Een vergif.
FEUILLETON.
JW. 838.
ZATERDAG 16 NOVEMBER.
1889.
Eene ileilï wattMoi iet een YoMeller.
voott
Uitgever: L. J. YEERMAK, Heusden.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder pry s
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankryk: Wkster Co., 20 Hue Hérold, Parys.
Wanneer men over vergiften spreekt,
weet ieder terstond wat men bedoelt. Men
denkt dan aan rattenkruid, prnisisch zuur,
koper, enz. Toch is 't zeer moeielijk nauw
keurig te zeggen wat eigenlijk vergif is.
Alles, waarvan het gebruik den dood ten
gevolge heeft, zal men antwoorden. Met uw
verlof, dat is in geenen deele het geval. Zoudt
ge wel gelooven, dat velen juist het leven
te danken hebben aan de stoffen, die we
daar noemden? Wanneer een zieke met
koorts sukkelt, die maar niet wijken wil
voor chinine, zoomin als voor de tegenwoor
dig zoo hoog geprezene anti-perine, dan
geeft de geneesheer een dosis rattenkruid
en de koorts wijkt, de krachten her
stellen, de matheid verdwijnt en 't leven
lacht den kranke weer toe. Zoo zijn ook
strychnine, sublimaat, morphine en nog veel
meer stoffen, die wij gewoon zijn vergiften
te noemen, in zekere gevallen heilzame ge
neesmiddelen in de hand van den deskun
dige, terwijl ze, door leeken toegediend, het
behoeft niet in groote hoeveelheid te zijn,
binnen weinige uren den dood ten gevolge
hebben.
Omgekeerd kunnen zeer heilzame voe
dingsmiddelen, als brood en vleesch, in be
paalde gevallen zeer nadeelige gevolgen
hebben. Wanneer, om een voorbeeld te
noemen, een herstellende typhuslijder zich
naar hartelust te goed doet aan een dezer
k of een andere spijs, dan zal hij deze onver-
standige daad in negen van de tien geval
len, met den dood bekoopen.
Zoo is alles op zyn beurt een vergif en
men ziet hieruit hoe hoogst moeielijk, het
is, een nauwkeurige omschrijving te geven
van 't geen daaronder te verstaan is.
We hebben nog een ander sterk spre
kend voorbeeld.
Ieder weet, dat we tot instandhouding
van ons lichaam, in de allereerste plaats
lucht noodig hebben. Zonder voedsel kan
de mensch 't uren uithouden, zonder lucht
geen vijf minuten. De lucht dient in de
longen tot bloedzuivering, waarna ze ter
stond wordt uitgeademd. Heeft zij hare zui
verende kracht verloren, dan wordt ons
bloed vergiftigd, gelijk geschiedt in loka
len, waarin zich vele personen bevinden en
waar 't bezwaarlijk is de buitenlucht toe
gang te verschaffen. In zulk geval wordt
de oorspronkelijke hoeveelheid levenslucht
spoedig verbruikt en vervangen door een
luchtsoort, waarin mensch noch dier leven
kan, die zich aankondigt door hoofdpijn
en braking, de zwaksten van 't bewustzijn
berooft en ze dooden zou, indien medelij
dende handen ze niet verwijderden.
Die lucht heet koolzuur en daartegen
kunnen we, vooral 's winters niet genoeg
op onze hoede zijn. Des zomers komen
onze huiskamers aan zuivere lucht niet te
kort, de warmte binnenshuis noodzaakt ons
dan wel te luchten. In den winter echter
is de verzoeking groot om deuren en ramen
gesloten te houden tot bewaring der warmte
en men vergeet dan allicht, dat ook in een
koud vertrek de lucht verontreinigd zijn
kan. In slaapkamers, waar niet gestookt
wordt, zal 't ook 's morgens niet warm zyn,
doch de lucht wordt ook daar 's nachts in
koolzuur omgezet en eischt dringend ver-
versching.
Aan die er pleizier in heeft zonder kos
ten de hevige werking van koolzuur na te
gaan, geven we dezen raad. Neem een wijn-
2)
Thans weder een slopEen benauwend
voorgevoel maakt zich van onzen vriend
meester en hij doopt de pen reeds in den
inktkoker, die aan een zijner roksknoopen
bengelt; doch het beurt hem op, dat zijn
oog slechts één enkel bouwvallig huisje be
speurt, dat zich bijna geheel achter een
groenachtig steenen muur verschuilt; de
arbeid zal dus spoedig afgeloopen zijn. Op
zijn herhaald geklop ontvangt hij geen ant
woord; hij ligt dus de klink der deur op
en treedt naar binnen. Een donker vochtig
vertrek, zonder iets dat naar huisraad ge
lijkt, doet zich aan zijn blik op, zoodat hij
een oogenblik in de verbeelding verkeert,
dat het huisje niet langer tot woonplaats
gebruikt wordt en verlaten is. Een blik op
het register, dat hij bij zich heeft, overtuigt
hem evenwel, dat hij in N°. 8 een biljet
heeft afgegeven, waardoor by wel degelijk
zeker is, dat het pand bewoond wordt. Eén
zacht gekreun, dat hem uit eene bedstede
zonder gordijnen tegenklinkt, sterkt hem
in die overtuiging; bij treedt nader en ont
dekt, by het flauwe licht, dat door de ge
scheurde ruiten boven de deur naar binnen
dringt, eene oude, vermagerde vrouw, die
op een weinig stroo ligt uitgestrekt en alleen
door dat pijnlijk gesteun eenig teeken van
leven geeft.
By zijne nadering beft zy het hoofd op,
ziet hem met een half wezenloozen blik,
waaraan zij met blijkbare moeit een vra
gende uitdrukking wil geven, aan en laat
daarna het boofd weder op het stroo terug
zinken.
>Zyt gij hier alleen, moedertje?* vraagt
de heer zacht. »Of is er nog iemand, die
mij het biljet voor de volkstelling, dat ik
voor eenige dagen bracht, terug kan geven
Weer ziet zij hem aan en wenkt hem
met hare beenderige hand tot zich.
»Mijn jongen is werken,fluistert zij
nauw hoorbaar, »het papier is nog niet
ingevuld Ach God Ik dacht, dat wij
niet meer geteld werden, niet meer ge
teld werden door de menschen,* herhaalt
zij treurig.
Gij ziet, dat gij u vergist en dat gij nog
wel degelijk medetelt,« antwoordt de jonge
man op schertsenden toon, ofschoon zijn
hart door zooveel menschelijke ellende pijn
lijk getroffen is. »Ik zal het papier wel voor
u invullen, moedertje. Geef mij uwen naam
en dien van uw zoon op. Gij behoeft niet
luid te spreken; ik kan u zeer goed verstaan.*
Us die volkstelling niet om de tien jaren?*
vraagt zy met belangstelling en zij ziet pein
zend voor zich neder, nadat hare vraag be
vestigend beantwoord is. Zij sluit de oogen
en eenige tranen rollen langzaam over de
bleeke kaken, die reeds door den dood ge
kust zijn.
»Voor tien jaren zijn zij ook bij my ge
weest om het huisgezin op te nemengij
waart het niethet was een oud man, die
nu zeker reeds lang niet meer onder de
levenden geteld wordt.De vrouw sprak
langzaam en zacht, doch verstaanbaar, en
hield de oogen steeds gesloten, als iemaud
die zich iets uit het verledene in het geheugen
wil terugroepen. »Hij was vroolijk en op
geruimd en schertste er mede, dat het biljet
zoo vol liepwij waren toen met ons
twaalven, mijnheer, mijn man en ik en
tien kinderen, zoo gezond als wolken. Wij
zaten er toen goed inwant mijn man ver
diende veel geld en was een goed en op
passend mensch, die alles thuis bracht. Wij
waren toen zoo vroolijk, toen wij met ons
allen ingeschreven werden en dachten er
niet aan hoe het tien jaren later met ons
gesteld zou zyn. De tijd is gekomen en ik
ben van die allen alléén overgebleven met
flesch en doorboor de kurk. In de flesch
doe men stukjes krijt en giete daarop azijn,
door de kurk steke men een glazen pijpje
of een pijpesteel en sluite vervolgens de
flesch. Men neemt nu een hevige bruising
waar, uit het krijt ontwikkelt zich kool
zuur, en deze verwijdert zich door het pijpje,
Zoo men nu over dat pijpje een elastieken
slangetje schuift, kan men 't koolzuur in
een karaf verzamelen. Een aangestoken
lucifer, een kaars of wat ook zal in deze
luchtsoort terstond uitgaan, een levende muis
zal binnen enkele oogenblikken gedood wor
den. Dewijl koolzuur zwaarder dan gewone
lucht is, kan men ze, alsof men water
schenkt, uit de karaf verwijderen en zoo
men dit doet over de lamp, gaat het licht
terstond uit.
Zoo kan men zich terstond op eenvoudige
wijze overtuigen van de schadelijke, ja doo-
delijke werking van het koolzuur en zal
men niet aarzelen onder de meest zware
vergiften te rangschikken. En toch is dat
zelfde vergif een onmisbaar bestanddeel van
ons bloed, toch zou zonder koolzuur onze
ademhaling niet geregeld kunnen plaats
vinden.
Het koolzuur oefent door zijn prikkelende
eigenschap een zeer weldadigen invloed uit
op onze zenuwen, vooral op die, welke de
ademhalingsbeweging regelen en in stand
houden. De atmosfeer bestaat dan ook
voor een deel uit deze luchtsoort, en wan
neer de mensch aan dezen prikkel niet ge
noeg meent te hebben, staan hem de mid
delen ten dienste zich daarvan te voorzien
langs natuurlijken en knnstmatigen weg.
Op vele plaatsen, o. a. op Java in het
doodendal, ook in Duitschland te Pyrmont,
Mariënbad en elders, komt het vrij uit den
bodem te voorschijn of vindt men bronnen
mijn jongste kind, met mijn jongen die nu
ook reeds over pijn in de zijde begint te
klagen. Die tien jaren hebben mij tot eene
arme ziekelijke weduwe gemaakt, die haar
kind meer moet laten werken, dan zijn
zwakke krachten verdragen kunnen, om
een klein stukje brood te koopen en de huis
huur te betalen.*
De vrouw kan niet voleindigenhaar ge
voel overweldigt haar en zij barst in tranen
uit. De volksteller zwijgt, want hij weet
geen woorden te vinden om der arme troost
toe te spreken. Hij kent hare geschiedenis
niet, doch hare vermagerde gestalte, en die
diep ingezonken oogen, verduisterd door
tranen, doen hem denken aan jaren, door
gebracht in kommer en ellende
»Ach, wat val ik u ook lastig met mijne
rampen,zegt zij eindelijk en poogt hare
bleeke lippen tot eene glimlach te plooien
»gij zult op uwen weg wel meer ongeluk-
kigen ontmoeten, die wellicht nog meer te
beklagen zijn dan ik; want ik heb Goddank
een kind behouden, dat dag en nacht voor
zijne oude zieke moeder slooft, zonder aan
eigen rust te denken. Wilt gij nu opschrij
ven, mijnheer?*
De noodige opgave wordt gedaan en de
jonge man vertrekt ontroerd, nadat hij ter
sluiks een penningske in de hand der weduwe
heeft doen glijden ware hij rijk geweest, hij
zou meer gedaan hebben.
Thans dien bouwvalligen trap op, om het
vierde huisgezin op te sporen, dat op het re
gister aangeschreven staat. Hij behoeft niet
lang te zoekenwant met geweld werpt men
een bouwvallige deur open en een man met
een hoog rood gelaat schopt vloekende een
hond naar buiten, die zich jankend uit de
voeten maakt.
»Wat moet jij hier?« is de korte barsche
vraag van den man, nu hij den vreemden
heer in het oog krijgt. Hij hikt en scheldt
binnensmonds op: vreemde indringers.*
Een sterke jeneverlucht verspreidt zich door
welker water buitengewoon rijk aan kool
zuur is. Selters en Fachingerwater is niets
anders dan bronwater, waarin koolzuur op
genomen is. Ons spuitwater ontleent zjjn
smaak en opwekkende kracht ook alleen
aan dezen luchtstroom, die er kunstmatig
ingebracht wordt. Het schuimen van bier
en champagne is niets anders dan het op
borrelen van koolzuur, zonder 't welk deze
dranken smakeloos zouden zijn.
Wordt dit vergif alzoo geheel zonder
stoornis inwendig gebruikt, evenzoo wendt
men het uitwendig aan. Daar het zwaarder
is dan de buitenlucht, kan men er een bad
kuip mee vullen en de patient kan er zon
der vrees in plaats nemen, indien hij slechts
zorgt den toegang tot de longen voor
't koolzuur te sluiten. Hij ondervindt dan een
aangenaam tintelen, dat een gevoel van
warmte en welbehagen tengevolge heeft,
hetzelfde gevoel dat bier of champagne op
de tong en in de maag teweeg brengen.
Zonder voorschrift des geneesheers echter
is zoo'n bad van koolzuur niet aan te be
velen. dewijl gezonde menschen genoeg heb
ben aan 't koolzuur dat in de lucht voor
handen is, 't welk slechts 0,0005 bedraagt.
Ziedaar dus een vergif, dat onder be
paalde omstandigheden als een heilzaam
geneesmiddel, en in 't dagelijksch leven als
een opwekkend middel gebruikt wordt.
Niettemin blijft het een vergif, waartegen
men niet genoeg op zijn hoede kan zyn.
In de maag mag een weinig koolzuur een
weldadige prikkeling teweeg brengen of
schoon 't niet geraden is dien prikkel tot
een dagelyksche behoefte te maken recht
streeks in de longen gevoerd, oefent kool
zuur een zeer nadeelige werking uit.
Laat ons hier nog bijvoegen dat de groote
Geneesmeester door een niet genoeg te be
wonderen middel gezorgd heeft, dat we in
de natuur steeds onze benoodigde hoeveel
heid koolzuur vinden en niet meer dan deze.
Want daar alle menschen en dieren zon
der ophouden koolzuur fabriceeren, zou de
de dampkring eindelijk niets anders dan
deze luchtsoort bevatten, indien niet de
planten juist andersom handelden. Deze ge
bruiken n.l. koolzuur en geven daarvoor
zuurstof terug, welke wij noodig hebben.
Er is wel eens gezegd, dat de studie der
natuur van God afleidt, doch die aldus oor-
deelen, kennen haar niet. Zij juist doet ons
den alwijzen Schepper vinden, zelfs in zijn
meest onaanzienlijke schepselen.
Boulanger heeft een manifest uitgevaar
digd, waarin hij zegt, dat de uitkomst der
stemming, waarbij de officiëele druk zulk
een groote rol speelde, de hoop niet ver
zwakt heeft aan hen, die een groot en voor
spoedig Frankrijk willen. Het vraagstuk
der herziening heeft geene nederlaag geleden
integendeel de overwinning is zeker. De
nationale partij zal zonder ophouden voort
gaan met haren stryd voor eene populaire
constitutie der republiek, en wel zoo, als
hij daarvan het programma indertijd te
Tours aangaf.
Onder buitengewoon gunstig weder hield
de nieuwe Londensche lord-mayor, sir Henry
Isaacs, Zaterdag zyn intocht in de City.
De stoet was ryker en schitterender dan
sedert dertig jaren het geval was en het
was drukker in de straten dan ooit. Toch
liep alles zonder ongelukken af en de sym
pathieke wijze waarop sir Henry allerwege
begroet en toegejuicht werd, bewees genoeg
zaam hoe populair hij aldaar nu reeds is.
het portaal, zoodat de volksteller dadelijk be
grijpt met wien hij te doen heeft.
»Hier is die heer van het biljet, Peter!*
klinkt een zachte stem uit het vertrek.
»Hoü je mond, als je niet gevraagd wordt,
kat!* roept de dronkaard driftig uit en keert
zich weder tot den heer, nadat hij zich tegen
den deurpost heeft schrap gezet en nu de
armen over de borst kruist, als iemand die
van voornemen is een hartig woord mede te
spreken.
»Zoo, dat biljet... Voor de belasting, niet
waar?... Mooi zoo! Weet je wel, dat je met
je belastingbiljet naar de duivel kunt loopen
Denk je, dat ik dag en nacht werken wil
voor die..<- Het laatste woord is eene zware
vervloeking, over de belasting uitgesproken.
De volksteller wil hem zijne dwaling onder
het oog brengen, doch de man schudt driftig
het hoofd en laat het eens opgevatte denk
beeld niet los.
»De belasting op den wijn wordt niet ver
hoogd, hè?... Maar die is ook voor de rijken
en zij moeten wat vóór hebben. Neen, dat
moet gevonden worden op den jenever, opdat
de arme man van zijn eenigste amusement
afstand zou moeten doen; men misgunt hem
den borrel, die hem alleen nog boven water
houdt... En jij komt mij dus lastig vallen
met dat belastingbiljet? Ik zou je raden heel
stilletjes naar beneden te gaan, sinjeurwant
het kon wel gebeuren, dat je anders gaauw
beneden waart....*
Sinjeur treedt voorzichtigheidshalve eenige
schreden terugwant de gebaren van den
dronken kerel komen hem wat al te beteeke-
nend voor, om er geen acht op te slaan.
»'t Is niet van de belasting, 't is voor de
volkstelling!* zegt de zelfde zachte stem van
vroeger. »Wees toch verstandig, Peter, en
laat den heer niet langer wachten.*
»Wat verstandig! volkstelliog, hè? Een
mooie zaak die tellingGeen mensch heeft
noodig my te tellen. In mijn eigen huishou
den wordt ik niet geteld, evenmin als do
hond, die ik daar de trappen afgeschopt heb.
Allemaal uitvindingen om den armen man
te drukken, tot hij er by neervalt. Geen
mensch heeft met mjjn huishouden iets te
makenals het geteld moet worden, dan
zal ik dat wel doen, ikDat zal ik jou
daar binnen wel eens aan het verstand
brengen. En nu voor den....!*
De man waggelt vloekend op den volks
teller toe, die meer en meer retireert en
zich zoo spoedig mogelijk langs®den bouw
valligen trap naar beneden spoedt. Hij ge
voelt dat hij verstandig doen zal op gele
gener tijd zijn gedwongen bezoek te her
halen. Hij is reeds op den stoep en nog
verneemt hy het gevloek van den kerel en
de jammerkreten eener vrouw.
Verheugd dat hij er zoo wel is afgeko
men, treedt welgemoed eene kamer
binnen, waar twee dames hem neigend ont
vangen. Zy zijn dien leeftijd ingetreden
waarop de ongehuwde vrouwen gemeenlijk
niet meer weten willen hoe oud zij zyn en
door bonte linten en strikken de verwelkte
roosjes op de wangen trachten te vervan
gen, terwijl zij al de middelen die de kunst
haar aanbied, ter hand nemen, om zich een
jeugdig voorkomen te geven.
De oudste dame ziet er vrij snibbig uit
en beschouwt den heer met achterdochtige
blikkenhare zuster houdt zich in de achter
hoede en heft zich op de teenen omhoog,
om nieuwsgierig over den schouder der
voorhoede heen te turen.
»De meid zegt ons, dat u haar om het
papier voor de volkstelling gevraagd hebt,*
zegt de voorhoede, terwyl zij hare zuster
een teeken geeft, dat zij het wel op zich
neemt het gesprek te voeren en de achter
hoede dus maar alles aan haar moet over
laten. »Wij hebben u dus binnen verzocht
om ons te overtuigen, dat de meid hare
boodschap niet leugenachtig heeft overge
bracht, want zy liegt verschrikkelijk. Is
het heusch voor de volkstelling?* »Ja,
Het Land van Ilensden
en Altena,
He Langstraat en de
Bonimelerwaard.
wt w m. W A. I m m
f
ETi&Bïdatsxutrrmssazsxaianaaca
jy-.n
Buitenland.