Uitgever: L. J. YEEHMAN, Heusden
VlilJjJAur 5 DECEMEE
18^0
VOOR
Dit blad verschuilt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs
verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Deze dag, volgens de overlevering een
herinneringsdag aan den dood van Nicolaas
de Wonderdoener, welke in het begin der
4e eeuw leefde, is bjjna de eenige feestdag,
welke door schier geheel Europa gevierd
wordt, en wel niet het minst in ons Vader
land.
Laat op den 5den dag van den laatsten
•■and des jaars het weer zoo somber en naar
geestig zijn als wij het in de laatste jaren op
uen dag altijd kenden. Laat het fijn en
f herp koud wezen zoodat men den neus
tvjna voelt bevriezen. Laat het gieren van
wilde sneeuwbuien, 't Doet er alles niet toe.
'p den avond voor den dag van St. Nico
kas deert dat niet, zou men zeggen. Nooit
zooveel prettige gezichten als op dien dag;
nooit zooveel gulle vrooljjkheid.
Daarom onze groet aan den dag van
heden die wel niet de eingenljjke dag van
den vermaarden bisschop is, maar die toch
I het meest de dag der verrassing is. Laat
ons dit goede etmaal in eere houdenEr
zijn menschen die van zekere hoogte op
zulke huishoudelijke vroolijkheidsdagen neer
zien. Verjaardagen och kom, daar zijn
ze te verstandig voor. Zij zijn »elken dag
jarig*. En een Sintnicolaasdag? Welnu,
zeggen ze, dat is zuivere onzin. Wat kan
het ons raken of zekere bisschop zóó goed
geefs was Moeten we daarom zulk een dag
van fopperij en verrassing jaarlijksch er
op na houden? Moeten wjj daarom onze
kinderen met schoorsteensprookjes bezig
houden
Neen, daarom niet. Niet om de overleve
ring of om zekere bisschop Nicolaas, maar
omdat er een zoo'n kostelijk denkbeeld aan
ten grondslag ligt, omdat het een huiselijk
feest vooral is, daarom moet het Sinter
klaasfeest niet door droge redeneerders uit
onze samenleving kunnen worden wegge
redeneerd.
Ongelukkig het menschengeslacht, dat
geen gevoel en geen verbeeldingskracht bezit,
f Het zou ongetwijfeld werken, sloven op
de wijze van een werktuig. Maar eentoonig
en naar zou het leven zjjn.
Dit zul ieder toestemmen. Welnu, de ver
beelding, de dichterlijke phantasie, het ge
voel laten ze nu eens onze geheele maat
schappij dan weder elk huisgezin voor zich
- zelf medesleepen. Het kan geen kwaad.
Herinneren we ons hoe de St. Niklaas-
avond en morgen onze kinderharten deed
kloppen. Mit welke gespannen verwachting
werd de dag niet tegemoet gezien, waarop
de oude bisschop te paard met zijn zwarten
knecht over de daken zou komen stappen
en door den schoorsteen zou zenden voor
de goeden zijne geschenken, voor de on-
deugenden de roede. Wat wonderlijk werd
het ons te moede als 's avonds inderdaad
een Sintniklaas verscheen en zijne zoetig
heden rond strooide. We konden 's nachts
haast niet slapen van de verwachting wat
er wel in onze muiltjes zou gelegd zijn, al
waren we ook maar zoo vroeg mogelijk naar
bed gegaan, opdat het voor ons »gauw
morgen zou zjjn.* En welk een genot als
dan door een vriendelijke hand was gezorgd
dat de illusie was verwerkelijkt en de muiltjes
waren gevuld! Wat hadden we het druk
met de schoolkameraadjes over de gebeur
tenissen van den Sinterklaasdag
Dit alles herinneren wij allen ons. Zoo
waar als we allen de sprookjes van Klein
Duimpje en Moeder de Gans niet vergeten
hebben, zoo waar kan deze herinnering
ons niet ontgaan.
Mij dunkt al ware het alleen daarom,
zou het niet mogelijk zijn dat de Sinter
klaasfeesten uit onze zeden verdwenen.
Doch ik sprak van een kostelijk denk
beeld. Welnu St. Nicolaas is er niet alleen
voor de kleinen. De grooten vieren hem
het mee.it, zou ik meenen. En juist zij ver
wezenlijken het denkbeeld dat ik bedoel:
dat wij allen elkander aangenaam moeten
zjjn zonder dit voor elkander te willen weten.
Het behoeft echter nauwelijks opgemerkt
te worden, dat men bij ons te lande het
St. Nicolaasfeest bijna uitsluitend als een
kinderfeest beschouwt, waarbij het beloonen
van zoete en het straffen van stoute kinderen
op den voorgrond staat. Ieder kind kent
St. Nicolaas uit de afschilderingen, die er
hem door zijne ouders, vrienden en bloed
verwanten van gegeven worden, en al ver
telt de meester op de school ook, dat er
geen St. Nicolaas bestaat, maar dat al het
goede (in het kinderoog: de lekkernijen
enz.) van ouders en vrienden afkomstig is,
toch is het kind meer genegen om te luis
teren naar de afgrijselijkste verhalen van
het s> verbakken van stoute kinderen tot
pepernoten,* »het rammelen met de ketting,*
»het door den schoorsteen rijden met zijn
paard* enz., die zijn licht ontvankelijk ge
moed beurtelings met angst en vreugde ver
vullen. Met eene koortsachtige gejaagdheid
zet de kleine 's avonds, wanneer St. Nico
laas met zijn knecht door den schoorsteen
rjjdt, op een wit paard gezeten, een mandje
met hooi benevens een glas water, een stukje
roggebrood en een appel onder den schoor
steen gereed, om daarmede het hongerige
paard van St. Nicolaas te voeden, of eene
versnapering aan te bieden, en hoe gelukkig
is de kleine, wanneer hij 's morgens bij zijn
vroegtijdig ontwaken want hij heeft van
vreugde weinig kunnen slapen tot de
ontdekking komt, dat het paard van den
met eerbied genoemden kindervriend, een
weinig hooi gegeten, een dronk water uit
het glas genomen en een stukje van den
appel afgebeten heeft; want het is in zijn
zieltje nog niet opgekomen dat die vermin
dering van den inhoud aan mensehelijke
handen moet worden toegeschreven, even
min als hij er onderzoek naar doet of de
afgebeten appel sporen vertoont, van in aan
raking geweest te zijn met de mensehelijke
tanden. NeenHij gelooft uit de volheid
zijns harten, dat dit alles het werk is ge
weest van het geheimzinnige paard. Hij
vraagt er niet naar of dat paard al of niet
door den schoorsteen kan, hij gelooft slechts,
hjj gelooft op gezag, want zijne ouders en
vrienden en deze zullen hem immers niet
misleiden verzekeren het hein en doen
hem opmerken dat St. Nicolaas eenmaal een
bisschop geweest is, die nog jaarlijks op zijn
geboortedag (6 Dec.) uit Spanje overkomt
om, bijgestaan door zijn knecht, naar het
gedrag der kinderen onderzoek te doen en
naar gelang van de informatiën door hem
bij ouders, vrienden en leermeesters inge
wonnen, plichtmatig te straffen en te be
loonen.
En met welken kinderlijken eenvoud, met
welk eene innige vroomheid buigt de kleine
zijn hoofdje naar den schoorsteen om den
>goeden heilige* te bedanken voor de ge
schenken, die men hem »voor zijn vlijt en
goed gedrag* vereerd heeft, onder het op
dreunen van het navolgend liedje
»St. Niklaas, goed, heilig man
Trek je besten tabbaard an
Rij eu mee naar Amsterdam
Van Amsterdam naar Spanje« enz.
of ook:
»St. Niklaas kapoentje
Gooi wat in mijn schoentje
Gooi wat in mijn laarsje
Dank je St. Niklaasje!*
't Is echt kinderlijk niet waar? aan dit
alles te gelooven zonder naar de waarheid,
waarop dit geloof gegrond is, onderzoek te
doen. Wij zijn echter geen kinderen meer,
wij gelooven niet meer op gezag, wij on
derzoeken met een van dwaalbegrippen ont
nuchterd verstand en zoodoende krijgt St.
Nicolaas en het St. Nicolaasfeest voor ons
een geheel andere, meer zinrijke beteekenis,
waarbij de Bisschop* en de »heilige« tot
het rijk der sagen en legenden worden
teruggebracht, die betrekking hebben op den
wilden jageren den heidenschen Wodan-
dienst. In talrijke sagen door geheel Duitsch-
land verschijnt een ruiter, zittende op een
wit paard of schimmel, met een breeden
hoed op 't hoofd, soms ook zonder hoofd
of op een paard zonder kop. In andere
streken van Duitschland verschijnt de
heidensche God Wodan, als een vreeselijk
spook van eene reusachtige gestalte, met
een breeden hoed en in plaats van haar en
baard, met mos begroeit; hij rijdt op een
wit paard en zweeft over het woud of rijdt
er doorheen, zonder hoofd en op een wit
paard zonder kop, in welke gedaante hij
een waar schrikbeeld voor de kinderen is.
Opmerking verdient het, dat ook St. Maarten
voorgesteld wordt met een wijden mantel
op een wit paard rijdende,' zijnde alzoo
eveneens een bestanddeel der Wodan-mythe
(witte dieren zijn geluk-aanbrengend.) Maar
een bepaald christelijken vorm neemt Wodan
aan in St. Nicolaas of Neckels, een in een
witten mantel vermonden man op den dag
van St. Nicolaas (6 Dec.) in de huizen,
laat de kinderen knielen en bidden en be
schenkt ze met noten en appelen. Knecht
Ruprecht, d. i. de roemprachtige, de roem-
schitterende, heet in vele streken van Duitsch
land: de schimmelruiterelders verschijnt
Nicolaas op een wit paard met een witten
pels en voorzien van roede of stok en een
zak, in de huizen, schenkt de kinderen ap
pelen en noten en honingkoeken, straft de
stouten en steekt ze in den zak.
Behalve enkele afwijkingen wordt de
Nicolaas ten onzent, bjjna op dezelfde wjjze
als het aan de heiden-wereld ontleende
spook voorgesteld, met dit onderscheid, dat
de geheimzinnige figuur langzamerhand met
de bisschoppelijke waardigheid bekleed is
en als een heilige vereerd is geworden.
Toch doen ons al zjjne attributen en de
met zijne verschijning gepaard gaande ge
woonten en gebruiken, onwillekeurig aan de
heidensche voorouders denken. De schoor
steen b.v., waarlangs de heilige met zijn
paard binnen de woningen komt, was vooral
in den heidenschen tijd het middelpunt van
het eenvoudige familieleven en overal ont
moeten we den haard als de oude offerplaats,
die vooral in het toovergebied eene be
langrijke rol vervult. De plaats van den
haard was bij feest en dans altijd de voor
naamste. Ook het rammelen met den ketting,
dien de Nicolaas als een bewijs zijner tegen
woordigheid en om de kinderen daarmee
angstig en bevreesd te maken (juist geen
fraaie eigenschap van een menschenvriend)
met zich sleept, doet ons onwillekeurig
denken aan het ketengerammel, waarmee
allerlei spoken en gedrochten den geloovigen
een schrik op het lijf jagen.
De beteekenis van het ketengerammel is
echter de ratelende donder en duidt op de
onweerswolken, die zich boven het woud
ontlasten, ten tijde dat »de wilde jager*
(storm en onweer) door het luchtruim jaagt.
Van niet minder beteekenis zijn de honing
koeken, de appelen en noten, die Nicolaas
door den schoorsteen wegschenkt. Even als
wij bij alle feestelijke gelegenheden maal
tijden aanrichten, zoo ook vierden de oude
Germanen hunne winterfeesten met het eten
van bijzondere en geliefkoosde spijzen. Bij
hunne offerfeesten werden afbeeldingen van
Goden en heilige dieren, zooals wilde zwjjnen,
die bij hun het hoofd-offer uitmaakten, uit
deeg gevormd en door de vrouwen in den
tempel gebakken en de gewoonte van ge
bakken figuren van menschen en dieren is
bij ons in den vorm van »St. Nicolaasgoed*
nog in zwang gebleven, terwijl bovendien
nog de gewoonte om allerlei koeksoorten
enz. op den St. Nicolaas-avond te ver
gooien* eveneens aan den heidenschen tjjd
en inzonderheid aan Wodan herinnert, aan
wien de dobbelsteenen, waarmee hp gezegd
werd te spelen en die door hem zouden
uitgevonden zijn, geheiligd waren en waar
mee hij ook tevens als de God des geluks
wordt aangeduid. En wanneer we er nu op
letten, dat appelen en noten, waarmee Nico
laas de kinderen beschenkt of welke de
kleinen voor het paard van den Sint of zijn
knecht afzonderen, bij vele heidensche volken
als een zinnebeeld van liefde en vriendschap
gelden, 'dan blijft er van een en ander
weinig anders over dan eene in een Christe
lijken vorm gegoten herinnering aan den
oud-heidenschen tijd en zoo hebben wjj u dan
op eene meer rationeele wijze, dan men dit
in 't algemeen pleegt te doen, met de juiste
waarde van St. Nicolaas en het St. Nicolaas
feest bekenu gemaakt, met den wensch dat
deze kleine bijdrage van dit critisch onder
zoek aan onze lezers aangenaam en nuttig
moge zjjn.