FEUILLETON. COLA. .M 801 Sterke Dranken- WOENSDAG 10 JULI 1889. 9 Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. YOOU en Altena langstraat en de iloinielerwaard. Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcnm en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parjjs. In een schoon gedicht van den ouden Homerus wordt ons verhaald van de zwerf tochten van Koning Odysseus; a.o. dat deze Griek, stevenende langs de kust, ternau wernood met zjjn volk ontkwam aan de verlokkende stemmen der Sirenen, die de voorbijvarende manschappen met alle midde len, welke schoone vrouwenten dienste staan, naar land trachtten te lokken. Odysseus ont kwam het gevaar door de ooren zijner man schappen dicht te stoppen en zichzelven aan den mast te doen vastbinden. Dit verhaal, door de historie terecht onder de rubriek legenden gerangschikt, bevat niettemin een groote waarheid en wel deze, dat de mensch op zjjn zwerftocht door 't leven blootstaat aan allerlei verzoeking en niet dan na krachtig zelfbedwang den koers houdt. Een der Sirenen, die ons lokken en toelonken, is het glas. Als Odysseus staan wjj niet op eene, maar op tal van plaatsen bloot aan de verzoeking, die rust op zijn bodem; en helaas, niet als Odyssens zijn we allen sterk genoeg onze ooren dicht te stop pen en ons te binden aan onze plaats en onzen plicht. Wat de mensch zaait, zal hij maaien. Wjj zelf hebben deze Sirene geschapen, we hebben haar met den staf onzer weten schap in 't leven getooverd uit granen en druivenwe hebben ons verlustigd aan hare overweldigende schoonheid. »Ziet« riep men aan de wieg dezer alcohol-sirene, >de menschheid is verouderd en verzwakt; daarom zendt God haar den alcohol, om zich weder te verjongende alcohol zal de bron worden van het nieuwe leven en daarom is zijn naam aquae vitae, water des levens.» De alcohol is wel een bron geworden, doch niet in den zin, gelijk hier bedoeld wordt. Hij is aan den eenen kant een bron van groote verdiensten geworden voor hen, die er in handelen, een bron van inkomsten ook voor het Rijk, maar aan den anderen kant borrelt uit deze bron zooveel ellende op, dat de Villeneuve, wanneer hjj thans nog eens kon terugkomen zich wel wachten zou als zijn overtuiging uit te spreken, dat dit nieuwe water de menschheid verjon gen zou. Men behoeft om dit in te zien, geen ge leerd betoog te doorworstelen, niet aan de hand der wetenschap de vernietigende wer king van den alcohol op 't menschelijk lichaam na te gaan. Men heeft slechts om zich heen te zien, dan ontwaart men huis gezinnen tot den bedelstaf gebracht, andere, waarin voor altijd de vrede zoek is, gast huizen, t-en deele bevolkt door slachtoffers van den alcohol, gevangenissen en krank zinnigengestichten, niet ten deele, maar grootendeels met aan den drank verslaafde ongelukkigen gevuld. O «O Stond tot voor weinige jaren ons land in de statistiek omtrent het gebruik van spiritualiën met een zeer zwarte kool ge- teekend, onze buren in Oost en Zuid kla gen thans ook steen en been over de vor dering door deze dranken gemaakt. Tachtig percent der door de doctoren geschouwde Ijjken in het hospitaal St. Jean te Brussel waren misbruikers van sterken drank ge weest. De trek naar bedwelming door alcohol schijnt in België evenmin als in Duitsch- land te kunnen volstaan met inlandsche bieren en in Frankrijk met den wjjn althans het gebruik van meer alcoholbe- vattende dranken neemt met het jaar toe. En tegel jjk stijgt het percentage der mis dadigers en krankzinnigen. In Berljjn be draagt dat 70°/o, in Frankrijk stijgt het voor sommige deelen tot 90%, in Engeland is 't even hoog en in België is door den inspecteur-generaal der gevangenissen ver klaard dat 80% der bevolking aan drank zucht lijdende was. In krankzinnigenge stichten bedraagt dit cjjfer om en bij 20%. Genoeg om te doen zien welk een ge vaarlijke macht de alcohol inde uuaatschappj geworden is. En daarbij komt nog, dat hj niet alleen zijn dienaars ten verderve voert, maar ook op 't nageslacht een noodlottigen indruk maakt. Dat kinderen den trek naar drank, van de ouders erven kunnen, is thans onder deskundigen buiten twijfel. De kleine schrede kennende tusschen den dronkaard en den misdadiger, den dief en den moordenaar, is men er thans op uit hem uit de maatschappij af te zonderen. De Wet op den verkoop van sterke dranken is daartoe de eerste schrede geweest. Deze beveelt den dronken man naar een veilige rustplaats heen te leiden. Meer kan de Wet niet doen. De humaniteit legt ons de ver plichting op hem te genezen, hetgeen meer waard is dan straffen. In 't buitenland heeft men dat eer begrepen dan hier te lande. Daar zijn reeds gestichten verrezen, waarin de dronkaard genezing vinden kan. In zjjn dagelijksche omgeving gelaten, ziet men hoogst zelden, dat een aan den drank ver slaafd individu tot staan komt. Geen tranen der nabestaanden, geen jammerklachten van vroiiw en kinderen brengen hem van 't lellend vlak terug, waarlangs hjj reddeloos naar de diepte gaat. 't Is een ontzettend schouwspel te zien hoe een eenmaal oppas send man, door een onoverwinnelijke zucht naar drank gedreven, geld en gezondheid verbrast, vrouw en kinderen in ellende dompelt en ten slotte een jammerlijken dood vindt. Zoo sterven er in ons lieve vaderland elk jaar honderdenEn die honderden hadden misschien gered kunnen worden uit den klauw, die hen te pakken had, wanneer ze intijds ontrukt waren geworden aan hun kring en een krachtige, liefderijke hand hun het glas ontrukt had De mogeljjkheid daartoe zal geboden worden zoo spoedig de meening ingang vindt, dat het drinken geen misdaad, maar een ziekte en de dronkaard een ljjder is. Zoo lang deze verwjjlt in een sfeer, waarin 't bekomen van sterke drank uiterst gemak kelijk is, moet men aan zjjn genezing wan hopen. Ook omdat in zjjn omgeving de meening heerscht, dat een dronkaard onher stelbaar verloren is, zoodra hij den jenever laat sfaan. Het eenige middel is hem apart te nemen, aan den arbeid te zetten, te ont rukken aan invloeden, die noodlottig op hem werken en zonder meedoogen hem tot afschaffer te maken. Wanneer 't noodige kapitaal gevonden wordt, zal ook hier te lande zulk een in richting verrjjzen, waarvan men mag zeggen, dat ze in een werkelijke behoefte voorzietge heel in den geest van onzen tijd, die wil dat we den gevallene de hand toesteken en hem redden zullen. Doch hoe minder patiënten dergelijke in richtingen tellen, hoe beter het voor het volk zijn zal, en daarom is ze tevens een waarschuwing, dat we niet te gereede het oor leenen aan de Sirene, die ons uit het glas toewenkt, maar genoeg zelfstandigheid rachten te verkrijgen om öf den sterken drank voor goed den rug toe te keeren, öf ■£Z222£ÜQS»»-r'aaï 17) Carters en tante namen afscheid van den vriendeljjken gastheer en Cola stond onver wachts op den drempel tegenover Otto W aldorf. »Zeg tot mij ook, tot weerziens Hij stond zoo dicht bij haar, dat zjjn arm haar schouder aanraakte, en daar hjj het hoofd tot haar boog, zag het meisje dat er door zijn haar enkele zilveren draden liepen. Zijn stem had iets aantrekkelijks, en dat aantrekkelijke was ook in zijn mooie, goud bruine oogen. Wat was dat? Wat beteekende die on verwachte toenadering? Waarom sprak bij haar thans aan, nlpiat hij haar bij de voor stelling zoo weinig opmerkzaamheid getoond hadEn dan die welklinkende, warme toon van zijn stem Zij had gaarne zijn verzoek ingewilligd iets in haar drong haar de hand in de zijne te leggen, maar Sir William's woorden vielen haar in. »Hy stelt de vrouwen niet hoog,* had deze gezegd. Welnu, dan zou hij aan haar die meenin^ niet bevestigd zien. Met een voorname buiging boog ze 't hoofd, zei met meer koelheid, dan ze zelf wilde, »tot weer ziensen volgde haar tante. Des namiddags van dien zelfden dag liet tante haar nicht bij zich roepen. Cola vond de oude vrouw in de woonkamer met het uitzoeken van couranten bezig. Bij Cola's binnenkomst hief ze 't hoofd op. »Je zult toch zeker wel iets willen doen,« beet ze haar grimmig toe. »Je kunt je toch wel op de eene of andere wijze nuttig ma ten, niet? Of hadt je gedacht, dat ik je bloot als pronkwerktuig bij me genomen had?« »Ik ben zeer gaarne nuttig,begon Cola, maar haar tante viel haar in de rede. »Dat hoop ik,« riep ze barsch, »'k was 't van mijn nicht Bertha niet anders gewoon; eiken dag las ze me de couranten voor. Bertha Harland heeft zich verloofd en zich daardoor onmogelijk gemaakt. Overigens was ze nauw gezet en consciëntieus Cola begreep niet goed, waarom haar tante thans den lof van Bertha zong. Voor ze zich op eenige kalmeerende woorden kon bezinnen, ging de oude voort: »haar ver loving heeft me gekwetst. Ze had niet noo- dig te huwen. Ze is leelijk en niet belang wekkend. Ze was geschikt voor een oude vrijster. Als mooie menscken trouwen dan is dit voor hun omgeving een geluk men raakt dan die ijdele schepsels kwijt. Als Carters of Chamberlin je trouwen wil, heb ik er niet tegen. Beiden zijn aan mij gewoon, en begrijpen 't als een oude vrouw luimen heeft. Zooals gezegd is, Carters of Chamberlin wat sta je daar? Kom hier en ga zitten. Je ziet er zittend even goed uit. Zeker, ik draal geen oogenblik om je een buitengewoon schepsel te noemen. Wat heeft je vader je van me verteld »Mijn vader was in den laatsten tijd niet erg spraakzaam. »Hij heeft toch wel eens van me gesproken?* »0 ja!« Goeds?* j> Het tegendeel niet »Hm! Hij hield niet van me!« 't Was half een bevestiging, half een vraag, en Cola haastte zich er zoo gunstig mogelijk op te antwoorden. »Hij hield u in goede gedachtenis!* Dat is zooveel als niets. Geef je geen moeite me wat op de mouw te spelden. Hij hield niet van me. Hij kwam daarin met allen overeen. Ik ben nooit in mijn leven bemind geweest en dat was goed ook ik heb er nooit moeite toe gedaan Thans, nu ik oud ben, wreek ik me. Ik haat alle menscken Cola zag de oude vrouw in 't gelaat en cd gevoelde meelij. Eensklaps verloor zij den angst, die ze sinds de eerste ontmoeting voor haar tante gehad had. Uit de woorden, zooeven gesproken, klonk een leegte, die naar een diepe teleurstelling heen wees. »Ik haat alle menschen!« herbaalde ze nog eens met vuur, en Cola wendde zich tot de kleine, oude vrouw en antwoordde haar zacht maar beslist: »Dat geloof ik in 't geheel niet!« s> Wat's dat Het meisje schrikte toch een weinig voor dien schrillen toon, maar zo hield den scherpen blik, die haar trof, moedig uit en schoof haar stoel wat dich ter bij die der oude vrouw. »Mijn vader zei me eens, dat ge in uw jeugd iets op hem geleekt, en hij haatte niemand ter wereld!* Mevrouw Harland zag 't meisje aan, alsof ze haar in drift iets wilde antwoorden. Haar blik trof Cola's rustig oog. De bitse, kleine vrouw sloot den geopen- den mond weer en slikte het antwoord in. Cola's plichten in 't huis harer tante waren gering. Alleen haar namiddagen wa ren bezet en deze nog slechts gedeeltelijk, daar Bertha Harland, gedurende de weinige weken, die ze nog daar zou zijn, zich de gewone huishoudelijke werkzaamheden niet wilde laten ontnemen. Op Cola rustte de taak heur tante 's namid dags twee uren voor te lezen, haar kasboek in orde te houden, drie vogeltjes te verzor gen en de muziekportefeuilles, als ze door de gasten in de war gebracht waren, weer te ordenen. »De sleutel van de zilver- en linnenkasten krijg je later, als mijn nicht Bertha einde lijk trouwt,zei tante, »ze zal echter zoo lang treuzelen, tot haar beminde genoeg van haar heeft en een andere neemt!* Cola was na 't gesprek met haar tante, naar haar kamer gegaan om aan Thesi te schrijven, maar de woorden wilden niet ko men. By 't begin had ze gemeend tot ant woord op Thesis lief schrijven erg veel te vertellen te hebben, veel en hartelijk en grappig en nu vreemd ze las Thesi's brief nog eens en nog eens, en tel kens scheen hij haar onbeduidender. Ze vond zich eensklaps veel jaren ouder dan Thesi, en de tijd van haar afzijn scheen haar heel lang. Ze was veranderd, zonder te weten, waarin die verandering bestond. Ze ging naar 't venster, en boog zich naar buiten. De zachte lucht streelde haar slapen. Lang bleef ze zoo staan in gedachten verloren, en als ze eindelijk weer midden in de kapier trad zag ze er gelukkiger uit, dan ze in lang geweest was. Mejuffrouw Charlotte, het rijtuig van Sir William Aldridge is voor!« »Ik kom dadelijk Beneden ontmoette Cola haar tante, die op haar wachtte. »'t Is niet erg oplettend, oudere menschen te laten wachten. Ik ben wel een oude hardhoorige, niets beteekenende vrouw, maar er is toch een soort van beschaafdheid, die ten minste hier in Engeland Cola moest onbemerkt lachen. Als tante recht boos was, sprak ze vol minachting van Duitschland en roemde Engeland boven alles. Ze rekende zich zelf geheel en al tot de Engelschen en scheen soms geheel en al te vergeten, dat ze een Duitsche was. Dat alles was te bespottelijker, daar ze de Engelsche spraak niet geheel meester was en 't niet zelden gebeurde, dat ze die doorspekte met Duitsche woorden. »In Engeland ten minste heeft men voor den ouderdom nog eerbied, dat schijnt men iu uw land verleerd te hebben.* »Tante »0, geef je geen moeite! 'k Heb een hekel in alle gevallen een matig leven te leiden. —b——mb—w—i JLiuiten land. De commissaris van politie van Laeken ontving Maandag middag bezoek van een bewoner der Fransmanstraat. Deze verklaarde sinds verscheidene dagen schreien en zuch ten gehoord te hebben en volgens hem kwamen deze geluiden van den zolder zijns buurmans, B. genaamd, die eene betrekking bij de administratie der staatsspoorwegen bekleedde. Hij was er van overtuigd, dat het kinderen van B. moesten wezen, die op den zolder waren opgesloten. Een polite-dienaar begaf zich nu naar de Fransmanstraat en ondanks het verzet van vrouw B., beklom hij den zolder. Daar ge komen, zag hij een ontzettend tafereel. Twee vermagerde kinderen met koortsachtige oogen lagen er midden op een hoop vuil. Zij hadden, evenals honden, een ijzeren band om den hals, terwijl aan den band een keten was beves tigd, welke aan een spijker in den muur was vastgemaakt. Natuurlijk werden deze mar telaars onmiddellijk door den politie-dienaar uit hunne gevangenis verlost. Zij vertelden hunnen bevrijder, dat zij sedert 8 dagen op de beschreven wijze lagen vastgeketend en dat hunne ouders hun van tijd tot tijd eenige koude aardappelen of korsten droog brood kwamen toewerpen, bij welke gele genheid zij hen een emmer vol water met den voet toeduwden. De kinderen werden naar het hospitaal gebracht, de ouders daaraantegen zijn ge vangen genomen en ter beschikking der justitie gesteld. B. verklaarde, dat zijne kin deren zich slecht gedroegen en de school verzuimdenhij zou ze straffen, zooals hij verkoos. Het schijnt dat het teedere ouder- aan praatjes. Geloof je, dat ik 't niet merk, hoe knap dat je 't ontduikt om bij me te zijn. Ik beken, dat ik je gezegd heb, dat de voormiddagen je toebehoordenmaar ik zie daarin nog geen groncl, om ze uitsluitend voor je zelf te besteden, zoo zelfs, dat je geen tijd vindt, om me goeden dag te zeggen. Je hangt toch eigenlijk geheel van me af!« »'k Was bang u te zullen storen, tante »Dat's niet waar!* »'t Is wèl waar!* Spreek me niet tegen »Ik moet u tegenspreken. Ik sta er op, dat u me gelooft! Ik zou tot u gekomen zijn, als ik geweten had, dat ik mocht. Thans, nu ik 't weet zal ik eiken mor gen komen. »Dat verlang ik niet!* »'k Zal het toch doen!« De oude zweeg. Ze zweeg meestal, als Cola krachtig tegen haar over stond. Sinds 't eerste gesprek, dat de beide vrouwen na het bezoek bij Sir William hadden gevoerd, was in de houding der kleine oude dame tegenover haar nicht een verandering gekomen. Was 't, omdat deze vrouw voor 't eerst in haar leven iemand om zich had, die niet onderworpen. Was 't, omdat de verschij ning van 't mooie schepseltje haar ontvan- kelijken zin voor 't schoone had gevangen genomen, of imponeerde haar de on verschilligheid, ja zelfs de afkeuring, waar mee Cola haar bitsheden aanhoorde? Hoe dan ook, 't was niet te ontkennen, dat het jonge meisje een grooten invloed op haar oefende, een invloed, die de uitbarstingen der oude vrqjiw wel niet verhinderde, maar waardoor Cola zelf toch meer ervan ver schoond bleef. Deze invloed gaf Cola een gevoel van zekerheid en van vrijheid, zooals ze in 't be gin niet had durven hopen te zullen krijgen en er werd in haar hart iets voor de oude tante wakker, dat deels genegenheid, deels

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1