Rechtvaardigheid.
FEUILLETON.
COLA.
Jtë 807.
WOENSDAG 31 JULI.
1889.
Uitgever: Ll. J. VETERMAN, Heusden.
VOO Li
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijsper 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prjjsverhooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Wanneer in 1830 de vingerwijzing van
den toen op Java regeerenden gouverneur
Du Bus gevolgd ware, zou ons Vaderland
er beter bij staan dan tegenwoordig. We
bedoelen niet dat 't dan rjjker zou zjjn en nog
meer schatten vergaderd zou hebben dan 't
sinds dien tijd uit Indië getrokken heeft,
neen, 't zou op zedeljjk gebied er beter aan
toe zijn. De Nederlandsche Maagd, die nu
beschaamd ter aarde blikt wanneer de his
torie van Indië wordt opgeslagen, zou die
schaamte bespaard zijn geworden en wjj
Nederlanders zouden ons geweten niet bin
nen in ons voelen opstaan, wjj zouden, als
volk, fierder het hoofd kunnen opheffen
tegenover andere koloniale mogendheden.
Du Bus n.l. wilde de ontwikkeling van
Java's productieve krachten overlaten aan
de Europeesche industrie, die niet nalaten
zou kapitaal en energie naar Indië over te
brengen.
Neen, oordeelde zjjn opvolger en met
dezen was de regeering 't geheel en is ze 't
heden ten dage nog ten deele eens, neen,
geen vrjje ontwikkeling, maar dwangcul-
tuur; het belang van den inboorling eischt
een vaderlijk toezicht, een nauwlettend wa
kend oog, een strenge tucht. De bevolking
van Java zal kweeken en teelen wat ons be
liefd daar te oogsten. De Javaan zal ons een
deel van zijn grond afstaan, dat bearbeiden
en bebouwen en ten tijde van den oogst zal
de vaderlijke Nederlandsche regeering dien
oogst in ontvangst nemen en daarvoor zoo
veel vergoeding betalen als zjj de koopster
zelf zal gelieven te geven.
Yoor de fabriekmatige bewerking der
producten zal de regeering de hulp van par
ticulieren inroepen en daarmee overeenkom
sten sluiten en eveneens voor het vervoer
naar Nederland.
De geldelijke voordeelen vloeien in de
kas van 't Rijk.
Dit stelsel van landbouw heette het cul
tuurstelsel.
Tot het jaar 1850 heeft het zoo goed
als onbeperkt geheerscht en werd de particu
liere industrie met zorg geweerd. Na dien
tjjd echter is aan de laatste gelegenheid gege
ven zich te ontwikkelen, al geschiedde dit in
den aanvang slechts schoorvoetende. Na
1860 zjjn de gouvernementscultuurs, b.v.
van thee en katoen, die slechts geldelijk na
deel opleveren, opgeheven en bleef slechts
een tweetal in stand, die van suiker en
koffie. Die van suiker wordt langzamer
hand losgelaten om a.s. jaar geheel in vrije
cultuur over te gaan. Dus wordt thans nog
de koffiecultuur voor rekening van 't
gouvernement gedreven op Java, Sumatra
en in Menada en kan 't zijn nut hebben
eens na te gaan, wat we in de jaren van
't cultuurstelsel geleerd hebben.
Bij dit, indertijd zoo hoog geprezen stel
sel, was geld en nog eens geld schering en
inslag. Of de Javaan van den honger om
kwam, of er bloed kleefde aan de milli-
oenen, die in 's rijks schatkist vloeiden, 't
deed er niet toe, wanneer die millioenen
slechts vloeiden. Twintig jaren geleden be
taalde het goevernement per pikol koffie
aan den Javaanschen planter nog geen f 3
en daarvoor moest hij gemiddeld 500 boomen
met zorg behandelen, want van een enkelen
boom wordt nauwelijks 1 K.G. geoogst.
Gaandeweg heeft de kooper, het gouver
nement, gedreven door de kreten van af
keuring binnen onze grenzen en de kreten
van oproer en werkstaking in Indië, de
koopsom verhoogd en is eindelijk de prijs
op f 15 bepaald, met dien verstande, dat
de winst niet meer in de schatkist, maar
ten bate van Indië aangewend wordt.
Schijnbaar is dus de toestand verbeterd
en in overeenstemming gebracht met dien,
welken het reglement op 't oog heeft, dat
in art. 54 zegt: »de belooning moet zoo
danig zijn, dat de gouvernementscultuur
den inlander bij gelijken arbeid ten minste
gelijke voordeelen oplevert als de vrije teelt.
Een schoon beginsel. Het gouvernement
dat daar ginds duizenden aan den arbeid
zet, tot den arbeid dwingt is beter gezegd,
is verplicht zijn werklieden te betalen, zóó
dat ze fatsoenlijk leven kunnen. Ze hebben
weinig behoeften en stellen zich met een
dagloon van 5.0, 60 ets. tevreden. Daar
kunnen ze met hun gezin van rondkomen.
Krijgen ze minder, dan buigen ze 't hoofd
en berusten. Ze weten bjj ervaring dat hun
klachten, op den langen weg langs hoof
den, controleurs, residenten etc., gesmoord
worden vóór ze aan 't goede adres zijn aan
geland.
Een Nederlandsch werkman, in dienst
van 't gouvernement, zou geen slag werk
verrichten, indien hjj geen behoorljjk loon
ontvingde Javaan hongert en werkt. Dat
heeft hij jaren lang gedaan en doet het nog.
Na al wat over Java gesproken en ge
schreven is, na de aanvallen waaraan 't cul-
tuurstel heeft blootgestaan, na den omme
keer dien tengevolge in de koloniale politiek
zou men thans verwachten, dat er van hon
gerlijden onder de gouvernements werklieden
zeker geen sprake meer zijn kon. Toch moet
dit nog wel degelijk het geval zijn, al komt
ons daarvan niets ter oore, dewijl de Javaan
een uiterst zachtzinnig lijder is.
Er zijn streken waar 't loon varieert tus-
schen 20 en 70 ct. per dag. De ondervin
ding leert, dat daar (Passaroeang) waar
het loon voldoende is, de lust in den aan
plant voortdurend toeneemt en geen dwang
behoeft aangewend te worden.
In de Preanger bereikt het dagloon ge
middeld 22 ct. Men wete echter, dat het
woord gemiddeld hier gebruikt, tot zeer
ongewone uitkomsten kan leiden. Wanneer
A 16 gulden verdient en B niets, dan ver
dienen ze »gemiddeld« elk 8 gld., doch B
lijdt niettemin honger.
Er zijn districten in de Preanger, waar
het loon per dag niet meer dan 2, 3, 4 ct.
bedraagt en dat wordt nu betaald in een
residentie, waar de cultuur bloeit. Men vindt
elders op Java districten waar het loon
60 ct. per jaar bedraagt, een jaar van hon
derd dagen in dienst van 't land, dat is
circa een halven cent per dag. In Bezoeki,
in Banjomaas, in Bagelen, Kadoe en tal
van andere residence's zijn districten, waar
aan duizenden planters een dagloon van
nog geen stuiver wordt uitbetaald.
De rechtvaardigheid eischt, dat hieraan
een eind kome. Onze schuld tegenover den
Javaan is onmogeljjk terug te betalen. Men
mag met vertrouwen van den tegenwoordi-
gen minister van koloniën verwachten, dat
aan dezen misstand spoedig een eind kome.
Zijn belangstelling in de kerkelijke zaken
geeft ons hoop, dat ook de wereldsche be
hoeften der Javanen hem ter harte zullen
gaan. Boven de kerkelijke zaken, boven
alle godsdienstige twistpunten staat de eisch
der rechtvaardigheid en deze legt ons de
verplichting op den voor ons zwoegenden
inlander een behoorlijk loon uit te betalen.
Buitenland.
Te Hoogstraten (België) zjjn 5 personen,
23)
Van Kurt was geen telegram terug ge
komen, en de goede menschen van huis
hadden haar geschreven, dat Todo verdriet
had over zijn broeder.
sOok hij,* zuchtte Cola, »en ik ook;
en niet om den broeder alleen,zij had in
die dagen meer verloren. Waldorf was niet
gekomen, niettegenstaande de boodschap
heur door Sir W illiam was bezorgd, en dit
krenkte haar diep.
Hier op dit pad had zij toen naast hem
gewandeld; hier had hij haar hand gevat
en haar zoo teeder aangesproken. Toen scheen
de zon helder en straalde haar tot in
't diepst van heur hart. Nu schemerde de
avond en zij was alleen, geheel alleen.
Ze wilde naar den oever van 't meertje
gaan en over 't water staren en daarom
sloeg ze een zijpad in. Plotseling hoorde
ze een geruischkrachtige schreden nader
den was dat daar voor haar een mannen-
gestalte, zoowat twintig schreden van haar
af? Cola's oogen openden zich wijd. Was
't bedrog, een droombeeld? En nu, ja de
gestalte kwam tot haar het licht ge
bogen hoofd, die eigenaardige trekken hij
was 't, hjj, Waldorf!
Hoe dat alles zoo kon zjjn, wat op de her
kenning volgde Cola voelde 't slechts
als in een droom.
Zjj was voor hem gevlucht. Trots, schaamte,
gekweld zelfgevoel en liefde, onzinnige liefde,
die haar zwak dreigde te maken en die ze
daarom tegenstand bood, alles tezamen
dreef haar op de vlucht.
En toch, wat hielp dat; aan den oever
onder de boomen had hjj haar ingehaald.
Aangedreven door een geweldig verlangen,
dat sterker was dan de afgematte wil, ge
troffen door 't zien van 't lijden op zijn
schoon gelaat, hief ze 't donker omlijste
hoofd tot hem op en hoorde, terwijl hij
dicht voor haar stond en haar handen vast
hield met een siddering van genot zijn
hartstochtelijke woorden. Hjj sprak Duitsch.
»Ik heb u niet willen terugzien, Char
lotte; ik durfde u niet terugzien. Ik ben
zonder rust en ongelukkig sinds dien avond
op 't meer. En ik voelde, dat ook gij moest
lijdennu zie ik 'tHoe bleek, hoe smal
Ge hebt geleden en om mij. Charlotte,
mijn arm, lief kind!*
Ze had de oogen gesloten. Ze scheen hem
niet te hooren. Over haar stil gelaat ver
spreidde zich de uitdrukking van zalig geluk.
Ze liet het toe, dat hjj zijn arm om haar
sloeg en haar op 't voorhoofd en op de
oogen kuste.
En hjj? Hjj vergat de menschen en de
wereld, nu hij haar weer bjj zich had. Hjj
hield haar in de armen, die schoone meisjes
gestalte hjj voelde het kloppen van haar
hart; zij had hem lief en leed om hem,
zooals hjj haar lief had en om haar leed.
Maar nu was ze bij hem, en de wereld
met haar eischen, plichten en rechten was
vergeten; hjj kon dit meisje niet verlaten.
»Zie me aan, Charlotte, zie me aan, en
spreek een woord. Ze bewoog zich niet in
zijn armen, ze sprak niet, maar ze hief den
blik tot hem op en zag hem aan. Een
wereld van teederheid lag in haar oogen.
»Je bent boos op me geweest, Charlotte?«
Ze bewoog haar hoofd toestemmend en
lachte hem toe. Zijn hoofd boog zich tot haar.
»En nu is alles weer goed?«
Alles, alles
In de volheid van haar gevoel bewees ze
hem de eerste teerheid door haar arm om
zjjn hals te leggen.
Deze beweging had iets onbeschrjjfljjk
roerends, iets onweerstaanbaar kinderljjks.
Waldorf kuste haar op den arm.
Om hen was alles stil. De schemering
was gekomen. De maan stond hoog aan
den hemel. Terwijl ze zoo met elkaar spraken,
sprong een kïkvorschje van den oever met
licht geplas in 't water.
Waldorf en Cola zagen er tegeljjk naar.
Hij lachte. »Zijn wij schrikachtigzei hjj,
heur wangen streelend, »wie is de meest
schrikachtige, ik of gij
»Ik!« zei Cola ras, ik geheel alleen
»En mij spreekt ge vrij van die ondeugd
Ze knikte. Geheelzei ze hem innig
aanziend.
»En misschien ook wel van alle andere
ondeugden
»Van alle!« antwoordde ze ernstiger,
maar nog altjjd lastend, van allen
Hij trok haar op nieuw tot zich.
>Mjjn hartje,fluisterde hij, haar bewo
gen in de oogen ziende, »mijn lief, zoet,
bleek kind! Als je lacht is dat voor mij
hemelvreugde. Waarom lachje zoo zelden;
waarom ben je zoo smal en bleek
»Ik heb in de laatste weken verdriet
gehad in mijn familie, dat heeft me aange
grepen.*
Verdriet jijen waarom? Ik schaam
me, dat ik daarvan geen deel zou dragen.
Ik weet niets van de uwen. Kom mijn kind,
vertel 't me!«
Maar zij schudde haar hoofd.
»Neen,« zei ze, »dat kan ik niet. Fa
miliezaken bespreek ik met Carters. Ik kan
met u Cola beefde, ze had bjjna »je«
gezegd sniet over dezelfde zaken spre
ken als met de anderen, 't Is alles anders
tusschen ons, veel geheimzinniger. Zoo moet
het blijven. Zoo sprookjesachtig en om
sluierd.*
Ze waren bjj een bank gekomen en zetten
zich daar neer.
»Ziet ge,« zei Cola over 't water wijzend,
»hoe de maan ginds haar glans verheldert
en in 't water spiegeltis 't niet sprookjes
achtig?*
Hij zag haar in de oogen. Hoe was zij
veranderd van een stil, trotsch meisje in
een vertrouweljjk, geloovend kindZe hief
den arm op om heur hoed af te zetten en
als ze hem naast zich op de bank had gelegd,
zag ze den geliefde met peinzende oogen aan.
>Zoo was 't toen op 't meer, fluisterde
zeen toen, met een bezorgde uitdrukking,
»maar wat scheelt u? Gjj spreekt niet.*
Hij vermande zich dadel jjk. Wat moesten
thans die aanklagende gedachten Hjj streek
haar langzaam over 't haarin zjjn geba
ren lag een diepe, verstandige teerheid.
Spreek jij maar liefste, ik hoor je, en
dat is me genoeg. Let niet op mjjn zwjj-
gen; zeg, wasje gelukkig op dien avond?*
Ze antwoordde niet. In plaats daarvan
leunde ze haar hoofd tegen 't zijne en
streelde de hand, die ze vast hield.
»En vroeger wat had je geërgerd?*
»Ik zeg 't niet.*
»Ook niet als ik je er om smeek, Char
lotte?*
Ze zweeg eenige oogenblikken en ant
woordde toen zonder op te zien: »ik was
jaloersch.*
Die woorden, die gerekte toon, waarin
trots lag, wekten plotseling in den man de
gedachte op aan een andere. Zoo ook zou
die andere deze woorden gezegd hebben,
een andere, die ouder, veel ouder was dan
dit meisje, een vrouw met zilveren draden
door 't blonde haar en met diepe ljjnen in
't eens schoone gelaateen vrouw met een
trotsche gestalte en een onrustig, ongesta
dig karakter, wier levensvreugd met de jaren
geringer en altjjd geringer geworden was;
een verouderende vrouw, die haakte naar
de hartstochtelijke liefde, die ze eens had
bezeten.
En deze vrouw, wier hart jong en ver
die onder een boom schuilden, door den
bliksem gedood.
Van de 80 kantons, waar Boulanger ver
klaard heeft zich candidaat te zullen stel
len voor den gewesteljjken Raad zjjn thans
70 aangewezen. Zij zjjn op dit oogenblik
vertegenwoordigd door 67 republikeinen, 1
Bonapartist-Boulangist, 1 radicaal-revisi
onist, welke beiden zich voor Boulanger
teruggetrokken hebben, en 1 conservatief
die een anti-Boulangist is.
In een kleine gemeente van Frankrjjk
werd ontdekt, dat een vrouw in 5 jaar tjjds
drie kindermoorden beging.
Zekere Buret, die, na in vertrouweljjke
betrekking met Boulanger geweest te zijn,
zich geheel en al van hem heeft afgewend,
heeft thans aan »le Matineen brief ge
richt, waarin hjj erkent dat de tegen den
generaal in de akte van beschuldiging ver
vatte punten van aanklacht alleszins juist
zijn. Hjj voegt er bjj dat Boulanger, na de
bekende brieven aan den hertog van Aumale
(die de generaal geloochend heeft geschre
ven te hebben, hetgeen Aumale aanleiding
gaf ze openbaar te maken,) ook brieven
aan prins Jérörne Bonaparte heeft geschre
ven. Om het geheugen van Boulanger op
te frisschen, zegt Buret: »Ik ben het,
dien gjj, nadat gij uwe brieven aan den
hertog van Aumale vergeten waart, aan
prins Napoleon hebt doen schrjjven om,
met eene herinnering aan een dienst, dien
gjj weleer aan zjjn zoon Louis bewezen
hadt, te verhinderen dat hij de eeden van
trouw, welke gjj hem schrifteljjk gezworen
hebt, openbaar maakte. Onwraakbare ge
tuigen zullen hetgeen ik schrjjf bevestigen.*
Buret heeft er een afschrift van ver
langend gebleven was, terwijl heur haar
vergrijsde, ze was zijn vrouw, de vrouw,
die hjj trouw had beloofd en die hjj toch
verried.
A1 jaren lang had haar de jaloerschheid
gekweld; ze was jaloersch op alles wat
hem betrof, op alles wat hem, den zooveel
jaren jongeren man, van haar verwjjderd
hield. Jaloersch op zjjn kunst, op zjjn succes,
op elk vrouweljjk wezen, dat op haar een
jaar of meer voor had.
Arme HelenaJaren lang was haar be
zorgdheid zonder grond geweest, haar angst
om nietsen nu eindelijk was 't toch zoover
gekomen, dat hjj haar bedroog, bedriegen
moest, al was 't dan ook slechts met het
hart en de gedachten.
Naast hem zat het stil geworden meisje,
in de invallende donkerheid tegen hem ge
leund, den blik in de verte gericht, arge
loos, teeder, geloovig.
Hjj had haar lief, zooals hjj nog nooit
had liefgehad; beminde haar onder angst
en terughouding, onder strjjden en inwen
dige kwellingbeminde haar wild en harts-
tochteljjk, en vol treurig voorgevoel voor
hem en haar.
Arm meisje, wier verleden hjj niet kende,
en wier oogen toch van kommervolle dagen
spraken; arm kind, wiens uren van geluk
geteld waren, dat den man, dien zij lief had,
meende te bezitten, terwjjl hjj toch haar
treurig alleen moest laten.
»Charlotte!« Bjj zjjn geroep, zoo vol tee
derheid schrok ze op.
Waaraan dacht je geliefde?*
Ze streek met de hand heur haren naar
achteren.
»Aan je liefde* antwoordde ze, voor 't
eerst, »je« tot hem zeggend, en 't kwam
zacht en lief van haar lippen. Hjj sloeg vol
aandoening zjjn arm om haar hoen.
(Wordt vervolgd.)
NIEUWSBLAD
Het Land van
en Alteiia,
De Langstraat en de
Doinnielerwaard.