ZATERDAG 21 DECEMBER.
1889,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
Bij dit nummer behoort
een bijvoegsel.
V* «4K.
VOOI!
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
verbooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters Daar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
J
De enorme prijsverhooging, die dit be
langrijk en onmisbaar product in den laatsten
tijd ondergaan heeft, eene verhooging,
die wel 40 a 50 procent beliep, heeft
allerwege groote onrust gewekt. Men kan
zonder overdrijving beweren, dat geen kwestie
van nationale of internationale politiek in
beteekenis halen kan bij deze waardever
meerdering van een product, zonder hetwelk
we ons het moderne leven haast niet den
ken kunnen. De steenkool behalve dat
ze tot zelfs in de woning der armsten wordt
gebruikt is onmisbaar voor elke industrie.
Denkt u den »zwarten diamant« een oogen-
blik weg, en gij mist de voornaamste oor
zaak van licht, warmte en beweegkracht.
Geen wonder dus, dat de enorme stijging
der steenkolenprijzen allerwegen ontsteltenis
heeft gewekt; want men gevoelt, dat eene
zeer onaangename industriëele crisis daar
van het gevolg kan zijn.
Klimt men tot de oorzaken op, die
deze ongewenschte prijsverhooging hebben
teweeggebracht, dan stuit men gelukkig
niet op gebrek aan steenkoolHoe enorm
het verbruik in de laatste jaren ook moge
zijn toegenomen, betrouwbare onderzoekin-
gen hebben geleerd, dat noch wij zeiven,
noch onze kinderen of kleinkinderen aan
deze nuttige brandstof gebrek zullen krij
gen. Eenmaal zal natuurlijk het oogenblik
komen, dat de onmetelijke schatten, die de
natuur in het binnenste der aarde voor ons
opstapelde, uitgeput raken. Maar ons be
hoeft dat geen bekommering te baren. Wij
hebben slechts te zorgen, de onmisbare
delfstof gemakkelijk onder ieders bereik te
brengenhet aan latere geslachten over
latende, zich langs anderen en wellicht nog
gemakkelijker weg aan licht, warmte en
beweegkracht te helpen.
Neen, in gebrek aan grondstof schuilt de
tegenwoordige duurte niet. Wat ons het
geld uit den zak jaagt en ons bemoeilijkt
in ons bedrijf, het is weer de alles over-
heerschende en zich altijd op den voorgrond
dringende sociale kwestie. Ons dreigt niet
gebrek aan kolen, maar gebrek aan handen,
die onder duizenderlei gevaren in harden
arbeid het nuttige product voor ons uit
den schoot der aarde graven. De mijnwer
ker staat andermaal op het punt, het houweel
weg te werpen, omdat hij geen kans ziet,
met zwaren arbeid aan de allerbescheidenste
eischen van het leven te voldoen. Liever,
dan zijn ellendig bestaan voort te sleepen
in altijddurend gebrek en slaafsche afhan
kelijkheid. wil hij tuet vrouw en kind hon
ger lijden, of het hem wellicht gelukken
mocht, de ontoeschietelijke patroons op die
manier tot wat meer toegevendheid te nopen.
Ieder onzer herinnert zich nog levendig
de groote mijnwerkers-strike van het voor
jaar. Hoe pijnlijk gevoelde de maatschappij,
welk een onmisbaar man die weinig getelde
mijnwerker is. Tal van fabrieken stonden
stilgasfabrieken en waterleidingen konden
hare verplichtingen ternauwernood nako
men. Een oogenblik bestond er zelfs vrees,
dat de spoorwegmaatschappijen en de stoom-
1
ten staken. Maar gelukkig werd het gevaar
intijds afgewendevenwel niet, zonder veler
oogen te hebben geopend voor eene ramp,
die telkens kan wederkeeren. De mijnbestn-
ren beloofden booger loon, zoo mogelijk
korten werktijd en volkomen vergiffenis aan
allen, die zich bij de treurige gebeurtenissen
wat al te veel op den voorgrond hadden
gewaagdde arbeiders van hunne zijde
onvoorwaardelijke en onmiddellijke hervat
ting van het werk. Maar zooals het
helaas meer gaat in de wereld toen de
verarmde arbeiders, uiterst voldaan over
het resultaat van hun verzet, goed en wel
weer aan het werk waren, begonnen de
patroons achteruit te krabbelen. Het is
waar, dat ze eene kleine loonsverhooging
toestondenmaar van den achtuurschen
werkdag kwam niet veel en van de ver
vulling der belofte, om elk denkbeeld van
wraak te laten varen, nog minder. Om de
beuzelachtigste redenen werden de leiders
der beweging, de een na den ander, uit
hunne betrekking verwijderd en zoo goed
waren de rijke mijnbesturen het met elkan
der eens, dat ontslag met volkomen broode
loosheid gelijk stond. Op welke manier dan
ook, wisten de eigenaars altijd te ontdek
ken, of een werkman, die zijne diensten
aanbood, al dan niet elders ontslagen was
en weigerden hem, in het eerste geval, be
slist den toegang tot de mijnen. Eindelijk
wilden de patroons van den eisch der werk
lieden, om met hen op verschillende punten
overleg te plegen, niets hooren.
Al kan men dus niet beweren, dat de
reusachtige werkstaking van dit voorj tar
voor de mijnwerkersbevolking geheel en al
zonder nut is geweest, te ontkennen valt
het niet, dat ze slechts een zeer pover resul
taat heeft, in de verte niet geëvenredigd aan
de ontzaglijke opofferingen, die men zich
daarvoor heeft getroost. Nog altijd bestaat
de duldelooze tirannie, die het leven van
den arbeider in het algemeen, maar van
den mijnwerker in het bijzonder, soms zoo
bitter maakt. De meeste mijnen zitten in
handen van groote heeren, die het zich maar
volstrekt niet kunnen begrijen, dat een mijn
werker ook een mensch wil zijn en niet
maar een werktuig, dat men zooveel uren
per dag aan den arbeid zet. In hunne oogen
is het de grootst denkbare ketterij, dat die
werkman ooit eenigen den minsten invloed
zou kunnen doen gelden op de regeling van
zijn levenslot. Als hij in de onderaardsche
krochten, verstoken van frissche lucht en
zonlicht, zijnen harden arbeid verricht onder
tal van gevaren en het mijnbestuur betaalt
hem daarvoor het vooraf bepaalde loon, dan
rekent dit de rekening daarmee vereffend.
Wat men meer mocht willen, is uit den Booze.
Jammer voor die besturen, dat de meeste
werklieden van den tegenwoordigen tijd in
derdaad een weinig uit den Booze zijn en
niet langer vrede hebben met een karig,
hun toegeworpen loon, zonder meer. Boven
en behalve een weekgeld, dat hun toestaat
op bescheiden voet in de behoeften der
hunnen te voorzienboven en behalve eenen
werktijd, die hun veroorlooft, van de duizen
derlei genoegens van het huiselijk en maat
schappelijk leven ook een beetje mee te ge
nieten, eischen ze van den man, dien ze
dienen en wiens welvaart ze mee helpen
grondvesten, ook een weinig waardeering.
Wij hebben niet te vergeefs de laatste vijf-
en-twintig jaren doorleefd, en al mogen
.li.
den weg der hervorming met wat te groote
sprongen zijn opgegaan, het blijft een feit, dat
in den loop dier jaren in de arbeidswereld
een volkomen revolutie heeft plaats gehad.
Yan een onderdaDig, slaafseh werktuig in
de handen van zijnen werkgever is de werk
man gegroeid tot een zelfbewust wezen,
dat zich in ijdelen waan soms den schepper,
den eenigen schepper van den volksrijkdom
gelooft en op grond daarvan meê een stem
in het kapittel vraagt. Het gaat niet aan,
tegenover dergelijk streven te doen, alsof
het niet bestond, zelfs al meende men
wat wij beslist niet doen dat het on
waar en der maatschappij ten vloek ware.
De maatschappijen, die den werkman elke
vrije beweging willen beletten, eiken rede
lijken eisch met een beroep op zijne weinige
ontwikkeling en zijne afhankelijkheid hoog
hartig afslaan, en niet willen inzien, hoe
veel schreeuwende onrechtvaardigheid er
schuilt in de ontzaglijke rijkdommen, die
zij zich zachtjesaan wisten te verzamelen
tegenover de nooddruft van den werkman,
die maatschappijen, zeg ik, hebben ongelijk.
Het pleit alweer voor den vooruitgang
der socialistische meeningen, dat men zulke
dingen tegenwoordig zeggen kan, zonder
veel tegenspraak te ontmoeten. De publieke
meening in Duitschland en elders is dan
ook beslist ten gunste van de mijnwerkers.
In die mate zelfs, dat mijneigenaars uit
eigen beweging gaan verklaren, dat de ar
beiders recht hebben op beter behandeling.
Of verklaarde nog niet onlangs de bekende
Dr. Hammacher in den Rijksdag, hoe naar
zijne meening de tijd, dat men den werk
man zijn loon slechts behoefde uit te be
talen, om verder van hem ontslagen te
wezen, onherroepelijk voorbij was? De werk
man van onze dagen, zoo sprak hij onge
veer, vraagt, behalve zijn loon, wat waar
deering, wat belangstelling, eenige deelne
ming in zijn lot. Weigeren we hem die,
dan helpen we gebeurtenissen verhaasten,
die voor werkman en werkgever beiden zeer
onaangename gevolgen hebben.
Zoo is het. Willen de mijnbesturen niet
toegeven, dan zal het meer dan waarschijn
lijk nogmaals tot eene werkstaking komen.
En het besef, dat er in de eischen der werk
lieden niets onredelijks zit, maakt ons boos
op de lui, die door hunne koppigheid ons
herhaaldelijk op zoo groote kosten jagen.
Het is toch niet in de eerste plaats de loon-
kwestiewaarvoor de arbeiders opkomen,
maar ze hebben bezwaar tegen den langen
arbeidsduur en tegen het onbarmhartig
stelsel, dat ieder, die het met zijnen patroon
te kwaad krijgt, nergens meer wordt aan
genomen, en dus broodeloos wordt. Ze vragen,
dat in den raad der mijnbesturen ook en
kele arbeiders mogen zitten, om bij voor
komende gelegenheid, goeden raad te geven,
voor de belangen der arbeiders te waken,
en rijzende geschillen langs minnelijken weg
te beslechten. Is dat te veel? Zal men zeg
gen, dat den werkgever de teugels ontval
len, wanneer hij op zulk een stelsel ingaat?
Ons wil het anders voorkomen.
De vrees voor de gevolgen eener werk
staking, van nog grooter afmeetingen dan
we dit voorjaar zagen, en van het stand
punt der werklieden zeer terecht onder
nomen bij den aanvang van den barren
wintertijd, heeft talrijke maatschappijen ver
lokt tot het opleggen van reusachtige hoeveel
heden kolen. De vraag heeft het aanbod over-
niet wachten de kolen stegen tot verre boven
den gewonen marktprijs. Wellicht, dat de
mijnbesturen, beangstigd voor mogelijke latere
verliezen, dien prijs eigenmachtig nog hoo-
ger opdreven. In ieder geval zullen dui
zenden bij duizenden gezinneu tot aanzien
lijk hooger uitgaven worden genoopt. En
dat enkel terwille van enkele rijke heeren,
die nu eenmaal meenen, dat de kwalen
onzer maatschpapij te verhelpen zijn langs
den weg van onverbiddelijk vasthouden aan
toestanden, die verouderd zijn. Is dat niet
ergerlijk?
Nog steeds blijft de Griep of Influenza
zich uitbreiden, hoewel de verandering vau
vochtig in droog weder, waarvan de heeren
medici zooveel goeds verwachtten, reeds
eenige dagen ingetreden is. In Parijs heb
ben zich buiten de reeds vermelde gevallen,
weder een massa nieuwe voorgedaan.
Mevr. Carnot, de vrouwen der ministers,
22 beambten aan het ministerie van biunen-
landsche zaken, en een menigte particulieren
zijn op het oogenblik lijdende aan de mode
ziekte. De meeste zieken uit het magazijn
»du Louvre« zijn weer hersteld. De ziekte
blijkt dus niet van langen duur te zijn.
Door de tabakshandelaars wordt er over
geklaagd, dat, tengevolge van het groote
aantal zieken, zoo weinig gerookt wordt.
Italië, dat tot nog toe verschoond bleef,
is nu ook door de ziekte bezocht geworden.
Vooral in Italië verblijf houdende Duitschers
zijn er door aangetast. Te Rome heerscht
zij veel onder de mannen der brandweer.
Meer dan 150 man lijden er aan, zoodat
twee brandspuiten, wegens gebrek aan per
soneel, buiten werking gesteld moesten
worden.
De eerste minister van Beieren, de Luetz,
is vrij ernstig door de griep aangetast.
Bepaalde de influenza zich te Londen
eerst tot het westelijk gedeelte, thans ver
toont zij zich ook in het oostelijk gedeelte.
Te New-Somerby is een school er door
gesloten moeten worden.
Volgens prof. Leyden moet 1/s der Duitsche
bevolking aan de influenza lijdende zijn.
In de meeste Duitsche steenkolenmijnen
worden de werkzaamheden weder langzamer
hand gedeeltelijk hervat.
De hoofdman van het mjjnwezen heeft
aan mijnwerkersvereenigingen bekend laten
maken, dat acht uren arbeid in eene mijn-
groeve moet worden opgenomen in de rege
ling van den arbeid. De loonen, welke
tegenwoordig betaald worden, zijn, volgens
eigen bekentenis der mijnwerkers, over het
algemeen voldoende. Voor zoover in zekere
gevallen het loon, waarvoor het werk aan
genomen is, niet genoegzame verdienste
toelaat, zal eene dienovereenkomstige ver
betering volgen. Alle loonen geheel gelijk
te maken, is onuitvoerbaar.
Ook in de Hongaarsche koleninjjnen is
een werkstaking uitgebroken, die een be
denkelijk aanzien heeft.
De trein, van Duitschland over België
naar Parijs, is gisteren bij Creil in botsing
gekomen met een goederentrein. Drie wag
gons zijn geheel vernield. Drie soldaten en
twee andere reizigers zijn ernstig gekwetst.
politan Gasfabriek te Londen in dienst heeft
genomen, overtreffen de verwachting. De
meesten zijn gezonde en stevige mannen
uit de provincie, maar tot dusver verrichtten
zij bijna uitsluitend veldarbeid, zoodat men
verwachtte, dat hun bij het werk in de
gasfabriek de handen zeer verkeerd zouden
staan.
Vooral vreesde men, dat de eigenlijke
stokers, die het moeielijkste werk moeten
verrichten, in den beginne niet veel zouden
kunnen uitrichten, maar de werklieden vielen
zeer mede. Terstond begonnen zjj onder
leiding van den opzichter het werk en de
uitslag was, dat 's avonds slechts een zeer
geringe hoeveelheid minder gas was gemaakt
dan den vorigen dag door de oude werk
lieden. De directie vreest dus niet, dat zij
niet in staat zal zijn haar verbruikers van
gas te voorzien, mits zij slechts geen gebrek
krijge aan steenkolen, daar de kolendragers
zoowel als dc lichterschippers, op last van
het bestuur der Trades Union, weigeren
schepen voor de gasmaatschappij te lossen.
Het personeel is nu geheel voltallig. Nadat
uit hen, die zich aanboden, de flinkste en
krachtigste mannen waren gekozen, werd
de monsterrol opgemaakt, en toen bleek
het, dat er bijna 1000 man te veel waren.
Deze ontvingen allen een week loon en
reisgeld en keerden zeer teleurgesteld naar
huis terug.
Thans dreigt weder eene nieuwe werk
staking der dokwerkers, naar aanleiding van
de weigering der dokbesturen, om te vol
doen aan den eisch van het bestuur der
dok werkers-vereeniging, dat geen vervoer
van goederen zal worden opgedragen aan
karrelieden, die geen lid hunner vereeniging
zijn. Reeds heeft eene zoodanige weigering
geleid tot werkstaking van een paar honderd
sjouwers in de India- en Victoria-docks.
De Engelsche pers slaat, naar aanleiding
van de berichten uit Mozambique, eenen
zeer dreigenden toon aan tegen Portugal.
Sommige bladen schijnen er zelfs geen be
zwaar in te zien, deze gelegenheid gunstig
te oordeelen om aan Portugal zijne feite
lijke bezittingen in Afrika nu maar kortweg
af te nemen en daardoor voorgoed aan de
»pretentiën« van dien kleinen Staat een
eind te maken. Alleen de Morning Post,«
onder de groote organen, acht het afwachten
van nadere en meer uitvoerige berichten
omtrent het gebeurde niet geheel overbodig,
alvorens er tot het bombardeeren van Lissa
bon en het inpalmen van Delagoa-baai
goedschiks zou kunnen worden overgegaan.
Dit laatste standpunt is inderdaad alles
zins aanbevelenswaardig. Ieder kent toeh
uit ervaring al ware het slechts door
herinneringen van de onafhankelijkheids
beweging-in de Transvaal wat schromelijk
valsche berichten Engelsche consuls en
agenten, die in Afrika en elders voor de
uitbreiding van Albion's wereldrijk ijveren,
naar Londen plegen te seinen, teneinde den
Britschen leeuw aan het brullen te krijgen.
Overigens weet de toeschouwer nauwelijks,
wat hem al onaangenamer aandoet: het
onverzadigbare van deze zelfzucht, die, ter
wijl zij zich reeds de halve wereld toege-
eigend heeft, aan anderen geene roede gronds
gunt of dit krijgshaftig bulderen tegen
eene kleine mogendheid door denzelfden
Staat, die tegenover sterke mededingers zoo
behoedzaam en geduldig de wegen der diplo
matie weet te bewandelen.
en Ata,
Langstraat en de
lominelerwaait
Franco per post zonder prijs -
lmhalhatronr'on dut
tvnffun en bet Tifltnnrliik yevoltr liet zich
De nieuwe werklieden, die de South. Metro
o 7