Spaar de Vogels FEUILLETON. COLA. Jfö 793. WOENSDAG 12 JUNI. 188! Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden 1.00. Franco per post zonder prjjsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Het is eene eeuwige natuurwet, dat al het kwaad zich zelf vroeg of laat straft, en dat er alzoo op iedere overtreding, hetzjj die uit moedwil of uit domheid begaan wordt, de straf volgen moet. Ik zal u niet in herinnering behoeven te brengen, hoeveel nadeel de insekten aan onze vruchtboomen, moeskruiden enz. be rokkenen. De meesten uwer zullen hiervan on getwijfeld overtuigd zjjn, wanneer zij de verwoes tingen hebben gadegeslagen die deze ongenoo- digde gasten, vooral nu in deze warme dagen, hier en daar hebben aangericht. Alle middelen tot uitroeiing dezer kleine, doch geduchte vijanden van den landbouwer en kwee- ker, zijn vruchteloos beproefd en ware de dier lijke politie, in de gedaante van het vogelen corps niet daar, om de overmoedige vernielers te verdelgen, voorwaar er zou weinig of niets van boomen en planten overblijven. Wel is waar moet het een verstandige maatregel genoemd worden van sommige gemeentebesturen om de ingezetenen bjj publicatie te verzoeken om de boomen en struiken op hunne erven, tuinen of langs wegen, ten spoedigste van de daarin aan wezige rupsennesten te zuiveren, doch meer af doend, en beter beantwoordend aan het doel 't welk men zich voorstelt, is voorzeker het in roepen van de hulp der gevleugelde woudbewo ners, die zich niet afkeerig toonen, wanneer men hen slechts minzaam en vriendelijk ontvangt. Niet zonder reden noemt men de vogels: »de vrienden van den landman,doch het is inder daad treurig, dat men van deze waarheid nog niet algemeen doordrongen is. Wel verre toch van het als zijn plicht te beschouwen om zijne voortreffelijke vrienden te beschermen, stelt de ondankbare en ongevoelige landman juist alles in 't werk om zijne bondgenooten te vervolgen en te verdrijven. Helaashij begrijpt niet of wil niet begrijpen, dat wanneer hjj de zangvogels die bijna uitsluitend insekten-etende vogels zijn doodt, of door het berooven van de eitjes in het voortteelen stoort, hij juist bijzonder bijdraagt tot de voortteeling van rupsen en insekten, die moestuin en boomgaard meer benadeelen dan aan de vogels door het wegpikken van tuin- en boomvruchten kan ten laste gelegd Vorden. Gelijk men weet, zijn de boomen de natuur lijke verblijfplaatsen en woningen der vogels. Daarin verzamelen zij zich, daar genieten zjj hun echtelijk geluk, daar brengen zij hun kroost groot, daar vinden zij de voorwaarden voor hun leven. Ontneem die voorwaarden aan de »gevleu- gelde zangers des wouds«, en gij dwingt ze als van zelf uwe onherbergzame streken te ver laten, en zich naar elders te begeven, waar bosschen en wouden hun een veilige plaats van samenleving aanbieden. Met andere woorden Waar men blijft voortgaan de bosschen en wou den te kappen en te vellen, om den boschgrond in bouwgrond te herscheppen, daar kunnen de vogels geen bestaan vinden, daar moeten ze óf te gronde gaan, óf andere meer veilige streken opzoeken. En wat is hiervan het gevolg? Dat de rupsen en meer andere schadelijke insekten, zich meer dan ooit kunnen ontwikkelen en tot een vreeselijke plaag worden, die de onverstan dige mensch zich zeiven op den hals heeft ge haald. Vel daarom toch niet al te veel uwe boomen en wouden, o menschwant met iederen boom dien gij omhouwt, vernietigt gij tevens een woonplaats voor de vogels en belet gij de verdelging van uwe wel kleine, maar toch ge duchte vijanden, de insekten. 't Is waar, de vogels kunnen het met de erw tenbedden en kersenboomen wel eens wat erg maken, vooral wanneer deze zich in de nabij heid van een bosch bevinden, maar men zal mij toestemmen, dat dit ook juist geen zeer geschikte plaatsen voor een tuin is. Herinner u wat onze Tollens eenmaal ten gunste der vogelen gesproken heeft: Wanneer de musschen en spreeuwen al eens eenige zaden, erwten, boonen enz. vernielen, is dit daarom een reden, om ze met verbitterde woede te vervolgen en te dooden? Men bedenke toch, dat iedere moord op de vogelen des hemels gepleegd, op onverbiddelijke wijze, en wel door hunne vijanden gewroken wordt. Vergezel mij slechts eens op een aangenamen morgen in de vrjje natuur. Hoe verkwikkend waait ons een liefelijk koeltje tegenHoe ver gasten wij ons aan het jeugdige groen; hoe ver- vroolijken zich onze harten, wanneer de vogeltjes hun eenvoudig loflied aanheffen, wanneer de leeuwerikken hunne vreugdeliederen galmen? Wie uwer kan daarbij koud en ongevoelig blij ven? Wie stemt niet in met al dat gejubel der natuur? En beschouw nu eens deze vruchtboo men Ze zijn letterlijk bezaaid met rupsen. De eigenaar van den boomgaard heeft het niet de moeite waardig gekeurd de eieren te vernietigen, en hij is er ook niet toe verplicht geworden, omdat er in de plaats zijner inwoning tot nog toe geen politietoezicht bestond. Daar komen echter geheele scharen ijverige mieren, goudvinken en winterkoninkjes aanzetten, die het werk van den nalatigen eigenaar opvatten, en die de eieren en rupsen in weinige oogenblikken verslinden en het alzoo mogelijk maken, dat de boomen die anders weldra zouden kaal gegeten worden, zich behoorlijk kunnen ontwikkelen en gewenschte vruchten dragen Wat zal die eigenaar wel blijde zijn, dat zijne boomen, schier in een om mezien van dat hatelijk gebroed zullen gezuiverd worden! Wat zal hij opgetogen zijn over de diensten, die het vogelcorps hem zal bewijzen Ja, zie maar eens, hjj grijpt haastig naar zijn jachtgeweer, brandt los en een zeker getal zgner vrienden, zijner weldoeners, vallen doodeljjk ge troffen voor hem nederZie, dat is het loon voor de diensten die zij den wreeden man be wijzen, en deze, in het ontaarde bewustzijn een heldenfeit verricht te hebben, dat hij zooveel slachtoffers in één schot getroffen heeft, richt er een feestelijk maal van aan en smult van de lekkere boutjes, die hem wel is waar slechts een weinig kruit en lood gekost hebben, maar die hem toch duur zullen te staan komen, want de hevig verschrikte vogels die aan het moordend wapen ontsnapt zjjn, zullen zich wel wachten om daar terug te komen, waar ze zoo schan delijk ontvangen zjjn, al is het ook, dat de boomen daar krioelen van rupsen en ander schadelijk gedierte, 't welk de gevederde vrien den met genoegen zouden weggevangen hebben. Niet genoeg dat de eigenaar van den boomgaard zijne beste vrienden verjaagt en doodt, dragen nog zoo vele ondeugende knapen en anderen er toe bij, om door het storen der nesten, het uit halen der eitjes, of het wegrooven van de nog weerlooze jongen, het getal overgeblevene vogels, nog meer en zekerder uit te roeien en te ver nietigen, terwijl ze er zelfs een stil vermaak in vinden, dat de van hunne eieren en jongen be roofde ouders, het luchtruim doen weergalmen van het akelig angstgeschreeuw over het verlies van hun kroost en het onmenschelijk verwoesten van hun echtelijk geluk! Wanneer zal er aan dien toestand eens een einde komen? Wanneer zul len de gemeentebesturen in hun welbegrepen be lang eens strenger maatregelen nemen om dit diep in de huishouding van den Staat ingrijpend kwaad te beteugelen, en deze hemeltergende gru welen te beletten? Ons dunkt dat het meer 8) Ik houd niet van kinderen. Ze zeggen niets dan domme waarheden, zonder 't te wetenIk heb dus voor uw kinderen geen groote belang stelling en de voorslag, dien ik u doe, komt voort uit loutere zelfzucht. De nicht van mijn man, Bertha Ilarland, heeft zich zoo opeens ver loofd zonder mijn weten natuurlijk, anders had ik 't verhinderd. Ik heb haar dadelijk, toen ik 't bemerkte, weg gejaagd, 't Geld, dat ik haar had toege dacht, heb ik haar achterna gezonden. Zij is leelijk. Zij zal ook bedrogen worden. Dat heb ik haar laten zeggen. Ik vermoed, dat uw dochter, de naam, dien ge haar hebt gegeven, is me te romantisch ik noem haar slecht weg Charlotte dus dat uw dochter Charlotte wel den leeftijd heeft, dat ze iets in de wereld kan uitvoeren, daar haar moeder is weggeloopen,« Het papier, dat Cola vast hield, beefde, en zij legde, als van koude rillend, de hand op 't klop pende hart. »Mocht dat zijn? Mocht er in zulke woorden gesproken worden? En zij, de dochter, was daarentegen weerloos. Zij moest het zwijgend verdragen, dat zulke woorden»is wegge- loopen,* zal een vrouwelijke leiding haar goed doen, en ik verklaar me daartoe bereid, om, indien ze bescheiden en niet te mooi is in rujjn huis te nemen, en haar na je dood want je bent oud te adopteeren. Ze zal dan Harland heeten, Charlotte Harland. Ik voeg er nog bjj, dat ze niet te wachten heeft in mijn huis vertroeteld te worden. Indien ze de verplichtingen, die daardoor op haar liggen, nakomt, spreekt het van zelf, dat ze mijn erfgenaam wordt. 't Erfdeel, dat ge eens voor mij afstond, heb ik op de knapen laten vastzettenals je vrouw je geruïneerd zal hebben dan is toch de op voeding van je kinderen verzekerd. Zoo. En nog watOm alle dwalingen te voorkomen, verklaar ik hiermee, dat ik een oude, nijdige persoon ben, die weinig goede eigen schappen bezit, maar die aan één ding vast houdt: dat is waarheidsliefde. Als dus uw dochter met leugens omgaat, mag ze blijven, waar ze is. Bij mij vindt ze dan geen onderkomen. Als Charlotte me wil schrijven, moet ze groot papier nemen en duidelijke letters zetten. Ik heb geen lust me met lezen te vermoeien. Je hebt, om bedaard te overleggen, zooveel tijd als je wilt. Zoodra je me je dochter wilt sturen, heb je 't maar te zeggen. Cola had het schrijven opgevouwen en 't stil op haar schoot gelegd. Lang zat ze te peinzen. Wat zou ze doen? Kon 't zijn, dat ze gehoor zou geven aan 't aanbod der schrijfster? Was 't mogelijk, dat ze zich van de jongens zou scheiden? Ze schudde langzaam 't hoofd. Neen, neen. Duizendmaal neen! Waar haar broeders bleven, daar bleef ook zij. Zoo moest het zijn, zoo was 't recht en goed, en als mijnheer Wendlin haar er nog eens over sprak zou ze hem zeggen dat er nader den voetstappen hij kwam reeds om 't haar te vragen hij klopte, 't Klonk heftig en hij wachtte het binnen niet af. 't Licht der lamp viel op zijn gelaat. Cola zag hem en uitte onwillekeurig een kreet. Ze volgde den man door de gang en betrad met hem de sterfkamer. De bonne had de jongens gebrachtaan 't voeteinde van 't bed knielde mevrouw Biirger en bad zacht. Dicht bij de deur zat Thesi en weende. Cola wierp zich op 't bed baars vadersde kranke herkende haar en lachte uitgeput. Dan bewogen zich zijn vingers zoekend, tastend, tot ze een papier aanraakten, dat daar verfrommeld lag. Cola greep er naar en doorvloog den inhoud. De brief kwam van haar moeder en be vatte de aanbieding de kinderen tot zich te nemen, zoodra hun het treurige lot trof van weezen te worden. Cola las, en in haar oogen straalde een uit drukking van doodelijken haat. Hier aan 't dood bed van hem, dien zij gedood had, wilde ze zich indringen hier op deze plaats in dit uur, was een strook papier, dat haar hand had aan geraakt, haar hand, die hen allen van zich had geworpen als een versleten kleed. Zij kon meenen, dat men haar huis met haar zou willen deelen, dat zij tot haar zouden willen komen, die zij alleen gelaten had! O, 't was schande, dat te durven denken en thans daarop te zinspelen. Verkreukeld liet ze 't papier ter aarde vallen en trapte er met den voet opdan legde ze met de uitdrukking der innigste hartelijkheid haar handen op 't hoofd van den stervenden man, zag hem diep en trouw in de oogen en boog, alsof ze hem wilde verzekeren, dat ze hem nooit zou vergeten, haar hoofd. Verstond hij haar nog? Was 't verbeelding of begreep hij haar en keurde hij haar plan goed? Een lange poos lag hij geheel bewegingloos, dan opende hij nog eens zijn oogen, vestigde ze groot en vragend op 't ge laat van den jeugdigen onderwijzer en dan op Cola. De jonge man boog zich tot het bleeke meisje. »'t Is zijn wensch, dat ge den wenk van zijn zus ter zult volgenwilt ge die zorg nog van hem af nemen?* Ja, ze wilde. Ze wilde alles, wat aan dat geliefde gelaat vrede kon geven. In den nacht ontsliep haar vader. Cola voelde zijn hand in de hare kouder worden, ze zag zich sluiten en toen was 't haar, alsof iets in haar hart brak en daar een gapende wond ontstond. Maanden waren voorbijgegaan, lange maanden van kommer, zorg, opwinding en eindelijk kwam er rust. Zooals na een zwaren storm plotseling windstilte intreedt, zoo kwam ook in 't nieuwe huis, dat de jonge opvoeder met mevrouw Biirger betrokken had, een weldadige geest van rust en innerlijke tevredenheid. 't Was een eenvoudig huis, zonder pronk of oraal, en toch voelde men zich thuis in die vrien delijke vertrekken. Voor de vensters, welke aan de straat uitkwamen, hingen witte tulle gor dijnen, waarachter bloemen stonden. Deze kamer was eenigszins beter ingericht dan de drie ande ren, welke op den tuin uitzagen en slaapkamers voorstelden. In de grootste dezer slaapkamers zat op 't middaguur een jong meisje, de kinderschoenen nauw ontwassen, en schreef. Ze moest het erg druk hebben, want ze schudde 't kroeslokkige, blonde baar, dat, daar ze gebukt zat, weerspannig over 't voorhoofd wilde glijden, met grappig on geduld terug en schreef haastig voort. Haar oogen straalden vergenoegd en heur mond lachte. Het papier, waarop ze schreef, had in den rechter-bovenhoek een kransje vergeet-me-nietjes, en dadelijk daaronder stond met groote letters Liefste, eenigste, zoetste Cola! Is 't niet braaf van me, dat ik je dadelijk schrijf, en dezen brief in galop je achterna jaag? Je bent nauwelijks drie dagen weg, en ik ge loof dat je nu wel in je nieuw thuis zult zijn. Hoe prettig dat je deze regels dadelijk na je aankomst ontvangt. Zal je ook zoo blij zijn als ik Denk eens, je hebt toch wat vergetenden pennenhouder van menheer Wendlin. Ik vond hem op de tafel, waarop je afscheidsbloemen ge legen haddenik heb hem mij toegeëigend tot een aandenken. Mij heeft hg eigenlijk nog nooit iets geschonken en jou zoo veel; maar ik laat hem niet merken, dat ik gaarne iets zou willen hebben. Verraad me niet, liefste, hoor je? En nu wil ik beginnen en je alles vertellen, wat we sinds je vertrek gedaan hebben. Vooreerst hield Todo heel gauw op met schreien, en verheugde zich over 't fluiten der locomotief. Kurt was, zonder op ons te wachten, naar huis gegaan. Menheer Wendlin liep nog haastig naar 't telegraafbureau, om, van 't station S. af, je den stationschef aan te bevelen. Aan den kapitein van de stoomboot te Calois had hij reeds getelegrafeerd. Toen informeerde hij nauwkeurig naar den tijd van aankomst van de boot te Dover, omdat hij je daar een groet wilde zenden. Nu, dat alles zal je wel onder- BLAD Het Land van lleiisden en Altena, De Langstraat en de Bonimelerwaard. «Hoor eens, tuinbaas! 'k wil 't wel weten, 'k Hou mijn erwtjes liefst voor mij Stroopen staat ook niemand vrij Maar de voog'len moeten eten Even goed als ik en gij Hoor eens, als ze 't schap'lijk maken, Zie wat door de vingers baas I"

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1