op. «Mag ik u naar uwe kamer brengen, mjjn heer Winter Hjj schudde het hoofd, zag den jongen man, wiens toon diep en vol deelneming was, dank baar in de oogen, en schudde nog eens. «Maar ik vader «Dank je, kind. Ik ga alleen! Ga slapen, Cola! Je bent mjjn klein, lief meisje Wendlin, zeg gij het haar!« «Vader vader Met een wild gebaar viel zjj aan haars vaders borst. Zij weenden samen, weenden als twee makkers, die een geliefden derde verloren had den, en de heer Wendlin, die een stille getuige van hun tranen was, perste de lippen op elkander en wendde zich om. Toen mijnheer Winter tot zich zelf was ge komen, wenkte hjj den jongen man tot zich. Hjj had hem van harte lief. Het vertrouweljjke, eerlijke in hem, vond in zjjn goed hart den warmsten weerklank. Thans, nu hij in de oogen van den jongen vriend zag, deed hem de vaste bezonnen blik goed. Hjj sprak niets; hij zag hem slechts aan en reikte hem toen, als tot een stil verbond, de rechterhand, die Wendlin in de zijne sloot. »Gjj zjjt onze vriend,» zei de handdruk van den ouden man, en: «vast en onveranderlijk» zei die van den jongeren. «De dag van heden heeft ons mjj en de kinderen hard aangepakt. Dat gij deze treu rige uren met ons doorleeft, brengt u veel nader tot mjj en de mjjnen. Goeden nacht, mjjnheer Wendlin De deur viel toe achter den heer des huizes. Cola was met haar vader over den drempel der kamerdeur gegaan en toen in de kamer terug gekeerd. Als zoekend zag ze rond. De jonge man stond nog op dezelfde plaats naast den disch. «Zoekt ge iets, juffrouw Cola?« «Ik weet niet. Vader tastte meermalen in de zak, zonder iets te zeggen. Ik meende, dat hjj, misschien iets had laten liggen maar er is niets.» Ja toch! 't Was er, wat hjj verloren had. De blik van 't kind en van den man vielen te gelijk op 't verkreukelde brieve, dat voor den stoel van den heer des huizes op den grond lag. Cola bukte er naar, en toen zij 't had, begon ze opnieuw te beven als vroeger in de armen haars vaders. Een snelle combinatie verried den man, wat de brief beduidde. Hjj naderde het trillende,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1