lensden
611
oiiiinelerwaard.
Diamanten.
,M 893.
WOENSDAG 28 MEI
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
IS 90
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Van al onze werklui, die klagen, hebben
er wel geen daartoe meer aanleiding dan
de kloovers, snijders en slijpers van dia
manten. Zij toch loopen niet werkeloos om
dat het aan grondstof ontbreekt, of omdat
de kooplust verminderd is er zijn dia
manten in overvloed en de trek naar dezen
boven alles begeerlijken steen, die in waarde
het goud ver achter zich laat, is nog even
standvastig als voorheen en neemt zelfs toe.
De reden waardoor eenige duizenden broode
loos geworden zjjn, is dat de groote diamant
mijnen in handen van zeer enkele millioenairs
zijn gekomen, die het voor de belangen
hunner beurs wijselijk oordeelen den kost
baren steen slechts iu luttele hoeveelheden
tegelijk aan de markt te brengen.
Daar komt nog bij dat de bekende lief
dadigheid der Nederlanders zich ten opzichte
van de diamantwerkers zeer zuinig is. Voor
eerst bepaalt zich de groote nood onder hen
voornamelijk tot de hoofdstad, en ten tweede
is het van algemeene bekendheid dat deze
werklui in hun goede dagen ontzettend los
met geld omspringen. Er zijn natuurlijk
uitzonderingen en vele ook, maar het gros
der diamantwerkers is van verkwistenden
aard. Ze hebben jaren gehad, waarin een
weekloon van f20, f30 zeer schraal heette,
en in die vette jaren hebben ze zoo vet
geleefd dat ze, toen de magere jaren be
gonnen, geen cent in huis hadden en de
algemeene liefdadigheid moesten inroepen.
Wanneer de laatste dus niet toeschietelijk
is, kunnen ze met Uilenspiegel zeggen dat
ze 't er ook naar gemaakt hebben.
Dat neemt echter niet weg dat 't voor
de eer van ons land, en, wat ook niet van
belang ontbloot is, voor de welvaart in ons
land, zeer gewenscht is dat deze manschap
pen weer spoedig aan 't werk trekken.
Nederland heeft in het diamantenvak een
grooten naam en niet ten onrechte, en 't zou
kunnen gebeuren dat door de huidige om
standigheden of de markt zich verplaatste
naar elders, b.v. naar Londen of Parijs, of
dat onze werklui naar elders trokken en in
beide gevallen zou ons land 't kind vau de
rekening zijn. Aan den handel in diamanten
toch wordt behalve door hen, zooveel geld
verdiend, dat onze nijverheid een gevoeligen
slag toegebracht zon worden, wanneer die
naar 't buitenland verplaatst werd.
Dewijl men daar anders zelden toekomt,
achten we 't bovenstaande een geschikte
aanleiding om 'teen en ander over diamanten
en hun bewerking mee te deelen, 't geen
onzen lezers gewis interesseeren zal.
De diamant is een edelgesteente en wel
de voornaamste onder de broederen. Men
noemt een steen edel, indien hij uitmuut
door glans en hardheid. Schoone kleur speelt
een ondergeschikte rol, de vatbaarheid tot
polijsten is hoofdzaak. De volgende zijn
't meest bekend: robijn (rozerood, wijnrood,
donkerrood), saffier (licht en donkerblauw),
spinel (roodpaars), boryl (licht en donker
groen), smaragd (groen), topaas (geel en
rood), hyacint (rood), granaat (rood), opaal
(regenboogkleurig) en amethist (paars).
De kroon spant de diamant. Deze prachtig
schitterende, heldere steen schijnt de bewering
der scheikundige te logenstraffen, die zeggen
dat hij niet meer is dan een stuk zwarte
kool; toch is dat laatste thans buiten allen
twijfel verheven. Door electriciteit verbrandt
hij met een verblindend licht, waarin het
oog niet staren kan.
Bestaat de diamant uit koolstof, in andere
edelgesteenten treft men kiezelzuur, bitter
aarde, klei, enz., altemaal stoffen die op
zichzelf niets bijzonders te zien geven, doch
die tot edelgesteenten gekristalliseerd dik
wijls een enorme waarde vertegenwoordigen.
Diamanten zijn dus kristallen, evenals
zout en ijs. De grondvorm is het achtvlak,
doch de meeste komen voor in rondachtigen
vorm.
Ze zijn, zooals reeds gezegd is, zeer hard.
Wat hardheid betreft volgt, de saffier op
den diamant, doch het verschil is nog zoo
groot dat men rekent 50 maal zooveel tijd
noodig te hebben om een diamant als om
een saffier van denzelfden vorm en grootte
te slijpen. Een diamant kan alleen geslepen
worden met diamantpoeder. Poeder van
anderen steen, welken ook, maakt geen
indruk op hem.
In vroeger eeuwen bezigde men den dia
mant, gelijk de natuur hem opleverde, tot
sieraad. In de 14de eeuw begon men zijn
vlakken te slijpen, d. w. z. te poljjsten. Zulke
geslepen diamanten vindt men nog vele in
oude koningskronen. De kunst om den steen
met zijn eigen poeder te slijpen werd in de
15de eeuw uitgevonden door een Brugge-
naar, Lodewijk van Berchem.
De kunst van het slijpen bestaat daarin,
aan den steen de bolvormige gedaante te
ontnemen en deze te veranderen in platte
vlakken, die het licht schoon weerkaatsen.
In den beginne bepaalde zich dit slijpen
tot het aanbrengen van twee platte vlakken
met schuin afloopenden rand. Zulke dia
manten werden tafelsteenen genoemd.
Hooger staan de rosetten, of z. g. roosjes.
Deze zijn van onderen vlak en vertoonen
op hun bolvormig bovenvlak 24 driehoekige
vakjes. Van deze komen er 6 aan den top
te samen en de andere staan daar regel
matig om heen.
Uit deze getallen zou men allicht op
maken dat een steen, die tot roosje geslepen
wordt, een tamelijken omvang moet hebben,
doch dan vergist men zich. Ze worden ook
van de allerkleinste steentjes gemaakt, waar
van er honderd in een karaat gaan. Een
de vlakken van het achtvlak, dat veronder
steld mag worden, in eiken steen aanwezig
te zijn. Toch zijn er steenen, die, hoe ook
behandeld, weerstand bieden. De diamant
werkers noemen die duivelsteenen.
Van den kloover komen de steenen bij
den snijder. Deze werkt in den regel thuis.
Om goed licht te hebben, zet hij vóór zijn
lamp een holle glazen bol met water gevuld,
die een helder verlicht vlak op zijn handen
werpt. Zijn werk is, den vorm aan te brengen,
3,2° C. te warm. De afwijkingen in anderen
zin zijn echter grooter; zoo waren de 19e
en 25e elk 4,6° te koud. Nachtvorsten kwa
men in de eerste helft van de maand menig
vuldig voor.
De barometer wees ook te laag, gemiddeld
3yg mM.; van den 6n tot en met den 27n
stond hij met uitzondering van 20 en 21
steeds te laag. Zijn laagsten stand 740.33
mM. bereikte hij den 25n, zijn hoogsten
769.5 mM. den ln, zoodat de barometer
gang vrij regelmatig is te noemen. Daar-
was het weer ook
door 't afsnijden der overtollige kanten, Hij
plaatst daartoe den steen in een stokje, aan mede overeenkomstig
welks einde het met een weinig gips in weinig afwisselend.
een uitholling bevestigd wordt- Het af- De wind was de eerste vijf dagen Noorde-
snijden geschiedt natuurlijk met een anderen lijk, van den 6n tot en met den lln Weste
diamant.
Na hem komt de slijper. Deze werkt in
een fabriek, door stoom gedreven. Elke
lijk, vervolgens tot den 19n weer Noord en
Oostelijk en de laatste dagen, met uitzon
dering van den 24n en 25n, toen hjj weer
slijper heeft een stalen schijf voor zich, die Oostelijk was, meest Westelijk. De kracht
horizontaal geplaatst en in voortdurende
beweging is. Op die schijf strooit hij poeder,
waarin hij den steen de vereischte vlakjes
aanbrengt. Aan één schijf kunnen twee man
tegelijk arbeiden. Die schijven heeten molens
en de grootte der fabrieken wordt naar 't
getal molens berekend.
Diamanten, die volkomen doorzichtig zijn,
heeten van 't zuiverste water, terwijl die,
welke hoewel doorzichtig, toch wolkjes ver
toonen van 't tweede water genoemd worden.
Er zijn ook gekleurde diamanten, met een
gelen, blauwen of grijzen tint.
Door het slijpen «vordt de waarde van
een diamant zeer verhoogd. Van ruwe
diamanten was de prijs voor een paar
maanden f 24 per karaat. Met dien ver
stande, dat een twee-karaats-steen 4 maal,
een drie-kar.-steen 9 maal dien prijs kost.
Deze prijsberekening houdt echter op,
wanneer men boven de 10 karaat komt.
Zulk een steen zou 100 maal f24 kosten,
doch in de werkelijkheid kost hij veel meer.
Geslepen diamanten kosten 4 maal den
prijs van ruwe, doch ook slechts tot zekere
hoogte, daar zeer zware ver boven dezen
evenredigen prijs betaald worden.
Men vindt diamanten in Engelsch-Indië,
Brazilië, Afrika, Rusland en elders. Op de
plaatsen waar ze gevonden worden, dicht
aan de oppervlakte der aarde en in aan-
karaat is even 2 gram. Een honderdtal van slibbingen van rivieren kunnen ze niet
dit gewicht bestaat dus uit diamantjes ter ontstaan, men vermoedt dat ze door onder
grootte van speldekoppen. aardsche krachten naar boven gewerkt zijn,
De schoonste vorm van den diamant is Hoe echter uit,koolstof zulk een schitterende
de briljant. Deze is dubbel kegelvormig, de'steen geboren is, is tot heden een raadsel,
bovenste kegel heeft de helft der hoogte Evenwel heeft men getracht dit raadsel
van den ondersten. Elke kegel is rondom op te lossen en uit koolwaterstof, water
geslepen in driehoekige en vijfhoekige facet- damp en magnesium, diamant saam te
ten en eindigt in een plat vlak. De spiegeling
van de onderste facetten in de bovenste
geeft aan den briljant dien schitterenden
gloed, die hem. ver boven de rosetten plaatst.
Men ziet uit 't bovenstaande, dat een
natuurlijke diamant tot roosje of briljant
bewerkt, veel verliezen moet; zoo dat alles
weggeslepen wordt, gelijk het nog in de
vorige eeuw geschiedde, gaat er ontzaglijk
veel verloren. Doch in't begin dezer eeuw
heeft Delbeek te Amsterdam het klooven
ingevoerd. De overtollige zijkanten worden
er thans afgeslagen en van de daardoor
verkregen stukken kleinere geslepen. Ook
bedient men zich van het klooven, wanneer
de diamant onregelmatige plaatsen vertoont
of onzuiver is. Dat klooven is een zeer
moeilijk werk en kan alleen geschieden door
de meest bedreven werklieden. Elke steen
is slechts in ééne richting te klooven, langs
stellen. Dewijl dit onder een grooten druk
moet geschieden, zijn steeds de ijzeren pijpen
gesprongen en men heeft het niet verder
gebracht dan tot enkele zeer kleine kristallen.
Wanneer dit eenmaal mocht gelukken, dan
is 't waarschijnlijk, dat ook diep in de aarde,
door den grooten druk der aardkorst uit
genoemde stoffen diamanten ontstaan zijn,
en komt eenmaal de tijd, dat iedereen zich
van dezen schitterenden en dan niet meer
kostbaren steen voorzien kan.
WEEROVERZICHT. APRIL.
Hoewel het weer in de maand April vrij
goed was te noemen, zoo bleef het toch te
koud en wel gemiddeld 1° C. De zeven
eerste dagen, met uitzondering van den 2n,
waren warm, eveneens de 16e en 17e en
de laatste van de maand. De 6e was zelfs
van den wind was niet groot, den 7n des
namiddags om 2 uur werd een druk van
15 K.G. waargenomen; 26 K.G. was de
sterkste windstoot in Utrecht, gemeten op
den 8n te 13y^ uren. Den 3n, 4n, 5n, 29n
en 30n was de lucht helder, de overige
dagen min of meer zwaar bewolkt, tegen
den avond evenwel klaarde de lucht meesten
tijds op.
Niettegenstaande het aantal regendagen,
namelijk 7, niet groot is te noemen, is er
toch vrjj veel regen 67.9 mM. gevallen,
want de normale hoeveelheid werd met
26.4 mM. overtroffen. Het meest heeft het
geregend den 25n, toen werd in Utrecht
39,4 mM. afgetapt. Deze dag alleen gaf
reeds 1 mM. meer dan de gemiddelde hoe
veelheid voor de geheele maand bedraagt.
Van een vrije watervlakte verdampte 85,5
mM., dus nog ongeveer 8 mM. meer dan
er aan regen is gevallen.
Het aantal onweersberichten, in deze
maand ontvangen, is niet groot en bedraagt
totaal 58. Den 8, 16, 18, 22, 23, 26 en
27n werd in ons land onweder waargeno
men. De meeste berichten op één dag ont
vangen, 27, zijn van den 23n. Den 22n
werd op Texel, te Katwijk en te Oorschot
een vuurbol waargenomen.
Buitenland-
Het Boulangistisch comité maakt eene
korte nota openbaar, waarin den volke kond
wordt gedaan, dat het besloten heeft zich
te ontbinden. Het voegt er bij, dat de leden,
trouw blijvende aan de zaak der nationale
republiek, in de herziening der constitutie
den eenigen waarborg zien tot bevestiging
eener republiek, toegankelijk voor de goede
burgers en in staat de sociale hervormin
gen tot stand te bjengen, die een land als
Frankrijk waardig zijn. Ze zeggen hunne
hoop evenmin vaarwel als de dappere repu-
blikeinsche kiezers, wier vaderlandsliefde bij
de laatste gemeenteraadsverkiezingen te Parijs
nog zoo helder aan het licht is gekomen.
Van den radicalen afgevaardigde Dreyfus,
die aan het hoofd staat van het blad »la
Nation«, is een vlugschrift verschenen, ge
titeld »la Guerre nécessaire,* dat beschouwd
wordt als een antwoordt op hetgeen Bismarck
in zijn onderhoud met den heer des Houx
en anderen ten opzichte van Duitschlands
vredelievende gezindheid verklaard heeft.
Dreyfus tracht op zijne manier aan te toonen,
waarom de oorlog onvermijdelijk is, en
waarom hij dadelijk gevoerd moet worden,
Onvermijdelijk is hij, omdat Frankrijk zonder
Elzas-Lotharingen, dat wil zeggen: zonder
de Vogeezen en den Rijn, geen veilige
grenzen heeftomdat het art. 11 van het
Frankforter tractaat moet afschaffen, en
omdat het zijne militaire uitgaven, die het
land te gronde richten, moet inkrimpen, het
geen alleen mogelijk is door eene over
winning op Duitschland. Vóór twee jaren,
beweert de schrijver, zou de oorlog te vroeg
geweest zijn, en na twee jaren zou het te
laat voor Frankrjjk wezen. Daarom de
oorlog onverwijld.
Het geschrift maakt luttel opgang, het
geen verklaarbaar is door de allerwege
heerschende vredelievende stemming.
Naar men verzekert, heeft president Car-
not vóór zijn vertrek het besluit geteekend,
waarbij den hertog van Orleans zijne ge
vangenisstraf wordt kwijtgescholden. Den
minister van binnenlandsche zaken, den heer
Constans, is overgelaten van dit decreet ge
bruik te maken, wanneer hij dit noodig acht.
Luidens officiëele berichten is Eyraud,
de vermoedelijke moordenaar van den deur
waarder Gouffé, werkelijk te Havanna ge
arresteerd en bevindt hij zich in de gevan
genis aldaar, waar hij getracht heeft zich
door middel van een glas uit zijn lorgnet
de slagader te openen, nadat hij bij zijne
arrestatie reeds getracht had zich door een
revolverschot het leven te benemen. Beide
pogingen tot zelfmoord werden echter in
tijds verijdeld. Eyraud was reeds sedert
eenigen tijd te Havanna herkend door een
zijner vroegere bedienden, die aan het in-
formeeren ging en de politie kennis gaf.
Volgens het door den procureur-generaal
te Parijs ontvangen telegram, heeft men in
den koffer van Eyraud eenige Fransche dag
bladen gevonden, behelzende het verhaal
van zijne misdaad, benevens een pistool en
een dolk.
De uitlevering is onmiddellijk aangevraagd
en een inspecteur en een brigadier van politie
zijn reeds naar New-York, om vandaar naar
Havanna te vertrekken, ten einde den moor
denaar, die haar zooveel hoofdbrekens gaf
en zich een jaar lang aan hare nasporingen
wist te onttrekken, te gaan afhalen om
hem omstreeks einde Juni in handen van
de justitie te Parijs te stellen. Gabriëlle
Bompard en Remy Launé, die altjjd nog in
arrest zijn, weten nog niet dat Eyraud thans
achter slot en grendel zit.
Nader wordt bericht: Eyraud had den
naam van Miguel Doski aangenomen en
zich voor een Pool uitgegeven. Hij heeft
zijn indlntiteit bekend en reeds twee ver-
hooren ondergaan.
De kosten, welke de zaak Gouffé tot dus
ver aan den staat veroorzaakt heeft, be
dragen reeds 44,500 frs.
Men verzekert, dat vorst Bismarek in
het najaar een bezoek aan den Paus zal
brengen.
De regeering heeft uit eigen beweging
de loonen der werklieden in de Rjjkswerk-
plaatsen te Spandau met 15 a 20 pCt. ver
hoogd. Aan de correspondentie over arbeids
zaken besteedt de Keizer tegenwoordig zoo
veel tijd, dat het personeel van zijn civiel
kabinet belangrijk is uitgebreid moeten
worden.
Thans blijkt, dat 56 krankzinnigen bij
den brand van het gesticht bjj Montreall
in de vlammen zijn omgekomen.
Franco per post zonder prijs-