üet Land van Heusèn i'ii He Langstraat en ile Bommelerwaard. FEUILLETON. COLA. ZATERDAG 1 JUNI. Uitgever: L. J. VEERMAH, Heusden. Jtë "90. 1889. Frankrijk op weg naar de Revolutie. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Wanneer Lode wijk XVI een wijs monarch geweest was, had hij een werkzaam aandeel ge nomen in den arbeid der op 5 Mei bijeengeroe pen algemeeue Staten. Op die wijze had hp zijn prestige kunnen herwinnen en door zelf een revolutie in 't leven te roepen, de revolutie kunnen bezweren. Had hij de revolutie bij den teugel gegrepen en met vastheid en ook met gerechtigheid gestuurd; had hij de wenschen zpns volks vervuld; de rechten der burgerij, die der vertegenwoordiging en de grenzen zpner eigen macht aangewezenhad hp aan vorstelpke wille keur en adellpke privilegiën een einde gemaakt; kortom, had hp de hervormingen in 't leven ge roepen, door de publieke opinie verlangd, dan had hp zpn land voor veel verschrikkelijks kunnen bewaren, 't Is een zeldzaamheid dat een vorst bewilligt in het afstaan van een deel zpner macht, zelfs indien dat afstaan een nood zakelijkheid is geworden. Toch had men het van Lodewpk XVI mogen verwachten, wanneer hp minder ouder de heerschappij zpner omgeving gestaan en zijn eigen inzichten gevolgd had. Maar in den Raad des konings heerschten de grootste verwarringen. Toen de algemeene Staten reeds bpeen waren, was nog niets besloten om trent omtrent de te nemen maatregelen. De koning dobberde besluiteloos tusschen zijn mi nisterie met Necker aan 't hoofd en zpn hof, waar de koningin 't beleid voerde. Necker, tevreden dat hij de dubbele verkiezing van den derden stand er door gekregen had, vreesde thans alleen de besluiteloosheid des ko nings en de ontevredenheid van het hof. Hem kwam de a. s. crisis meer voor als een finau- tiëele dan als een socialehij wachtte de gebeur tenissen kalm af en vleide zich ze te zullen leiden. Hp gevoelde dat de oude verdeeling in drie standen niet meer kon blpven bestaan en dat ze, omdat ieder hunner het recht van afstem ming had, een hinderpaal waren voor mogelijke verbeteringen. Hij hoopte, na eenmaal hun oppositie te hebben doorgrond, hun getal te verminderen door adel en geestelijkheid, op En- gelsche leest, in één kamer, den derden stand in een andere te knnnen vereenigen. Hij was echter te koi-tzichtig om in te zien, dat, was een maal de strijd ontbrand, zijne bemiddeling vruch teloos wezen zou; dat halve maatregelen niemand bevallen; dat de zwakken uit halsstarrigheid, de sterken uit consequentie dit verzoeningssysteem zouden afwijzen. In plaats van de algemeene Staten te leiden, wenschte het hof ze onmogelpk te maken. De verwpdering tusschen de standen begunstigde zpn plannen. De alg. Staten hadden wegens hunne zwakke organisatie, nooit eenig resultaat gehad. Dat hoopte het hof ook thans, te meer daar de eerste standen minder dan ooit geneigd waren, de door den derden stand gevraagde ver beteringen te helpen tot stand brengen. De gees telijkheid wilde haar voorrechten en haar rjjkdom behouden; zij begreep te goed, dat ze meer offers te brengen dan voordeelen te behalen had. De adel zijnerzjjds wist zeer wel dat hij meer macht aan het volk zou moeten afstaan dan van den monarch zou kunnen terug bekomen. De nieuwe revolutie zou alleen ten bate van den derden stand komen en de beide andere waren niet ongeneigd zich met het hof tegenover den bur gerstand te verbinden. Het voordeel alleen be paalde hier het partjjverband. Niets werd gespaard om adel en geestelijk heid in goede stemming te houden. De afge vaardigden dezer beide standen werden met de meeste voorkomendheid bejegend en de hofpartij stelde alles in 't werk om hun te behagen en eenige der voornaamste woordvoerders van den derden stand te winnen, wat haar ook met een tweetal gelukte. Op den Gden Mei begaven zich adel en gees telijkheid naar de hun aangewezen zalen en ves tigden zich daar. De burgerafgevaardigden, dien men de grootste zaal had ingeruimd, wachtten daar geduldig op hunne medeleden en consti tueerden zich niet, omdat ze verlangden geza menlijk met de andere standen de geloofsbrieven te onderzoeken en daarna aan den arbeid te gaan. Toen begon een eigenaardige strjjd, welks einde beslissen zou of de revolutie in de geboorte zou stikken, dan wel voortgang hebben zou. Dat de 600 burgers zich onbevoegd verklaar den iets te doen vóór de 300 edelen en 300 geestelpken zich met hen vereenigd hadden, was een politieke zet; er zpn gevallen waarin men eenvoudig niets doen moet ten einde de over winning te behalen; hier was zulk een geval. De G00 waren eenstemmig en wat 't getal be treft, juist de helft van 't getal afgevaardigden de adel telde in zpn midden leden, die tot het volk overneigdeneen groot deel der geestelijk heid, waren evenzeer de 600 niet vijandig ge zind. Het voortdurend wachten moest dus hier tot vereeniging voeren, dat althans hoopte de derde stand en dit vreesden de bisschoppen, die nadat tal van boodschappers over en weer gegaan waren, zich tot bemiddelaars opwierpen. Die be middeling liep echter op nul uit, daar de adel bepaald tegen hoofdelijke stemming, de G00 tegen stemming bij standen gekant was. Het was intusschen reeds 27 Mei geworden en nu zonden de 600 een uitnoodiging tot de geestelijken om zich »iu den naam van God, van den vrede en 't waarachtig volksbelang* met hen te vereenigen. Verschrikt door dezen stap, slaat het hof voor weer te onderhandelen. Dit geschiedde, doch zonder eenig gevolg. Vijf weken waren reeds met nutteloos over en weer praten zoek gebracht. De derde stand, gedrongen door 't volk, besloot eindeljjk te han delen en Sieyes, afgevaardigde van Parijs, de man die geschreven had dat de derde stand »niets« was en »iets« moest worden, stelde voor over te gaan tot het onderzoek der geloofs brieven, doch eerst adel en geestelijkheid voor de laatste maal uit te noodigen en 't zp ze kwamen of niet, voort te gaan. Dit werd aangenomen, en nadat eenige geestelpken waren overgeloopen, vestigde zich de derde stand op 17 Juni als nationale vergadering. Aldus verklaarden de 600 zich tot vertegen woordigers van geheel Frankrpk tot. een volks vergadering en namen verder geen notitie van de andere standen. Het standverschil verdween en dat was de eerste schrede tot afschaffing van rangen in de maatsohappjj. Dit kordate besluit werd door 't heele land toegejuicht. Het hof zag thans in dat het onder houden van den twist tusschen de standen zpn doel gemist had en thans een ander middel moest worden aangewend. Alleen het koninklpk gezag vermocht de standen in wezen te houden en men overreedde den goeden Lodewpk zich niet te storen aan Necker en bezwoer hem in 't belang zijner kroon, perk en paal te stellen aan de aan matigingen der burgerafgevaardigden. Een scherp woord zou die lui wel in hun schelp terugjagen, meende men. Lodewpk besloot een koninklyke zitting te houden en liet de vergaderzaal sluiten, zoo het heette om die tot 's konings ontvangst in te richten. De nationale vergadering protes teerde tegen die sluiting en trok daarop naar de kaatsbaan, waarheen het volk haar volgde. En hier, staande in een leege zaal, de hand omhoog ge heven, het hart vol van de waardigheid hunner zending, legden de afgevaardigden den eed af, niet eer uit elkaar te gaan, voor ze Frankrijk een nieuwe constitutie geschonken hadden. Den volgenden dag voegden zich een 150-tal geeste lijken bij hen. De kaatsbaan werd door een prins 6) Toen de tijding van de scheiding tusschen haar ouders na lange maanden kwam, zat ze stil en in zich zelf gekeerd in een stoel voor den haard en zag, zonder zich te bewegen, naar haar vader, die dit op gedempten toon meedeelde aan mijnheer Wendlin. De jonge man keek ernstig en zijn stem klonk warm en vol deel neming Cola moest denken aan een anderen avond, toen de twee mannen, even als thans, ernstig tegenover elkander stonden. Even als toen had hp ook nu haars vaders hand in de zpne genomen en gehouden. »Ik laat het aan u over de kinderen bp de ontmoetingen te begeleiden en hun mee te deelen, wat ze moeten weten,* hoorde Cola haar vader zeggen, »ik vertrouw volkomen op uw kiesch gevoel. De jonge leeraar boog het hoofd. »En op welke dagen?* vroeg hij. »Ook dat laat ik aan u over. Met het oog op Cola zullen zulke dagen gekozen dienen te worden, die haar niet hinderen in haar school bezoek.* »Zal juffrouw Cola haar moeder willen be zoeken?* De bijna twpfelend geuite vraag viel als lood in Cola's hart. Dat was 't dus, waarover ze spraken. Dat betrof het. Die vrouw bezoeken haar weerzien! Haar, die hen allen had ver laten, die hen alleen had gelaten En hy kon gelooven, dat zij, Cola, daarheen zou gaan dat kon hij gelooven, de arme, oude vader! »Zal Cola haar moeder willen bezoeken?* had mijnheer Wendlin gevraagd. Hoe dankbaar was ze hem voor dien twijfel. Nooit nooit!* Ze stiet het woord uit als een kreet, en in dien kreet lag al de smart, al de schrik, al de zielepijn, die het eenzame, toegesloten kinder hart sinds maanden in zich had omgedragen. Ze weende niet. Mijnheer Winter zag op het meisje neer, en eensklaps scheen ze hem geen kind meer. Er lag in 't stijve, bleeke gelaat iets als een oordeel. Mijnheer Wendlin was naar zpn kamer ge gaan. Onrustig liep hij 't kleine vertrek op en neer en bleef dikwijls staan, alsof hij den chaos van gedachten, die hem bestormden, tot orde wilde brengen. Meermalen zag hij naar de schrijf tafel en eindeljjk nam hij plaats en greep eene pen. 't Was blijkbaar een zware taak, want hij schreef langzaam en verscheurde eenige malen wat hij had geschreven. Allengs kreeg hij de noodige bedaardheid. 'tAdres van het couvert, dat hp eerst schreef, was: Mevrouw Helene Winter, Diergaardestraat, en 't daarbij behoorende schrijven luidde: »Mij is opgedragen, genadige vrouw, u te melden, dat het den kinderen naar verwachting goed gaat. Ze tot u te brengen was ook deze week onmogelpk, daar Todo om zijn hoesten voortdurend de kamer houdt, en mejuffrouw Cola bij haar besluit, dat ik u reeds meedeelde, blijft. In de volgende week hoop ik de knapen gezond bij u te brengen. Met hoogachting, Georg Wendlin.* De tweede brief ging naar de provincie en droeg tot adres: »Mevrouw de weduwe Bür- ger. Halle.* Dit schrijven vlotte beter en luidde Lieve mevrouw Bürger »Den voorslag, dien ik U thans uit naam van den heer Winter doe, verzoek ik U wel te overwegen, en als 't eenigszins mogelijk is aan te nemen. Over de treurige voorvallen in 't huis van den heer Winter heb ik U reeds ge schreven, toen er sprake van was den kleinen Todo voor korten tijd aan uwe verpleging toe te vertrouwen, 't Sprak van zelf, dat ik daarbij 't eerst aan U dacht, mijn lieve mevrouw Bürger. Gedachtig aan de liefde rijke verpleging, die gij mij, den ouderloozen knaap, beweest, sprak ik met lof over uw goed huis en uw moederlijk hart. Todo's ge zondheid is nu goddank wat gebeterd en men voegt zich te bereidwilliger naar de vurig door Cola geuite wensch om Todo niet van haar te verwijderen, daar zij zelf met zulke roerende zorgvuldigheid en teederheid haar kleinen broeder verzorgt. Deze zaak is dus in orde, en nu kom ik met een anderen voorslag tot u, dien ik door mijne genegenheid voor den huize Winter, hartelijk bij u aandring. Veroorloof mij met de deur in 't huis te vallen. In 't kort gezegd, wij hebben toezicht noodig. Den kinderen ontbreekt eene op voedster, den tot een grijsaard verouderden man eene raadgeefster, het dienstpersoneel een gebiedster. Ik heb mpnheer Winter be loofd, dat ik me tot u zou wenden. Gij schreeft me, dat ge uwen laatsten kostleerling naar 't huis zijner ouders hadt terug gebracht, en dat daardoor uw huishouden tot U en de kleine Therese was ingekort. Lieve mevrouw Bürger, 't was een wel daad van U, als gij besloot tot ons te komen om uwe weldoende handen over 't gezin van den heer Winter uit te breiden. Therese vindt in Cola eene vriendin, en gy een werkzaamheid, waaraan wel groote plichten verbonden zpn, maar die niet boven de krachten van uw sterk gestel zal gaan. Ik behoef niets naders van ons huishouden te vertellen, en wacht getroost aw antwoord, dat mij voorloopig uw besluit zal meedeelen. Al 't andere zal zich wel laten vinden. Groet s. v. p. Therese, die ik me reeds groot en sterk voorstel. Is zij 't? Uw hartelijk toegenegene G. W.* 't Antwoord, dat na twee dagen kwam, moest een welkome tpding bevatten, want de bedienden kregen last de groote speelkamer der kinderen schoon te maken en tot ontvangst der nieuwe huishoudster in te richten. De formeele onderhandelingen waren spoedig gedaan en op een vroolpken herfstmorgen be trad mevrouw Bürger met hare dochter Therese het huis van den heer Winter. Toen zy door den jongen huis-onder wijzer op 't hartelpkst begroet was, viel haar oog dadelpk op de twee kleine knapen Kurt en Todo, die groetend hun handjes uitstaken en gehoorzaam aan 't geen de heer Winter hun gezegd had, »goeden dag, tante Bürger,* zeiden. De moederlijke vrouw boog zich en kuste de kinderen. »En de jonge juffrouw?* vroeg ze. Cola trad haar uit de huiskamer tegemoet. Ze hief wellevend haar donker hoofd met de diep liggende oogen op en sprak haar welkom* uit met een overrppe bedaardheid, die smartelpk was om te zien. Goeden dag, mevrouw Bürger! Ik ben Cola!* »Mpn lief kind!* De goede, burgerlijke, een voudige vrouw wist zich van de aandoening, die haar trof bij het zien der kleine, resolute gestalte, geen rekenschap te geven. Ze wendde zich om en riep, een gelukkige ingeving volgende, haar dochtertje. »Thesi, zeg de kinderen goeden dag!* De geroepene, een flink gebouwd, frisch, blond- harig meisje van veertien jaar, maakte van 't ge kregen verlof met veel levendigheid en teerheid gebruik. Ze viel letterlpk over de jongens heen, omarmde ze, schudde ze een weinig, kuste hen herhaaldelijk en lachte daarbij luidkeels, toen de kleinen verlegen weg kropen. »Je bent te wild, Thesi!* »Maar ik doe hen niets; kom maar weer hier, kleine dikzak!* Todo deed angstig een stap achteruit en klemde zich aan Cola, die by de deur stond. Therese beschouwde de kleine groep en werd eensklaps ernstig. Alle overmoed week uit haar frisch gezichtje. »Ze zien er allen zoo treurig uit,* zei ze zacht, >mama heb ik wat gedaan? NIEUWSBLAD VI.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1