7ATEBDAG 4 JANÜAT1I. 1890. Sll/1!] Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. HET BESTE DEEL. z 859 - (Slot.) Buitenland. is - L'vXvi Hp w§||i H 5 VOOR |1 e Langstraat en «minderwaard. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. verhooging. Franco per post zonder pry's- ■pUUWIU II i Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Toen de gasten vertrokken waren, hield ook Frits nog een klein bedsermoen tot zijne vrouw. Het levendig betoog van Willem had indruk op hem gemaakt en hield hem zoo bezig, dat het hem niet mogelijk was dit alles te versmoreD. Hij kon dus niet nalaten, met een diepe zucht te zeggen »Wat een verstandige vent is die Willem toch, Louise. We kunnen veel van hem leeren, hoor!« »Ik vind, dat hij een volmaakte school meester zou wezen Willem dringt anderen altijd zijn -meening op.« »Maar Louise, heeft hij dan geen gelijk? Zorgt hij niet voorbeeldekos voor vrouw en kinderen? Neen, neen, ik moet en zal zijn voorbeeld volgen, en ook zoo spoedig mogelijk iets voor jelui toekomst doen!« Met dit goede voornemen sliep hij in en droomde van eene polis, die hoe langer hoe grooter werd, totdat hij eindelijk benauwd ontwaakte. Louise had van een paar portières gedroomd, die zoo fraai van stof en heerlijk van tint waren, dat zij er aan het ontbijt eene uitvoerige beschrijving van gaf. Frits luisterde er slechts met een half oor naar, en besloot naar den agent der levensverkeringsmaatschappij te gaan, om eens inlichtingen omtrent een en ander in winnen. Doch juist toen hij gereed stond om er heen te gaan, bracht de meid eene quitantie binnen voor de candelabers. Veertig guldenbromt Frits. Waarom zendt die man geene rekening in plaats van eene quitantie De meid kwam terug met de boodschap, dat de prijzen tegen contante betaling be rekend zijn, en dat het de gewoonte van 't magazijn is, om eene maand na de leve ring met de quitantie te komen. Onze brommende Frits betaalt, ontdoet zich hier door van bijna al zijne contanten, en stelt baloorig het bezoek aan den agent tot den eersten der maand uit. Bij die entree der maand blijft hem echter, na afdoening van al het verschuldigde, zoo weinig over, dat hij besluit nog ééne maand te wachtenmaar dan zal hij ook stellig, zonder fout beginnen met te doen wat hij reeds zoo lang had moeten ten uitvoer brengen. Ongelukkigerwijze was toen in het midden dier maand zijne vrouw gezwicht voor een paar portières, die zij bij een uit verkoop van een magazijn, goedkoop, voor een spotprjjs, letterlijk voor een derde der wezenlijke waarde machtig was geworden. Toen de koop gesloten was en de portières hingen, had Frits zijne verontwaardiging terdege lucht gegevenmaar die gordijnen varen er nu eenmaal, zij konden onmoge lijk teruggeven worden, en Louise's welbe spraaktheid en liefkoozingen wisten zijne opkomende woede zoo te stillen en te sussen, dat Frits zich ten slotte in 't onvermijde lijke schikte. Zoo verliep de eene maand na de andere, en telkens werd het goede voornemen door 't een of ander verhinderd. Het was twaalf jaar later, op een najaars avond, een kwartier voor het vertrek van den trein, in de koffiekamer van het spoor wegstation. Het was er zeer druk, en de juffrouw aan het buffet had de handen vol om de glazen bier, koppen koffie en thee handig af te leveren, die haar van alle zijden besteld werden. Zij|deed dit met zeldzame vlugheid, en wie haar daarbij gadesloeg, bewonderde tevens haar fijn blond kopje en slank figuurtje. Een paar jongelieden, wier jeugdig dons onder den neus hun ouderdom op 20, 21 jaar scheen te bepa len, hadden geen oog van haar af, en fluis terden haar allerlei woordjes toe, die een donkeren blos op hare teer gekleurde wan gen joegen. Zelfs schenen de rappe handjes plotseling 't werk te willen staken, zagen hare blauwe oogeu het tweetal brutale jon gens diep verontwaardigd aan, en maakte de donkere blos plotseling voor een vaal bleek plaats. »Je moest je schamen, dergelijke taal tot een futsoenlijk meisje te voeren voegde hun nu een heer toe, die het kort tooneelije had bijgewoond. »Wat schamen snauwt een der opge schoten jongens den kloeken jongen man toe, »een buffetjuffrouw moet wat kunnen verdragen. Hebben de heeren zusters vraagt hun de jongeman op luiden toon. »Zoo ja, hoe zou het hun smaken, als hun zuster zoo toegesproken werd? Ik heb twee zusters, en ik zal niet dulden, dat men, wie het ook zij, eene fatsoenlijke vrouw zulke taal toe voegt^ De brutale jongens dropen af, onder luide toejuiching van het publiek, dat bij derge lijke gelegenheden steeds voor den ridder zonder vrees en blaam, die warm de partij der vervolgde duif opneemt, de grootste sympathie gevoelt. Ook het publiek verliet van lieverlede de wachtkamer, behalve de jonge man, die met de buffetjuffrouw, die zich nu langzamerhand weer hersteld had, stond te praten. »U komt mij zoo bekend voor, juffrouw, zegt hij, liet is me alsof ik vroeger al eens het genoegen heb gehad u te ont moeten. »Met mij is dat precies zoo, meneer, herneemt zij. »Mag ik weten, wien ik voor die vriendelijke tusschenkomst te danken heb.« »Mijn naam is dr. Karei Yaans, arts en officier van gezondheid«.... »Een zoon van majoor Yaans, die een paar jaar geleden gestorven is?« »Ja, heeft u mijn vader gekend »Mijn naam is Marie van Ampel; uw oude lui waren vroeger zeer goede vrienden van de mijne; doch ik heb mijn vader sedert acht jaar verloren, en toen heeft moeder zich hier gevestigd, waar ik nu sinds eene maand buffetjuffrouw ben.« Welk een tijdperk van ellende, onthouding, vernedering en zelfbeschuldiging hadden die acht jaren niet reeds voor de weduwe van den boekhouder van Ampel opgeleverd. Telkens had de zwakke Frits zich voorge nomen, toch voor de toekomst zijner kinde ren te zorgen, en telkens was er iets tussehen- beide gekomen. Als hij zich tegenover zijne vrouw van dat voortdurend uitstellen be schuldigde, haalde zij glimlachend de schou ders op, en vroeg, of het van een man, die er zoo volkomen als Neerlands-welvaren uitzag, te verwachten was, dat er vooreerst aan gedacht werd, hem ontslag uit dit leven te geven. Doch de dood lacht met zulke mensche- lijke gevolgtrekkingen. Op zekeren dag kwam Frits ziek van zijn kantoor thuis, en weldra openbaarden zich typheuse koortsen. Daar lag hij op zijn ziekbed uitgestrekt, in de heldere tusschenpoozen gemarteld door de gedachtehadde ik maar gezorgd voor vrpuw en kinderen ware ik maar niet zoo zwak geweest! Wat pijnigden hem die vreeselijke wroegingen. Soms kwam hem dan het huisgezin van vriend Vaans voor den geest, die voor de toekomst gezorgd had en het noodlot trotseeren kon, en dan sloeg hij zich wanhopig voor het hoofd en riep: »ellendeling die ik ben!« Zijn sterfbed was vreeselijk, zijn einde allerellendigst. Op één vriend, den onge- trouwden, welgestelden Doolmer, was nog de laatste hoop der weduwe gevestigd: deze zou wellicht in staat zijn, haar eene som gelds voor te schieten, waarmede zij een of ander zaakje beginnen kon. Toen zij er Doolmer over sprak, gaf hij haar te kennen, dat zijn geld in ondernemingen gestoken was, waaruit het zeer moeielijk genomen kon worden. Meteen paar gelegenheidszinnen maakte hij zich verder van de weduwe af. Aan kapitein Vaans kon niets gevraagd worden, want die had zelf alles hoogst noo- dig. Welgestelde familie was er van weer zijden niet. Wat moest toen de van alles beroofde weduwe beginnen? Haar oudste, Frans, was 15 jaar en ging op de Hoogere Burgerschool. Marie, de veertienjarige, bezocht eveneens die inrichting voor meisjes, en Henri, nu 12 jaar, ging op eene dagschool. Eene vriendin, die in de naburige groote stad woonde, ried Louise aan, daarheen te komen en gemeubileerde kamers te verhuren. Zij volgde dien raad, te meer, omdat het haar krenkte, in dezelfde plaats te wonen, waar vrienden en bekenden haar in zulk een ge heel anderen toestand gekend hadden. Nu begon het leven van bekrimpen, tot op een penning uitzuinigen, dat leven van fatsoenlijke, verborgen armoede, hetwelk de naaste bloedverwant van hongerlijden is en waarbij de man of vrouw, die zonder schaamte of omwegen een aalmoes vraagt, een prins of prinses mag heeten. De inboedel werd verkocht, en toen de candelabers, die bewuste candelabers van veertig gulden, voor een appel en ei van de hand gingen, verrees plotseling voor hare herinnering die avond, waarop kapitein Yaans zulk een krachtig pleidooi voor het verzeke ren van het leven gehouden had. Waarom had zij zich toch door haar koorts naar vertoon, hare ongeneeslijke pronkzucht laten verlokken, om telkens als haar man gevolg wilde geven aan zijn goede voornemens, hem daarvan af te houden, en het geld te besteden aan allerlei overtolligheden, voor werpen van weelde als anderzins, waarvoor men haar nu zelfs niet het vierde van den koopprijs bood. Louise ging des te dieper onder haar ongeluk gebukt, omdat eene in wendige stem haar verweet: »het is uw eigen schuldGij hadt beter voor uwe kin deren moeten zorgen. Als eene sloof werkte zij dag en nacht. De kamers werden zooveel mogelijk aan handelsbedienden verhuurd, en daar niet al de vertrekken vlug van de hand gingen, kon men ter nauwernood een dagmeisje be talen, om de met huiswerk overladen vrouw bij te staan. Aan hoogere burgerschool en dergelijke inrichtingen kon niet gedacht worden, en Frans werd naar Kampen ge zonden, om bij het Instructie-bataillon te worden geplaatst. Marie moest hare moeder zooveel mogelijk in het huishouden behulp zaam zijn, en Henri werd klerkje bij een notaris en versleet meer aan schoenen en kleeren bij het boodschappen loopen naar hypotheekkantoor en cliënten, dan zijn ker mis en nieuwjaar opbrachten, 't Was een leven van zware ontberingen, een worstelen met den tegenspoed, die van alle zijden de weduwe dreigde en vervolgde. Als zij dan, vermoeid en uitgeput, 's avonds laat op haar stoel zat in het keukentje, dat de driedubbele rol van eet-, zit- en ont vangkamer moest vervullen, gebogen over verstelwerk, dat haar halven nacht zou vor deren, dan kwam haar zoo dikwerf dat ge zegde van haren Frits, op dien bewusten portières-avond, in gedachte: »Ben ik niet even sterfelijk als ieder ander, en zoo ik eens van je weggenomen werd, zonder voor je toekomst gezorgd te hebben Zoo vond Dr. Karei Vaans de arme weduwe van zijns vaders vriend, toen hij, bespeu rende hoe aangenaam het Marie zoude zijn als hij hare moeder eens bezocht, onmid dellijk aan dien wensch voldeed. Hoe geheel anders was het zijne ouders gegaan. Zijn vader was door een noodlottig ongeval, bij het beproeven van een nieuw geweer, om het leven gekomen. Het ge ring weduwenpensioen zou natuurlijk niet in staat zijn geweest, om moeder en drie kinderen te onderhouden, maar de duizend gulden van de levensverzekerings-maat- schappij, die haar geregeld werden uitbe taald, lieten de arme weduwe toe, op eene zeer fatsoenlijke wijze, zij het ook met overleg, met hare twee meisjes te blijven leven. Daarbij was zuinigheid haar sedert jaren immers een tweede natuur geworden, en kostte het haar generlei inspanning, om de tering naar de nu eenigszins geringere nering te zetten. Karei, de oudste, had aan de hoogeschool te Leiden in de medicijnen gestudeerd en was nu officier van gezond heid bij het leger, zoodat zijne studiën het huisgezin bijna niets gekost hadden. Lize en Katoo, nu meisjes van negentien en twintig jaar, hadden evenmiu ledig gezeten. De eerste vertaalde met losheid en talent stukjes uit het Duitsch, Fransch en En- gelsch voor het feuilleton van een paar groote dagbladenKatoo was er in ge slaagd, haar diploma voor het Middelbaar onderwijs in het teekenen te verkrijgen, en gaf op twee openbare scholen onderwijs in de edele Teekenkunst. Ofschoon er geen dag omging, dat Suze niet het verlies van haar flinken, doortas tenden man betreurde, zou men, in haar hart ziende, haar toch geenszins ongelukkig genoemd hebben. Het gemis van haar bra ven echtgenoot werd haar zooveel mogelijk vergoeddoor de genegenheid harer kin deren, door het besef, dat dit viertal, dank zij hunne goede zorgen, in staat zou wezen, zich flink en op eervolle wijze door het leven te helpen, niet het allerminst door de overtuiging dat de levensverzekerings maatschappij baar in staat stelde, tot haar dood toe, behoorlijk en fatsoenlijk te leven. Doolmer stierf op zijn vijf-en-zeventigste jaar, doch de eenzame ongetrouwde had niet gezorgd, dat de vrienden na zijn dood van zijn kapitaal zouden genieten, gelijk Frits het eens lachend voorspeld had. Toen hij 35 jaar was, begonnen de papieren, waarin zijn kapitaal stak, zulke zonderlinge kapriolen te maken, dat hij zijn stoffelijk welzijn, waaraan hij toch zoo bijzonder ge hecht was, zeer bedreigd achtte. Toen nam hij een kloek besluit, en besloot bij de levensverzekering een aangenamen ouden dag te koopen. Hij verlangde eene jaarlijk- sche rente groot 2500 gulden, in te gaan op zijn zestigste jaar. Dan was hij bejaard en had, zoo meende onze celibatarius, nog me-r behoefte aan een goed leven. Daar voor betaalde hij in eens 6862 gulden, en verminderde dientengevolge zijn kapitaaltje aanmerkelijk. De familie Van Ampel werd dus in dit opzicht niet zeer bedeeld. Voor de weduwe van den boekhouder, die voortdurend in groote zorgen leefde en van de maatschap pelijke ladder ettelijke sporten gedaald was, mocht dit eene groote teleurstelling heeten. Mevrouw Yaans, die, door de goede op voeding, welke hare kinderen genoten hadden, gepaard met het jaarlijksch inkomen uit de levensverzekerings-maatschappij, in den zelfden kring zich had blijven bewegen, dien zij vroeger bezocht, genoot een geluk kigen ouden dag. Als zij jonggehuwden ontmoet, laat zij nooit na, het onderwerp der levensverzeke ring ter sprake te brengen, en de flinke opofferende handelwijze van haar man ten voorbeeld te stellen. Dan vertelt zij u het gebeurde op dien bewusten avond met al hetgeen daaraan is voorgevallen, en vraagt u, zonder verdere uitweiding: wie had het beste deel verkoren? In het kolendistrict van Charleroi heeft de werkstaking zich nog verder uitgebreid, niet minder dan 17,000 man, d. i. meer dan de helft der in dat bekken wonende mijnwerkers, hebben den arbeid gestaakt. Deze uitbreiding maakte een des te verras sender indruk na de op ruime schaal ver spreide kennisgeving van den burgemeester van Charleroi, dat er maatregelen genomen zijn ter beveiliging van de arbeiders, die wenschen te werken. Naar gemeld wordt, zouden de mijn be sturen geneigd zijn de geëischte loonsver- hooging toe te staan, maar weigeren zij beslist toe te stemmen in de inkrimping van den werktijd van 11 op 9 uur. Nog in het midden latende, of eene rationeele en winst gevende exploitatie der mijn een werktijd van slechts 9 uur per etmaal, met inbegrip van het nederdalen in en het ophalen uit de mijn, toelaat, achten de mijnbesturen eenstemmig de inkrimping van den werk tijd, met behoud van het op 11 uur arbeidens berekend loon, onaannemelijk. Evenzeer heb ben zij den eisch afgewezen van een stan- daardloon voor alle mijnwerkers; hierin trouwens vinden zij bij vele arbeiders steun, die zeer goed inzien dat de bekwaamste en ijverigste ook meer loon dan de onbekwame en luie moet kunnen verdienen. Over de terechtstelling van een door de Franschen in Tongkin gevangen vrijbuiter wordt het volgende gemeld. De man, vroeger een hooggeplaatst Ana- mietisch beambte, werd in een houten kooi naar en door de stad gedragen en den volgenden morgen in tegenwoordigheid van alle autoriteiten onthoofd. Op hun verzoek was een tolk, die den ongelukkige een doode- lijken haat toedroeg, belast met den ver oordeelde het doodvonnis voor te lezen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1890 | | pagina 1