J FEUILLETON. M 931 WOENSDAG 8 OCTOBER 1890. Tevredenheid. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. De Gemzenkoning. rwrf *^3--V- VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs- verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ziedaar een deugd, van wier bezit of gemis zooveel afhangt voor het maatschappe lijk en huiselijk leven. Waar tevredenheid heerscht, wordt blij moedigheid, en bjjaldien deze niet, dan toch worden daar rust, berusting en eendracht gevonden. Waar daarentegen de geest van ontevredenheid woont, zijn een slecht hu meur, oneenigheid, twist en wat daaruit verder voortvloeit, aanwezig, en laat men op allerlei wjjze anderen boeten, voor de gemoedsstemming, waarin men zelf ver keert. Ja, zoo erg is het met laatstge noemde eigenschap gesteld, dat zelfs een onnoozel dier, 't welk onder het bereik van een ontevredene komt, het niet zelden met schop, stoot of npdigen zweepslag moet misgelden. der omstandigheden beslissend geboden. Werd er onder de menschen wat meer tevredenheid opgemerkt, en had men geleerd vergenoegd te zijn in 't geen men is, in de omstandigheden, waarin men verkeert, er zouden niet zoovelen zijn, die zich droombeel den scheppen, zich luchtkasteelen bouwen, zich allerlei onmogelijks van de toekomst beloven, uit al welke gedachten-spinnerij en opwinderij niet anders als het zaad van teleurstelling gewonnen kan worden, op zijne beurt wederom oorzaak en bron van veel droefheid, ellende en ergernis. Werd er wat meer tevredenheid in de harten, vooral mede in die van het opko mend geslacht gewekt en gekweekt, er zou zooveel nijd en afgunst niet bestaan, en geen ophitsen van de weinig- of in 't gehee' niet bezittenden tegen de vermogende bur gers worden waargenomen, waarvan hei gevolg is, dat de sociale toestanden we ingewikkelder, niet zuiverder en beter er op zullen wordentrekken toch vele fabri kanten en industriëelen, den strijd en span ning met hunne werklieden eindelijk moede, zich, voor zoover hunne bezitting hun zulks mogelijk maakt, uit de zaken terug, dan is voor de hooger loon en minder werkuren begeerende werklieden de toestand nog erger geworden, dan hy vroeger, naar het gevoelen van dezen reeds was. Hadde er wat meer tevredenheid ge- heerscht, en hadden vele aanzienlijke en ver mogende ouders de eischen aan en voor het maatschappelijk leven voor hunne zonen en dochters, vooral in sfoffelijken zin, niet zoo uitermate hoog gesteld, dan zou de offervaardigheid van de zyde van wat men in 't algemeen de bezittende klasse noemt, wellicht iets vroeger, en tegeljjk iets krachtiger zich hebben geopenbaard, en er ware wellicht minder reden of aanleiding tot ontevredenheid aan de zoo goed als De avond was reeds gezonkende licht schijf der zon, gehuld in een dichten sluier van nevel, hing als een donkere, roode kogel aan den horizon, en geleek wel een gloeiende kool. Voor de herdershut van den Gravenalm stond de dochter van den Alm- boer, de schoone Cenzi; vorschend zag ze door de altijd dikker wordende nevels het bergpad af dat door 't struikgewas naar de berghut leidde. Hij komt toch niet, al kijk ik me ook de oogen uit,zei ze met een treurig ge laat tot zich zelf. »'t Zal zeker niet goed afgeloopen zijn, anders was hij er allang. Ik kan me wel denken, wat vader zal ge zegd hebben. Ze zuchtte diep en keerde om teneinde in de hut te gaan, maar op 't zelfde oogen- blik vernam ze 't geruisch van schreden op 't steenachtig voetpad en bemerkte de on duidelijke omtrekken van een mannenge- stalte, die uit de nevelzee opduikend vlug omhoog steeg. »Ben jij 't, Urbi?* riep 't meisje en deed een paar schreden voorwaarts. Ze bleef' echter verschrikt staan toen ze den aan komende zag, die thans met een boos ge zicht en fonkelende oogrn voor haar stond. »Ho, ik ben 't maar, schatje,* lachte hij. »Urbi zal wel beneden in de herberg zitten en zijn verdriet verdrinken, omdat je vader hein 't huis heeft uitgegooid, 't Is eeuwig niets bezittenden gegeven. Werd er wat meer tevredenheid gevon den, er zouden vooral onder de burgerklasse niet zoovele denkbeeldige behoeften worden verzonnen en ingewilligd, en men rekte in dien stand vaak niet zoo belachelijk ver of hoog de halzen uit, om toch maar wat in de oogen der menschen te schijnen: de baas of winkelier, koopman in 't klein of klerk enz. enz. met den titel van »meneer«, de vrouwen met de geüsurpeerde benaming van mevrouwalleen door bakkers- en slagersknecht of groentevrouw, gezwegen van een enkelen winkelier, haar gaarne »och! waarom ook niet?* met een satiriek glimlachje gegund. Werd er wat meer tevredenheid gevon den, zoo zou menigeen zich met zijn be scheiden deel indien 't dan toch een »deel« ware, grooter dan dat der meesten hebben vergenoegd, in stede van als geldbe- waarders weduwen en weezen te hebben bestolen voor het grooter of kleiner gelds bedrag, aan hunne eerlijkheid en zorg«(?) ter kwader ure toevertrouwd. Maar genoegis er veel ellende in deze wereld, zoo is zij voor een niet gering deel in verschillend opzicht langs langeren of korteren omweg van ontevredenheid he gevolg, van ontevredenheid, die zelfs de lichtzinnige vrouw of dochter indien dezen naar haren zin niet genoeg kurnen genieten en uitgaan, niet fraai genoeg kun nen gekleed gaan enz. de walgelijke paden der prostitutie doet opgaan. Daar zijn slechts twee soorten van te vredenheid, of althans wat men zoo noemt, welke den naam van deugd geenszins kun nen dragen. De eerste dier beide is de tevredenheid over of ingenomenheid met zich zeiven, welke in negen van de tien gevallen weinig anders dan ijdelheid en hoogmoed is; de tweede is het tevreden-zjjn van anderen in onze plaats met de omstan digheden, waarin wij verkeeren. Wat we hiermede bedoelen, mogen we wel iets duidelijker zeggen. Daar zijn menschen, die zeiven niet spoedig voldaan, of, gelijk men zegt, moeielijk te voldoen zijn in hunne evenseischen, levenswenschen, levensidealen, ntusschen, zoodra het anderen en derzulken evenstoestand en omstandigheden geldt, zijn ze nog al vrij spoedig voldaan. Zij oor- deelen, dat dit of dat anders op zich-zelf geenszins begeerlijk geval, voor dezen of dien toch nog zoo erg niet, auderer lijden en zorg nog wel te dragen is, terwijl zij in- tusschen zeiven reeds onder de helft daarvan »wee en ach!« zouden roepen, indien zij mo gelijk daaronder, wat meer is, niet bezweken. Geldt het anderer gering en ontoereikend loon, zij zullen u voorrekenen, dat die per soon of personen het daarmee best, of al thans voldoende kunnen stellen. Brood en En waar aan een hulpbehoevende, of aan iemand, die, gelijk men zegt, het verre van breed heeft, een of ander voordeel, tijdelijke tegemoetkoming of >gelukje« te beurt gevallen mocht zjjn, daar wordt dat alles door zoodanige lieden, die immer en altoos uiterst -tevreden, alleen voor en in anderer plaats weten te zijn, zóó breed uitgemeten, dat de door hen als gelukkig geroemde bijna tot het op lachenden toon gedane voorstel zou komen, met hem of haar dan maar op staanden voet te willen ruilen. Lieden van dat allooi zijn met hunne tevredenheid voor en in anderer plaats ofschoon zy zeiven die plaats niet gaarne zouden willen innemen egoïsten van de ondragelijkste soort, gierigaards, die niet eenmaal den moed hebben, er voor uit te komen, dat zjj geen plan hebben zich om andere belangen, dan alleen om hunne eigene ernstig te bekommeren, en er op zichzelf volstrekt niet tegen hebben, dat hulpbe hoevenden geholpen worden, mits het dan maar door derden geschiedt, en hünne portemonnaie of geldkist veilig gesloten kan blijven. Wellicht willen ze en passant dan nog wel, bij voorkomende gelegenheid, zoo goed zijn, aan die derden bij derzulken wel doen den raad te geven, om den wille dier ge. nolpenen zelve, zich toch vooral te matigen. Is tevredenheid een deugd, derzulken tevredenheid voor anderendoet aan »duivelsdeugd« denken. Dat is toch de .evredenheid, welke de egoïst alleen kent, en in beoefening brengt. Wanneer de sociaal-democraten den oor- og aan eigendom en eigendomsrecht ver- ilaren, en het kapitaal zeggen te haten, weten zij zelve inderdaad niet, wat zij zeggen of denken, en begrijpen niet, dat zij daar mede reeds van te voren hun eigen vonnis zouden hebben geveld, voor het geval zij zeiven heden of morgen tot de klasse der jezitters mochten gaan behooren, maar eerste plaats de Christen tevreden voor zich zeiven, maar niet spoedig tevreden voor of Buitenland- jammer, dat ik eerst kwam, toen hij al weg was, want ik had hem graag voor zijn schandelijke verwaandheid een pak slaag gegeven. En beken nu eens gauw,« knarste hij met opvlammende drift en om klemde met een ijzeren greep de pols van 't meisje, »of 't wezenlijk waar is dat je Urbi gaarne ziet en mij voor den gek houdt. »Ik heb niets te bekennen,zei 't meisje water achten zij, in het ergste geval, bijindien van die zijde de storm eens losbrak hun uitrekening, altijd toch nog voldoende tegen de genoemde voor en in de plaats van voor anderen, om het leven bij te houdenanderen zeer tevreden zijnde egoïsten, alsdan dit heeft een mensch, huns inziens, strikt ja, is er iets, wat menigeen voor de eersten In den nacht van Woensdag op Don derdag is een brutale diefstal met inbraak gepleegd op het buitengoed van den Bel gischen minister-president te Boitsfort, waar de heer Beernaert met zijne echtgenoote en zijne zuster nog verblijf houdt. De dieven hebben eene groote vensterruit ingedrukt, na die met groene zeep dik besmeerd te hebben, en na verbreking van de sloten der meubelen, hebben zij in het eetsalon alle stukken van waarde geroofd," hoofd zakelijk bestaande in tatelzilver en zilveren of met zilver beslagen serviesstukken, waar onder zeer antieke, en voor een groot deel gemerkt met de aanvangsletters: A. B. Een aantal kiezers van Mermeix hebben eene vergadering gehouden, waarin met eenparige stemmen een voorstel is aange nomen, waarbij Mermeix, wegens openbaar making der artikelen: »Het Boulangisme achter de schermen, aan de verachting prijs gegeven en aangemaand wordt zijn ontslag te nemen als afgevaardigde. Het ging in de vergadering onstuimig toe. Dit is nu reeds de tweede maal, dat aan Mermeix dergelijke sommatie wordt gericht. genomen niet noodig, en dat kan hij wel missen, en daar kan hij wel buiten, en dit of dat is, welbeschouwd, toch ook maar weelde enz. enz., altemaal redeneeringen, waarop de uitdrukking zuinigheidsboekhou- wat de boer gezegd heeft. En Urbi wierp zich op een bank bij 't haardvuur, ondersteunde 't hoofd met de hand en staarde somber in de vlammen. >Ja, hij heeft me afgewezen,zei hij zacht; »hij heeft gezegd, dat hij aan zoo'n armen drommel, als ik ben, zijn dochter in der eeuwigheid niet geeft; en al wou hij, dan nog kon hij 't niet doen, want hij heeft den tegen de laatsten party zou kunnen doen trekken Deze stelling ten slotte geldt op Christelijk gebied tegenover het standpunt van het egoïsme: spoedig behoort de mensch, in de zich boos los rukkend. »Ik heb je van 't .jachtopziener van Schönaich zijn woord ge- begin afaan duidelijk genoeg te kennen ge-1 ge ven en dat kan hij nooit terug nemen. geven, dat ik je niet mag. Van Urbi houd ik veel, ja dat ontken ik nietEn als ik Urbi niet krijg, blijf ik ongetrouwd mijn leven lang.« »Als 't er zoo mee staat,knarste de jager, »zal ik wel zorgen dat dat gebeurt. Je wil van mij niets weten, hè? Goed! dan zal Urbi je ook niet hebben, al wou je vader zijn woord veranderen en op 't laatst nog »ja« zeggen. Die vreugd wil ik je in elk geval vergallen! Denk aan me!« Hij sprong weg en was als een verschijning in den nevel verdwenen. Angstig staarde Jenzi hem na; ze was bevreesd geworden :>ij de bedreigingen van den jager, maar ze ron er niet lang over nadenken, want ze vernam opnieuw voetstappen, die langzaam naderden en uit den nevel dook Urbi op, die met gebogen hoofd langzaam den Alm )eklom. Met klanklooze stem begroette hij t meisje, dat hem zwijgend ontving en in e hut leidde. »YVei, hoe is 'tnu?« riep de oude Kaat, die juist de pan met het avondeten op 't vuur zette. »Urbi is zeker door den boer fgewezen, want je zet allebei een gezicht of de kippen de kaas van je brood hebben gepikt. Vertel toch, hoe 't je gegaan is »En ik neem Balthasar in der eeuwig heid niet,* zei 't meisje, »dat kan je me gelooven, Urbi! Dwingen laat ik me niet wat een huwelijk betreft, 't ga hoe 't wil!* »Ik geloof je wel, Cenzije zult me wel trouw blijven,zuchtte de jongeling, »maar 't zal ons niet helpen, want al liet hij Balthasar los dan zou hij gauw weer naar een anderen rijken schoonzoon omzien. Weet je wat hij me gezegd heeft Ik moest maar zien, dat ik ergens een verborgen schat vond, of ik moest van nacht de Vetter - steinspitze maar beklimmen en mijn geluk bij den Gemzenkoning probeeren. Als ik eerst maar een paar kisten met geld had, kon ik later weer aankloppen.* »Wat? zulk een raad heeft hij je durven geven riep de oude. »Is hij dan niet bang voor de zonde, die zulke gedachten in 't hart wakker maken? Dat zou 't ware zijn, als je geluk zocht bij den Gemzenkoning! waart verloren, naar lichaam en ziel!* »Zou 't werkelijk zoo gevaarlijk zijn?* vroeg de jongeling en kwam dichter bij 't vuur. »Ik heb er reeds veel van gehoord, maar weet eigenlijk nog niet goed hoe die geschiedenis eigenlijk is.« zoo'n sprookje, waarvan misschien geen woord waar is.« »Wie 't niet weet,« sprak de oude, moest zoo niet praten. De geschiedenis is waar, en is werkelijk gebeurdwant mijn moeder heeft ze me dikwijls en dikwijls verteld, toen ik nog zoo'n klein dingetje was. Ze is niet lang de geschiedenis, en als je ze hooren wilt, dan zal ik ze je vertellen, eer het eten klaar is.« »Ja, vertel maar,« zei de jongeling haastig; »we zullen graag naar je luisteren. >Nu; voor veel jaren was er eens een arme jagersjongen, en die had een rijke boerendochter erg lief, en zij hem ook. De jagersjongen had haar ook gevraagd aan haar vader, maar 't was hem haarfijn zoo gegaan als jou bij den boer van 't Graven land. Toen is die jongen van louter verdriet en kommer heel somber en menschenschuw geworden en hij liet zich aan niemand meer Uit Nancy wordt gemeld dat zekere Bonnet, aldaar gevangen genomen onder verdenking een spion te zijn, heeft bekend dat hij van de Duitsche Iiegeering een maandelijksch inkomen van fr. 150 en fr. 15 daags voor reiskosten ontving. Te Schi- tomir, Rusland, zijn een oud-officier van het Oostenrijksche leger en een Pool gear resteerd. Nadat de spionnen hadden bekend, werden zij met den knoet afgeranseld. De onzekere toestand in Portugal wordt met den dag ernstiger. De gansche handel is gedrukt; in de banken is schier geen goud voorhanden, daar particulieren dit, zien. Dag en nacht dwaalde hij door 't houtgewas op de bergen en hij werd heele- maal verwilderd. Toen is hij eens op St.. Jansnacht boven op de Wettersteinspitze de gemzen na geklommen, en toen hij juist zijn geweer wou aanleggen op een prachtigen bok, daar staat opeens een vreemde jager naast hem; die drukt zijn geweer neer en zegt: »laat dien armzaligen gemzen bok het leven, kameraadJe moest met mij op de Je 'jacht gaan; ik weet een heel ander wild. Zie je daarboven op die rotsspits dien kool zwarten bok met die zilveren horens? Dat is de gemzenkoning, die den ingang be waakt tot zijn schatkamers en toen heeft hij den jagersjongen met de hand over zijn oogen gestreken »Zie je, hoe 't goud »0 mij,« zuchtte het meisje, »dat is maar en zilver blinkt en schittert in den berg. Dat alles behoort jou, als je den gemzen koning dooden en hem de zilveren horens afbreken kunt, want daarin is de gouden sleutel van de schatkamer! Daar drink!* heeft hij gezegd, en toen heeft hy hem zjjn schnapsflesch toegereikt, »opdat je moed krijgt! Bezin je niet lang, drink, en maak dan dat je klaar komt met den gemzen koning Als je eerst al dat goud en zilver hebt, kan je gauw bruiloft houden met je liefje.* Toen heeft zich de jagersjongen, die eerst wel wat rilde, niet lang bezonnenhij heeft het fleschje genomen en gedronken, maar de schnaps brandde als helsch vuur, want de vreemde jager was de booze, die het op den armen jagersjongen zijn ziel gemunt had. Toen is hij op de spits geklommen en heeft op den gemzenkoning geschoten, maar de kogel kon niets uitvoeren en toen heeft hij met den gemzenkoning geworsteld, 't Is er vreeslijk toegegaan en op 't laatst heeft de gemzenkoning den jagersjongen naar be neden gestooten van de rotsen. Den anderen dag echter in de vroegte heeft zijn liefje hem gevondenhy leefde nog en kon haar alles vertellenmaar toen is hy in haar armen gestorven. Het meisje heeft nog een paar dagen heel somber omgedwaaldtoen is ze opeens verdwenen en later heeft men ze gevonden in een kloof, waarin ze zich had gestort. Als niet in een brief, dien ze had achtergelaten en aan haar vader gericht, de heele geschiedenis gestaan had, had wel niemand er iets van geweten op welke wijs de jagersjongen eigenlijk verongelukt was. »En nu weet je de geschiedenis,* besloot de oude Kaat, »en 't eten is klaar als je wilt bijschikken.* (Wordt vervolgd). y |1 es llteua Pe Langstraat en ëoninielerwaaii Tevredenheid is een deugd, niet alleen voor den bezitter of de bezitster van vee waarde, maar ook voor bet gezin en voor allen, die met zulk een' aldus gestemde in aanraking komen. Een vriendelijk gelaat, een anderen tot opgeruimdheid brengende stem, een aangename, gezellige omgang, ziedaarwat al zoo, behalve 't geen we meer zouden kunnen noemen, van tevredenheid des harten gdtuigt. Werd er wat meer tevreden heid in der menschen harten gevonden, er zouden zooveel »kwesties« en persoonlij ke« veeten en feiten niet zijn. Werd er wat meer tevredenheid in de gezinnen gevon den, er zou daar zooveel strijd niet bestaan naar aanleiding van gewilde uitgaven, die niet kunnen worden bestredenvan be geerden opschik, die niet kan worden be taald van genoegens, waaraan, wegens beperkte middelen, niet kan worden gedacht; van onthouding van dit of dat, door den drang 2) Tevredenheidin welk opzicht ook ge' nomen en verstaan, maakt den mensch gelukkig voor zichzelven, en anderen ge lukkig, althans eendrachtig, rustig en be rustend met hem. den in min gunstigen zin toepasselijk ware. in de plaats van anderen te zjjn!

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1890 | | pagina 1