Bijgeloof aangaande honden. FEUILLETON. M 933. WOENSDAG 15 OCTOBER. 1890- Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. De Gemzenkoning. mm VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs- verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Het is in zeker opzicht bevreemdend, dat zelfs de honden, deze trouwe vrienden der menschen, niet aan het bijgeloof zjjn mogen ontsnappen. Hoe dit is ontstaan bljjft een onopgelost raadselzooveel is zeker, dat het reeds van overoude tg den afkomstig is. Een zeer algemeen verspreid geloof is, dat het meêloopen van een vreemden zwarten hond ons gelnk aanbrengt; dat daarentegen het kwispelstaarten en liefkoozen van een vreemden witten hond door een ongeluk wordt gevolgd. Maar met meer zekerheid kan een hond nooit ongeluk voorspellen, dan door onder het raam van een zieken kamer te liggen janken. Dan sterft de patient onvermjjdeljjk. Velen meenen dat de hond den dood die woning heeft zien binnengaan, en dat hg daarom huilt. Dit geloof is vrjj algemeen. De negers zeggenals ten hond de plaats komt oploopen en hjj werpt zich voor de huisdeur op zjjn rug, met de pooten in de lucht en rolt dan heen en weer dan neemt hjj de maat voor het graf van een der huisgenooten. Is de dood nabjj dan laat de hond die beweging met een klagend janken gepaard gaan. De negers dragen ook de poot van een zwarte kat als amulet tegen hondebeten bjj zich. Op sommige plaatsen in Engeland acht men het geraden om, als een hond erg blaft en huilt, zjjn rechter schoen uit te trekken en daarin te spuwen. Van honden te droomen kan verschillende dingen be- teekenen; het komt er maar op aan, hoe men den hond in zjjn droom ziet. Komt hjj vriendeljjk en kwispelstaartend aanloo- 4) De morgen steeg in volle pracht op over de heerljjk verfrischte aarde en de zon straalde met zulk een zegepralenden glans, alsof ze dacht, dat ze onmogelijk door andere dan vroolijke gezichten kon begroet worden. Op den Gravenalm was dit echter heden niet het geval; de beide herderinnen stonden met een onrustig en angstig gelaat voor de hut, want het zware gevlekte kalf, 't mooiste van de geheele kudde had zich van de wei plaats verwjjderd en was niettegenstaande alle moeite nog niet teruggevonden. »Er bljjft niets over,« zei de oude Kaat, »we moeten beiden nog maar eens gaan zoeken; ze moet wel ver verdwaald zjjn, of is mis schien in een diepte gevallen. Ga jij naar de Wettersteinspitze, Ceazi, en ik zal den omtrek van den Gemskegel doorzoeken. Wel wel, wat een leven zal de boer maken, als bjj hoort dat het kalf weg is! Dan zullen wjj alle twee onze pret wel op kunnen Cenzi jjlde, terwjjl de oude in tegenover gestelde richting voortschreed, den heuvel af, doorzocht nog eens 't dennenstruikgewas en 't beukenwoud en beklom toen, van tijd tottjjd wachtend en roepend, den steil op loopenden wand van de W ettersteinspitze. Ze doorzocht de steilste bergpaden, het dichtste struikgewas en kreupelhout, maar ontdekte nergens een spoor van het vermiste dier. Eensklaps bleef ze staan en luisterde, want een steunend geluid was uit de diepe kloof in haar oor gedrongen. Ze boog zich over den rotswand heen, en staarde in den af grond, maar haar blik stuitte op den vooruit springenden rotswand en alleen het steunend geluid deed zich op nieuw hooren. pen, dan is dit de voorbode van iets goeds als men verliefd is, beteekent het een ge lukkig huweljjk met den uitverkorene. Maar bromt hjj of bijt u zelfs naar de beenen, wees er dan zeker van, dat geheime vjjanden en benjjders uw goeden naam trachten te be lasteren, of u op andere wijze pogen te be- nadeelen. Verloofden moeten dan, bjjzonder ten opzichte van elkander, op hunne hoede zijn.* Aldus staat het in een oud Engelsch waarzeggersboek geschreven, dat ook nu nog vaak door dwaze jongelieden wordt geraad pleegd. Om de kinkhoest van een kind op een hond over te brengen, wordt door wijze vrouwen* het volgende aanbevolen: neem een paar haren van den hondpak die te zamen met een weinig van de door het kind opgegeven stof, in een stukje papier en laat den hond dit opslikken. De ziekte zal het kind verlaten en op den hond over gaan. Voor menschen die in groote steden wonen zal het misschien niet onbelangrijk zjjn te weten, dat, als men het oog van een zwarten hond in de hand heeft, het buiten kwestie is, dat geen enkele hond den ge lukkigen eigenaar daarvan bijten, of ook slechts aankeffen zou. Het bezwaarlijke is maar het oog meester te worden. In vroeger tjjden hield men het er voor, dat honden niet alleen, zoo als andere mis dadigers in verhoor konden worden genomen, maar ook voor het misdrjjf worden gestraft. Volgens de wetgeving van Solon, moest zoo verhaalt Plutarchus een hond die iemand gebeten had, met een strik van een paar voet lengte worden vastgebonden. Dit was, voegt Plutarchus er bij, seen hoogst nuttige handeling tegenover zulk een beest.* Ze riep naar beneden en na weinige oogen- blikken antwoordde haar een zwakke men- schenstem. Jezus Maria!* riep het meisje, sik geloof, dat daar iemand verongelukt is! Ik moet dadeljjk naar beneden om te zien, of ik kan helpen.* Haastig klauterde ze langs het pad af, dat langs den rotswand naar de diepte voerde en bereikte na weinige minuten den bodem der kloof. Op den steenachtigen grond, door ver ward neergetuimelde steenen en afgescheurde dennentakken gedeeltelijk bedekt, lag be- wegenloos een inannengestalte. Toen de ongelukkige de treden der naderende hoorde, hief hjj 't hoofd op en Cenzi staarde in Urbi's doodsbleek met geronnen bloed be dekt gelaat. Met een kreet van ontzetting slingerde ze den bergstok van zich en wierp ze zich naast den jongeling op de kniëen. sOm Jezus wil, Urbi, moet ik je hier vinden?* stamelde ze. s Wat is er toch met je gebeurd Spreek, als je kunt sCenzi? Ben jij 't?« stamelde Urbi en een zwakke straal van vreugd vloog over zijn bleek gelaat. >Dus heeft Onze lieve Heer toch niet willen toelaten dat ik ellendig hier van pijn en dorst zou sterven. Ik heb de Wettersteinspitze beklommen om den schat te halen,* ging hij afgebroken voort, svan den GemzenkoningIk heb hem ook gezien en heb op hem geschoten, maar in 't zelfde oogenblik heeft een kogel van Balthasar me getroffen hij was me gevolgd en later hebben we samen geworsteld en hij heeft me naar beneden gegooid over de rots.* >De schurk heeft dus gedaan, wat hjj me gezegd heeft,* stamelde het meisje. »Maar zeg, wat moet ik nu doen?* »Sepp halen, ginds uit de houthakkerjj, en Marti,* steunde de gewonde, »ze moeten spoedig met een draagbaar komen om me naar 't dorp te vervoeren. Als ik 't leven er af breng is 't een wonder, want ik heb mijn beide voeten gebroken en den linkerarm. God, wat een val was dat! Als ik me niet voor een oogenblik had kunnen vastgrijpen Gedurende de heksenprocessen te Salem, in Amerika, anno 1694 werd een hond door een vreemde ziekte aangetast. Men bewees, dat hij een toovenaar op zich had laten rijden en op deze belacheljjke aantjjging werd het arme dier met ophanging gestraft. Omstreeks dienzelfden tjjd werd een hond beschuldigd van zijne medehonden te be- nadeelen, omdat deze ziek werden, zoodra hij een van hen aankeek. Ook dit arme dier werd om hekserijopgehangen. Een soortgelijk bijgeloof gaf in 1585 aan leiding tot het uitvaardigen van een ge zondheidswet in Kings-Lynn sGeen honden of katten mogen tot nader te bepalen tjjd, worden geduld.* Een besmettelijke ziekte heersohte daar toen en de wijze oudsten en raadsheeren« dachten dat de ziekte door deze huisdieren werd verspreid. Zoo kregen dan de bewoners bevel hunne honden en katten op te hangen of dood te slaan en ze ergens te begraven. Als het een kostbare hond* was, mocht hij in het leven blijven, als men hem thuis vast legde en op de straat aan een koord hield. Een ander wonderlijk geloof bracht er de bouwlieden toe, honden tot grondsteen in den muur te metselen, om den bouw hecht en sterk te doen zijn. Het verhaal luidt, dat toen Floris III, Graaf van Holland, van zijne huldiging op Walcheren terugkeerde, de beste arbeiders die er te krijgen waren, door hem naar Vlaanderen werden gezonden, om de kanalen aldaar te herstellen. Met een der dijken kon men geen recht schieten, daar deze dwars door het vlugzand, liep en de arbeiders wisten niet, wat zij tegen die onophoudelijke verzandingen moesten doen. Nu pakte een der Hollanders een hond bij aan den tak van een dennenboom, waarop ik viel, dan was 't met me gedaan geweest. Maar baal me eerst een hoed met water uit den Rinnsel ginds, want ik versmacht hier van dorst Cenzi vloog heen en kwam spoedig met de verlangde lafenis terug. Nadat de onge lukkige had gedronken, ging ze haastig op weg, en bereikte na korten tijd de werk plaats der houthakkers, wien ze in korte woorden het voorgevallene meedeelde. Deze gingen dadelijk, van tenen, latten en wollen dekens voorzien, op weg om hun kameraad bij te staan en hem naar 't dorp te brengen. Ze laafden den gewonde toen ze bij hem kwamen met brandewijn en spoedig was er een draagbaar gereed, waarop ze Urbi, in i wollen dekens gewikkeld, zorgvuldig neer- vlijden. Draagt hem naar beneden in 't [Gravenland,* zei 't meisje tot de houthak kers. »Ik loop vooruit, maak een kamertje in orde en zorg er ook voor, dat de dokter dadelijk bij de hand is, als ge met Urbi komt.* De boer van Gravenland stond juist, zijn pijpje rookend, in de huisdeur, toen zijn dochter eensklaps voor hem stond. »Nu, wat is er gebeurd?* riep hij, waarom loop je alsof ze je achterna zaten? Is er wat? Is er eindelijk een ongeluk gebeurd?* »Ja, vader, en een groot ook,* zei 't meisje ernstig, »maar kom in de kamer, dan zal ik 't u vertellen.* Spreek nu,« begon de oude, toen de kamerdeur achter hem gesloten was. »Wat is er?« Vader,* zei 't meisje en ging vlak voor hem staan. »U hebt een groot kwaad, dat u nauwelijks meer goed kunt maken, op u geladen. U hebt niet alleen den armen jon gen, Urbi, die mij tot vrouw gevraagd heeft, afgewezen, maar u hebt hem ook bespot en u vroolgk gemaakt over zijn armoede. Hebt u hem niet den raad gegeven, dat hij naar den Gemzenkoning moest gaan en hem zijn schatten afnemen? Hebt u Balthasar, dien slechten mensch, niet ver teld, dat wij elkander liefhebben en opgezet zijn staart op en wierp hem in het zand. De werklieden haastten zich takkebossen boven op het arme dier te werpen en toen werd de dijk flink en zeker afgewerkt. Naar Giimm (Duitsche Mythologie) bewaarde men de koeien tegen ziekte, door onder den drempel voor den koestal een levenden blinden hond te begraven. De merkwaardigste grondsteen van deze soort was die, welken men een paar eeuwen geleden onder Peel Castle op het eiland Man heeft ingemetseld. De hond werd hier onder de soliede muren begraven met het dubbel doel, den grond vaster te maken en als spook dienst te doen om dieven en anderen onge- nooden gasten schrik aan te jagen. Onder den naam van »Manthe Dhoo* vinden wij van dezen spookhond herhaaldelijk melding gemaakt in oude verhalen. Hoewel zijne ge- geschiedenis ook nu nog op geheimzinnig fluisterenden toon aan de bezoekers van het oude kasteel wordt verteld, heeft toch nie mand het spookdier ooit gezien of gehoord. De sage van den laatsten keer, dat het ge vreesde spook Man the Dhoo« zich ver toond heeft vinden wij in Walther Scott's »Het lied van den laatsten zangerterug. Een eigenaardig gebruik heersehte voor heen in Engeland, waar men een hond aan de voeten van eens Bisschop's graf placht te begraven. Dit had eene zinnebeeldige be- teekenisZooals een hond zijn meester volgt, zoo trouw volgt een Bisschop het voorbeeld van zijn Heer en Zaligmaker. Om derge- lgke reden treft men ook menig gedenk- teeken der kruisridders gebeiteld, waarbij deze met de voeten op een hond rustende worden afgebeeld. Gelukkig leven wij tegenwoordig in een tegen Urbi? U zult niet kunnen ontkennen, vader, dat u dat hebt gedaan »Da,ar denk ik ook niet aan!« riep de oude, »en dat is zoo erg ook niet! Dat's mooiIk wou 't meisje een boetpredikatie houden, en ze doet het mij!* »Laat me eerst uitvertellen, vader,* viel 't meisje hem in de rede, »ik ben nog niet klaar! Urbi heeft werkelijk gedaan, wat u hem hebt aangeradenhij is heden nacht naar den.Gemzenkoning op de Wetterstein spitze gegaan. Balthasar is hem echter na- geloopen, of heeft hem toevallig ontmoet. Hg heeft op Urbi geschoten, later hebben ze met elkaar geworsteld, en Balthasar beeft Urbi naar beneden gegooid in den afgrond.* De boer van het Gravenland staarde zijn dochter verschrikt aanzijn knieën knikten en hij moest op een bank gaan zitten. »Is is dat waar?* vroeg hij steunend. »Maar wie heeft je dat alles verteld »We zijn van morgen in alle vroegte op den zoek gegaan, Kaat en ik, omdat het zwart gevlekte kalf was afgedwaald,* ant woordde het meisje. »Op den grond in de Sehwartzbachskloof heb ik Urbi gevonden hij baadt in zijn bloed en is verschrikkelijk gewond, maar hij heeft nog alles kunnen vertellen, wat op de Wettersteinspitze is gebeurd. Ik ben gauw naar de houthakkers gegaandie hebben een draagbaar gemaakt en ik heb hun gezegd, dat ze hem hier zouden brengen op 't Gravenland. Daar daar komen ze al met hem aan, en de dokter is er ook bij, zooals ik zie!* Ze vloog naar buiten en wees den mannen de kamer, waarin ze den ongelukkige brengen moestenvoorzichtig werd hij daar neergelegd. Toen ging Cenzi weer in de woonkamer naar haar vader, en sidderend wachtten beiden de uitspraak van den arts af. Na een paar uur kwam deze bij hen en gaf hun de geruststellende verzekering, dat Urbi wel zwaar, zeer zwaar gewond was, maar niet levensgevaarlijk. »'t Is werkelijk wonder,zoo besloot hij, dat de jongeling bij dien schrikkelijken val 't leven er af tijdperk dat het leven onzer honden niet langer door het bijgeloof wordt bedreigd. Het is niet te ontkennen, dat ook nu nog sommige sprookjes op zeer afgelegen dorpen van vader op zoon worden over geleverd. Maar zelfs daar heeft men den trouwen huishond lief gekregen, en het oude bijgeloof zal onzen viervoetigen vriend tegenwoordig geen kwaad meer doen. Te Parijs zal een fonds gesticht worden met het doelbij groote volksrampen on verwijld hulp te verleenen. Het plan gaat uit van den heer Huber, directeur van het blad »Gu Blas«. Hij belegde een vergade ring van journalisten, waar het plan een stemmig goedgekeurd en een comité van uitvoering benoemd werd. Dat comité telt 24 leden, journalisten van alle partijen. De Minisier Constans, bij wien drie afge vaardigden van het comité zich vervoegden, beloofde zijn medewerking om van de Kamer 3 millioen francs te verkrijgen voor het be doelde fonds. De groote geld- en nijverheidsmannen zullen aangezocht worden om ook uit hun midden comité's te benoemen. Een fabrikant van vélocipèdes te Parijs is het slachtoffer van een oplichter gewor den. Een keurig gekleed heer wilde een vélocipède koopen; zijn keus viel op een fraaie bicycle. »Ik wil die onmiddellijk in het Bois de Boulogne probeeren*, zeide hij »geef mij een uwer bedienden mede, ik zal hem zijn tijd vergoeden*. De fabrikant vond dat goed en de kooper vertrok met den bediende in een rijtuig. In een afgelegen laan hield men stil. De cliënt probeerde de bracht. Inwendige kwetsuren schijnt hij ge lukkig niet gekregen te hebben, maar in elk geval zal 't wel eenige maanden duren eer hij weer hersteld is.« Aan den avond van dienzelfden dag zat de boer van 't Gravenland aan 't ziekbed van Urbi en hield diens gespaarde rechter hand omklemd. »Dus blijft het er bij,* zei hij aangedaan, »ik wil weer goed maken, wat ik je misdaan heb, en daarom zal je Cenzi hebben. Zorg maar, dat je heel gauw weer beter wordt. En als je weer in orde bent, dan ik geef je mijn woord, zal 't gauw bruiloft zijn Eenige maanden later bewoog zich een vroolijke bruiloftsstoet, met lustig blazende muzikanten aan 't hoofd, van de kerk door de dorpsstraat naar de herberg. De vlaggen wapperden, de bruiloftsgasten zwaaiden met hunne hoeden en zetten zich spoedig vroolgk gestemd aan den bruiloftsdisch. Later gaf oud en jong zich over aan 't dansen. De nacht was reeds ver gevorderd, toen de jonggehuwden door de muzikanten en fakkel- dragende jongelingen begeleid naar 't Gravenland terugkeerden. Balthasar was sinds dien vreeslijken nacht verdwenen. Hij was waarschijnlijk gevlucht om zijn talrijke schuldeischers te ontkomen, die hij niet langer kon tevreden stellen. Zoo meende men ten minste. Ook bleek na zijn vlucht, dat hij verscheiden oneerlijkheden in den dienst had gepleegd en ten laatste kwam nog 't bericht, dat zijn vader zich met verscheidene gewaagde speculatiën, die mislukt waren, had ingelaten, en dat sinds lang geen steen van de groote boerenhofstee hem meer behoorde. Nog slechts eens kreeg men in 't dorp tijding van Balthasareenige jaren later ontmoetten landverhuizers uit zijn geboorteplaats hem in Arkansas, waar hij als jager en strikken zetter een wild, avontuurlijk leven leidde. Van zijn verdere lotgevallen is niets meer bekend. (Slot.) Het Land van Hensden en Altena. He Langstraat en de Honunelerwaard. Buitenland.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1890 | | pagina 1