eii Alteiia.
DiiiiiieliTwaard
FEUILLETON.
WOENSDAG 20 MEI
1891.
Uitgever: L.. J. YEERMAH, Heusden,
4,' flO i
Hij
lp
gg
VOOR
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00.
verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
In de steden trekken tegenwoordig van
alle magazijnen die in nieuw-zilver 't meest
de aandacht. En dat is geen wonder. Goud
en zilver blijven wegens hun duurte de aan
gewezen metalen voor kleine artikelenhet
nieuwe metaal daarentegen, dat betrekkelijk
goedkoop is, laat bearbeiding op groote
schaal toe. Tal van voorwerpen zijn uit die
magazijnen reeds in de huishoudens inge
voerd, die een sieraad zijn van tafel en kast
en tegelijk van onwaardeerbaar nut in 't
gebruik. Er zijn er echter ook, die den be
zitter groot verdriet veroorzaken en hem
zijn lieve geld doen beklagen. Het kan
daarom bij voorkomende gevallen dienstig
zijn iets omtrent dit nieuw zilver te weten,
ook om zich voor schade te vrijwaren.
De naam, om daarmee te beginnen, is
heel en al leugen. Het metaal is geen zilver
en het is ook niet nieuw. Wel niet het
hoofdbestanddeel, maar toch een voornaam
deel daarin is nikkel en ook dit, ofschoon
het eerst in onzen tijd meer en meer in ge
bruik gekomen is, dateert van eeuwen her.
Ook van nikkel kan men zeggen dat er
niets nieuws onder de zon is. In 1850
voerde Zwitserland nikkel-pasmunt in, in
60 volgde België, Duitschland in 73 en in
al die landen meende men iets wezenlijks
nieuws te hebben ingevoerd. Doch men heeft
door onderzoek van oude munten uit de
2e eeuw voor Chr. geslagen onder koning
het een Zweedsch onderzoeker nikkel af te
scheiden uit een erts, dat tot dien tijd steeds
op zij geworpen was. Toch bleef het nikkel
een onopgemerkt metaal, tot niets dienstig,
tot dat plotseling zijn zon opging, nadat in
1823 een prijsvraag was uitgeschreven naar
een op zilver gelijkend metaalmengsel, ge
schikt tot vervaardiging van kookgerij. Van
toen af heerschte er een ware honger naar
't vroeger verfoeide erts, dat voornamelijk
in het Ertsgebergte gevonden werd. Ook
Stiermarken, Hongarije, Zweden en Noord-
Amerika openden hunne groeven en korte
lings heeft men groote massa's in Nieuw-
Caledonie gevonden. Men schat de jaarlijksche
opbrengst op een millioen K.G., waarvan
de helft door N.-Caledonie geleverd wordt.
Nikkel schijnt over de geheele aarde ver
breid, tot zelfs de meteoorsteenen bevatten
een aanzienlijke hoeveelheid.
De bearbeiding van nikkel-erts is een
moeiljjk en tjjdroovend werk en de kosten,
daaraan verbonden, houden het nikkel op
hoogen prjjs.
Zuiver nikkel is zilverwit, zeer geschikt
tot polijsten, glanzend en zwaarder dan
ijzer. Aan de lucht blootgesteld, behoudt
het zijn kleur en glans. Even onaantast
baar voor de lucht is het ook voor de meeste
zuren en om deze redenen mag het ten volle
nikkel evenwel bedraagt nooit meer dan 30
percent.
De voorwerpen, uit deze drie metalen
vervaardigd, worden langs galvanischen weg
met een zeer dun laagje echt zilver over
trokken, zoodat ze alle, hoe weinig nikkel
ze ook bevatten, een schoone huid bekomen.
Maar wanneer het nikkelgehalte zeer
laag is en het zilverlaagje erg dun, dan
ontwaart de huismoeder na kort gebruik,
dat de schoone koffiekan geelachtige plekken
begint te krijgen, die ja voor een korte poos
met poetspoeder kunnen verhelderd worden,
maar den volgenden dag weer verschijnen
en steeds grootere afmetingen aannemen.
Wat is 't geval? Ze heeft in haar poets
woede het laagje zilver weggewischt en nu
komt het nieuw zilver bloot, dat door zijn
groot kopergehalte een gelen tint aan 't
voorwerp geeft.
Men zij dus bij 't koopen van dergelijke
voorwerpen op zijn hoede: mistrouwe de
leveranciers van zeer goedkoope waar, ga
nooit te markt dan bij slijters uit bekende
fabrieken (Christofle en Michle zijn ver
trouwde adressen) en poetse nimmer met
de bekende poetspomade. Nieuwzilver moet
slechts worden gewreven, nimmer gepoetst.
Nikkel is het metaal voor onze munten
der toekomst. Zijn schoone zilverglans maakt
het geschikt tot luxe voorwerpen, zijn hard
den naam van half edel metaal dragen.
Zijn voornaamste gebruik op groote schaal heid tot gebruik in de munt. Op het voor-
vindt het, gelijk we reeds opmerkten, in debeeld van Zwitserland hebben ook de Vereen,
fabrikatie van nieuw-zilver. Dat laatste is St. van IS .-Amerika, Chili, België, Brazilië,
Eutymedos van 't oude Bactrië gevonden,meer bekend onder de namen Christofle- j het Duitsche Rijk en Venezuela nikkel
dat toen reeds nikkel gebruikt werd. De j zilver, Alfenide, Peru-zilver en andere, door j munten doen slaan, uit een mengsel van
Bactrische munten n.l. bevatten 80 perc. verschillende fabrikanten uitgedacht. Dit koper en nikkel; alleen Zwitserland bezigt
koper en 20 nikkel, de tegenwoordige ong. metaal bestaat uit deze driekoper, nikkel daartoe zuiver nikkel. Al deze staten hebben
vanwege de hardheid veel dit verachte metaal zijn intrede in de wereld
van koper of brons, maar gedaan heeft. Thans circuleert het in milli-
het gevaar van namaak oenen gulden waarde als ruilmiddel in be
schaafde Staten en vinden duizenden arbeiders
door de bewerking brood.
JESui ten land.
zeer duurzaam en roesten niet. Het munten nauwljjks zeventig jaar zijn verloopen dat
van nikkel is
moeilijker dan
daarentegen is
zooveel kleiner.
In nieuw-zilver en nikkelen munten zien
we het metaal in gezelschap van andere
zuiver nikkM is intusschen niets ongewoons.
Nadat men de kunst meester geworden is vei*\rolg"tIe Joden,
van vernikkelen, hebben we langzamerhand, Volgens particuliere berichten te Triest
zonder het te bemerken, een oneindig aantal ontvangen, is de toestand op Korfu wan-
voorwerpen uit staal en ijzer, zink en koper hopig. De regeering heeft geen macht of
met een dunne laag nikkel zien overtrekken,durft althans geen geweld te gebruiken en
waardoor ze voor roest gevrijwaard zijn niet'de pers moedigt het gepeupel dagelijks aan.
alleen, maar ook een schooner aanzicht be- i De Joden leven in voortdurenden angst te
komen. De kosten daarvan zijn niet noemens- zullen worden vermoord en het Ghetto is
waardig. In den aanvang behandelde men
op die wijze alle metalen, deelen van revolvers
al 't ware
zijn huis
belegerd. Geen Jood komt uit
en onder honderden gezinnen
en geweren, daarna alle machine-voorwerpen, heerscht hongersnood. De dooden blijven
voornamelijk van naaimachines, vervolgens j onbegraven totdat de autoriteiten ten slotte
gingen sloten en sleutels, schrijfgereedschap,met een sterk militair geleide de begrafenis
messenheften, luchters, knoppen en genees-durven te laten plaats hebben. Na een be-
kundige instrumenten en beslag van allerlei grafenis verleden week drong het gepeupel
aard in het nikkelbad, totdat eindelijk kachels
en fornuizen, geheel of ten deele met een
schitterend nikkel-overtrek werden voorzien.
We zijn vooral dezen arbeid grooten dank
schuldig, van roesten is thans geen sprake
meer, alles schittert en blinkt ons tegen.
25 van 't laatste en 75 koper.
j en zink en de verhouding is bij verschillende redenen van tevredenheid, hunne nikkel-
In het midden der vorige eeuw gelukte fabrikanten ook verschillendde hoeveelheid munten sljjten weinig of niet af, zijn dus dat men het nikkel heeft leeren kennen en
Na vele vergeefsche pogingen is het thans
ook gelukt nikkel te gieten, te smeden, te
rekken en thans worden tal van luxe-voor
werpen, in plaats van uit zilver, uit dit
metaal vervaardigd. Ook heeft men met goed
gevolg nikkelen platen op koperen en stalen
gewalst, en deze vinden hun weg in de
keuken, waar ze als potten en pannen uit
stekend kook- en braadgereedschap leveren.
Er is nog slechts ruim een jaar vervlogen
"1
HET VISSCHERSFEEST.
Hoe levendig staat mij alles nog voor
den geest! Ik kan het meer niet zien zonder
aan het voorval te denken, dat meer op
een sprookje dan op de werkelijkheid gelijkt.
Het onheil begon op een zomerschen
namiddag. Ik zie bet voor mjj.
Een zacht windje blaast over de uitge
strekte watervlakte en teekent levende beel
den op den golvenden grond.
Yóór het ondergaan der zon is de dans
vloer gereed.
De dansvloer op het meer.
Morgen is het Petrusfeest. De koning
der apostelen is een arme visscher geweest
in Galilea, en is daarom door het scheeps-
en visschersvolk van dit meer tot hun
schutspatroon gekozen. Jaarlijks wordt er
feest gevierd op het meer ter eere van den
beschermheilige. De kerk met het feestal-
taar beweegt zich dan over het water, de
herberg met het gewijde vaatwerk volgt, en
ten slotte komt ook de danszaal met vroo-
lijke muzikanten en wat er verder toe be
hoort.
In groote scharen verzamelen zich dan
de bewoners van het vasteland langs de
oevers; zij mogen het schouwspel met de
oogen volgen totdat de schommelende stoet
onzichtbaar wordt. Aan het feest deelnemen
mogen zij echter niet, anders zouden de
watergeesten in de diepte opstaan, allen
terugwerpen naar de steenachtige oevers,
of hen omlaag trekken in het kristallen
graf, waar het gebroken, half vergane dag
licht hen slechts schemerachtig zou om
geven.
De schepen en booten schommelen nog
aan den oeverde lichtroode zeilen worden
door het avondkoeltje bewogen, gereed tot
den vroolijken tocht. Mannen, in bonte zee
mansdracht, het lichaam half ontbloot
flinke, krachtige gestalten bewegen zich
dobberend, wiegend en glijdend op de vaar
tuigen, of zijn nog aan den oever bezig
met de toebereidselen tot de vreugde van
den dag.
Eerst weerklinkt een hoorngeschal over
de vlakte; dit wordt door andere muziek-
tonen en jubelkreten gevolgd. Zeemanslie
deren worden als door de lucht gedragen
zjj raken de aarde niet zooals het stoute
lied van den landman, zij vliegen niet gelijk
een raket omhoog, zooals het galmende ge
zang van den alpenbewoner zeemans
liederen zweven golvend voort, gelijk een
bloedstroom die uit het hart komttrillend
weerklinken zij, half vrooljjk, half weemoedig,
bijna als een gebed.
Zeer weerklonk het op de schommelende
plankenhet landvolk drong steeds dichter
naar den oever en menig jongeling bekroop
de lust op een boot te springen, maar de
waterstralen, waarmede de matrozen dreig
den, weerhielden hen.
Op het dek van het grootste schip was
een tent opgericht, aan de buitenzijde door
den avondgloed beschenen, van binnen door
kaarslicht verhelderd. In het midden van
deze lichtjes stond het beeld van Petrus en
te zijner eere werd er gezongen.
Eene vrouw sprong op het dek en ont
plooide een lang vuurrood lint, dat als een
heldere straal ver over den rand van het
schip golfde.
»Hi ho!« riepen eenigen, »bet lint flad
dert tegen den wind, wat moet dat betee-
kenen?«
»Het beteekent, hetgeen gjj gelooft,*
antwoordde de vrouw, een oud, leeljjk
visscherswijf.
Verkondigt gij een goeden avond, Afra?«
vraagde een der mannen.
»Stil is de zee stil is de ziel. Eenmaal
een-
eeuwige
fladdert het vaantje tegen den wind
maal wil de ziel zich tegen de
wereldorde verzetten dan verandert de
vaart en keert zich tegen der menschen
wenschen en plannen.
Zoo sprak de vrouw, die men moeder
Afra noemde, op den gekunstelden toon
eenor sibylle. Hierover lachte een gebruind
matroos en riep
»Op die wijze kan iedereen waarzeggen,
daarvoor behoeft men geen heks te zijn.«
ïDie oude heks geloof ik al lang niet
meer, maar voor de jonge heb ik eerbied
riep een ander, die bezig was een touw te
spannen, »wien door Oda een schoone avond
voorspeld wordt, die kan van geluk spreken,
al stormde het ook nog zoo hevig.*
Oda, de dochter van de oude visschers-
vrouw, zat op een houten brug, die door
het water heen en weer werd bewogen en
slechts door een wilgen band aan een paal
was vastgemaakt. Zij leunde tegen den paal
en had het hoofd achterover gebogen, alsof
zij sliep. Maar onder hare zwarte, half ge
sloten oogleden glinsterden oogappels zoo
donker en glanzig als wilde kersen oogen,
die reeds zoo menigen knaap het hoofd op
hol hadden gebracht.
Het scheen alsof het meisje juist uit het
water was getogen, zoo keurig sloten hare
kleederen om de schoone, weelderige vormen.
De losse, donkerbruine haarvlechten hingen
over den rand der brug, als konden zij zich
niet genoeg verzadigen aan het lauwe water.
Oda bleef rustig en richtte zich niet op,
toen eenige knapen en meisjes joelend op
de brug sprongenzij bleef sluimeren toen
een jonge matroos haar met een grasje op
de wangen streelde, maar toen hij zich ten
slotte nederboog tot hare gloeiende lippen,
waartusschen de sneeuwwitte tandjes door
schemerden, sprong zij plotseling op, drukte
den knaap wild en bevend aan hare borst,
en stiet hem toen van zich, zoodat hij bijna
over den rand tuimelde. Daarna was zij koel
als tevoren.
En toen nu de muzikanten op het vlot
sprongen, het jonge volk begon te dansen
en zjj zelve ten dans gevraagd werd, hielc
zij zich, alsof zij niets hoorde en zag.
Plotseling echter, toén de feestelijk ge
tooide vaartuigen in beweging werden ge
steld, greep Oda een bijl, hieuw den wilgen
band door, en de breede brug gleed over
het water. Op hetzelfde oogenblik kwam een
man uit de menigte der toeschouwers naar
voren en wierp zich met een stouten sprong
van den oever op het heenglijdende vlot.
De brug zwiepte onder zijne zwaarte -
maar hij stond te midden der visschers, een
slanke jongeling, wiens oogen van kracht
en dapperheid schitterden.
De dans op het vlot werd gestoord, de
schippers ontstelden. Wie durft zich dringen
in den besloten kring van het visschersfeest
Reeds hebben de voorvaderen den Petrusdag
op dit meer gevierd en nog nooit is er een
vreemde binnengedrongen. Wie waagt het
heden Dat is een slecht voorteeken. Maar
wie is het die de grenzen tusschen zee- en
landvolk niet eerbiedigt? De ontevredenheid
bepaalde zich echter tot een zacht gefluister,
want weldra zagen zij dat de indringer de
eigenaar was van het schoone, alombekende
landgoed Edelreif, dat in de nabijheid van
het meer lag en waarvan de velden, weiden
en bosschen zich uren ver uitstrekten. De
kleeding van den jongeling was geheel over
eenkomstig met de dracht dier streek. Met
den hoed scheef op het voorhoofd, keek hij
vragend rond.
Een oude matroos trad op hem toe
Mijnheer, wij dragen u veel achting toe,
maar wij zjjn genoodzaakt het vlot terug
te sturen, opdat gij weer aan land kunt
gaan.*
»Ik ga niet aan land,* antwoordde de
indringer.
»Wij smeeken het u! Heden kunnen wij
geen vreemdeling vervoeren, het is het feest
der visschers.
op het Jodenkerkhof, vernielde de grafmo
numenten en stak de kapel in brand.
Ook uit Weenen wordt aan de Times*
gemeld dat de toestand der Joden op Korfu
hoe langer hoe hachelijker wordt.
De Fransche en Engelsche regeeringen
besloten oorlogschepen tot bescherming
hunner onderdanen naar Korfu te zenden.
Latere belichten melden, dat om het
Jodenkwartier een cordon van troepen is
getrokken, waaruit de joden zich niet mogen
verwijderen. De prefect van Korfu is naar
Athene ontboden en een hoofdofficier van
daar gezonden om het bestuur over te
nemen.
Uit Athene wordt geseind, dat de re
geering alles doet om de orde te herstellen
sperd gevonden of een deur gesloten,* her
nam de jongeling.
»Dan zal het heden de eerste maal zijn.*
»De boomen, waarop men de brug ge
bouwd heeft zijn op mijn grond gegroeid,*
zeide de landeigenaar.
»A1 kwam de koning zelf, wij zouden
hem heden moeten terugwijzen,* riep de
zeeman, »het is een oud voorschrift dat
uitsluitend visschers aan het Petrusfeest
mogen deelnemen.
Welnu, dan wil ik heden niet Edelreif,
maar een visscher zijn, geljjk gij.*
»Wilt gjj dus ook wat vangen!*
>Meisje, reik mij uw net,* zeide Edelreif,
op gebiedenden toon.
Oda maakte het net losde jongeling
nam de stang en liet het neder. Het water
drong door de mazen, en na een paar
minuten spartelden twee groote visschen op
den gladden bodem der schommelende brug.
Ambros, de trotsche grondeigenaar, was
nu visscher en werd op het vlot toegelaten.
Langzaam gleed dit voorwaarts, verwijderd
van de andere vaartuigen, met zijne zorge-
looze dansers en danseressen.
Toen de schemering inviel en langzamer
hand de goudgetinte wolken verdwenen, zoo
dat nog slechts de flikkerende kaarsvlam
metjes van het altaar licht verspreidden,
sloot Ambros het schoone visschersmeisje
Oda in zijne armen en danste met haar in
de feestrjjen. Met haar te dansen was zijn
doel geweest, om dat te bereiken wilde hij
gaarne voor een zomernacht visscher zijn.
Zij sprongen vrooljjk en overmoedig, de
grond bewoog onder hun voeten, alsof het
een levende dansvloer was.
Spoedig was het op alle vaartuigen be
rend, dat Edelreif visscher was geworden,
en de oude Afra riep: »Hi ho, knaap, laat
iet u niet berouwen. Petrus is een visscher
van menschen geweest; hij heeft den ge-
leelen nacht gevischt en niets gevangen!*
Wie stoorde zich echter aan het gebabbel
^Edelreif heeft nog nooit een weg ver- der oude vrouw! Ambros juichte; een vrooljjk
yj^i
ËSuSM
M
'X'"'
Franco per post zonder prjjs-
i 9
Uit het Duitsch.J