Onze Weerbaarheid.
WOENSDAG 29 JANUAïtI.
ISi.O.
Uitgever: L. J. YEEEMAN, Heusden.
VOOK
Dit blad verschjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
verhooging-.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
In de Tweede Kamer is de begrooting
van den Minister van Oorlog goedgekeurd,
en zelfs de specialiteiten, die zoo vele en
zoo velerlei bezwaren hadden, hebben hun
stem voor de begrooting uitgebracht. De
Eerste Kamer zal het voorbeeld van haar
zuster volgen, ook zij zal den Minister in
de gelegenheid stellen zijn plannen omtrent
de verdediging des lands in wetsontwerpen
neder te leggen, een jaar levens wordt hem
nog gaarne gegund.
Hebben de specialiteiten in de Tweede
Kamer met volle overtuiging de zaken der
verdediging in handen van dezen Minister
gelaten? Hebben zij geen aanmerkingen?
Tal van bezwaren werden in het licht ge
steld, maar men heeft toch de begrooting
goedgekeurd, misschien wel, omdat men
niet weet, hoe uit de engte te geraken,
waarin wij door opvolgende Ministers, ge
steund door de Vertegenwoordiging, gedre
ven zjjn. Deze Minister heeft nu weder
beloofd iets te doen tot regeling der defei sie
(verdediging), en dat is reeds veel waard
Jaar op jaar heeft de defensie meer geld
gevorderd, oorlog en marine wedijverden
om hoogere sommen aan te vragen. Onge
veer 35 millioen zal dit jaar noodig zijn,
waarvan 20 millioen voor oorlog. Er zijn
forten aangelegd, kanonnen aangeschaft,
geweren verbeterd, kazernes gebouwd en
wat niet meer, waarlijk, men heeft het geld
dat toegestaan was, gebruikt, maar zijn nu
de deskundigen tevreden, is het land nu
weerbaar?
Er gaan stemmen op in den lande, ook
van deskundigen, die ons iets geheel anders
zeggen, die staande houden, dat ons land
thans even min weerbaar is als vóór die
groote uitgaven, die veel van het uitgegeven
geld als weggeworpen beschouwen, zoolang
er geen voldoend getal manschappen is om
de verdedigingsmiddelen te bezetten, als die
eens gereed zullen zijn. Thans, zeggen zij,
kan het land geen week verdedigd worden
en een flink geleide aanval brengt den vijand
binnen weinige dagen in het hart des lands
en maakt mobilisatie van het leger on
mogelijk.
De heer Tindal spreekt stout, maar is
slechts ee* klein gedeelte waar van hetgeen
bij beweert, dan waarlijk mocht èn regee
ring èn vertegenwoordiging wel acht slaan
op hetgene hij zegt en schrijft, dan verdient
hp niet doodgezwegen te worden.
Als wij niet overvallen worden, als ons
een behoorlijke tijd gegeven wordt om onze
inundatiën te stellen en ons leger te mo-
biliseeren, dan kunnen wij ons achter de
inundatiën verdedigen. Gelderland, Noord-
Brabant, Limburg, Overijsel, Drente, Gro
ningen en Friesland geven wij prijs, maar
het overige kan dan krachtig verdedigd
worden, als ons nog slechts tijd gelaten
wordt om de vesting Amsterdam in orde
te brengen. En daarover heeft men reeds
jaren gepraat, daaraan zijn schatten opge
offerd en dit nu wordt ons niet gezegd
door iemand, die met niets tevreden is, die
het verkeerde gretig in het licht stelt,
neen, dit is de overtuiging der mannen, die
geroepen zijn om ons land in tijd van nood
te verdedigen, dat is de overtuiging van onze
bevelhebbers, van onze officieren; men vindt
de verdedigingslinie nog te groot, er moest
nog meer opgegeven worden.
En daarvoor dragen Groningen en die
andere provinciën bij in de kosten der ver
dediging om in oorlogstijden den vijand te
voeden en tehuisvesten en bloot te leggen
voor het krijgsgeweld
Daarvoor worden 20 millioen jaarlijks
uitgegeven.
Het is treurig, maar het verklaart wel
eenigszins waarom de specialiteiten liever
vóór dan tegen de begrooting stemmen,
waarom men liever over den aankoop van
remonte-paarden of het bouwen van een
infermerie keuvelt, dan of in het openbaar
of in een geheime zitting de vraag te be
spreken, of het geen dwaasheid is om nog
over defensie van een land te spreken, dat
tegenwoordig volgens deskundigen niet meer
te verdedigen is. Gaarne haalt men 1672
aan, toen men zich kon verdedigen tegen
de Fransche overmachtmaar hoeveel is
sedert dien tijd veranderd, en het gaat vol
strekt niet aan om te zeggenwat toen
mogelijk -was, is nog mogelijk.
De laatste dagen hebben ons weder een
voorbeeld tot leering gegeven. Een groote
mogendheid achtte zich beleedigd door een
der Lilliputters,-een barsche toon werd aan
geslagen een ultimatum gesteld en de
zaak was beslist, de geëischte voldoening
werd terstond gegeven.
Zou het met ons anders gaan? Wanneer
öf Engeland öf Duitschland om de een of
andere grieve ons een ultimatum zonden
en binnen 24 uren een afdoend antwoord
verlangden, zou dan onze regeering 24 uren
noodig hebben om dit antwoord te over
wegen? Zou men aan onze inundatie en
aan onze vloot denken en met vertrouwen
den vijand afwachten? Geloove het, die wil!
Maar zegt men misschienhet getuigt
niet van liefde voor den dierbaren geboorte
grond twijfel te koesteren aan de verde
digbaarheid, het is slecht daarop de aan
dacht van den begeerigen vreemdeling te
vestigen. Laten wij elkander toch niet be
driegen Er wordt geen steen gemetseld,
geen spijker geslagen, die in betrekking tot
onze verdediging staat, of men is daarmede
buitenaf volkomen bekend. De tijden van
geheimhouding zijn in dit opzicht voorbij.
De Pruisische Staf weet even nauwkeurig
als de onze, hoeveel water wij noodig heb
ben tot het stellen onzer inundatiën, en langs
welke wegen onze miliciens moeten toe
snellen om zich bij hun corps te voegen.
Zij weten de deugden en de gebreken onzer
defensie even goed als de knapste onzer
bevelhebbers.
Het ligt in de bedoeling om onze strijd
macht uit te breiden. Er zullen bij de re
geling der levende strijdkrachten grootere
opofferingen van ons volk gevraagd wor
den, de tegenwoordige toestand is onhoud
baar, wij moeten over meer manschappen
kunnen beschikken
Zal de meerderheid der vertegenwoordi
ging die eischen inwilligen, laat het dan
toch niet zijn zonder dat men algemeen
overtuigd is, dat die meerdere opofferingen
niet even vruchteloos zullen, zijn als wat
tot nu gegeven is.
Is ons land in den tegenwoordigen tijd
verdedigbaar tegen overmachtige vijanden?
die vraag moet eerst afdoende beantwoord
worden zonder die zekerheid is het van
het hoogste belang, dat men ernstig over
weegt of men niet liever zal bedenkenhet
is beter half gekeerd, dan geheel gedwaald.
Zal de discussie over de defensie in over
eenstemming zijn met de hooge belangen,
die daarbij op het spel staan?
Zal de discussie gevoerd worden vrij van
politieke hartstochten, waarop hoop gegeven
is nu de onderwijs-quaestiën van de baan
zijn? Zal men zich niet bij allerlei beuze
lingen bepalen, maar den toestand flink
onder de oogen zien en met het oude breken,
zoo dit noodig blijkt?
Nog weinig heeft vertegenwoordiging en
regeering verricht. Moge de defensie-wetten
spoedig ingediend worden, een jaar wachtens
is waarlijk lang genoeghet onderzoek
moge getuigen van den ernst der vertegen
woordiging en de openbare behandeling moge
strekken, om zoovelen gerust te stellen, die
aan een verdediging wanhopen en de uit
gegeven schatten als doelloos weggeworpen
betreuren.
In zijne memorie van antwoord op het
verslag der Eerste Kamer zegt de minister
van Oorlog dat hij van oordeel is dat ons
land zeer goed verdedigbaar is en vertrouwt
dat de offers, daarvoor gevorderd, gewillig
zouden worden gebracht. De Hollandsche
waterlinie, over de te groote uitgestrektheid,
waarvan men waarschijnlijk een ongunstig
oordeel vormde, is zeer goed te verdedigen,
mits de vereischte levende strijdkrachten
aanwezig zijn. Meerdere concentratie van
verdediging, als bij de wet van 1874 is
geschied, zou belangrijke besteede sommen
als nutteloos besteed maken en geene ver
mindering van jaarlijksche uitgaven met
zich brengen. De minister bestrijdt de mee
ning, als zou het buiten de verdedigings-
liniën gelegen deel des lands voetstoots aan
iederen aanvaller worden prijsgegeven. Het
ligt wel degelijk in de bedoeling ook dat
te verdedigen, doch daarvoor dient de toe
stand onzer levende strijdkrachten gunstiger
te worden. Schoot men dan nog tekort
tegenover een overmachtigen vijand, dan
zijn de verdedigingsliniën daar om verder
voortrukken te beletten.
JB ui ten lam cl.
Over den in Juli 11. gepleegden geheim-
zinnigen moord op den Parijschen deur
waarder Gauffé schijnt allengs het volle licht
te zullen opgaan.
Gabrielle Bompard, de bijzit van den ver-
moedelijken moordenaar Eyrault, heeft zich
in handen der politie gesteld waarna zij
herhaaldelijk is gehoord. Zij had, met haren
vriend naar Amerika getogen, in Californië
kennis gemaakt met een Franschman B.,
en had dezen alles bekend, toen Eyrault
haar had voorgesteld ook hem te vermoor
den en te berooven. B. haalde haar over om
met hem naar Frankrijk terug te keeren.
Van Eyrault zelf heeft de Parijsche politie
een brief van twaalf bladzijden uit Newyork
ontvangen, waarin hij alle schuld van zich
op Gabrielle werpt. Deze heeft bekend, dat
zij bij den moord tegenwoordig is geweest,
echter beweerende er geen deel aan genomen
te hebben. Het slachtoffer was door een
brief van haar, door Eyrault gedicteerd, ge
lokt in eene woning in de Madelaine-wijk,
door Eyrault onder een valschen naam ge
huurd en waar Gouffe op het oogenblik dat
hij -vertrouwelijk met haar zat te praten,
door Eyrault overvallen en met een houten
hamer was neergeveld en voorts met behulp
van twee medeplichtigen geworgd en afge
maakt werd. Daarop werd het lijk geheel
ontkleed, in een zak genaaid en in den te
Londen gekochten, te Millery bij Lyon ge
vonden koffer gedaan. De man, die Gouffe's
kantoor bezocht en omtrent wien men zich
indertijd in gissingen verdiep!e, was Eyrault
zelf, die, bij den verslagene slechts 150 frs.
aantreffende, zich met diens sleutel toegang
had verschaft tot het kantoor, maar te zenuw
achtig was geweest om er eenig geld te
vinden. Toen hij gerucht hoorde was hij in
allerijl gevlucht. Na het lijk naar Millery
gebracht te hebben, verbleven Eyrault en
Gabrielle tot 18 Aug. te Marseille. Daarop
kwamen zij te Parijs terug en vertrokken
vervolgens naar Amerika. Op haar doortocht
door Parijs bracht Gabrielle een bezoek aan
Chanteau, den schoonbroeder van Eyrault
te Auteuil, die haar later 2000 frs. zond.
Chanteau en Rene Launay, die Gouffé met
Gabrielle in kennis bracht, zijn gearresteerd,
terwijl Gabrielle natuurlijk is gevangen
gehouden.
Het bacteriologisch laboratorium te Parijs
is er in geslaagd een buitengewoon sterk
vergrootglas te verkrijgen. Dit werktuig ver
groot met 1500 middellijnen bijna dubbel
zooveel als een der tot dusver bekende ver
grootglazen.
Te Dracourt, bij Atrecht in Frankijk, is
een bak met 30 mijnwerkers, die uit een
mijn geheschen werd, door een gebrek aan
het rem tegen een ijzeren bijschblok gesla
gen. Twee man werd door den hevigen
schok gedood, 2 anderen stierven kort
daarna en de overigen werden op 3 na
allen gewond; 15 ernstig. Door een
ontploffing in een kruitfabriek te Roslin,
bij Edinburg, zijn 6 man gedood, velen
ernstig gewond.
Bij het Antwerpsche comité ter onder
steuning van degenen die sehade leden door
de ramp in de kruitfabriek van Corvilain,
is tot dusver 721,857 francs ingekomen.
De socialistenwet in Duischland is met
groote meerderheid van stemmen verworpen.
Het plan om Berlijn tot eene zeestad te
maken begint nu zijne uitvoering te naderen.
Te Stettin is n.l. last gegeven tot het aan
vangen van de voorbereidende werkzaam
heden voor het maken van een kanaal van
de Oostzee naar Berlijn, dat voor zeeschepen
bevaarbaar wezen zal.
Nu reeds is bepaald, dat de volgende
internationale tentoonstelling te Belijn zal
worden gehouden. Zij zal plaats hebben
in 1897.
Wegens verzet tegen de Russische regee
ring zijn 39 personen, onder wie pastoor
Dalton, de verdediger der Lutheranen in de
Oostzeeprovinciën, en een groot aantal Pool-
sche en Duitsche edellieden, uit Rusland
verbannen.
Uit goede bron wordt gemeld, dat een
officier van het Britsche leger, kapitein
Brackenbury, zich naar Zufd-Afrika zal in
schepen, om in Natal en de Kaapkolonie
eene legermacht aan te werven, ten einde
het gebied van de Chiré en de Zambesie,
waarop de Britsche maatschappij en het
Engelsche kabinet aanspraak maken, te be
zetten en daar politiedienst uit te oefenen,
zoodra die streek door de Portugeezen zal
zijn ontruimd of haar desnoods te verdedigen
tegen elke inbreuk van de zijde van Portugal.
Drie leeuwen zijn ontvlucht uit een mena
gerie te Quincy (Illinois), en zwerven thans
in de omstreken rond. Vooral schijnen de
dieren het op het vee der boeren gemunt
te hebben. Telkens vindt men tenminste
gedeeltelijk verslonden schapen en ossen in
de weiden. De arbeiders weigeren om op
het veld te werken.
Door benden gewapende burgers wordt
jacht op de viervoetige stroopers gemaakt.
Een extra-trein met leden van de Howard-
atheneum vereeniging is, volgens bericht
uit New-York, bij Reus onder een sneeuw-
lawine begraven.
Ondanks ingespannen arbeid dag en nacht
door, is men met de uitgraving van den
trein nog niet geslaagd, zoodat men zich
over het lot der reizigers zeer ongerust
maakt.
Te Hamburg komen nog steeds nieuwe
werklieden uit Antwerpen om de werksta
kers te vervangentoch is er nog zulk een
gebrek aan handen, dat de rivierpolitie de
stoombooten helpt laden.
Uit Lissabon wordt gemeld, dat de stad
rustig, maar de gezindheid der bevolking
nog dezelfde is. Engelsche schepen kunnen
geen volk krijgen om te laden of te lossen.
Bij zijn terugkeer te Lissabon wacht
majoor Serpa Pinto van de zijde der be
volking eene luisterrijke ontvangst; o. a.
spreekt men van een monster-optocht, vol
van voor Engeland beleedigende voorstel-
lingen, welks weg hier en daar zal worden
belegd met Engelsche vlaggen, welke dan
natuurlijk vertrapt worden. Waarschijnlijk
zal de Portugeesche regeering wel intijds
denoodige maatregelen nemen om die dwaas
heid tegen te gaan.
Andermaal een Chineesche rampDen
13en Oct. is te Hanting, ten oosten van
Shantung, in China, een tempel ingestort.
De tempel stond oorspronkelijk op een heu
vel die echter geheel was weggeruimd, be
halve het gedeelte onder den tempel. Er had
daarin eene bijeenkomst plaats toen eens
klaps de aardmassa instortte en mannen,
vrouwen en kinderen naar de straat naar
beneden werden geslingerd. Op hen vielen
de puinhoopen. Het tooneel moet verschrik
kelijk zijn geweest en het aantal slachtoffers
wordt geschat op 250.
Uit Belgrado wordt gemeld, dat het
gouvernement er over denkt Koningin Na
talie te vergunnen zich in de hoofdstad te
vestigen.
In de vaart van Ostende bij Brugge zijn
de lijken van drie dames opgevischt. Het
zijn Anna v. d. Linden, geb. in 1828,
hare dochter, geb. in 1857 en hare zuster
geb. in 1825, ongehuwd, alle renteniersters
te Gent. De drijfveer van deze drie zelf
moorden wordt toegeschreven aan groot
geldverlies.
De te Athene vertoevende vluchtelingen
van Creta vroegen aan de regeering eene
stoomboot en wapenen, om naar hun land
terug te keeren en aan de verdediging daar
van deel te nemen. In wel ingelichte kringen
vreest men dat met Maart een algemeene
opstand zal losbarsten.
De moordenaar Jean Dauga is Donderdag
en Altena.
e Langstraat en de
ommelerwaard.
Franco per post zonder prijs-