V. 853. Mi&dornachtssendiiig. FEUILLETON. COLA. WOENSDAG 25 SEPTEMBER. 1S89, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. vuoii Dit blad verscbjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Er zijn tal van menschen, wier lust en leven 't is zielen te redden, zooals ze het noemen. Ze verstaan daaronder dan den evenmensch, die verdoold is, op 't goede pad terug te brengen. Dat ieder aan dat goede pad een eigen beteekenis geeft, dat b. v. de katholiek daaronder iets anders verstaat dan de orthodox-protestant en deze weer met zijn modernen broeder van mee ning verschilt, doet er op 't oogenblik niet toe. Hoofdzaak is, dat het goede pad niet is de weg der zonde en dat ieder, die een dwalenden broeder of zuster van dit pad terecht brengt, daarmee ook een dienst doet aan de samenleving. In den regel worden de lieden, die zich tot dat doel opmaken, door het meerendeel hunner medemenschen uitgelachen en voor den gek gehouden. Er schijnt iets komieks in te liggen zich af te sloven voor schijn baar verloren gevallenhet wekt den lach lust op te zien, hoe iemand zich warm maakt voor 't heil van degenen, die van geen heil weten willen. Bezoek slechts de ver gaderingen van het heilsleger, vooral wan neer dit pas ergens zijn tenten heeft opge slagen en ge kunt er u van overtuigen. Dat hoopje soldaten, dat zich na den afloop van 't dagelijksch werk, dikwijls van zeer vermoeiend werk, op hun manier nog eenige uren wijdt aan de redding van menschen, brengt althans in den aanvang, niets te weeg, dan de meest uitbundige hilariteit. Nu weten we wel dat hun wijze van doen voor ons eenigszins vreemd is; wij zijn te zeer gewoon aan geregelde kerktijden met een smaakvolle redevoering, een stemmig, hoe wel niet altijd smaakvol gezang; wij be grijpen dat heilleger niet, dat van afwisse ling houdt en aan de vroolijkheid ook een plaats geeft in ons gemoedsleven, maar we vragen respect voor zijn soldaten, eenvoudige lieden, die zoo maar niet, als duizenden van ons, nastamelen dat we eikaars hoeders zijn, maar er ook iets voor doen en bespotting, soms steenen en stokslagen trotseeren. Er is nog een groep dergelijke zonderlin gen, voor wie we respect hebben en vragen. Wanneer 's avonds in de steden de gas vlammen ontstoken zijn en de winkels ba den in een zee van licht, dan zijn er tal van lieden op den weg, die nu juist zoo bijzonder veel niet op hebben met al die verlichting en maar liever de minder elegante buurten opzoeken, waar danshuizen en der gelijke inrichtingen, de pest der steden, haar deuren openen. Er is een tijd geweest, waarin men meende de bewoonsters dier huizen aan een zoo gezet mogelijk onderzoek te moeten onder werpen, ten einde bet kwaad te beteugelen; het oprichten van dergelijke huizen zoo las tig mogelijk te maken en voor de bewoon sters een toevluchtsoord te openen voor 't ge val ze tot inkeer kwamen. De twee laatste middelen worden nog aan gewend, doch van 't eerste begint men terug te komen. De overheid, zegt men, mag niet door de prostitutie aan haar toezicht te onder werpen, deze als met een officiéél waarmerk stempelen. Ze moet alleen scherp waken, doch er zich overigens niet mee bemoeien. We zullen daarover hier geen oordeel vel len voor 't eene is evenveel te zeggen als voor 't andere en er zijn aan beide zijden tal van kampvechters geweest, die er een lans voor gebroken hebben. Waar we toe komen wilden, is, dat sedert eenigen tijd een nieuw middel toegepast wordt, dat aanvankelijk niet slecht werkt. Men heeft geredeneerdwanneer bedoelde inrichtingen, die we voor 't gemak maar danshuizen noemen, geen bezoekers kregen, zouden ze van gebrek aan 't noodige om komen en te niet gaan. En toen zijn er lieden gekomen, uit eigen vrije beweging en hebben op zich genomen eenige uren van hun nachtrust op te offe ren om als zendeling werkzaam te zijn in bekende buurten. We verzekeren, en ieder kan 't zich trou wens wel voorstellen, dat dit geen baantje is, dat men voor zijn pleizier of gemak moet waarnemen. De meest wantrouwende Hindoes en botte negers zijn gemakkelijker te besturen dan het publiek, 't welk de middernachtzendeling steeds omgeeft. Daar zijn vooreerst de pretmakers, die met geen bepaald slechte bedoelingen omzwerven, als alleen om 't den zendeling zoo lastig mogelijk te maken, hem uit te jouwen, in een kelder te duwen, een berucht huis bin nen te gooien enz. Verder behooren de bewoonsters der huizen evenmin tot zijn vriendinnen. Hij komt toch haar standje in discrediet brengen, hij tracht haar 't brood te onthouden, dat ze op zoo ongelukkige manier verdienen moeten ten einde haar ellendig leven te rekken. Voortdurend staat hij aan onvoorziene en geheimzinnige aan vallen bloot, waarvan de daders zich schuil houden. Op de bovenverdiepingen treft hem niet zelden een zeer onwelriekende stort vloed, die iedereen wanhopig zou maken en voor goed genezen van alle plannen om hier menschen te redden. Alleen hem deert dit niet. Hij wist vooruit, wat er op stond hier en op zulk uur te arbeiden en hij is op 't ergste voorbereid. Wanneer hij diep in 39) Cola maakte bij de laatste woorden harer tante een beweging met het hoofd, alsof ze wilde spreken. Ze bezon zich echter en tee- kende voort. Thesi kon niet nalaten in haar oude op gewondenheid voor »hem« los te barsten. »Hij is de beste menscb,« riep ze, een plagenden blik naar Carters werpende, »dien ik ken. 't Is afschuwelijk, dat hij ons ver laten heeft. Ja, mijn lieve dokter Carters, ik verklaar Thesi »0, jaloersche tiran! Ik zwijg immers al. Maar één ding moet ik toch nog vragen. Blijft Mjjnheer Wendlin van avond bij ons en leest hp ons voor? Dat zou verrukke lijk zijn »Neen. Hij komt maar even aan. Zijn professor krijgt visite, en daarvan durft hij niet wegblijven.« »Natuurlijk niet,* kwam plotseling over Cola's lippen en bij den vreemden, scherpen klank harer stem zag Carters Thesi, en Thesi Carters aan. Geloof je 'tnu?« vroeg ze hem fluisterend. »Not a word,« gaf hij ten antwoord. »Je zult het zien,« beweerde zijn bruid, den arm in den zijne stekend en naar de tafel gaande. »Intusschen willen we een weinig Duitsch leeren, Mijnheer. Ik zal mijn leerboek halen!* Mevrouw Harland had de zacht gesproken woorden niet ge hoord. »Hij heeft het thans, nu hij privaat docent geworden is, razend druken vooral nu hij aan 't werk is met professor L. om dat geleerde boek te schrijven. Professor is schrikkelijk met hem ingenomen. Hij is daar als kind thuis. Ze zullen hem aan de dochter willen koppelendie moet heelemaal gek op hem zijn. Nu, hij is knap genoeg om ieder meisje het hoofd op hol te bren gen. Ik kan 't best begrijpen »Is ze mooi?« vroeg Carters. »Ja,« antwoordde Thesi, »heel klein en levendig, en beschaafdIk heb hem onlangs met haar gezien aan een groote tafel in den dierentuin. Ze babbelde voortdurend en hij lachte. Ik was vreeslijk jaloersch, want zoo had hij vroeger ook tegen mij gelachen, als ik dwaasheden vertelde. »Ge zult wel veel gelegenheid tot lachen gegeven hebben merkte Mevrouw Harland bits aan. »A1 te beminnenswaardige lachte Carters, »ik dank u in naam mijner bruid. Wanneer zult ge eindelijk trouwen? Ik vind zoo'n lange vrijerij hatelijk. »Ik ook, lieve Mevrouw. Ik heb mijn aanstelling te Heidelberg gekregen. Zoodra als dus Thesi met dat eeuwig genaai klaar is, en Wendlin mijn zaken bij professor L. in orde heeft gebracht, kan 't geschieden. »Hoog tijd! Ge hebt, schijnt het, ver geten, dat Charlotte en ik daarop wachten met onze reis naar Italië. Oplettendheden te bewijzen was nooit uw zaak!« Mevrouw Burger was teruggekomen. De thee werd geschonken. Mevrouw Harland nam het haar toegereikte kopje aan en ging opzij om plaats te maken voor de vrouw des huizes. »Ik geloof, dat Todo naar bed moet,« zei deze, een vragenden blik op Cola wer pend, en 't meisje, dat zonder op te zien over haar werk gebogen zat, zag den knaap schielijk aan en knikte. »'t Is nog te vroeg,verklaarde de kleine. »'t Is tijd,zei Cola met ongewone strengheid. »Ik wil op oom George wachten Cola legde haar potlood neer en trok de wenkbrauwen samen. Daarvoor wordt het te laat,« verklaarde ze kortaf. »Zeg goeden nacht en ga heen!* Todo klom van den stoel, dien hij aan 't venster had ingenomen en liep eigenzinnig naar Mevrouw Harland. »lk wil op oom George wachten,fluisterde hij, terwijl hij zijn hand op Mevrouw Har- land's knie legde. »Laat me met rust,« gaf deze tot ant woord. »'k Wou wel eens weten, hoe 't komt, dat die jongen me voor een soort van kindermeid aanziet »Zeg 't. haar,« fluisterde Todo, volstrekt niet lettend op 't geen ze gezegd had, »zeg haar dat ik op mag blijven. 't Lijkt er niet naar. Ga heen Todo antwoordde niet. 't Scheen dat hij nog een overredingsmiddel wist. Plotseling wierp hij zijn lokkig hoofdje in de hoogte, zoodat het tegen den schouder der oude vrouw terecht kwam, en zijn mond aan haar oor leggend zei hij met vleiende stem twee woorden »Jou, tanteMevrouw Harland bewoog zich niet. Ze wierp snel een blik op den kleinen knaap en scheen besluiteloos of ze hem klappen zou geven, of wel hem aan de po litie zou overleveren. »'k Heb nooit kinderen kunnen uitstaan, nooit! 'k Begrijp niet, hoe die jongen er toe komt mij voor zijn kameraad te houden. Maar waarom zou hij niet op Wendlin wachten? »Ga weg jij, leelijke jongen »Oom George komt, ik hoor hem!« »Waar hoor je hem?« ^Beneden belt iemand. Zoo'n ruk doet alleen oom George.* Domme jongen,* zei Mevrouw Harland verachtelijk. Cola was opgestaan en legde haar werk weg. »Je gaat toch niet heen,« riep de kleine dame, haar theekopje haastig op den schoor steenmantel zettend. »Ik ga Janie's brief lezen. Dan kom ik den nacht zijn legerstede opzoekt, vermoeid en afgetobt en als een gejaagd hert zich ter ruste vlijt, al heeft hij dan maar één enkel persoon kunnen weerhouden een dans huis te bezoeken, dan is hjj dankbaar en voldaan. En die bezoekers! Gij kent de gelijkenis van 't zaad, 't welk op den rotssteen viel. Zij zijn allen rotsen, waarop niet te eggen schijnt of te ploegen valt. Meestal zijn 't jonge menschen, die uitspanning zoeken. Er zijn tal van lieden onder, die in de meening verkeeren dat 't voor de gezond heid voordeelig is, van tijd tot tijd daar een bezoek te brengen. Kolossaler wanbe grip is wel niet uit te denken dan dat iemand, die gezond is, in dergelijke holen zijn gezondheid duurzamer maken kan. Met al dezen spreekt de zendeling een goed woord. De meesten lachen hem uitsom migen halen de schouders op, zooals men doet, wanneer een krankzinnige 't woord tot ons richt; een enkele geeft gehoor aan de waarschuwing en gaat terug. Wanneer hij nu maai iederen nacht zoo'n enkele weerhouden en tot betere gedachten bren gen kan, werkt hij niet te vergeefs en is hij tevreden. Voor deze mannen nu vragen we respect. Het is voor een zendeling heel wat zijn vaderland te verlaten en in verre streken onder wildvreemde volksstammen zich te vestigen maar 't komt ons voor dat deze nog een heerenleven heeft, vergeleken met den middernachts-zendelingdie de rust van den slaap opoffert om in de gemeenste buurten, onder schimp en mishandeling zijn medemenschen te weerhouden van een be zoek aan inrichtingen, waarboven op staats kosten met reusachtige letters verdiende ge schreven te worden: besmettelijke ziekte*. terug. Ze wendde zich om en verliet de kamer. De achterblijvenden zagen haar verwon derd na. »Geloof je 't nu?« vroeg Thesi haar bruidegom. »'t Is vreemd met haar;« gaf deze tot antwoord. »Wat is 't toch met dat meisjeriep tante Harland. Zoo'n gedrag jegens Wendlin is ongehoord Hij is ook zoo stijfhoofdig tegen haar,* merkte Mevrouw Burger aan. »Die koel heid tusschen hem en Cola neemt van dag tot dag toe! En ze is hem toch dank ver schuldigd.* »Ik begrijp Cola niet,* begon Tbesi, »ze krenkt hem opzettelijk, en ze is daarbij zoo verschrikkelijk stijf en trotsch.* Thesi,* dreigde Carters. »Als je jaloersch wilt zijn, toon dat dan op z'n Duitsch!* beval Thesi lachend. In plaats van antwoord vatte hij haar blond kopje en kuste haar frisch, rond ge zichtje verscheiden malen achter elkander. Thesi stikte bijna. »Hij is toch mooier dan jij!* riep ze, snel ademend, toen 't haar gelukt was zich los te wringen. »Dat moet nog harder gestraft worden, MadonnaHij liep haar na door de kamer en greep haar achter de sofa. Heelemaal gek!* schimpte Mevrouw Harland, zenuwachtig de oogen sluitend. »Ga toch in den tuin als jelui plukharen wilt »Oom George,riep op dit oogenblik Todo. »Oom George, en vol sneeuw!* De deur naar de gang stond wijd open. In de helder verlichte gang stond de reuzen gestalte van Wendlin. Zijn pels was van onder tot boven met sneeuw bedekt. Sneeuw hing in zijn baard en zijn haar. Hij stampte en schudde zich de witte vlokken af, waarbij hij opgewekt lachte. Buitenland. Op Fransche sporen wordt een proef ge nomen met een uitvinding, waardoor het onmogeljjk is, onder het rjjden het portier van een waggon te openen, zonder dat de conducteurs dit bemerken. Vooral met het oog op spoorwegdieven en roovers zou dit van veel belang zijn. Bij de onthulling van het monument der zegepraal van de Republiek, hield Tirard een redevoering, waarin hij den republikein- schen regeeringsvorm verheerlijkte en de overtuiging uitsprak dat Frankrijk weldra uit de beproevingen, die het heeft te door staan, maar die de laatsten zullen zijn, zegevierend zal te voorschijn treden. De Republiek zeide hjj levert thans het schitterendst bewijs van haar kracht en onwrikbare levensvatbaarheid, van haar liefde voor den vrede en den arbeid. De Minister uitte de hoop, dat de heillooze strijd, die Frankrijk nog verdeeld, spoedig zou ophouden ten aanschouwe van de we reld, die het land bewondert. Hg eindigde met eenLeve FrankrijkLeve de Repu bliek De wedstrijd om op de excentriekste, lastigste of gevaarlijkste wijze de Parijsche tentoonstelling te bereiken, wordt voortgezet. Een Amerikaansch kapitein, die de reis ge heel alleen per kano zou ondernemen, heeft dit voornemen echter zien verijdelen. Maakte een storm hem het leven in het ranke vaar tuigje ver van aangenaam, het ergste was het mooie weer, daar de scherpte der zonne stralen hem blind maakte, zoodat hij zelfs zijn kompas niet kon vinden. Na een reis van 10 weken, toen hij hulpeloos op den Oceaan dreef en zich reeds had neergelegd »Koud?« vroeg Todo, het hoofdje tot hem opheffend. >Erg,« antwoordde Wendlin, bukte zich en tilde de kleinen knaap omhoog. Goeden avond, dreumis!* Met het kind op den arm trad hij binnen en begroette allen. Toen blikte hij snel naar den leegstaanden stoel bij 't venster, beet op de punten van zijn snor en ging naar Thesi en Carters. »Ik heb uw zaken niet vergeten, beste Carters. Ik heb vernomen, dat de vacantie den eersten begint. Als ge dan daar kunt zijn, zal professor L. dankbaar zijn, daar hij zelf voor vier weken naar Kaïro wil.* Carters drukte hem vroolijk de hand. »Dan zullen we den vijftienden moeten trouwen, Mejuffrouw!* zei hij, zich tot Thesi wendende, en deze werd erg rood en kroop achter de venstergordijnen. Blijft het dus op den vijftienden?* vroeg Mevr. Harland. »Als 't mama goed is!« »Dan zal ik met Charlotte den achttien den waar is ze nu? Roep je zuster, Todo. 't Was niet noodig. Ongeroepen kwam Cola binnen. Ze hield haar hoofd omhoog en begroette den breedgeschouderden gast met een hoofdbuiging, die hg, niet minder afgemeten, maar met vriendelijkheid beant woordde. Hij had zich naast Mevrouw Bürger gezet en bleef met haar in gesprek. Cola had het boek, dat haar tante had meegebracht, opgenomen en bladerde er in. Ze zag niet naar den man op, en tech hoorde ze gedurig zijn stem. Hij sprak over huiselijke zaken, 't Ver droot Cola, dat Mevrouw Bürger niet na liet, alles wat hun huis betrof, met hem te bespreken. (Wordt vervolgd.) en Ata, De Langstraat en de Boiiiiuelerwaard.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1