Een schoolkwestie,
FEUILLETON.
De vermagerde Ziel.
M 927.
WOENSDAG 24 SEPTEMBER.
1890.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
VOOF.
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. Franco per post zonder prjjs-
verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Een artikel dat lastig dreigt te worden
is No. 24 onzer tegenwoordige schoolwet.
Lastig althans wanneer men aanneemt dat
de wetgever bedoeld heeft, zoo spoedig
mogelijk de regeling, daarin bevolen, in te
voeren, wat niet aan te nemen is, indien
men ziet hoe schappelijk hg handelt met
üje invoering van andere maatregelen, even-
'eens bjj de wet bevolen.
Wanneer daarop komt de zin van het
artikel neer 't getal onderwijzers (hulp)
rie bedraagt, zoo moet minsten één dezer
'den rang van hoofdonderwijzer bezitten.
De wetgever gaat van deze redeneering
uit: in een kleine school geeft het hoofd
onderwijs aan de meest gevorderdenbjj den
aanwas der schoolbevolking echter, wordt
het getal der laaf sten te groot en dient hij
iemand nevens zich te hebben, die op weten
schappelijk gebied zijn evenknie is. Van
daar de bepaling minstens één onderwijzer
van de drie moet de hoofdakte bezitten.
De wet doet er wel aan dezen eisch te
Btellen.
Echter niet omdat de hoofdakte een waar
borg is voor degelijk onderwijs.
Het geven van onderwjjs en het daar
mede gepaard gaande bewaren van orde en
tucht" hangt meer af van de persoonlijkheid
des onderwijzers dan van de mate zijner
verkregen kennis.
Er loopen tal van levende bewijzen rond
dat iemand, die schitterende examens deed,
niet in staat is geheel alleen een klasse on
derwijs te geven.
Ook zijn er tal van onderwijzers, wier
pogingen om de hoofdakte te verkrijgen
mislukken, die uitstekend onderwijs geven.
Er zijn echter evenveel bewijzen van het
tegendeel. We willen er echter slechts mede
ggen dat 't behalen van de hoofdakte op
ichzelf geen beteekenis heeft als waarborg
voor degeljjk onderwjjs.
Daar komt bij dat het examen voor hoofd
onderwijzers tegenwoordig niet bijzonder ge
makkelijk is. Vooral doordat daarbij vee* te
veel afhangt van de opinie van een of twee
personen. Een examinandus, die op alle
punten voldoet, doch in 't rekenen een weinig
te licht bevonden wordt, wordt onherroepe
lijk afgewezen. Evenzoo is het met Neder-
landsche taal.
In Breda heeft zich dezen zomer o.a. dit
geval voorgedaan. Een jonge dame behaalt
uitstekende cijfers voor 't schriftelijk werk
en wordt dus toegelaten tot 't mondeling
examen. Ook daar behaalt ze goede cijfers,
die geen twijfel opleveren aangaande den
uitslag. Edoch daar treft ze in den exami
nator voor rekenkunde een man aan, die
totaal alles afkeurt wat zjj antwoordt, of
schoon ze toch bij hare studie degelijke en
alom bekende werken gebezigd had. De man
was letterlijk met niets tevreden en geeft
haar een 2. Met die twee zakte ze en kan
over een jaar nog eens terugkomen.
Wjj keuren het stelsel, dat tegenwoordig
gevolgd wordt, ten zeerste af, omdat men
daarbjj nooit gevrijwaard is voor abnormali
teiten als we daar opnoemden.
Evenmin als de hoofdakte bewijs levert
voor bekwaamheid als onderwijzer, even
min mag men dus hem of haar, die haar
niet behaalt, beschuldigen van tekortkoming
in wetenschappelijke ontwikkeling.
Toch erkennen we dat de wet niet anders
doen kan dan de hoofdakte als een proef
steen van des onderwijzers bekwaamheid
stellen en we zouden daarin geen verande
ring willen gebracht zien. Alleen de examens
wenschten we anders ingericht en één groote
commissie van erkende specialiteiten voor
't gansche land.
We zijn van art. 24 afgedwaald, doch
dat is slechts schijnbaar.
De kwestie is deze: een gemeente die
onder haar onderwjjspersoneel geen enkel
persoon met de hoofdakte heeft, wat moet
die, met genoemd art. in de hand, doen?
We zouden zeggen, de zaak laten zooals
ze is. Het is een onmogelijkheid iemand te
dwingen tot studie. Het is een onmogelijk
heid iemand daartoe te dringen onder be
dreiging van straf. Een straf nog wel, die
niet malsch is: broodeloosheid. Wanneer in
dezen tjjd een onderwijzer ontslagen wordt,
staat hij aan den dijk. Hij behoeft niet te
rekenen dat men hem ergens opneemt, want
i)
ln 't Noorden van Duitschland ligt een
groote stad, die den naam Bieropolis draagt.
Ze is rijk aan lijnrechte straten, heeft prach
tige gebouwen voor den koning, voor de
grooten des rijks, voor schilderijen en beel
den, steenen en planten en allerlei dingen.
Maar al deze bouwwerken worden ver over
troffen in pracht, schoonheid en grootte
lioor de tempels, die voor de meest vereerde
podheid des lands zijn opgetrokken.
Men hoort tegenwoordig algemeen klagen
lat het kerkbezoek vermindert en de men-
ichen hun godsdienstplichten niet getrouw
neer nakomen. Maar hiervan mag men de
Bieropolitanen geen verwjjt makenmet
ivaarljjk hartverkwikkende belangstelling
jestormen ze bjjna de tempels, en brengen
laar met ongemeenen ijver hun offers aan
ïun nationalen God. Deze schijnt bij de
luitschers van oudsher een groote rol ge
peeld te hebben, want in alle oude bronnen,
ie door ongemeen wijze mannen aan 't licht
jjn gebracht, wordt zijn dienst uitdrukke-
jk vermeld en beschreven. De wijze, waarop
en hem vereerde, bestond altjjd hierin, dat
de geloovigen van alle richtingen, verschil
lend gevormde vaten, maar wel te verstaan
volle, aan hun lippen brachten, die dan een
geruimen tijd met den bovensten rand tegen
neus of voorhoofd drukten en ze dan, wel
te verstaanleeg, met groot gerinkel weer
op de offertafel neerzetten. Over den naam
van den God "is veel strijd geweest. De
meeste waarschijnlijkheid heeft de meening
dat Hij Dorst* heeft geheeten tenminste
in München wordt een tafel bewaard, waar
in runenschrift deze naam is ingesneden.
Velen beweren, en dat heeft veel voor zich,
dat deze stad het uitgangspunt van deze
Godsvereering is geweest.
In Bieropolis nu woonde een man, die
Hans Duitsch heette. De natuur had hem
van alle mogelijke goede hoedanigheden
voorzien, maar tegelijkertijd met verschil
lende gebrekende slotsom daarvan was,
dat men Hans een echt exemplaar van een
Duitscher had mogen noemen. Hij was goed
hartig en geduldig en kon veel verdragen
was hij echter uit zijn gewone rust gebracht,
dan werd hij woedend, en geen gras groeide
meer, waar hij had geslagen. Hij was een
diep denker; elk waarom* hield hem zoo
lang bezig, tot hij er een diepzinnig daar
om* op gevonden had; hij wierp om zich
heen met het ^absolute,* den »vrijen wil,*
de t>aangeboren begrippen* als een gooche
laar met eieren, en loste alle raadsels der
wereld op. Hij bezat ook een diep gemoed,
kon over liefdes-gedichten tranen vergieten
in elke plaats liggen liefhebbers op de loer.
Ook is de straf onrechtvaardig. Alblas-
serdam dreigt zijn onderwijzers met ontslag,
indien ze niet binnen zekeren tjjd de hoofd
akte halen. Nu is 't wel toevalig, dat juist
op één school een stel onderwijzers de
hoofdakte mist. Indien echter deze onder
wijzers aan verschillende scholen geplaatst
waren, en collega's met hoofdakte hadden,
zou niemand er toe komen, ze te dwingen
die ook te halen. Nu ze echter toevallig te
zamen werken, zou men van alle drie dat
wel mogen eisch en. Dat de wet zich tegen
een toestand als bedoelde, indien die reeds
bij de invoering aldus bestond, niet verzet,
leert ons art. 91 (overgangsbep.) waarin
onderwjjzers zonder hoofdakte, bevoegd ver
klaard bljjven om aan 't hoofd eener school
te staan, indien ze daartoe reeds wettig
benoemd waren. Wanneer een onder wijzer
zonder hoofdakte toestemming krijgt aan 't
hoofd eener school te staan, zal men moei
lijk iemand, die bij de invoering der wet
in 't zelfde geval verkeerde, als hulponder
wijzer kunnen ontslaau.
We kennen maar één geval, waarin het
gemeentebestuur het recht heeft een onder
wijzer tot ontslag voor te dragen. We laten
plichtverzuim, onbehoorlijk gedrag enz. bui
ten rekening.
Dat ééne geval iste kort koming als
onderwijzer, behoorljjk geconstateerd door
deskundigen.
't Is echter ondenkbaar dat een onder
wijzer, die deugde onder de wet van '78
niet zou deugen onder die van '90.
En 't is voor ons boven allen twijfel ver
heven dat bij, die niet deugde onder de
oude wet, evenmin deugt onder de nieuwe
nadat hij de hoofdakte gehaald heeft. Al
groeide hij op tot een berg van geleerdheid,
hij zou daardoor als onderwijzer geen graad
stijgen.
Tenzij dus de gemeente Alblasserdam on
tevreden is over de onderwijskundige be
kwaamheid harer onderwijzers, meenen we
dat ze niet oordeelkundig gehandeld heeft met
haar bedreiging. En is ze met recht onte
vreden, dan staat het aan haar (art. 29c)
terstond ingrijpende maatregelen te nemen.
Buitenland.
De Belgische ministerraad hield dezer
dagen eene buitengewone zitting, om te
beraadslagen over de uitbreiding van het
kiesrecht. Ook de ministers van staat woon
den de zitting bjj. De vergadering werd
geleid door den minister-president Beernaert,
die het kiesrecht wil verleenen aan ieder,
die lezen en schrijven kan. Derhalve ver
klaarde de minister zich ook voor grond
wetsherziening.
en hoe overmoediger zijn stemming was des
te treuriger liederen zong hij. Evenals elke
maar half gezonde kop onder de Duitschers
was hij op zijn 23e jaar doctor in de wijs
begeerte en wist vreeslijk veel, vooral van
geheel nuttelooze dingenwier grootste
waarde hierin bestaat, dat men ze kan ver
geten, zonder daardoor minder geleerd te
zijn, en die men vergeten moet, wil men
waarljjk wijs worden.
In 't begin had Hans zich door den gods
dienst van Bieropolis niet laten verleiden,
maar allengs kwam toch ook hij daar
toe. In veel straten stonden tempels aan
tempels, vele er van waren van binnen
en van buiten beschilderd met lieflijke
beeldensoms zagen uit de hooge vensters
heel mooie meisjes naar buiten, die in die
godshuizen aan de geloovigen de heilige
vaten brachten. En als 't hem gelukte on
gedeerd voorbij 20 offerplaatsen te komen,
dan kon hij de aanvechting bjj de 21e geen
weerstand bieden. Aanvankeljjk had hij nog
eenig schaamtegevoel, en sloop alleen na
zonsondergang den tempel binnenmaar
hoemeer behagen hij in dit nieuwe geloof
vond, des te meer verdween die schaamte
en ten laatste ging hij zelfs des voormiddags
met een opgericht hoofd naar binnen, om
aan de ochtend-godsdienstoefening deel te
nemen. Ten laatste wist hij heel nauwkeurig
waar in de gansche stad het beste offer
water werd vergoten. Langzamerhand vulden
zich zijn wangen, sterker werd zjjn hals,
De Figaro* brengt onder >les Coulisses
du boulangisme* het tweede vertrek van
generaal Boulanger, de definitieve vlucht,
met zooveel beleid en bekwaamheid door
den algemeenen veiligheidsdienst voorbereid.
Gedurende de zitting van de correctioneele
rechtbank, recht doende in de zaak van de
patriotten-liga werd het bekend, dat Bou
langer gevlucht was. Geen der boulangisten
geloofde het, en Obincholla sprak het tegen
in de Figaro* met de verklaring, dat hij
met zijn beroemden vriend gedejeuneerd had,
en toch, den lsten April had het vertrek
plaats.
Den 2lsten Maart werd den generaal, in
de straat Dumont-d'Urville vertoevende,
medegedeeld, dat het bevel tot inhechtenis
neming voor den volgenden morgen gereed
lag op de schrijftafel van Auger, officier
van justitie. De arrestatie zou geschieden
op 2 April, 's morgens ten vjjf ure, voordat
de steeds talrijke bezoekers zich voor de
audiëntie in den morgen zouden aanmelden.
De agent van Boulanger, die hem waar
schuwde, wist te vertellen, dat hij het hand
schrift zelf gelezen had.
De generaal zeide, dat hjj het niet ge-
looven kon, tenzjj hjj het zelf gezien had.
De agent antwoordde, dat dit hem zjjn be
trekking zou kosten, doch dat hjj uit toe
wijding aan zjjn persoon het onmogeljjke
wagen zou. Den volgenden morgen kwam
de agent werkelijk met een bevelschrift en
toen twjjfelde de generaal niet meer, te
minder, daar D'Audigue, voormalig secre
taris van den graaf De Chambord, hem
hetzelfde berichtte, doch die had het van
geheel andere zijde vernomen.
de slankheid van zjjn gestalte verdween, en
vooral zjjn middel rondde zich zoozeer, dat
het naar de offervaten geleek, die door de
priesters met een windas uit de diepe kelders
werden opgeheschen. Zoo voedde hjj zich
zelf in den vroomen dienst op, en bracht
eiken avond, tot ver in den nacht in de
tempels door, Daar zat hjj met een stil,
vergenoegd lachje, de handen gevouwen over
't zwellende buikje; was er een aarden
offerkrnik geledigd, dan verscheen schieljjk
een der onderpriesters, een zoogenaamde
Bierleviet en bracht hem een ander kruikje.
Na het zesde begon hjj dwaas te spreken,
zoodat hjj alleen nog over politiek kon
pratenna 't zevende kon hjj alleen nog
lachen en na 't achtste stond hjj op en
zwaaide de trappen af en door de straten
naar zjjn woning.
Eens had hjj zich juist met schrikkeljjk
veel zuchten en steunend op zjjn bed gezet
om te gaan liggen, toen hjj opeens een
doordringende smartkreet hoorde. Vermoeid
sloeg hij de ronde oogen op en staarde
rechtuit. Weder een hartverscheurend zuch
ten, 't kwam van 't nachttafeltje. Met moeite
wendde hjj 't hoofd in die richtingwelk
een wonderTegen den kandelaar geleund
zat daar een nietig, naakt, erbarnieljjk mager
mannetje. Hans wreef zich de oogen, schoof
wat naderbp en zag het spook in 't gezicht.
Vreemddat was zjjn eigen gezicht, 't waren
zjjn oogen. Maar de uitdrukking was jam
mer! jjk. En weder zuchtte het mannetje en
Tot het vertrek werd besloten. De gene
raal ging per rijtuig uit door de straat
Lapeyrouse. Hjj begaf zich naar de straat
de Bercy en vertrok met mevrouw X. van
het station du Nord. De ambtenaar der vei
ligheidspolitie, die de geheele zaak bewerkt
had, smaakte het genoegen, hem te zien
vertrekken.
De generaal doodde zjjn party en vernie
tigde op dat oogenblik zijn geheele toekomst.
Canivet, directeur van de Paris*, wien
Henri Rochefort directeur van ri'Intransi-
geant, eene genoegdoening met den degen
geweigerd heeft, is naar Ostende gereisd en
heeft Rochefort in de kurzaal met zjjnen
handschoen in het gezicht geslagen. Toen
heeft Rochefort hem *dief« en »lafaard« ge
noemd en hem met eenen stoel op zjjn
hoofd willen slaan, waarin de andere kur-
gasten hem verhinderden.
De twee zullen nu zeker gaan vechten
om hunne eer te herstellen.
In Zuid-Tyrol heeft men dezen zomer veel
last van beren, welke roofdieren groote
slachting aanrichten onder het vee. Onlangs
is in de bergen een kudde van ruim 70
geiten, bjj het vluchten voor een beer, in
een afgrond gevallen en omgekomen. Men
vreest nog meer last van Meester Bruin
tegen den winter en de bergbewoners ma
ken zich op om de op zjjn huid gestelde
premiën te verdienen.
Op Sicilië heerscht groote verbittering
over de verhooging der belasting op de ge
bouwen.
Ook op de Carolina-eilanden is 't weer
niet in orde. Op Ponape hebben de inboor
lingen de Spaansche nederzetting overvallen
en 32 man gedood. Het gebruikeljjk oorlogs
schip is onderwegen de gebruikeljjke
put zal weer worden gedempt nu het te
laat is.
De Portugeesche Regeering laat tegen
spreken, dat militairen aan de jongste troe
belen hebben deelgenomen. Er heerscht alleen
maar onrust onder de burgerij wegens het
tractaat met Engeland. Ook heeft de be
weging volstrekt geen Republikeinsch ka
rakter.
keek hem met een waren verwjjtenden blik
aan. Eerst lachte Hans, hoewel zonder reden;
eensklaps hield hjj op en zei: »We- wie
zjj- zjjt gjj? Wa- wat wi- wjlt ge?« Een
doodmoede stem, scherp als een zjjden draad,
antwoordde: Doctor Hans Duitsch, ik ben
uw ziel, uw arme, vermagerde ziel. Terwjjl
gjj uw lichaam te goed deed, moest ik
hongeren en dorsten. Als dat nog langer
zoo voortgaat, zal ik uw gansche lichaam,
dat nu reeds tot barstens toe is opge
zwollen
Opgez wollenherhaalde Hans boos,
»hoe durft ge u vermeten, gjj ziel, zoo
lomp tot me te spreken?* Zjjn stem sloeg
eventjes over. Toen ging hjj altjjd njjdiger
voort: »om dezen tjjd stoort men een fat-
fatsoenljjk mensch niet meer! Slapen wil
ik, slapen, dat is mjjn recht, en dat la- laat
ik me door zoo'n zielkundig ge- geraamte
niet ont- ontnemen. Heb je me verstaan?*
Daarbjj viel zjjn hoofd plotseling voorover,
en een luid snorken bewees dat Hans was
ingeslapen. De arme ziel beproefde vergeefs
de zwakke armen over 't hoofd te slaan,
toen klauterde ze met moeite naar 't voor
hoofd van den slaper en hamerde met de
vuist regelmatig op de slapen, zonder zich
door 't gesteun van den met moeite adem
halende te laten storen.
(Slot volgt.)
van
en Ata,
De Langstraat en lie
Benunelerwaai'd.