Bijvoegsel, behoorende bij het Nieuwsblad voor het 116 hand en kuste die eerbiedig, als iets heiligstoen sprak hij niet gebogen hoofd, zacht stamelend en afgebroken: Mademoiselle, ik, de clown, de verachte, ik heb u lief! Neen treed niet terug die liefde beleedigt u niet; de ergste zondaar mag toch tot de Madonna gaan en haar voeten kussen, zonder dat zij 't gelaat bedekt. Ik zei 't u reeds, die liefde heeft me gered, mijn beter ik is weer ontwaakt, ik heb een edel doel, ik heb weer edele gevoelens. Kunt ge boos op me zgn, omdat ik de hoogheid van uw wezen gevoelde? In den kring, waarin ik me bewoog, sluimert het goede in, maar de begeerten worden wakker. Ik zag niets meer en wilde niets anders zien, totdat de ontmoeting van u mjjn gevoel van schaamte deed ontwaken. Gij spraakt vriendelijk met mij, en ik had 1t toch niet verdiendgij gingt rustig en niet bevlekt door de slechte voorbeelden en inblazingen, waaraan ik meende dat geen vrouw weerstand kon bieden, uw weg; ik beschouwde u met twijfel, verbaasdheid en eindelijk met hartstochtelijke vereering; zijt ge daarover boos op mij?« Wanda zweeg. Het aristocratische bloed haars vaders welde krachtig op en verzette zich tegen de liefde van een man, die zoo diep beneden haar stond, dat het haar bijna een beleediging toescheen zijn opmerkzaamheid getroffen te hebben; een pijnlijk rood verfde haar voorhoofd en slapen. En toch berispte ze zich tegelijkertijd over haar trots. Ze herinnerde zich, dat ze hem altijd beschermend op haar weg had gevonden, dat hij harentwege thans gevangen zat, en dat een liefde, die alleen 't innerlijke, 't geestelijke geldt want Landry had nooit haar gelaat gezien areen beleediging kon zijn. Hij voelde instinktmatig wat in de ziel van 't meisje omging, en zijn trekken werden diep treurig. »Gij hebt gelijk,zei hij eindelijk langzaam. »Ik mag zoo niet tot u spreken, en toch, Mademoiselle, heb ik nog een wensch op 't hart. Als ge me thans verlaat, zal 't voor eeuwig zijn. Ik zal uw stem niet meer hooren, nooit meer uw hand kunnen vatten, maar de herinnering aan u zal me geleiden, en ik wil streven, uwer waardig te blijven. Laat me nu slechts eenmaal, eer we scheiden, uw gelaat ziengeef het heiligenbeeld, waarvoor ik voortaan zal bidden, een gestalte. De armste en slechtste mag tot een ongesluierde godheid bidden, waarom zal dat mij ontzegd zijnIk bid niet uit nieuwsgierigheid, Mademoiselle, ik smeek uit de diepste behoefte van mijn hart om deze eerste, eenige gunst. De cel begon zich met schaduwen te vullen, die 't licht verdreven. In dit schemer licht zag Landry er afgematter en lijdender uit dan voorheen, en medelijden overwon elk ander gevoel in 't hart van 't meisje. Met een snelle beweging, zwijgend, sloeg ze haar sluier op. Hij zag in 't lieve, ernstige gelaat, met dien vastgesloten mond en die ondoorgrondelijke oogen eerst met hartstochtelijke aanbidding toen veranderden zgn trekken. Ze werden gespannen, de blik zijner oogen werd vorschend, toornig; eindelijk sprong hij met een kreet op. PrinsesPrinses Wanda!" riep hij luidkeels. Ook zij was opgestaan en stond thans bleek en sidderend tegen over hem. r

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1890 | | pagina 12