Iets over Schedelleer.
WOENSDAG 28 JANUARI.
1891
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
Algemeen Kies- en Stemrecht.
1 rfio
VOOK
Land van Rensden
en Alteua.
üielerwaarsi.
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprjjs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
II.
Hoe moeten wij dat begrijpen, vragen de
ontleedkundigen en physiologen.
't Is een voorrecht in de nieuwere weten
schap, antwoordt de schedelkundige, dat de
vbeid verdeeld wordt. Als iemand wil weten,
aoe 't staat met den bouw der hersenen en
"*"%n 't geheele lichaam, dan wendt hij zich
ot de ontleedkundigenwil hij echter
weten, wat schoonheid is, wat waarheid
enz. is, dan wendt hg zich tot anderen.
Niet waar, als ik thans over de verschillende
ziels- en geestvermogens spreek, dan moet
de zielkundige als vakman mijn rechter zijn?
Zeker.
Maar de zielkundige is weer geen vak
ban, als ik van den vorm der schedels spreek.
Zeker niet.
Als ik nu een theorie aangeef, die beide, j
de zielkunde en ontleedkunde, omvat, weet
jk niet meer, wie mijn theorie rechtvaardig
kan beoordeelen.
Juist daarom is uw leer ook niet weten-
ibappelijk in den eigenlijken zin van 't
..oord, antwoorden de ontleed- en de ziel-
undigen.
»Misschien,« zegt de phrenoloog. Maar
't kon toch zijn dat de schedelleer een nieuwe
wetenschap was, waarin gjj allen leeken
waart. Gij kent maar één hersengestel en
één ziel. 't Verschil in onze methoden ligt
hierin, dat ik het onderscheid tusschen de
hersenen tot grondslag mijner onderzoekin
gen maak. Daarom wil ik tot u ook niet
als vakmannen spreken, maar u alleen, in
zoover gij een gezond menschenverstand
.ebt, als rechters erkennen. Ook tot de
rechtsgeleerden spreek ik op dezelfde wijs;
zjj hebben mij tegengeworpen dat de schedel-
Ter zich niet verdraagt met het strafrecht;
ant als de eigenschappen van 't karakter
waren aangeboren, dan viel 't begrip van
verantwoordelijkheid weg, dat toch de basis
an 't strafrecht is. Deze tegenwerping her
innert mij levendig den hoogeerwaarden
biechtvader van Zijne Majesteit den Keizer,
die me uit Weenen verdreef. Bedenk toch
als ik uit lichamelijke bijziendheid een mis
tred doe en mjjn been breek, dan heb ik
een smartelijke en vermoeiende kuur te on
dergaan; als ik uit geesteljjke bijziendheid
esn mistred doe, moet ik dan de gevolgen
niet ondervinden? 't Begrip van verant
woordelijkheid doet niets toe of af van de
stoffelijke en zedelijke wetten. De geschiedenis
"en de dagc.lijksche ervaring geven tallooze
voorbeelden van menschen, die van hunne
vroegste kindsheid af voor deze of gene
kunst of wetenschap een bewonderenswaar-
digen aanleg toonden. Dikwijls breekt die
aanleg zich een baan niettegenstaande den
druk der uiterlijke omstandigheden; vaak
staat hij met de overige eigenschappen vau
het individu in een opvallend contrast, zoo-
fcdat enkele geschiktheden wel als aange
boren moeten beschouwd worden.
Zoo is 't ook in 't dierenrijk. De wreed
heid van den tjjger, de kunstvaardigheid
van den bever, de slimheid van den olifant
1 zijn voor iederen tijger, bever of olifant
karakteristiek, iedere diersoort is zijn ka
rakter aangeboren. Men heeft getracht de
Tijzondere talenten on eigenschappen van
den mensch te verklaren uit zijn opvoeding
en levenslot. Opvoeding en omstandigheden
doen veel af, maar een bekrompen verstand
wordt ook onder de gunstigste omstandig
heden geen wijsgeer. Er zijn veel dichters,
maar er is slechts één Shakespeare, één
Goethe. Er zijn veel veldheeren, maar slechts
één Cesar, Napoleon en Moltke. Er zijn veel
toonkunstenaars, maar slechts één Mozart,
Beethoven en Wagner. Er zijn veel geleer
den, maar Copernicus, Galileï, Newton, Von
Humboldt en Darwin steken daarboven uit.
Als 't genie kon aangeleerd worden, wilde
ik graag weten, waar de leeraars zijn. Iedere
kracht van den geest heeft stof noodig om
zich kenbaar te maken, ze heeft een lichame
lijk orgaan noodig. Daar nu iedere kracht
op een aangeboren aanleg wijst, moeten er
zooveel organen zijn als er aangeboren be
gaafdheden zij d. Deze organen hebben hun
zetels in de hersenen.
Dat de hersenen niet een algemeen orgaan
van dCrlijk leven, maar een verzamel
plaats van onderscheidene organen is, welke
echter in zekeren zin een éénheid uitmaken,
blijkt uit het volgende:
lo. De mensch kan met de voorwerpen
van zijn denk' en opmerken afwisselen.
Die zich eenige uren met afgetrokken onder
werpen heeft bezig gehouden en zich
vermoeid gevoelt, kan niet alleen zonder,;
inspanning verzen lezen, platen bedijken, j
muziek hooren, kaartspelen, maar voelt zelfs
na eenigen tijd, dat hij nu weer met de
vorige bezigheid kan beginnen. Dit bewijst,
dat de organen, die hij voor zijn studie
noodig bad, zijn uitgerust, en dat hij zich
voor zijn uitspanning van andere organen
heeft bediend. Waren daarentegen de her
senen een algemeen orgaan, dan zou
de afwisseling geen ontspanning hebber
aangebracht.
2o. Daar alle gezonde menschenbersens
dezelfde gedaante en samenstelling hebben,
zoodat de ontleedkundige inderdaad slechts
één hersengestel tgt voorwerp zijner onder
zoekingen maakt, zoo moesten, indien de
hersenen een algemeen zielenorgaan waren,
alle menschen van nature gelijken aanleg
hebben. Maar dit spreekt de ervaring tegen
en leert, dat van kindsheid af het grootste
verschil merkbaar is.
3o. De verschillende uitingen van den
menscbelijken geest vindt men bjj de ver
schillende dieren in zulk een opvallende
sterkte en eenzijdigheid terug, dat het den
indruk geeft, als of ze bij hen op zich zelf
en afgezonderd bestonden. Men kan, om zoo
te zeggen, uit de hersenen van eenen mensch
de hersenen van alle dieren maken. Ik
herinner de kunstvaardigheid der bevers en
bijen, den muziek/.in der zangvogels, den
plaatszin der honden, paarden en trekvogels.
4o. De vermogens van den mensch ont
wikkelen niet gelijktijdig, maar langzamer
hand, in de verschillende levenstijdperken.
5o. Br verwondingen en hersensziekte
kunnen enkele vermogens verc wijnen, terwijl
de andere blij ven. Dat gaat zoover, dat een
mensch een enkel woord uit zijn woorden
schat kan verliezen..
6o. Er zijn zekere lichamelijke en gees
telijke verschijnselen en feiten, die in 't
geheel niet te verklaren zijn, dan door 't
aannemen van op zichzelf staande ziels
krachten, die ieder bun eigen orgaan in de
hersenen hebben.
De werktuigen van ons lichamelijk leven
worden door hun verrichtingen nooit moe,
maar zetten die dag en nacht onafgebroken
voort, tot den dood het hart slaat, de longen
ademen, üet verteringstoestel werkt zonder
ophouden. Daarentegen hebheu de werk
tuigen van 't dierlijk leven behoefte aan
afwisseling van rost en werkzaamheid. Met
den ondergang der zon neigt het dierlijk
leven zich ter rust en 't ontwaakt bij haar
komst met nieuwe kracht. De droomen ont
staan daardoor, dat door zekere oorzaken
een enkele groep der hersenorganen tot
werkzaamheid wordt geprikkeld, terwijl de
overige msten. De schaakspeler vat in den
slaap zijn partij weer op, de handelaar
rekent. En wel zijn de droomen meestal
onlogisch, soms echter zijn ze logisch. Zoo
ook is 't nachtwandelen als een gedeeltelijke
werkzaamheid der hersenorganen te ver
klaren, die zoo sterk wordt, dat ze ook de
zennwen van de lichamelijke werktuigen in
beweging brengt. Evenzoo is 't met de
geest versehijnin gen
De geesterziener, wien de gestalte van
voor werkzaamheid tegelijk die voor ver-
nieling. De breede hoofden zijn ook altijd
hevig, want de tegenstand, uitgelokt door
hun opbouwen, prikkelt hen. Zoo ontstaan
uit het uitmuntend orgaan der werkdadige
kracht, als 't zeer sterk is, de misdaden van
den toorn.
Ten slotte willen we nog eenige alge-
meene zielkundige verschijnselen vermelden,
welke voor de juistheid der schedelleertheorie
wat de veelzijdigheid des geesteskrachten
betrefr, schijnen te pleiten.
Elk mensch draagt in meerdere of mindere
mate een tweespalt van gevoelens, wenschen j
en bedoelingen in zichen is in staat zichzelt
aan tc zetten, op te winden, te waarschuwen, j
Zoo is niemand vrij van vrees; maar daar
plicht en eer hem zeer dikwjjls bevelen het
gevreesde te doen, spreekt hg zich zelf toe,
om de vrees te overwinnen. Dit gelukt den
zjjrt ges orven vriend verschijnt, of zich zelf een beter dan den andere, en daarnaar
als dubbelganger ziet, k«n heel goed een onderscheiden wij den dappere van denj
beeld van zjjn op een afstand ziek geworden la aard. Zoo is ook niemand vrij van booze;
vriend of van zijn opgewi kte hersens zien lusten; maar zijn verstand waarschuwt hem,
en dat voor werkelijkheid houden, terwijl en ook hier veitoont zich 't zelfde, dat
de overige hersenmassa rustig en gezond namelijk de een zijn lusten beter overwint
is, zoodat hij overigens goed bij zijn ver-
dan de andere. JNiemand is ook geheel vrjj
stand is. Ook is 't geen zeldzaam geval dat van toorn, en we onderscheiden den zacht
heden in dronkenschap een welbespraakt
heid vertoonen, die hun nuchteren niet
eigen is, terwjjl daarbij hunne overige ver
mogens eer schijnen verminderd te zijn.
Hiertoe behooren eindelijk nog de verschijn
selen van de waanzinnigheid. Talloos zijn
de voorbeelden van idéé fixe, waarbij een
mensch geheel verstandig is, uitgezonderd
in een bepaald punt. De verschijnselen van
grootheidswaanzin en vervolgingsziekte zijn
alleen daaruit te verklaren, dat de overigens
gezonde hersenen in 't zenuwcentrum, waar
't zelfgevoel vooral geplaatst is, een zieke
lijke aandoening hebben ondergaan. Evenzoo
is de zoo vaak waargenomen geestversto-
ring van ongehuwde vrouwen op hoogeren
leeftijd bijna altijd toe te schrijven aan een
ziekelijke aandoening der kleine hersenen,
't orgaan van den geslachtsdrift, en door
koude omslagen op 't achterhoofd maar 't
best door 't huwelijk te genezen. Willen we
zeer nauwkeurig opletten, dan is ieder mensch
een weinig krankzinnig, daar niemand geheel
wijs is. Ieder, die zijn naaste naar zich zelf be
oordeelt, vindt zijn naaste dwaas; de be
scheiden uiensch schudt zijn hoofd over den Er is een bond opgericht, er zal een blad
aardige van den toornige daarnaar, wie zich
't best kan beheerschen. Even als aldus, wat
het verstand betreft, de menschen van kinds
af onderscheiden zijn, en 't eene snel be
grijpt, 't andere langzaam, 't eene gauw
vergeet, 't andere vasthoudt, 't eene meer
aanleg voor wiskunde, 't andere meer voor
taal, geschiedenis of muziek heeft, zoo zijn
ook op zedekundig gebied verscheidenheden
op te merken, die aangeboren zijn en elk- j
aDder bestrijden. En, dat de verschillende
eigenschappon, dat alle bekwaamheden, dat
zelfs karakter niet verkregen, maar aan
geboren is, daarvan spreekt ook Jezus, die j
in zijn bergrede niet zegt: gij zult zacht
moedig, gij zult vreedzaam, gjj zult rein
van hart zijn, maar: zalig zjjn de reinen
van harte, de vreedzamen, de zachtmoedigen.
Hij spreekt hier in overeenstemming met
Socrates, die leert, dat de goedheid der ziel i
een gave Gods, een »Tkeosdoton« is.
Wordt vervolgd.]
hoogmoedige, tie dappere begrijpt den laf
aard niet, en de man van zaken houdt de
geleerde, die zich tien jaar lang met een
wetenschappelijk werk kwelt, voor dwaas.
Onder de geneesheeren van krankzinnigen
en politiebeambten bevinden zich de meeste
uitgegeven worden om het verkrijgen van
algemeen kies- en stemrecht te bevorderen.
Niet tevreden niet het vermeerderd getal
kiezers heet het nualles of nietsNiet
slechts algemeen kiesrecht maar ook alge
meen stemrecht! Eeuwen geleden, toen ieder
gehucht, iedere gemeente nog op zich zelf
aanhangers der schedelleereu ook de vraag stoüd' w,e,rden de belangen der gemeenschap
op de volksvergadering behandelddaar had
aangaande de zedelijke verdorvenheid en
hare toerekenbaarheid vindt alleen hare op
lossing door de schedelleer, welke aantoont,
dat iu 't eene geval de gemoedszin in 't
andere de verstandszin zwak of ziek is.
Men heeft van misdadigers-hersenen ge
sproken. Om dit purt toe te lichten, willen
we een voorbeeld aanhalenals 't orgaan
c er werkzaamheid zeer zwak is, is 't hoofd
smal, zooals 't over 't algemeen bij de negers
't geval is, en de mensch helt over tot
traagheid. Is dat orgaan sterk, dan is 't
hoofd breed, zooals 't bij groote onderne
mers, hervormers, bij alle menschen 't geval
is, die uit innerlijken aandrift vlijtig zijn.
Die lieden echter, welke opbouwen, moeten
noodwendig ook vernielen, daar zij niets uit
niets kunnen scheppen. Bijgevolg is de zin
men gelijke rechten, ieder stemde naar zijn
overtuiging en overeenkomstig zijn belang.
Van de emancipatie der vrouw wist men
nog niets af, alleen de meerderjarige vrije
mannen bezaten dat recht. Maar spoedig
kreeg u en het te druk met zijn eigen zaken,
wekelijks kon niet ieder ter vergadering
opgaan, en spoedig kwamen alleen zij, die
nu juist niet de meest geschikte geacht
wt-rd-n. Zoo verviel het algemeen stem
recht, en men koos afgevaardigden, die den
naam van vroedschappen of wjjze mannen
kregen.
Nog slechts in enkele kleine Staten, zooals
de Zwitsersche kantons, bestaat het alge
meen stemrecht, en Napoleon gebruikte het,
indien hij een trapje hooger wiide stijgen
of zich uit een lastige positie wilde redden.
Zou invoering van het algemeen stem
recht hier mogelijk zén? Wat zou men dan
toch wel aan de goed- of afkeuring der
menigte willen onderwerpen? Kan die de
voor- of nad<-elen bepalen van het Congo-
traktaat of beslissen omtrent de middelen
noodig voor onze verdediging? Wel is ons
volk meer ontwikkeld dan vroeger het ge
val was; maar toch zijn er tal van vragen
omtrent het Staalsbeleid, waaromtrent de
meest ontwikkelden zelfs geen beslissing
zouden durven nemen, dan na het oordeel
van specialiteiten te hebben ingewonnen.
Van algemeen stemrecht is geen heil te
verwachtenMaar het algemeen kiesrecht
dan, dat heeft meer voorstanders en een
geleidelijke vermeerdering van het getal
kiezers ligt geheel in de richting van onzen
tijd. Steeds meer kiezers, tot het ideaal
algemeen kiesrecht bereikt isZou het dan
gewonnen zijn Bij de vroegere kieswet was
het een ulgemeene klacht, dat zoovele kie
zers gevn gebruik maakten van hun recht
en ook bij de uitbreiding van het kiezers
corps is slechts verbetering gekomen in die
distrioten en in die gemeenten, waar de
kiezers door partjjstrjjd naar de stembus
gedreven werden.
Opgezet, aangevuurd ging men ter stembus
om aan de bevelen der leiders te voldoen.
Dikwijls stemde men een geheel onbekende
grootheid, alleen omdat de leiders die keuze
wenscheljjk achtten. Wel had men kiesver-
eenigingen met vele leden, maar toch van
hoe weinigen hing het af wie candidaat
werd gesteld. En zeker zal dit kwaad niet
minder worden, als het getal kiezers nog
grooter wordt als het algemeen kiesrecht
wordt ingevoerd! Door eenige personen zal
een naam genoemd worden, en men schrijft
dien naam op het briefje, al heeft men
nooit vroeger den naam van den candidaat
gehoord. Is het wonder dat velen zich ont
bonden? Eerder moet men zich over veler
volgzaamheid verwonderen, en dat toch kan
volstrekt de bedoeling niet zijn van hen,
die het algemeen kiesrecht wenschen. Een
eerste vereischte van een kiezer zal wel zijn,
dat hij weet wien hij stemt, en waarom hij
dien hoven anderen de voorkeur geeft. Hoe
zal de menigte aan dien eisch beantwoorden?
In plaats van uitbreiding was inkrimping
van het kiezerscorps aanbevelingswaardig
met het oog op de te geringe kennis van
vele kiezers. Wil men algemeen kiesrecht
als een eisch des tijds aanvaarden, dan is
er slechts een middel om ons voor veel ver
keerds te bewaren, en dat zijn de vroeger
zoo afgekeurde verkiezingen met trappen.
Daarmede zou men zelfs de beruchte
steden wet kunnen aanvaarden. Men mag
vooronderstellen dat in kleinere gemeenten
de ingezetenen met elkander bekend zijn;
hetzelfde mag men vooronderstellen in de
buurten der grootere gemeenten. Wanneer
nu het algemeen kiesrecht werd ingevoerd,
zoo uitgebreid als men wil, en men gaf den
kiezers het recht om eenige personen uit
hun omgeving aan te wijzen die zij de
keuze van afgevaardigden toevertrouwden,
dan mag men vooronderstellen dat die ge
kozenen voor die taak zouden berekend zjjn.
Dan zou door het algemeen over personen
gestemd worden, die voor hen geen vreemden
maar bekenden zijn.
Gaf men bijvoorbeeld aan iedere gemeente,
en wanneer die boven een bepaald zielental
zijn aan de deelen dier gemeenten, de op
dracht om voor iedere 500 inwoners, om.
eens een cijfer te noemen, één kiezer te be
noemen, dan zoude.er vrg zeker aan die
verkiezing deelgenomen worden, want het
was geen sprong in het donker, die men
behoefde te doen.
Kwamen nu die gekozenen dus ongeveer
90 in een district bjjeen, dan kon in die
vergadering de keuze van een afgevaardigde
overwogen worden, en het voor en tegen
van verschillende candidaten worden be
sproken om eindelijk tot een definitieve kenze
van een afgevaardigde over te gaan.
Bjj zulk een stelsel waren noch kiesver-
eenigingennoch verkiezings-manifesten
noodig. Het volk had de keuze onder alge
meen bekende personen en de gedeputeerden
van het volk hadden alle gelegenheid om
een goede keuze uit te brengen. Op die
wijze zou het algemeen kiesrecht gunstig