i V Kwakzalvers. FEUILLETON. COLA. M 810. ZATERDAG 10 AUGUSTUS. 1889. 00 u Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. ha Dit blad verschfint WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes vak Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parjjs. »Ware ik in staat de oorzaak der tegen woordige sterfte, de verkeerde opvoeding der kinderen, de ongezonde woningen en de kwakzalvers af te schaffen, zoo zou de ge middelde levensduur veel grooter zijn.« Dit woord 't welk de beroemde Mezler reeds voor een halve eeuw geleden, uitsprak, is ook nog van toepassing op den tegenwoor- digen tijd. Van de vroegste tijden af, werden de menschen door ziekten en kwalen bezocht, en deed de zucht naar zelfbehoud, op mid delen bedacht zijn om de ziekten even als andere vijanden of andere gevaren te be strijden en het leven zooveel mogelyk te behouden. Maar ook in die tjjden beston den er nog geene eigenlijke geneesheeren, noch mannen die er een eervol beroep in zagen om zieken te genezen en de men schen voor ziekten te vrijwaren. De oudste geneeskunde bestond grootendeels in de aanwending van middelen welke men door toeval of door instinct had leeren kennen. De kennis hiervan was het algemeen goed les volks. De oudste geneeskunde was een volksgeneeskunde. Terwijl men niets hoe genaamd wist van don aard der ziekte en de werkingswijze der geneesmiddelen, wa ren de eerste artsenijen welke men aan wendde: volksmiddelen, in den zin welken men nog heden ten dage aan dat woord verbindt. Zonderlinge, bijgeloovige voor stellingen met het oog op het ontstaan en het genezen van ziekten, uit de oudheid en de donkere tijden der middeleeuwen, hebben er toe bijgedragen, dat de ge neeskunde langen tijd op een lagen trap is blijven staan, en nagenoeg geheel in handen bleef van bedriegers. Hoe grooter nu in die dagen het aantal ervaringen over de ziekten en de werking der geneesmid delen werd, des te meer behoefte bestond er, om deze ervaringen te verzamelen en ze aan nieuwe ervaringen te toetsen, en eerst van dat tijdstip af, dagteekent de eigenlijken stand der geneesheeren. Naast de geneeskundige scholen, bleven de volksmiddelen voortbestaan, welke door mondelinge overlevering onder het volk, naam gemaakt hadden, zonder dat men over de werkingswijze nadacht en zonder dat men de ziektevormen waartegen zij moesten die nen trachtte te onderkennen en van andere te onderscheiden. Dergeljjke volksmiddelen werden door de geneesheeren zeiven niet veracht. In de eerste eeuwen onzer tijdrekening hulde ieder geneesheer zich als 't ware in een geheimzinnig waas en trachtte wonder middelen uit te vinden en uit te bazuinen. In de 15e eeuw waren universeel-genees- middelen, levens-elixers enz. aan de orde van den dag. De zucht om geheirnmiddelen uit te vinden en geheim te houden, en daar aan een geheimzinnig aanzien te geven, duurde voort tot aan de 18e eeuw. Sedert dien tijd, hielden de geneesheeren op, geheimmiddelen aan te prijzen en te verspreiden, maar ook sedert dat oogenblik stak de kwakzalver met groote driestheid het hoofd op en blijft tot op dit moment trots alle ver bodsmaatregelen en strafbepalingen »groeien en bloeien.Wanneer wij dus in aanmer king nemen, dat de kwakzalverij reeds van de vroegste tijden af, dagteekent, dan kan het ons volstrekt niet verwonderen, dat zij als eene oude traditie met het volk op groeit en voortwoekert, niettegenstaande andersdenkenden en meer verlichte perso- 26) Toen de morgen grauwde, zat Waldorf nog altijd aan de tafel. De lamp brandde nog, zonder in den aunbrekenden dag 't minste licht te verbreiden. De man hief 't hoofd op en zag om zich heentoen kromp hij inten, alsof hij huiverde en zonk adelijk weer ineen. Beide brieven, die hij had gelezen, lagen g voor hem op den tafel. Hij zag er niet er naar en bewoog zich nauwelijks. De ik zijner oogen was stomp, de uitdrukking ,n zijn gelaat dof. Plotseling, te midden der gedachten, die hem bezielden, sprong hij op, rekte de stijf geworden ledematen uit en deed eenige schreden door de kamer. Ja, ze had gelijk met hem te vermanen terug te keeren. Hij moest weg, terug naar Helene, zij had hem noodig, zij was zijn vrouw, hij haar man, hij behoorde haar. Dikwijls was hij onbillijk tegen haar geweest, onrechtvaardig en onoplettend. Haar ijdel- heid kwetste hemhaar aanspraak op zijn onafgebroken opmerkzaamheid maakte hem ongeduldig; haar gevoeligheid, haar gesta dig wantrouwen, dat elk zijner blikken be spiedde, had hem dikwijls uitdrukkingen van ergernis ontlokt. En dat was onbillijk geweest, want het ontsproot toch alles uit liefde voor hem, een liefde, die des te warmer werd, naarmate ze er meer voor moest strijden. Arme Helene. En de strjjd baatte niets. Eén blik uit Cola's oogen verstoorde, ja vernietigde bijna elke herinnering aan het liefdesoffer dezer verouderende vrouw. >Cola, Cola!« En de oogen des mans stortten heete, onmachtige tranen. Weg met dat beeld! Hij durfde er niet aan denken. Na den moeielijken nacht, dien hij door waakt en onder gepeinzen had doorgebracht, was één ding hem helder gewordennog heden moest hij Engeland verlaten. Hij zat voor zijn schrijftafel en schreef een langen afscheidsbrief aan zijn vriend Aldridge. Toen nam hij een nieuw vel papier en schreef een opschrift: »Mijn eenig, dierbaar meisje Zijn blikken werden duister. Hij kon niet meer. Neen, neen! Hij kon niet, hij kon niet, al moest hij ook te gronde gaan. Ze zou hem haten, als hij zonder afscheidswoord van haar ging, hem voor een verrader, een ellendeling houden. Welnuzoo mocht ze dan 't ergste van hem denken. Duizendmaal beter, dat ze leerde zijn gedachtenis te haten, dan dat zij hem bleef lief hebben. Haar haat was beter dan haar vervloeking. Eerloos wilde hij niet met haar handelen. Hij nam den brief, scheurde hem aan stukken, en stond dan lang te staren op de twee couverts, die op de tafel lagen. Einde lijk nam hij Cola's schrijven en stak het langzaam in zijn borstzak, knikte toen eenige keeren, als om zijn besluit te bevesti gen en fluisterde met een gebroken stem »op reis ja, op reis!« Voor Cola's vensters kwinkeleerden de vogels, toen zij den volgenden morgen op stond en met van geluk stralende oogen door de glazen deur keek. Welk een schoone dag! Zoo helder, zoo zonnig, zoo vroolijk! Terwijl ze zich kleedde, lachte zenooit was 't leven haar zoo schoon voorgekomen als thans. Ze stiet de glazen deur, die naar 't bal kon leidde, open. De morgenlucht waaide haar tegemoet. Toen ze op den hoek van 't balkon stond, van waar ze den vorigen nen, haar door het nemen van de strengste maatregelen trachten te vernietigen. De kwakzalverij is gelijk aan de honderdkoppi- gen draak of aan de slangen uit het Ler- na'sche moeras, die vermenigvuldigden, naar mate men er van doodde. De discussiën, destijds in de Tweede Kamer, bij de behan deling der geneeskundige wetten gevoerd, hebben het duidelijk doen uitkomen, dat er geen tweede Hercules was, die door het in steken van l et riet, in staat was, die moe rassen van zulke monsters te zuiveren. De strengste vervolgingen tegen hen, die ge zegd worden onbevoegd de geneeskunst uit te oefenen, zullen nooit het beoogde doel bereiken, 't welk men zich voorstelt. De appelgeschiedenis van het Paradijs, is nog steeds het beeld van »verbodene vruchten, want altijd heeft datgene wat verboden wordt, de meeste aantrekkelijkheid. Wanneer men met de kwakzalverij meer het sdaisser faire« in praktijk bracht en door een goed onder wijs op de scholen, bestuurd door kundige en verlichte onderwijzers, maar heldere denk beelden in den mensch bracht, welke daar enboven door zondagsscholenopenbare volksbibliotheken en volksvoorlezingen in den eigenlijken zin des woords, konden be vorderd worden, dan zouden al die domme en der samenleving zoo nadeelige begrippen, alras voor meer verlichte plaats maken; doch zoolang dit veronachtzaamd wordt, zullen geene vervolgingen of boeten, de kwakzalverij kunnen weren. De grooten der aarde zeiven hechten veel aan kwakzalverij de ondervinding leert dit dagelijks op de meest overtuigende wijze. Het »de wereld wil bedrogen zijn,« is en blijft een waar woord, zoolang er nog domme menschen gevonden worden; welnu »zij wor den bedrogen indien zij naar goeden raad niet luisteren willen. Een verstandig genees heer lacht om de soms met veel ophef bekend gemaakte wonderkuren van den kwakzalver, en acht het beneden zich om hem als zoo danig gerechtelijk te vervolgen, overtuigd als hij is, dat de domme menigte daarin juist een soort van broodnijd of hevigen naijver ziet, dien vooral een geneesheer, als man van wetenschap, nooit mag doen blij ken. Veel beter dan bet openlijk aanklagen en vervolgen, is het openbaar maken van de zoogenaamde geheime middelen dier kwak zalvers, opdat daardoor het publiek kunne inzien, dat de soms nietswaardige middelen alleen strekken, om den liohtgeloovige het geld uit den zak te kloppen, terwijl het zich dikwijls voor een enkelen stuiver datgene uit de apotheek kan aanschaffen, waarvoor bedriegers hen soms guldens laten betalen. Mocht het vroeger, toen de natuurweten schappen nog op zulk een lagen trap ston den, bezwaarlijk zijn geweest om den sluier van het geheimzinnige geheimmiddel op te lichten, zoo kan men thans zeggen, dat'er geen eigenlijk geheim middel meer bestaat, want scheikunde, natuurkunde en de overige natuurwetenschappen zijn thans in staat, ieder, ook nog zoo kunstmatig samengesteld middel, in zijne enkelvoudige bestanddeelen te ontleden en te onderkennen. Niettegenstaande echter de natuurweten schappen en met haar de geneeskunde, in de laatste jaren kolossale vorderingen gemaakt hebben, is de geneeskunde toch als genezende kunst, niet in staat den zieke de bepaalde zekerheid te geven, welke hij in zijn nood van eene wetenschap verwacht, en zoo is dan nog steeds de onvolkomenheid der genees kunde als wetenschap, oorzaak, dat de kwak zalverij gemakkelijk blijft voortwoekeren. Kan men het dan iemand, die jaren lang aan eene smartelijke ziekte lijdt, die vele uit stekende geneesheeren raadpleegt, en aan ieder van hen den behoorlijken tijd om zijne kunst te beproeven gelaten heeft, die nog geen lust heeft van het wereldtooneel af te stappen, kan men het zoo iemand dan kwa lijk nemen, dat hij zich eens tot een kwak zalver wendt? Dat wij verklaarde vijanden der kwak zalvers zijn, behoeft geen nader betoog, doch dit sluit niet in, dat wij er ons zegel aan hechten om de kwakzalverij te vuur en te zwaard te willen uitroeien omdat de zaak er niet beter maar wel slimmer door wordt. Wanneer het publiek meent, dat het van zijne ongesteldheid door de »alom beroemde Urbanus-pillen genezen wordt en niet door Aloë, terwijl genoemde pillen hoofdzakelijk uit niets anders bestaan, waarom zal men het dan zulks willen beletten, en waarom zal men deswege den verkooper voor de recht bank dagen Hoe 't ook zij, wij gelooven en houden staande, dat men verder zal komen met het publiek voor te lichten en te doen inzien dat het verkeerd handelt, door zijne gezondheid aan ellendige bedriegers toe te vertrouwen, dan dat men die gewetenloo- zen vervolgt en bedreigt. Voor kwaadwil ligen blijft de wet toch altijd voor ont duiking vatbaar. Het openbaar maken van de samenstelling der geheimmiddelen, ge voegd bij een verbeterd onderwijs, beschou wen we als het eenige middel om het kwaad met wortel en tak uit te roeien, doch in het vervolgen van al die kleine kwakzal vers, winkeliers, depót-houders of en détail- verkoopers terwijl men de groote kwak zalvers, fabrikanten of en gros-handelaars spaart, zien we hoegenaamd geen nut. nacht tot haar geliefde had gesproken, boog ze zich onwillekeurig over de leuning, alsof ze hem ook thans daar moest vinden. Ze zag er uit als een groot kind, toen ze een half uur later de trap af ging en de kamer harer tante binnentrad. De kleine, oude vrouw zat in de verhoogde vensternis en dronk hare thee. Naast haar stond een groote mand met allerlei kanten en fijn linnengoed, zaken voor Bertha's uit zet. Toen Cola binnen trad, zag ze vluchtig op en beantwoordde de groet van 't meisje met een ironisch »'k Wensch je goeden morgen Cola begreep, dat tante nog boos was over haar lang uitblijven op den vorigen avond. Daar had ze recht toe. Cola zag 't in en haastte zich dus om zich te verontschuldigen. »'k Ben gisteren-avond laat thuis geko men, Tante. Ik had me in 't park verlaat, en »In Engeland verlaat een jonge dame zich niet in een park. 't Is tegen de zeden. Cola voelde, dat de woorden harer tante niet onbillijk warenop een anderen tijd zou de verdenking, welke er in opgesloten lag, haar beleedigd hebben. In 't bewustzijn van 't geen geschied was, in de gelukkige stemming, die haar heden alles licht maakte, was niets verder van haar dan zich ge krenkt te gevoelen. De kleine dame moest verzoend worden. Dat was echter op den gewonen weg niet te doen. Ze trok daarom een boos gezicht en trad naar haar tante. »'k Was van plan om verontschuldiging te vragen, daar ik heel goed weet, dat ik me aan een groote fout heb schuldig ge maakt; als u echter op dien toon voort gaat, ga ik naar mijn kamer terug. »Dat verbied ik je! Ik laat me door jou de wet niet stellen, ik ben een oude vrouw Cola veranderde dadelijk van taktiek. Ze liep snel naar haar tante en lachte haar toe. »Ja, dat zijt ge. Een oude en erg knorrige vrouw »Als je me zoo bij de schouders pakt zal ik thee storten ga wegik weet heel goed dat je niet van me houdt. »In 't geheel niet,« lachte Cola, en de kleine vrouw wierp een rasschen blik op haar en keek toen weer in de mand. »Uitzet?« vroeg Cola en knielde naast de mand neer. Waarom je nu zoo op eens voorwendt belang in die zaak te stellen, begrijp ik niet; tot nu toe ben je voor 't geluk mijner nicht zoo onverschillig mogelijk geweest. »Maar Tante Spreek me niet tegen. Ik zeg de waar heid. Ik vlieg zelf niet hoog weg met B rtha's huwelijk, maar evenwel blijft ze een zeer bescheiden en vooral een achtingswaard en liefhebbend meisje, met veel betere eigen schappen dan menig andere, die zich meer inbeeldt.* »Als u voortgaat met bits en onvriende lijk tegen me te zijn, dan spreek ik geen woord meer,« zei Cola, naar 't venster gaande; »ik ben eigenlijk gekomen om met u een kop thee te drinken. »Daar staat de thee,« bromde de tante. Cola bleef aan 't venster staan. »Zoo wil ik geen thee,« pruilde ze, »ik zal in 't geheel niet ontbijten De kleine vrouw vatte vuur. Opdat je er uit zult zien, alsof ik mijn nicht laat verhongeren niet waar? Kom hier, jjj neuswijze, jonge dame. Ik heb je ingeschon ken. Moetikje 't kopje nog achterna dragen?* »Neen, booze, oude vrouw, daar ben ik; maar blijf nu lief, zeg ik u. Geef me tot straf twee stukjes suiker!* De oude dame deed het zonder dat de uitdrukking van haar gelaat veranderde. Cola wist echter heel goed, dat de boos heid voor heden geweken was, en daarom dronk ze, naast haar tante neerknielend, haar thee en lachte met het overmoedigste gelaat der wereld haar toe. »Ik zie iemand komen,* riep ze plotse ling, »ik meen dat het Janie Conners is Wie?« vroeg de tante, terwijl ze omkeek. Janie,herhaalde Cola, en voor Mevrouw Harland nog iets kon zeggen, werd er reeds aan de deur geklopt. »'t Is onbetamelijk vroeg,riep het blond- roode meisje op den drempel. Mag ik binnen komen, 'k Heb wat belangrijks te vertellen. Als ik 't moet inhouden, ben ik zeker, dat ik 't geen half uur uithoud; ik zal barsten.* »Bij mij alstjeblieft niet,« riep Mevrouw Harland, »ik houd van vrede en rust.« Janie zag haar aan. De oude vrouw drukte haar altijd neer. 't Was 't eenigst schepsel der wereld, waarvoor zij een weinig bang was. Cola begroette het lange meisje hartelijk. »Wilt ge een kop thee?* vroeg ze. »Er is geen thee meer,« riep Mevrouw Harland bits. »Ik bedank,verzekerde Janie, »ik kwam niet om thee, maar om me van mijn geheim te ontlasten. Bedenk eens, Charaberlin en ik -« »Ga toch zitten't Schijnt wel, dat alle onnatuurlijk lange menschen eeuwig staan blijven Daar is een stoel. »Ik dank u,« zei Janie Conners bedeesd, terwijl ze naast Cola plaats nam. Haar ge heim moest ze kwijt. »Chamberlin en ik waren uit wandelen gegaan, 't Was heerlijk. Chamberlin nam stappen als een paard, 'k Had een gevoel, alsof 'k mijn rechter of linkerbeen verdraaien zou, als 'k nog langer zoo moest voorthollen, maar we praatten over alles, en eindelijk kjjkt de lieve mensch me vast aan en vraagt me »Nu eindelijk,* wierp Mevrouw Harland er tusschen, »'t werd hoog tijd, dat iemand je vroeg.* »en vraagt me,« ging Janie voort, »hoe oud ik eigenlijk was.* »En daartoe moest hij met je die hard draverij houdennu, ik zeg nietsEn die belangwekkende vraag brengt je in zoo'n gemoedsbeweging Land van en Altena, IN1 Langstraat en lie Eoininelerwaard.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1