M 876. 1890. Eene levenskwestie voor vele prenten. 7ATERDAG 29 MAART SiPÖi i 1 Ji ISl mi Uitgever: L. J. YEEEMAH, Heusden. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Het is een overbekend feit, dat het er met de finantiën van menige gemeente in ons goede vaderland alles behalve rooskleurig uitziet. De burgers, die het twijfelachtig genoegen hebben, in zulk eene berooide gemeente te wonen, weten daarvan ïuede te praten. Altijd hooger lasten, opgevoerd soms tot de uiterste grenzen der draagkracht en tot voortdurend geldgebrek, waardoor dikwijls de oprichting of instandhouding van hoogst noodige zaken wordt belet. Een altijddurend voortsukkelen, om van de eene week in de andere, van het eene jaar in het andere te komen, en tengevolge daarvan een ware exodusvan de gegoeden, die, het eeuwige betalen moe, hun domicilie verleggen naar gezegender oorden, waardoor natuurlijk de overblij venden nog weer zwaar der worden gedrukt. Er is sinds lang naar middelen gezocht, om aan dien voor vele gemeenten zoo on- aangenamen toestand een einde te maken. Zelfs is door het tegenwoordig kabinet bij zijn optreden beloofd, dat het aan den nood der gemeenten zijne bijzondere aandacht zou wijden. Maar zooals het meer met beloften gaat het duurt soms zoo lang, eer ze in daden worden omgezet. En in middels verergert de toestand bij den dag. Toch schijnt het ons toe, dat eene regeling van deze zaak nu juist niet tot de onuio- gelijkheden behoeft te behooren. Gaat men de oorzaken na, die sommige groote en vele kleine gemeenten tot armoede hebben ge bracht, dan komt zeker in de eerste plaats de weelde in aanmerking, die sedert 1878 in ons schoolwezen heerscht en zelfs kleine dorpjes tot ontzaglijke uitgaven heeft ver plicht. Maar vervolgens schuilt het kwaad niet minder in de ongelijkheid, waaruiee de gemeentelasten worden geheven en in de onmacht der plaatselijke besturen, om daarin verbetering te brengen. Wie geen vreem deling is in onze groote steden, speciaal in onze hoofdstad, weet, dat daar honderden menschen hunne zaken drijven en er rijk worden, zonder dat ze noemenswaardig in de gemeentelasten bijdragen. Ze wonen met hun gezin in de schoone en gezonde om streken, komen 's morgens met den eersten trein in de stad en verlaten haar, zoodra kantoor of magazijn gesloten is. Mee door hunnen handel wordt de stad, waar zij zaken doen, genoodzaakt tot reusachtige uitgaven voor handelsinrichtingen, brand weer, verkeerswegen enz. te doen, maar betalen doen ze daaraan al zeer weinig. De vele lieden, die ze in hunnen dienst hebben, maar die niet als hunne meesters een buitentje te A of te B kunnen bewo nen, kiezen woning in de gemeente, waar kantoor of magazijn is gevestigd, maken voor hunne kinderen gebruik van het goed- koope onderwijs, noodzaken de gemeente tot telkens hooger uitgaven voor politie, scholen- btuw enz. en komen, bij ziekte of achter uitgang, bij gemeente of burgerij om hulp aankloppen. Terwijl de patroon voor een klein bedrag wordt aangeslagen door de gemeente zijner inwoning en overigens pre cies doet, alsof de geheele wereld nu maar met zoo'n manier van belasting-ontduiking want dat is het toch vrede moet hebben. Op menig dorp gaat het niet beter. Overal in ons land is in de laatste jaren het aan tal eigenerfde boeren verminderde. Terwijl het aantal grondbezitters afneemt, stijgt langzaam maar zeker het aantal huurboe- ren en pachters. Yoor niemand is het een geheim, waar dat land blijft. Doorgaans komt het in handen van den eenen of an deren elders wonenden mijnheer, die het verhuurt en zich zoodoende eene meestal solide en altijd veilige geldbelegging ver zekert. We hebben vroeger al eens gewezen op het gevaar, dat daarin gelegen is op sociaal gebied; we wenschen nu even aan te toonen, hoe allerongelukkigst dat ver vreemden van land op eene goede regeling der gem.ente-financiën werkt. Vooraf zij gezegd, dat mijnheerin den regel een goeden neus heeft, als het op het koopen van puik land aankomt. Het inferieure goed is niet van zijne gading; hij wil liever wat meer betalen voor goede waar. En omdat men zulks weet, biedt men er dikwijls maar niet tegen op, overtuigd, dat men toch het onderspit delftwaardoor het gebeuren kan, dat het beste land nog voor een koopje in vreemde handen komt. Zoo zijn er gemeen ten gekomen, waar al het goede land door uitwonenden werd opgekocht en alleen het mindere in het bezit der gemeentenaren bleef. Het spreekt van zelf, dat de groote landeigenaars af en toe bij de betrokken gemeenten om dit en dat komen aankloppen. Heden is het een verkeersweg, waarvoor ze verbetering eischenmorgen toonen ze de noodzakelijkheid aan van den bouw eener nieuw brugovermorgen hebben ze weer wat anders. Allemaal dingen, die geld kosten, veel geld zelfsmaar hun geld niet. Want ook hier weer is de gemeente volkomen buiten staat, om de in andere plaatsen wonende eigenaars tot het betalen van genoemde lasten te noodzaken. Bij de gratie is het haar vergund, tien opcenten op de grondbelasting te leggenmaar behalve deze luttele bate kan ze van den vreemde ling geen cent eischen. Al die arbeiders in zijnen dienst heeft, mag hier ook weer de gemeente zorgen voor brandweer, politie zorg, onderwijs enz., terwijl de mingegoede eigen burgers het moeten betalen. Mijn heer doet er niets aan en behoeft dat ook niet. Wanneer men nu nagaat, dat er ge meenten zijn, waar de uitwonende eigenaars jaarlijks f 50000 uit den bodem trekken, terwijl de eigen burgers het met f 15000 moeten doen, dan zal men dergelijke be lasting-wetgeving geen model van billijk heid noemen. En de verwoede aanvallen van socialen op den grondeigendom ver schijnen in een gansch ander licht. Ons althans zou het niet verwonderen, indien het succès van Domela Nieuwenhuijs in Schoterland samenhing met de belangrijke kwestie der bodemontvreemding, die vooral in Friesland zulke ontzaglijke proportiën heeft aangenomen. Maar dat daargelaten Wat wij zeggen wilden, is, dat zoo spoedig mogelijk aan de zeer zonderlinge toestan den, waarvan wij boven spraken, een einde dient te worden gemaakt. Die van het een of ander de lusten heeft, moet daarvan ook de lasten dragen; en voor wie dus geniet van de groote voordeelen, die de gemeen schap aan eiken individu verzekert, is niet billijker, dan dat hij in de kosten daarvan naar vermogen bijdraagt. Sedert lang worden dan ook stemmen gehoord, die om eene oplossing van de kwestie in zulken zin vragen. De gemeente Amsterdam vroeg aan den Koning wijzi ging der gemeentewet, opdat ze de hand kon leggen op de draagkracht der vele ge- fortuneerden, die er nu slechts komen, om geld te verdienen, maar niets betalen. De Gedeputeerde Staten van Friesland adviseer den in gelijken zin en de meerderheid der vereeniging van Burgemeesters en Secreta rissen wees ook op het voordeel van meerdere ruimte voor de gemeentebesturen in het be lasten van allen, die in meerdere of mindere mate profiteeren van al dé voordeelen, die de gemeente biedt. En wat zou er ook tegen zijn? Waarom zou de koopman niet verplicht kunnen worden tot het opgeven van zijne gemid delde jaarlijksche winst, ten einde naar dien maatstaf in de gemeentelasten te wor den aangeslagen? Welk bezwaar zou het hebben, aan landelijke gemeenten het recht te geven tot heffen van zooveel opcenten op de grondlasten van uitwonenden, dat daardoor het bedrag van hunnen vermoe- delijken aanslag toch in de gemeentekas vloeide? Ons dunkt, dat zulke of dergelijke maatregelen te nemen waren, zonder dat de betrokkenen ook maar in het allerminst over verongelijking zouden behoeven te klagen. Te minder zeker, wijl het meeren- deels vermogende lieden zijn, die op volko men wettige wijze de gemeentekas te kort doen. Het zal zeker nog wel een poosje duren, eer de wet in den zin, zooals wij dien wen schen, is veranderd. Wij zijn nu eenmaal geen volk, dat zich op het gebied van wet geving haast. Maar dat het toch zoover komen moet, lijdt voor ons geen twijfel. Het komt er slecht op aan, dat wij allen de leemte gevoelen en bereid zijn, ze weg te nemen. Dan zal zelfs eene regeering, die niet wilde voorgaan, wel moeten volgen. Zachtjesaan moet bevoorrecht in eiken vorm verdwijnen. De tegenstanders onzer huidige maatschappelijke inrichting hebben uit haar reeds zooveel (valsche) munt geslagen, dat het meer dan tijd wordt, de nog bestaande privilegies op te ruimen. En niemand zal willen ontkennen, dat het ontsnappen aan verplichtingen, als waarvan we boven spra ken, werkelijk zoo'n privilegie is. -Guiten land. Woensdagmorgen te omstreeks half elf uren heeft Bismarck zich naar het keizerlijk paleis begeven, om persoonlijk van den Keizer afscheid te nemen. Zoowel voor zijn paleis in de Wilhelmstrasse als op den weg Unter den Linden tot aan het keizerlijk paleis, stond eene talrijke menigte, die den voorbij rij den den kanselier begroette met blijken van eerbiedige hoogachting. Bis marck droeg de historische witte-kurassiers uniform met den breeden gelen band der orde van den Zwarten Adelaar. Hij zag er zeer opgewekt uit, en beantwoordde, door het geopende portierraam, alle groeten ten vriendelijkste. Verscheiden dames wierpen hem bloemen toe. Eenige minuten na den kanselier kwam de Keizer, die een wandelrit gemaakt had, in het paleis aan. Keizer en kanselier hadden daarop een onderhoud dat ongeveer een uur duurde, waarna Bismarck ook van de Keizerin afscheid nam. Intus- schen had zich, bij het heerlijkste voorjaars weder, eene groote menschenmassa verzameld voor het paleis, die met de grootste spanning het terugkeeren van den kanselier verbeidde. Toen Bismarck tegen twaalven weder ver scheen, weerklonk een daverend hoezeege- roep door de lucht. De eenvoudige equipage van den kanselier werd letterlijk bestormd de menigte wierp zich haast tusschen de paarden, zwaaiend met hoeden en zakdoeken, en tot op de treden van het rijtuig klim mend. Voor het in de buurt gelegen zoogen. Nederlandsch paleis, waar thans de groot hertog van Baden woont, hield Bismarck's rijtuig plotseling stil. Bismarck stapte er uit, om den groothertog een afscheidsbezoek te brengen. Op dat zelfde oogenbhk stond hij door de gansche menigte omringd. De politieagenten, alles wat maar in den weg stond, werd op zij gedrongen, en midden in den, onophoudelijk HochHoclijube lenden drom, moest Bismarck tred voor tred zich vooruit duwen. Ten slotte kon hij de hand ternauwernood meer aan de militaire muts brengen om te groeten. Dames wierpen hem hare bloemruikers toe, of trachtten hem hare rozen op te dringen. Uit de menigte werd geroepen »de paarden uitspannen waarop de bedienden van den prins zoo gauw mogelijk zorgden het rijtuig in de naburige toegangspoort van het paleis van Keizerin-Friedrich te trekken, en de ijzeren deuren te sluiten. De ovatiën waren van buitengemeen hartelijken aard. Het sprong in het oog hoe frisch en flink Bismarck was. Hij sprong vlug uit het rijtuig, en was in alle zijne bewegingen zoo lenig als hij in de laatste jaren zelden gezien werd. In den landdag heeft de vice-president een schrijven van den rijkskanselier Caprivi voorgelezen, behelzende dat de Keizer het verzoek om ontslag van graaf Herbert von Bismarck aangenomen heeft, en hem (Ca privi) tegelijkertijd tot minister van buiten- landsche zaken heeft benoemd. In de »Weimarische Zeiting« is het vol gende telegram van Keizer Wilhelm aan een bijzonder aan hem gehecht persoon opgenomen»Mijn besten dank voor uw vriendelijken brief. Ik heb inderdaad bittere ervaringen opgedaan en zeer smartelijke uren doorleefd. Het is mij zoo droef te moede als had ik andermaal mijn grootvader verlorenDat is echter door God eenmaal aldus over mij beschikt, en dus heb ik het te dragen al moest ik er onder te gronde gaan. Mij is de post van officier der wacht op het schip van Staat toevertrouwd; de koers blijft onveranderd en het commando is nu weder: Met volle kracht vooruit! Berlynsche bladen ijveren thans voor het houden van eene wereldtentoonstelling te Berlijn. Het belachelijke voorstel wordt ge opperd om als pendant van den Eiffeltoren een berg van den omvang eener halve Duitsche mijl te doen verrijzen, waarop een aantal bij eene tentoonstelling behoorende inrichtingen en een gedeelte der tentoon stellingsgebouwen zeiven eene plaats zullen vinden. De Wiesbadensche Badmaatschappy heeft de door dr. Mezger voorgestelde schikking aangenomen. Dr. Mezger heeft onmiddellijk van het hem daarbij toegekende recht ge bruik gemaakt en alle betrekkingen met de maatschappij afgebroken. Hij zal echter Wiesbaden niet verlaten, doch blijft daar zijne praktijkin het »Rheinhötel« uitoefenen. Men meldt uit Weenen d.d. 26 Maart: Woorden door Keizer Wilhem gesproken en hierheen overgebracht, geven blijk van de stellige overtuiging, dat de verhouding van vriendschap en vertrouwen tusschen Duitschland en de Oostenrijksch-Hongaar- sche monarchie in geen opzicht gewijzigd zal worden door de vervanging van den rijkskanselier. De betrekkingen eener innige vriendschap met Oostenrijk zullen in de toe komst als in het verleden den grondslag vormen der Duitsche staatkunde, welke zon der twijfel vasthouden zal aan de stipte handhaving der verbondstractaten. Alweder een schouwburg afgebrand, na melijk de groote stadsschouwburg te Brom berg, in de Pruisische provincie Posen. De Vredebond te Londen heeft een adres aan de Berlijnsche conferentie gezonden, om te wijzen op de nadeelige gevolgen van de groote wapening en de wenschelykheid van een algemeene ontwapening. De secretaris ging naar Berlijn om voor het adres by invloedrijke Duitschers steun te zoeken. Blijkens nadere berichten is de directe aanleiding van de standjes in Moscou onte vredenheid over den directeur der land- bouw-academie. Studentenvergaderingen werden verboden, waarop de studenten den directeur bij zijn verschijning uitfloten. De directeur liet de hoogeschool sluiten, maar de studenten bra ken de deuren weer open. De studenten richten, na verschillende arrestaties, een adres aan den directeur, waarin zij verzochten dat hun leiders niet zwaarder dan de andere studenten zouden worden gestraft en wederinvoering vroegen van de oude bepalingen, volgens welke studentenzaken door een bijzondere acade mische commissie worden berecht en niet meer, zooals nu, door een door den direc teur benoemde commissie. Men zegt dat de professoren te Moscou 't met de studenten eens zijn. Inmiddels ziet Moscou er uit als een be legerde stad. Het verkeer is gestaakt, overal zyn soldaten opgesteld, terwijl 500 studen ten in de gevangenis mogen uitrusten. By de Russische studentenstandjes zyn altijd de studenten van de Petroffskoie-academie te Moscou de voorgangers geweest. De beweging heeft zich tot de hoogescholen van Kiew en Charkoff uitgestrekt. Meer dan 700 studenten zijn onder bijzon der politietoezicht gesteld. Zeer vele perso nen zyn gevangen genomen en men gelooft, dat de hoogeschool te Petersburg tijdelijk zal gesloten worden. De majoor Panitza is begonnen de be kentenis te doen, dat hy voornemens was den bestaanden staat van zaken in Bul- garye omver te werpen. Stambouloff is voor eenige dagen naar de provincie vertrokken. Bij zijne terugkomst zal de ministerraad een besluit nemen over het Servisch-Bulgaarsch incident, dat waar schijnlijk op minnelijke wijze uit den weg geruimd zal worden. De Bulgaarsche ge machtigde te Belgrado zou naar elders over geplaatst worden. De groote brand te Indianapolis heeft nog een noodlottig ongeluk tengevolge gehad. Bij het wegruimen van het puin is het dak van een nog staand gebleven deel van het verbrande huis ingestort, en tusschen de 15 en 20 menschen werden daardoor gewond, verscheidene zeer ernstig. ft Land van Heiisden en Alteiia, e Langstraat en de Honinielenvaard. Franco per post zonder prijs- i

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1890 | | pagina 1