Brieven uit Amsterdam. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. „V<; 1007. Z Al Em DAG 4 JULI. 189 i Bij dit nummer wordt no. 4 S van het feuilleton als bijvoegsel verbonden. De tóentenis van een verooiMe. VOOR Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonn«ment»prjjs: per. 3 maanden f 1.00. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Franco per post zonder prjjs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentien worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Van de drukte een beschrijving te geven, die heden in de hoofdstad heerschte, gaat mijn beperkten tjjd te boven. Ze gaat ook, ge kunt dat op mjjn verzekering gerust aannemen, alle beschrjjving te boven. Toen onze oude Koning nog leefde, kon het druk zjjn bjj zjjn bezoek; toen nu onlangs de Koninginnen haar intocht deden was het meer dan druk, maar heden bleef geen sterveliug thuis, den Duitschen Keizer met gemalin en tegelgk onze vorstinnen te zien, dat was een buitenkansje dat niemand ont glippen mocht. Heden morgen te tien uren had ik me lekker in 't zonnetje met een onafzienbare menschenschare geposteerd aan de Barends- kade om de flotille te zien voorbijstoomen. Tal Tan Amsterdammers zijn per boot, per spoor, sommigen te voet naar IJmuiden ge togen, doch dat was me al te ver. Ons ge duld werd op harde proef gesteld. Volgens 't program zou Z. M. te 12 uur arriveeren, f't werd echter over half twee. Het IJ had een feesteljjk aanzien. Al wat de roeiver- eenigingen aan schoons tentoonstellen kon den, was te water gebracht; enkele oorlogs schepen en monitors vervroolijkten het tooneel met paradekostuum, 't was in een woord een prachtig tafereel, dat Z. M. wachtte bjj de vaart langs de stad. Ik behoef niet te zeggen dat de plaats van aankomst, de steiger der West Ind. maildienst, tot in de puntjes gekleed was om den hoogen bezoeker vorstelijk te ont vangen. Daar was geen fluweel en tapijt en bloemen gespaard. De ontvangst zal zeker plechtig geweest zjjn, ik ben er niet geweest, daar ik, zoo spoedig mjjn beenen me wilden dragen de Prins Hendrikkade opzocht. Hoe ik daar zoo op tjjd arriveerde weet ik nog niet en hoe ik er heelhuids ben afgekomen is me onbegrjjpeljjk, want daar was op het oogenblik waarop de stoet arriveerde een gedrang, een verwarring, die ik nooit meer hoop te doorstaan. Vlak voor me werd o.a. een man gedrongen, die tus- schen de huzaren terechtkwam. Terecht is 3) »Howe,« viel de priester hem in de rede, »zoo heette de beruchte rooverhoofdman in Tasmania. Juist, Mylord, dezelfdeeen landgenoot van mjjzjjne lotgevallen waren gelijk aan de mjjne, ik was besloten tot eiken prijs onder zjjn vlag te komen en, even als hjj, een gevreesd aanvoerder van bandieten te worden. Maar men was slim en vermoedde, dat het leger van Howe een groote aan trekkingskracht voor de nieuwe verbanne lingen zou hebben; wjj werden dus naar Nieu w-Zuid-Wal es ingescheept. In dat land beleefde ik wonderljjker dingen dan ergens elders. Wjj werden vrijgelaten en werkten ge deeltelijk aau havens, kanalen, straten en spoorwegen en, aan den opbouw der stad Sydney. Spoedig zag ik in dat ik hier een geheel anderen weg moest bewandelen, om vooruit te komen; djen sloeg ik in. Ik werkte en huichelde, maakte mjj inderdaad zeer bruikbaar en zorgde, dat men mij ver trouwde. Na een jaar was ik opzichter over de arbeiders, na drie jaren werd mjj en eenigen anderen de verdere straf geheel kwijtgescholden. Ieder van ons kreeg een stuk land met schapen en paarden. Ik had wat verstand van de veeteelt, en de herder uit Ierland werd een landeigenaar aan de Darlingrivier. Ik werd een rjjk, ja zelfs een geacht man. In het parlement werd ik een eigenljjk het woord niet, maar hij lag in een ommezien tusschen de paardenhoeven en wonder boven wonder, hjj kwam er on geschonden van tusschen. Den stoet beschrijf ik niet, ge zoudt er niet veel aan hebben. Alleen zij gezegd, dat de Keizer, die met Koningin Emma in één rijtuig zaten, volkomen conform de por tretten is, van hem in omloop. Hjj was in admiraals-uniform met steek en groette on ophoudelijk de hem en haar toejuichende menschenklomp. De Keizerin reed met onze Wilhelmina en voor deze was het hoera nog veelstemmiger. De Keizerin is een knappe vrouw met innemende gelaatstrekken. Zjj was gekleed in zwart fluweel, de rest van het toilet kunnen de lezeressen zich er wel bij denken, ik had geen tjjd het op te nemen. Dat de vorsteljjke personen, na op het Paleis te zjjn gearriveerd en onder het spelen van «Heil dir im Siegerkranz« op het balkon gekomen, door het publiek om het zeerst werd toegejuicht, behoeft geen vermelding. Na het dejeuner werd een bezoek ge bracht aan het Rjjksmuseum. De tocht liep door de Kalverstraat tot den Amstel, langs de Heerengracht enz., en langs die geheele ljjn stond, wat belang stelde in dichte drommen geschaard. Na het bezoek wederom een rijtoer onder dezelfde omstandigheden. Noch de Keizerin, noch onze jonge Koningin namen daaraan deel. De Keizer was op dien tocht gedekt met een gouden helm. Het heele program is meer dan een uur opgeschoven en van daar dat ook de taptoe van heden avond veel later, dan bepaald was, begon. Hoeveel menschen 't daar be nauwd gekregen bebben, hoeveel kinderen in verdrukking geweest zjjn, ik weet het niet, maar dat weet ik dat ik er bezweet tot op mjjn bovenkleeren vandaan ben ge komen. Of het al de moeite van twee uren lang gedrongen te worden waard wasIk zeg neen, misschien ligt dit aan mjj, maar ik zal er mij niet weer aan wagen. Daar werd gespeeld het Wilhelmus en het Heil dirop tien dozijn trommels de taptoe ge slagen en daarna door de hoornisten geblazen en toen was 't uit. Of liever toen was 't voor mjj niet uit, want ik had nog mjjn leden in veiligheid te brengen en dat me dit ge lukt ia, verwondert me, want 't was onbe- der invloedrijkste leden. Ware het zoo ge bleven, ik zou nu burgemeester van Sydpey kunnen zjjnmenig gedeporteerde heeft het ver gebracht. Vóór alles rjjk zijn, ziedaar de hoofdzaak. Daarnaar handelde ik, en wat is het einde geweest? Dat ik heime- ljjk op groote schaal rum smokkelde gjj weet, rum is verboden waar, en dat ik zelfs op mijn landgoed een branderjj bezat, zou geen bezwaar zjjn geweest, als men het maar niet ontdekt had. Doch het lot was mjj ongunstig, zoodat die zaak mij moer dan de helft van mijn vermogen kostte. Ik moest dus trachten dit te herwinnen, en toen beging ik de grootste mjjner daden. «Vertel verder,zeide de priester, »maar wees kort.« «Kort? Hebt gjj geen tjjd?« vraagde de gevangene, «gij durft u beklagen en mijne uren zjjn geteld.* «Nu, vertel dan, zooals gjj wilt. De hoofdzaak is dat uw hart worde ontlast.* »Ik moet nu van goud spreken,* ging de Ier voort, «en dat is een droevig onder werp. In die dagen ging men naar Australië, om goud te graven. De rjjke, zoowel als de voorname, de visscher evenzeer als de loon trekkende, allen zochten naar goud. Elk schip dat van Europa kwam, bracht goud gravers. Velen werden rjjk, velen delfden hun eigen graf. De meesten werden ellendig. Ook ik liet graven, maar de arbeiders be drogen mjj en zelf te spitten verveelde mij. Er zjjn betere middelen om rjjk te worden dan handenarbeid. Spekuleeren, gij raadt het reeds. Ik zag, hoe de goudzoekende menschenmassa's steeds meer naar het binnenland trokken, terwjjl de levensmid delen, hoe verder men van de kust ver- wjjderd was, des te moeiljjker verkrijgbaar schrjjfeljjk druk. De Dam ziet er lief uit. Of 't monument beantwoordt aan den grooten prijs, waartoe de versiering verkregen is, betwijfel ik, maar 't is bezienswaard. Heden morgen te 6 uur ben ik op mijn doode gemak een kijkje gaan nemen. Men heeft er twee bakken tegen aangebracht, waaronder graszoden tot den grond; boven die bakken is het steen door groen gemaskerd en aan den voet der maagd is een lijst gemaakt, waarop bloemen staan. De maagd zelf is verguld. Tegen het groen zijn aan de vier zijden wapens be vestigd van Duitschland, Nederland, Wal deck en Amsterdam. Morgenavond belooft 't aan den IJkant die is gelukkig breeder dan de Dam niet minder vol te zjjn. Dan toch wordt een vuurwerk ontstoken, ter waarde zegt men van f 15000, aangeboden door de stad Amsterdam, dat o.a. de tocht naar Chattam te zien zal geven. Ik heb uit goede bron nog vernomen, dat alle andere onkosten gedragen worden door Koningin Emma. A. 1 Juli '91. J. L. Buitenland. Alle Duitsche avondbladen wijden sym pathieke artikelen aan Nederland, naar aan leiding van het bezoek van het keizerlijk echt paar aan dat land. De «National Zeitung* wijst op de stamverwantschap tusschen de beide volken en de oude betrekkingen tus schen de dynastie der Hohenzollern en het huis van Oranje. Duitschland heeft zelfs in geval van oorlog geen bondgenootschap met Nederland noodig, maar enkel diens on zijdigheid. Met het bewaren van de neutra liteit, die overeenkomt met Nederlands wen- schen, strooken Duitschlands belangen vol komen. De directeur en twee beambten van den dierentuin te Frankfort, waarin, zoouls men zich herinnert, onlangs een waanzinnig mei&je door een beer werd veischeurd, zjjn in hechtenis genomen, om zich te verant woorden over hun gedrag bij het treurig ongeval. Te Laeken heeft een 30 jarige vrouw in een aanval van razernij haar twee kinderen, oud 4a/2 en 3l/3 jaar, verdronken, en zich waren. Ik verkocht mijn huis te Sydney, kocht geheele scheepsladingen voedings middelen en verzond ze naar die streken, waar men veel goud dacht te zullen vinden. Doch de berichten van nieuwe goudmjjnen spraken elkander tegen en de goudzoekers jaagden een Fata Morgana na, niettegen staande velen vóór hen in de heete woeste- njjen waren versmacht. Een groot gedeelte mjjner waren lag in een zjj tak van de Murray en liep gevaar van te bederven. Deze moesten aan den man gebracht worden. Maar hoe? De streek was weer verlaten; slechts de bangoroe en de Dingoshond doorkruisten haar. Juist in die dagen kreeg een landontginner, laten wjj hem John Peak noemen, van zijn broeder aan de Murrum- bidschirivier een brief, met de mededeeling, dat in die streek, ten westen van het Blauwe gebergte, een onbeschrijfelijk rijk goudveld ontdekt was. Ik zag zelf den brief en maakte het overal bekend. Terstond groote opwinding in de kustprovinciën, de meuschen kwamen van alle kanten toestroomen om John Peak nadere bjjzonderheden te ver nemen. Peak maakte bekend dat hjj van plan was, een der eerstvolgende dagen met een grooten voorraad levensmiddelen naar de Murrumbidschirivier te reizen; wie wilde kon zich bjj hem aansluiten. En zie, toen de bepaalde dag aanbrak, was ree Is voor dat de haan gekraaid had, een groot aantal mannen met schoppen en allerlei gereed schappen saamgekomen om zich bjj de karavaan aan te sluiten. Twintig paar ossen waren voor zwaar beladen wagens ge spannen, en na deze lompe voertuigen volgden de gouddelvers, jonge, krachtige, levenslustige mannen, vol verwachting en hoop, en zoo toog de karavaan naar de toen met haar jongste kind, een kind van drie weken, in het water geworpen. Te Parjjs, rue Jacob, hebben een ver armde baron De Plinval en zijn naar het 8chjjut evenals hij, in haar geestvermogens gekrenkte, tien jaar oudere bijzit, Zaterdag avond over half elf in dolle woede hun meubels uit de vensters op een binnenplaats geworpen. Met een geweer hield de graaf, ieder die zijn vertrekken wilde binnen dringen op een afstand en hij vuurde ook op hen, die over de binnenplaats gingen, o. a. een brandweerman en twee politie agenten, den eersten vrij ernstig kwetsen de, alsook een vrouw die water ging put ten. Eindelijk, tegen 3 uur 's nachts, stak Plinval zijn woning in brand. Men zette een spuit aan het werk en men zou juist de deuren openhakken, toen de graaf en zjjne vriendin uit het venster sprongen, te mid den van andere bewoners, de politieagenten en spuitgasten neerploffende. Plinval had in de eene hand nog een geladen geweer, j in de andere een degenstok. Het tweetal j werd naar een hospitaal vervoerdde vrouw is aan haar wonden bezweken. De vader van den baron, die reeds vroeger had verzocht dat men zijn zoon onder curateele zou stellen, wenscht thans dat men hem in een gesticht zal opsluiten. De voorzitter van het «waakzaamheid comité* (van burgers) in Whitechapel* (Londen) heeft weer een brief van «Jack the Ripper* ontvangen, in denzelfden trant als hjj er ontving kort vóór de laatste moorden. Die brief luidt; «Ik zal weldra mijn werk in deze wijk weder beginnen, als gjj of uwe helscbe bende beproefd mjj weg te halen van waar ik ben, zal ik, met God's hulp, u een mes in het hart steken. Wees dus voorzichtig en laat mij met rust. Laat de politie mij vatten als zij kanmaar ik zou haar be- j klagen, want ik ben nooit voornemens ge weest, mjj levend te laten vangen. Ik ben reeds tweemalen bijna gepakt. Uw dienstw. Jack tuk Riri'bii. De brief is aan de politie gegeven en het schrift blijkt van dezrifde hand als vroeger ontvangen brieven. nieuwe goudvelden. Het was in Januari, alzoo in het midden van den zomer. De streek was heet en werd van uur tot uur kaler. Het gras was reeds aan de wortels tot hooi verschroeid, de beken waren ver droogd, nauwelijks konden mensch en dier aan eenige modderige waterplassen hun dorst lesschen. De kleurlooze bladeren van den gomboom hingen slap neder en gaven geen verkwikkende schaduw. Ik beschrjjf u dezen tocht geheel zooals hjj mjj in het geheugen ligt, omdat hij mij van al mjjn wegen het zwaarst op het harte drukt. Wij moesten gaan over ongebaande wegen, over ruwe steenmassa's, waarop wij nauweljjks voortkwamen, ik was er ook bij, vergeet dat niet waarlangs de ossen echter nog veel meer moeite hadden de zware wagens op te trekken. Wij moesten medewerken, nu eens opduwen, dan achteruit halen, dan weer de lading terughouden, opdat zjj niet in een afgrond zou neder- storten. Eenigen hadden reeds hun mede- gesleepte voorwerpen op de wagens geladen, waarvoor de heer John Peak zich goed liet betalen. Zoo had de reis vier dagen ge duurd en nu hadden wij een volkomeDe wildernis bereikt, waar zeker nooit een Europeaan nog een voet had gezet. De vijfde dag was een Zondag; toen werd er gerust. Het is echter geen Zon dagsrust geweest; de menschen waren on tevreden en drongen bjj John Peak er op aan hun toch eindeljjk te zeggen, wanneer die akelige wildernis een einde nam en waar de goudvelden waren. Deze had de ongeduldigen tot nog toe weten te troosten, maar nu antwoordde hjj barsch: of zjj dan dachten dat hjj goudvelden in de buurt kon too veren? Of hjj zelf, zijne dienst- Het nader onderzoek op den bodem der rivier bjj Mönchenstein is afgeloopen men heelt geen lijken meer gevonden. Met de opruiming der overblijfselen van den trein vordert men nog altoos even langzaam. Zaterdag was de eerste locomotief geheel, de tweede gedeelteljjk opgehaald. De laatst genoemde lag op bestanddeelen van het in gestorte gedeelte der brug, hetwelk in den rivierbodem stevig ingedrukt ligt. Men achtte het niet onwaarschijnlijk, onder die puin hopen ljjken te zullen vinden. Berichten uit Petersburg melden, dat, tengevolge van de ongunstige berichten omtrent den stand van den oogst, de prijs van het brood sedert drie dagen drie ko peken per pond gerezen iszelfs is er sprake van, den uitvoer van granen voorloopig te verbieden. In het gouvernement Tambow heeft het gepeupel getracht de graanpakhuizen leeg te .plunderen. Reeds was dit met een pak huis geschied, toen eene troepenmacht aan rukte, die het volk met geweld uiteen dreef. 30 personen moeten daarbjj gedood zijn. Naar uit Odessa aan de «Daily News* gemeld wordt, maakt het voornaamste Zuid- russische blad, de «Novarossiski Telegraf,« eene officieele kennisgeving openbaar van de gouverneurs der provinciën Kieff, Podolië en Wolbynië, waarbjj alle vreemdelingen wordt aangezegd dat zij binnen zekeren tijd Russen moeten worden of anders het land hebben te verlaten. Aan degenen die onroerend goed bezitten, wordt een bepaalde tjjd toegestaan om dat goed te verkoopen. Zij die Russen worden, moeten gedurende 10 jaren hun tegenwoordig domicilie be houden. De hoofdiabbjjn te Odessa heeft den gou verneur vergunning gevraagd om den jood- schen boetedag en vastendag te doen houden. De gouverneur heeft dit geweigerd, onder bjjvoeging dat hij, zoo noodig, de joodsche kerkgangers uiteen zou doen jagen en de synagogen doen sluiten. Yoor het oogenblik is Egypte bjj na ge heel van sprinkhanen bevrijd. De zwermen, die uit het Westen kwamen, zjjn waarschjjn- ljjk door de tegenwoordig daar heerschende noordewinden zuidwaarts gedreven. knechten en zijn vee ook niet van de on gemakken der reis te ljjden hadden, of hij hun verzocht had hem te volgen en of het niet louter welwillendheid van hem was ge weest hen te leiden? Dit klonk zeer ver standig. Er viel niets tegen te zeggen, maar toch begonnen de mannen achter zijn rug te morren: «John Peak is verdwaald en wil het niet bekennen.Men vraagde hem, of hjj zeker van zjj a zaak was. Dat was hjj. Hij zou nog eens den brief van zijn broeder toonen. Hjj voegde de daad bij het woord en het stond er, zwart op wit: Aan de Murrumbidschirivier is een onbeschrijfe lijk rjjk goudveld gevonden. De rivier moest in deze streek zijn, maar was van andere beddingen moeiljjk te onderscheiden, daar zjj uitgedroogd kon zijn. Men was dus weder gerustgesteld. De bende goudzoekers was in- tusschen tot vier duizend man geklommen. John Peak zond menschen uit naar de be zitting van zijn zoogenaamden broeder. In middels leefde de karavaan van zijn voor raad en betaalde hem grof geld. Zoo ver liep de eene dag na den anderen en ein deljjk werd het oproerig in het leger, het geen niet veel goeds voorspelde. Men kreeg argwaan, dat de geheele geschiedenis der goudvelden was verzonnen, en dat John Peak de menschen in de wildernis had ge- okt, om zjjne levensmiddelen tegen hooge jrjjzen te verkoopen. En inderdaad, de evensmiddelen werden van uur tot uur minder en stegen in prjjs, zoodat velen, wier baar geld opraakte, reeds honger leden. Eenige scheidden zich van de karavaan af. dwaalden links en rechts, hopende de ge droomde goudvelden te vinden. Van hen heeft men nooit iets vernomen. et Land van en Altena Vit het Duitsch.J G. Mijn voorletters zjjn G. W. B.« o o (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1891 | | pagina 1