Villi Mals au andere Groenvoederpwassen De heilige oorlog. FEUILLETON. COLA. 815. WOENSDAG 28 AUGUSTUS 1889. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VCOB Dit blad verschgnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parjjs. Door een gesloten overeenkomst met den Uitgever zijn wij in staat, tegen inzending der bonvoor slechts vijftig" cent franco toe te zenden A XT Gr. GOFFART, HANDLEIDING VERBOUWEN EN INKUILEN (het ensilagestelsel) Ontginnen van Heidegronden. Naar de 5e oorspronkelijke uitgaaf, bewerkt door M. Romein. Met 4 platen en 7 figuren in den tekst. IW De gewone handelsprjjs voor niet- abonné's is f 1.25. Wanneer ooit wat de hemel verhoede de krijg thans te Atjeh gevoerd, zich uit breidt en de opstand tegen het Nederlandsch gezag algemeen wordt, dan zal de daaruit geboren oorlog een godsdienstoorlog zijn. Om 't even door wat oorzaak ontstaan, of met welk doel ondernomen, de godsdienst zal het schild zijn, waarachter de staatkunde wegschuilt en in dien oorlog zal niet de krggsman, maar de priester het opperbevel zich toeëigenen. Dat is zoo maar geen ijdele vooronderstel ling, maar een gevolgtrekking uit feiten. Er is in de laatste jaren geen enkele opstand uitgebroken of onder de hoofdschuldigen waren één of meer priesters, die met woord en daad voorgingen. Nederland staat op godsdienstig gebied tegenover Indië op een zeer moeielijk stand punt, de geloovigen aldaar zijn zeer prik kelbaar; op stelselmatige wjjze wordt hun haat tegen de christenen ingeplant en daar hun godsdienst reeds voorschrijft den on- geloovige te haten, is 't klaar dat er slechts weinig toe noodig is om ze tot opstand aan te zetten. In 1881 meende de regeering een zeer wijze maatregel te nemen door aan de Atjehers een kerk present te doen, ter ver goeding van de in '74 verwoeste moskee. Men had bg het bouwen der nieuwe het advies gevraagd der kundigste priesters, en ofschoon alleen Europeeschen metselsteen en jjzeren kolommen gebruikt zijn, was het gebouw een prachtstuk van Oostersche bouw kunde. Met groote plechtigheid werd het op 27 December van genoemd jaar aan de Atjehers cadeau gemaakt, die daarvoor hun dank betuigden, terwijl onze regeering, om het goede werk te voltooien, op haar kos ten eenige geestelijken aanstelde om in de moskee dienst te doen. Men zou zeggen, als iets de harten der Atjehers kon vertee deren, moest het deze herstelling zijn en toch hebben de feiten bewezen, dat na '81 de oorlog eerst heftig ontbrand is en het ka rakter van een godsdienstoorlog heeft aan genomen. Dit ten bewijze hoe moeilijk het is de geloovigen in Indië te bevredigen. Ze vertrouwen ons niet. Onze voorzichtigste handelingen leggen ze averechts uit en trots onze voorzorgen om toch steeds neutraal te blijven en hun godsdienst te ontzien, schrij ven ze ons de meest booze bedoelingen toe. Ze zijn volgelingen van Mohammed, niet allen, maar 't grootste deel. Nog zijn op Java overblijfselen van oude tempels uit de dagen toen Boeddha's leer de eenige was in Indië, doch ze zijn zeer vervallen en tot puinhoopen geworden. Sedert eeuwen heeft de Islam ook in Indië zijn zetel opgeslagen en Boeddha kan er zijn aanhangers gemakkelijk tellen. In den tijd toen de Javanen en andere in landers niet meer dan naam-Mohammedanen waren, bestond er voor ons geen vrees. Ze kenden eenige grondstellingen van den gods dienst en hielden enkele gebruiken in eere, doch hun godsdienstige begrippen werden zoo omwolkt door heidensche voorstellin gen, dat ze ter nauwernood Mohammeda nen mochten genoemd worden. In die dagen kende men den noodlotti- gen d. w. z. voor onze macht zoo nood- lottigen invloed, dien de bedevaarten naar de heilige stad Mekka uitoefenden en stak dan ook een stokje voor dergelijke tochten, o. a. door een zekeren som, ongeveer f 100 voor een pas te eischen. Sedert deze maat regel door een al te liberaal bestuur afge schaft is, trekken thans elk jaar meer dui zenden, dan vroeger tientallen naar Arabië. Daar zou nu niets tegen wezenhoevelen gaan ook hier te lande niet ter bedevaart, zonder dat daaruit onaangename gevolgen voortspruiten; maar de Javanen, die van Mekka huiswaarts keeren, zijn altijd voor ons gezag zeer gevaarlgk gewor den. Ze zijn daar eenigszins ingewijd in de leer van Mohammed, waarvan ze vroeger niets dan 't uiterlyk* kenden, dragen bij hun tehuiskomst een tulband, weten zich door hun weinigje kennis en ondervinding, op reis verkregen, overwicht over de dessa- bewoners te verwerven, stichten geheime genootschappen, loopen 't land af met kra mergen, genezen hier en daar zieken door tooverspreuken en zijn, zoo ergens onte vredenheid heerscht, steeds gereed deze aan te blazen en de baloorigen tot verzet aan te sporen. De Islam wil, 't zij dan dat Mo hammed, 't zij dat een zijner opvolgers dit verordineerd heeft, de Islam wil strijd tegen de ongeloovigen, dat zijn de Chris tenen, Joden en Heidenen. De Islam is een godsdienst, die den oorlog in zijn vaan geschreven heeft, den oorlog tegen anders denkenden. Nu zijn in Indië die geloovigen onder geschikt aan een betrekkelijk klein aantal christenen en deze ondergeschiktheid is den hadji'sdat zijn die tot priesters verheven Mekkagangers, een doorn in 't oog. Hoe meer het getal dier hadji's toeneemt, des te meer breidt zich het getal der on rustige Mohammedanen uit en des te meer vrees bestaat er, dat het verschil in gods dienst eenmaal tot ernstige conflicten aan leiding zal geven. We hebben boven reeds gezien hoe zelfs de teruggave van een schoone moskee in plaats van een oud gebouw, niet in staat was den inboorling vriendelijk jegens ons te stemmen. Alles wat onze regeering in die richting doet, wordt uitgelegd op een wijze, die van zeer vijandelijke gevoelens bewijs geeft. 't Vreemdste daarbij is dat Javanen, Am- boneezen enz. in hun gewone leven weinig be wijzen geven van de Mohainmedaansche leer te zijn toegedaanze versmaden b. v. geen wijn en zijn van spek volstrekt zoo vies niet als een echte volger van Mohammed behoort te wezen, 't Is echter meer gezien dat lui die 't met de godsdienstige voorschriften zoo heel nauw niet nemen, bij vermeende aanranding van den godsdienst zeer spoedig tot fanatisme overslaan. We leven dus ginder voortdurend op voet van oorlog. Met grimmige blikken ziet ons de hadji aan; al onze voorzorgen om den godsdienst te ontzien en volkomen neutraal te big ven, legt hg uit als uit vrees geno men te zijn; hg gaat rond, ruit de eenvoudige dessabewoners op en verspreidt allerlei ons vijandige Arabische lectuur, waarin met blijkbaar genot den a/s. ondergang van alle ongeloovigen voorspeld wordt. Zoo ergens een opstootje plaats vindt, is hij de man die dit alom rondbazuint als een opstand van geloovigen tegen christenen. We zouden zoo zeggen, indien 't dan zijn moet, dat ons schoon Indië door priesters bewerkt wordt, door priesters van 't allooi als een hadji, welnu laat Nedrland dan tegenover hem den zendeling zetten, laat hervormden, katholieken, lutherschen en andere secten daar ginds den arbeid uit breiden en den inboorlingen het vrede op aarde« prediken. Doen we dat niet dan prediken de hadji's »den heiligen oorlog« en zullen ze niet rusten voor eenmaal met stroomen bloeds de Islam de ongeloovigen verdrongen heeft. JBuitenland. Uit Leoben (Stiermarken) wordt gemeld, dat, toen Zondagmiddag een drietal perso nen uit die plaats in het naburige bosch paddestoelen zochten, een hunner op eens struikelde over twee nog gedeeltelijk gekleede geraamten, een man en eene vrouw, welke met het hoofd verborgen lagen onder eene geopende parapluie. Tusschen de geraamten lag een zesloops revolver, waarvan twee schoten waren afgevuurd, zoodat de waar schijnlijkheid bestaat dat de man eerst de vrouw en daarna zichzelf heeft doodgescho ten. Vermoedelijk is het een jonggehuwd echtpaar uit Lettowitz, die op hunne huwe lijksreis spoorloos zijn verdwenen, nadat zij 31) Zg had zich van hem verwijderd, alsof ze zijn gedachten verstond. Een weerklank ontwrong zich aan haar mond. >Otto, Otto, ik heb om je geleden, en ook bovendien heb ik verdriet gehad Hij gevoelde de ellende, waarin ze leefde, en weder ontwaakte zijn beter gevoel, zijn medelijden. Zij verontschuldigde dat, wat haar leven verwoest had, verontschuldigde zich voor zijn onuitgesproken aanklaeht. Ze sprak van verdriet, dat ze gehad had. Dat raakte een onderwerp aan, dat nooit tusschen hen behandeld werdhaar kinderenDat wederzgdsch, als bij afspraak zwijgen over dat onderwerp, had hen van elkander ver vreemd. Hg wist, dat ze hen tusschenbeide zag; hij wist, dat het verlangen naar hen haar soms met smart vervulde; wat verder in haar omging, daarover sprak ze nooit. Dat was iets, 't welk nooit tusschen hen te spraak kwam. En heden, na lange jaren, kwam het als ter verontschuldiging van haar grijze haren over haar lippen, en zijn meelij met de vrouw, wier leven zoo geheel anders ge- loopen was als ze gedroomd en gehoopt had, leefde opnieuw pijnigend in hem op. Als ze dien klagenden blik had, voelde hij zich steeds haar schuldenaar; als zij op dien deemoedig, liefderijken toon tot hem sprak, trok zijn hart, vaker dan hij dat wilde zeggen, tot haar. Slechts die blikken van verlangende liefde kon hij niet verdra gen; slechts die uitdrukkingen van vurigen hartstocht en jaloerschheid moest ze hem sparen thans meer dan ooit sparen. Hij was met de beste bedoelingen tot haar teruggekeerd, besloten haar zooveel goeds en vriendelijks te bewijzen als hem mogelijk was, in de hoop bij haar, door haar, op zachte manier zijn eigen rust weer te vinden; en hij had rust noodig en toe gevendheid. Als Helene in staat was geweest hem zoo te behandelen, zonder onrust, zonder die aanklacht in haar zwijgen, hij zou haar dank baar geweest zijn; hij had haar lief gehad. En waarom kon dat zoo niet zijn? Als hij 't over zich verkrijgen kon, haar zacht te behandelen, voor haar een opmerkzaam vriend te worden, die voor zichzelf niets begeerde dan een goede, trouwe, liefderijke kameraadschap, tot de kwelling der liefde, die zijn binnenste thans verteerde, had op gehouden, waarom zou zij 't dan niet over zich kunnen verkrijgen zich te beheerschen, zich tevreden te stellen met zijn warme deel neming in alles, wat haar betrof, tot de vrede der vergetelheid over hem was gekomen. Ze waren elkander wederzijds toegevendheid ver schuldigd, hij haar en zij hem. Hij wendde zich, vervuld met die nieuwe, goede indruk ken, tot zijn vrouw en vatte hare handen. Ze was zijn vrouw, hem 't naast op de wereld, zij moest hem verstaan, hem helpen. Helene,zei hg, zijn stem verzachtend en haar met een trouwhartigen, open blik aanziende, Helene, ik kom tot je terug, ziek en behoeftig aan troost. Ik heb voor korten tijdje zachtste toegevendheid noodig. Wil je me die geven In Helene's oogen kwam een eigenaardige uitdrukking. Was 't schrik, was 't verlegen heid, was 't wantrouwen? Wantrouwen, arg waan Ja, dat was 't. Die steeg haar hoog rood naar de wangen, die rolde haar kokend door alle aderen. Haar gedachten deden een verren sprong, haar vermogen om te raden werd verscherpt. Van haar begeerde hij toegevendheid, vriendelijke toegevendheid, en een andere gaf hem liefdeEn die liefde had hem van haar verwyderd gehouden, die liefde had hem van. haar vervreemd. Dus. hadden de schrikbeelden harer droomen haar niet be drogen, dus had haar phantasie niet gelo gen, hg beminde, en zij was de bedrogene Toegevendheid verlangde hij, toegevend heid van haar, die hem lief had, vurig lief had, die om elk zijner blikken bedelde, terwijl een andere, een jongere misschien een rilling liep over haar lichaam. Ze was zich zelf geen meester meer. Haar oogen staarden den man aan, haar boezem joeg. Hoe kon hij daar zoo voor haar staanHoe durfde hij van haar verlangen, dat zij, zijn vrouw, zij, die recht had op zijn hart »Je bemint,* riep ze met een gillende stem, »ik weet het, je bemint!* Helen e.« Bezwerend hief hij beide handen op. Beken, dat je bemintHuichel niet, de vermomming kleedt je slecht; o, ik wist, waarom je weg bleeft, wist, waarom ik mijn dagen alleen doorleefde zonder liefde, zonder opmerkzaamheid. En dat is de dank voor alles, wat ik heb opgeofferdO, ik ellen dige, rampzalige!* 't Was voor 't eerst, dat ze 't verledene aanroerde, de eerste bittere kreet van ont goocheling, die zich heur hart ontwrong. Op dit oogenblik voelde de man, wat zjj geleden moest hebben in de lange jaren van zwijgen en zijn gansche medegevoel voor de arme vrouw werd wakker. Hij ging naar haar toe en nijgde zijn hoofd tot haar. »Ik bid je, Helene Ze slingerde zijn hand van zich af. »Raak me niet aan! Kom niet nader! Je komt van haar, van die vervloekte, van die deern.* »Ik verbied je verder te spreken!* Hij greep dreigend haar handen. Zwgg oogenbiikkelijk Ze sloot de lippen en lachte toen plotse ling schril. »Dat verraadt je 't best,« zei ze op ge- dempten toon, »nu heb je je verraden. Waarom ben je lafhartig? Een man moet toch moed hebben! Wees toch moedig en beken, dat je een ander lief hebt!* Hij stiet haar wild van zich af. Was dat haar goedheid, was dat haar zachtheid? »Nu ja dan ja, ik heb een ander lief!* »Ha Ze lachte luid en scherp en toen ver stomde ze eensklaps. Haar trekken werden als van steen. »En wie heb je lief? Hoe heet de eer- looze, die 't waagt, zich in de rechten der echt Ze sprak niet uit. Hij was voor haar gaan staan en zag haar vast in de oogen. »Kom tot je zelf, Helene.* Ze verstond hem, verstond hem zeer goed, en haar lichaam beefde als in een koorts. Ze greep naar de grijze haarvlechten, die aan de zijde van haar hoofd waren losge gaan, en streek ze met ijskoude hand achter waarts. »Ik ben een bedrogene!* zei ze dof. »Dat ben je niet, Helene; zou ik anders hier zijn?* Ze hoorde zijn zacht verwijt niet. Haar jaloerschheid maakte haar razend. »Waar is ze?« schreeuwde ze wild, >waar is ze?« Een uitdrukking van diepe treurigheid trok plotseling over 't gelaat van den man. »Dat zal ik je later zeggen.* »Je zult het nu zeggen!* >Neen!« De vrouw wierp haar hoofd achterover. »Dan zal ik haar vinden zonder jou, ge loof me, ik zal haar vinden!* Wat hielp het, dat hg beproefde haar tot rust te brengen! Wat hielpen thans de bevredigende woorden, die hij vol be rouw tot haar trachtte te spreken. De diep gekrenkte vrouw hoorde niet naar zijne woorden, lette niet op zijn pogen om 't gezegde te vergoelijken. Met vernie lende scherpte klonk haar de bekentenis zgner liefde in de ooren, en al 't andere had voor haar geen beteekenis meer. De in consult geroepen doktoren hadden eenstemmig gezegd dat in de ziekte van Todo een gunstige wending was gekomen. Thesi rende in de vreugde van haar hart door de kamer en de gang, altijd ongedul diger op Wendlin's terugkomst wachtend. »Hij zal vreeslijk gelukkig zijn,* zei ze wel twintig maal achter elkander, terwijl ze haar moeder om den hals viel, »en Cola o, hoe blij ben ik, dat we haar vroolijk kunnen begroeten Hoor, wordt er niet ge beld Neen, er werd niet gebeld, 't Was altijd weer een vergissing; eindelijk echter, toen zij 't reeds had opgegeven er naar te hoo- ren, klonk de bel duidelijk. »Maar nu!« Thesi bond de band van 't sierlijke, witte boezelaartje, dat ze bij 't naaien altijd voor deed, om haar middel vast en liep, nog altgd daaraan strikkend, naar de deur. 't Was Wendlin niet, maar een andere man, jong, met levendige oogen, zeer vrien delijk, zeer modieus gekleed en van zeer goede manieren. >Is Mejuffrouw Thesi pardon« hij lachte haar openhartig toe pardon. Ge zijt het zelf, Mejuffrouw Thesi ik ben Carters. Hij sprak 't Duitsch met een grappige En- gelsche uitspraak, ook de tongval was vreemd en zangerig. Thesi was bij de woorden »ik ben Carters* achteruit getreden, als om den gast binnen te noodigen. »Ik zal mama roepen,* zei ze, al maar blozend, »wil u intusschen binnenkomen?* Hij hing de jas, die hij over den arm had gedragen, op den standaard in de gang en trad met een beleefd »na u, Mejuffrouw Thesi* lachend de woonkamer in. (Wordt vervolgd.) en Aiteiia, !)e Langstraat en tie Itonunelerwaaii Ter bevordering eener algemeene versprei ding onder Landbouwers en veehouders. tot het van ook met betrekking tot het rarani r'auaMMaaawraawR aaa

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1