FEUILLETON. Een vreemde geschiedenis, ,Só 1052 WOENSDAG 9 DECEMBER. P. Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. Het onderwijs staatszaak? n. (3 1 hebt van VOOB M Land van «n ASteiia. De Langstraat en CJ Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Ad verten tien worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. INGEZONDEN. Misschien zal S. mij willen tegenvoeren, dat al, wat ik gezegd heb over de lage traktementen, alleen het belang raakt der onderwijzers, niet het algemeen belang. Zoo hij dit werkelijk wilde doen, wachte hij nog even, want ik zal hem aantoonen, dat wel degeljjk het onderwijs, dat is een algemeen belang, er mede gemoeid is. Zooals ik reeds -eide, zal, ja moet de lnst tot den arbeid verminderen bij den onderwijzer, die voort durend of ook maar gedurig door gelde lijke zorgen wordt gekweld. En nu zal S. mijzeker, wanneer hij niet geheel vreemde ling in de school is, volmondig toestemmen, dat het onderwijs niet vruchtdragend kan bij een boerenarbeider of zoo iemand) ver dient maar zooveel en komt er toch ook. Andere weer zijn wel overtuigd, dat de jaarwedden te laag zijn, maar gaan toch niet tot verhooging over omdat er voor hetzelfde geld genoeg onderwijzers te krijgen zijn. Maar genoeg hiervan. Ik meen genoeg zaam te hebben aangetoond, dat er in 't algemeen van de gemeentebesturen geen voldoende regeling der jaarwedden is te ver wachten. En daarom zeg ik, laat het onder wijs geheel staatszaak worden, dan zal een goede regeling niet uitblijven. Dan zullen de kosten zeker hooger wordenniet om dat de staat dan de onderwijzers zal be talen, maar omdat hjj hun een behoorlijk loon voor hunnen arbeid zal geven. Wan neer men zich nu herinnert, wat ik straks zeide van het onderwijs van slecht bezol- zijn, wanneer de onderwijzer in gedachten telkens afdwaalt naar onbetaalde rekeningen,digde onderwijzers, dan zal men het met naar vrouw of kinderen, die behoefte hebben me eens zijn, dat die hoogere geen o?ikos- aan dingen, die hij ze niet kan bezorgen ten zullen zijn, daar zij het onderwijs zeer uit geldelijke onmacht, in één woord, wanneer veel ten goede zullen komen. Dat de verhouding van den onderwijzer tot de ouders der kinderen anders is dan die van een rijksontvanger, een directeur de ónderwijzer niet geheel bij zijn werk is, wanneer hij niet met lustijver en opge wektheid onderwijst. Om het onderwijs te verbeteren, is het daarom m. i. allereerst! van een postkantoor, enz. tot die ouders, noodig, de traktementen zóó te regelen, stem ik S. grif toe. Maar dat doet hier dat ieder onderwijzer op zekeren leeftijd niets ter zake. 't Is hier de vraag, of die genoeg verdient, om er een gezin behoorlijk verhouding zal veranderen, wanneer de van te onderhouden, en dat alle jongere onderwijzer staatsamtenaar wordt. En op onderwijzers niet langer geldelijke hulp van die vraag antwoord ik met een beslist huis noodig hebben. j »neen.« Waarom toch zou er verandering Eerst na zoo'n regeling der jaarwedden komen? Of de onderwijzer zijn tractement mag men met grond verwachten, dat het ontvangt van bet rijk of van de gemeente, onderwjjs zoo goed zal worden, als het met zal toch in die verhouding geen verandering de tegenwoordige methoden en leermiddelen kunnnen brengen. Het verschil in ver zijn kan. Ja dan, maar ook geen dag houding tusschen den onderwijzer en de vroeger. En kunnen we nu van de ge- andere genoemde ambtenaren tot de ouders meente zoo'n regeling verwachten vloeit voort uit hunnen verschillenden werk- Helaas, neen Reeds in verscheidene kring, niet uit de verschillende plaats, waar plaatsen hebben onderwijzers op een beterezjj hun traktement uitbetaald krjjgen. De traktementsregeling aangedrongen, maar, postdirecteur b. v. komt met zijn gemeen- sciioon de toestand al op enkele plaatsen tenaren in aanraking over levenlooze voor wat verbeterde, het meerendeel der gemeente- werpén als postwissels en postpaketten, besturen beschikte steeds afwijzend op de tot hén gezichte verzoeken. Sommige ge meenteraden meenen, al of niet te goeder trouw, dat de traktementen nog zoo slecht niet zijn, want zeggen ze, die en die (en dan wordt de onderwijzer veelal vergeleken Ik was en bleef zeer onrustig. De volgende dagen deed ik s avonds geen stap buiten, tot groote verwondering mijner vrienden in »de Pauw,« die eiken avond tevergeefs op hun trouwen gast wachtten. Men hield mjj voor ziek en dat was ik ook. Ik bleef tot diep in den nacht op en luisterde nauw lettend toe, alsof er nog iets moest plaats vinden. Twee dagen bleef alles stil. Op den derden dag'kwam een nieuwe huurder en de lieden in huis begonnen de plaats gehad hebbende gebeurtenis te vergeten. Den vijfden dag na den beschreven nacht las ik in de courant het volgende: heden werd op de begraafplaats het lijk van ien onbekenden man ter ruste gebracht, den vorigen Donderdag op zijn kamer in de straat dood gevonden. In de nalaten schap des dooden werd niet het geringste gevonden, dat omtrent naam en afkomst eenig licht werpt. Het geneeskundig onder zoek heeft bloeduitstorting in het hart als oorzaak van den dood aangewezen.* In enz., terwijl de onderwijzer met de ouders in aanraking komt over hunne dierbaarste bezittingen, hunne kinderen. Laat S. zich daarom maar niet bezorgd maken, dat meergenoemde verhouding zal veranderen, hetzelfde nummer stond een oproeping der politie tot ieder, die over den persoon en de betrekking des vreemdelings eenig licht zou kunnen verspreiden. Ik las deze berichten met een onver schilligen lach, vast overtuigd, dat slechts ik en nog een tweede persoon in staat was eenige opheldering te geven. En wij beiden zouden zwijgen, dat stond vast. Ik zeide mijn kamer op en acht dagen later woonde ik in een ander deel der stad en twee maanden later had ik ze voor altijd verlaten. Doch menigen avond na den bewusten nam ik handschoen, ring en pink voor mij op tafel en besteedde uren lang om het raadsel van dit trio op te lossen. En wanneer ik de pink beschouwde deze kleine, smalle, magere pink met den goed gesneden rozigen nagel, de zachte, doorzichtige huid, dan tooverde de phantasie mij de geheele hand voor de oogen, een smalle, schoone, misschien dikwijls gekuste vrouwenhand, waaraan zij behoord had en den arm en de ronding der schouders, de buiging van den hals en een schoon, door smart en angst vertrokken gelaat, waarover zich een gruwelijk monster heenboog, hij, dien ik dien nacht gezien had. In de eerste dagen bleef de pink frisch en onveranderd, daarna droogde zjj in en de huid verschrompelde. En later werd mij wanneer de onderwijzers staatsambtenaren worden. S. wil liever den band tusschen onder wijzers en gemeente versterken, omdat men daardoor in de gelegenheid zou zijn vele grieven, die men nu tegen het openbaar onderwys hoort, weg te nemen. Daar ik niet weet, welke grieven S. op 't oog heeft, kan ik natuurlijk ook niet zeggen, in hoe verre ze naar mijne mening gegrond zijn, en of ze beter zouden kunnen worden weg genomen, wanneer het onderwijs gemeente zaak werd, dan wanneer het geheel in handen van den staat kwam. Dat vele ouders liqver hunne kinderen naar een bekrompen, overladen schoollokaal zenden dan naar een goedingeriohte open bare school, heeft m. i. niets te maken met de vraag »het onderwijs staats- of gemeente zaak?* Die ouders doen het gewoonlijk, omdat er in zoo'n schoollokaal in den bijbel gelezen wordt. Wat S. bedoeld met dat vriendelijk ver zoek, dat de onderwijzer gaarne zou in willigen, maar datenz., begrijp ik volstrekt niet, zoodat ik ook niet weet, in hoeverre hjj hier bij zijn onderwerp blijft. S. zou willen, dat bij het bepalen welke vakken in eene school onderwezen zullen worden, meer rekening gehouden werd met plaatselijke toestanden. Dat zou zijn mee, maar ook zijn tegen hebben. Ik zal echter over het vóór en tegen niet spreken, daar het hier niet noodig is. Mocht het toch blijken, dat men het met S. in dit opzicht eens is, dan kan, ook al is het onderwijs staats zaak, bij de vaststelling der te onderwijzen leervakken met plaatselijke toestanden woi- den gerekend. S. zou ook willen, dat kinderen, die den cursus der school geheel doorloopen hebben, nog wat meer konden leeren en niet ge noodzaakt waren, te herhalen, wat ze een vorig jaar al behandeld hebben. Dat zou zeer zeker goed zijn, maar of er iets van zou komen, wanneer het onderwijs ge meentezaak werd, meen ik te mogen be twijfelen. Voor zulke kinderen toch zou een afzonderlijk onderwijzer noodig zijn, en de gemeentebesturen zijn niet zoo scheutig met het aanstellen van personeel. Neen, ik geloof, dat er hier meer kans zou zijn, dat S. zijn zin kr^eg, wanneer de staat alleen had te zorgen. S. zou het onderwijs geheel tot gemeente, zaak willen zien gemaakt. Geen wonder dus, dat hij niet voldaan zou zijn, wanneer bij de vaststelling der te onderwijzen leer vakken met plaatselijke toestanden rekening werd gehouden. Neen, hij wil meer. Hoor maar, wat S. zegt: »Was het onderwijs geheel en al gemeentezaak, dan kon de ge meenteraad of dan konden de ouders der kinderen bepalen, welke vakken op de school moesten onderwezen worden, en dan zou dit goed kunnen geschieden.* Hier wensch ik S, te vragen, of hij wel goed de ge volgen van zoo'n regeling heeft overwogen. O O v O De gemeenteraad of de ouders de leervakken bepalenZeker bij meerderheid van stem men Maar dan zal de minderheid toch weer niet tevreden zijn. En wat een ge harrewar zal d:«t in de gemeente geven, wanneer men het niet eens kan worden. Wat echter het ergste is?! Dikwijls zal er bij slot van rekening bijna niemand tevreden zijn, want, geloof me, vele gemeenteraden en de meeste ouders zijn niet bevoegd tot het doen vau een keuze. S. zal hier misschien zeggenzij zouden het zichzelven te wijten hebben. En dan laat ik erop volgen een schrale troost. Dat het wellicht in het be lang der kinderen zou zijn, wanneer enkele verplichte leervakken werden geschrapt, is mogelijk; dat het onderwjjs meer naar de behoeften der leerlingen zou ingericht worden, wanneer de gemeentebesturen of de ouders de leervakken bepaalden, is minst genomen zeer onwaarschijnlijk. Nu heb ik zoo ongeveer gezegd, wat ik had in te brengen tegen het hoofdartikel (over het besproken onderwerp zou natuur lijk nog heel wat te zeggen zijn) en wil ik besluiten met den wensch het onder wijs worde zoo spoedig mogelijk staatszaak. Onder dankzegging voor de verleende plaatsruimte, teeken ik mij, Een Onderwijzer. stand van den Antwerpschen afgevaar digde, den minister van staat en oud-minister Victor Jacobs, luiden ongunstig. Dadelijk levensgevaar is er echter, naar verzekerd wordt, niet, maar ziju toestand is toch zeer ernstig. Was het uiteinde van Bou langer arm zalig, met zijne vereering na den dood is het weinig beter gesteld. Het is namelijk dezer dagen gebleken dat de pandjeshuizen 'gevuld zijn met bostbeelden en medaillons van den generaal. De bezitters dier voor- werpen vonden het maar goed er zich van te ontdoen. Op die wijze kregen zij er nog eene kleinigheid voor. De stationschef van Kirchlengern, waar op 22 Mei jl. het spoorwegongeluk plaats vond, dat o. a. aan mevr. Carré het leven kostte, is gisteren tot een jaar gevangenis straf veroordeeld. De machinist van den i personentrein, die den extra-trein van het Circus-Carré in de flank reeds, werd ver oordeeld tot G maanden gevangenis. Buitenland. i De geneesheeren in Duitschland en Oos tenrijk komen meer en meer tot de over tuiging, dat de influenza besmettelijk is. Vandaar dat zij strenge afzondering der zieken aanbevelen. i Het blij kt thans, dat in het hötel-Sacber, waar de dezer week te Weenen overleden Öostenrijksche aartshertog Hendrik en diens gemalin hun intrek hadden genomen, reeds vroeger verscheidene gevallen van influenza waren voorgekomen. Ook prof. Oser, een der geneesheeren, die beiden zieken bijstond, is ziek. Geheele huizen in Weenen zijn vol gens de doctoren besmet, zoodat geen der bewoners vrij is. Niettemin is dikwijls het huis daarnaast volkomen vrij van besmet ting. Vooral in de provinciën Oost-Pruisen en Hanover breidt de zonderlinge ziekte zich snel uit. Scholen en andere openbare in stellingen ondervinden eenige moeilijkheid, niet door gebrek aan leerlingen, maar door dat bijna uitsluitend volwassen personen, dus de onderwijzers, worden aangetast. de geschiedenis vervelend en ik pakte hand schoen, ring en pink zorgvuldig in watten en vergat ze. De berichten omtrent den gezondheidstoe- II. Het is vijf jaren later in October, den tijd, waarin het badseizoen voorbij is en de bad plaatsen haar gasten bij troepen zien ver trekken. In deze maand bevond ik mij in een der badplaatsen van Thüringen. Ik had eerst het voornemen daar te blijven en kamers te huren en ook reeds om rnjjn koffers ge schreven. Intusschen was ik weer half van dat plan teruggekomen en logeerde nog altijd in het meest gezochte Kurhaus der stad. Onze table-d'hóte werd bij den dag kleiner. De overblijvenden sloten zich nauwer aaneen. Zeker was er in 't heele hotel geen meer ontoegankelijk persoon dan ik. In plaats van aan het gemeenschappelijk gesprek deel te nemen, las ik in den regel mijn krant, deze slechts neerleggende, wanneer ik at. Op zekeren dag waren wij met slechts drie personeneen dame, die eveneens zeer afge trokken was, een oude gepensioneerde jacht opziener, die alle moeite aanwendde om zijn zwjjgende tafelgenooten te onderhouden en mijn persoon. En den volgenden dag was ook hij afgereisd, waarschijnlijk uit ergernis, dat zijn vriendelijke pogingen op zooveel tegenstand stuitten en zag ik mij aan tafel met de dame alleen. Nu ging het niet meer, voortdurend de courant voor den neus te houden en ik nam mij, hoewel onwillig, voor, een dier gesprekken te beginnen, die uitsluitend dienen om 't maal te peperen. De dame, die tegenover mij zat, was naar gissing dertig jaren oud. Zij was zeer een voudig, zelfs ietwat slordig gekleed. Men kan zich geen minder opvallige persoon lijkheid denken. Ze was een van die vrouwen, die nooit in 't oog loopsn en daardoor zelf zeer veel opmerken. In haar onverschilligen, moeden oogopslag spiegelde zich haar leven klaar af. Dit alles zeide ik tot mijzelven, de courant neerleggende en haar, eigenlijk voor het eerst, nauwkeurig opnemende. De kellner bracht 't eerste gerecht op. »Onze tafel is snel afgesmolten,* zeide ik, »zult ook gij spoedig G. verlaten, juffrouw?* »Neen,« antwoordde zij kalm, »ik denk nog eenige weken te bljjven.« Zij sprak onze taal met een vreemd accent, gelijk ik dit dikwijls van Russen gehoord heb. »Het zal- hier zeer eenzaam worden »Ja,« zeide ze en at onverschillig verder. De rest van den maaltijd werd zwijgend genuttigd. Ik was afgeschrikt door haar koelheid en had mijn plicht gedaan. Niets is mij onaangenamer dan wanneer iemand mij onder 't eten op de vingers ziet. Het »Tageblatt« ontleent aan een parti- Ik vermijd daarom mijnerzijds ook zooveel mogelijk een ander daardoor last te veroor zaken. Toen ik echter aanstalten maakte, om heen te gaan en overlegde of ik dat met een zwijgende buiging of met eenige hoffelijke woorden doen zou, zag ik over de tafel heen een hand naar de waterkaraf grijpen. En terwijl ik deze hand ter hulpe wilde komen, zie ik plotseling dat er de pink aan ontbreekt. De uitdrukking van mijn gelaat moet zeer vreemd geweest zijn, want in 't zelfde oogen- blik liet de hand de karaf los en zag ik als door een schemer dat zich tegenover mij een gestalte verhief. Het zachte ruischen van haar kleed was hoorbaar in de stille, groote zaal. Minstens vijf minuten zat ik beweging loos. Het waren inderdaad zeer ernstige ge dachten, die mij op mijn plaats hielden. 's Namiddags ging ik naar het station, waar de koffers aangekomen waren, die alles, wat ik bezat, bevatten. In een van deze moest datgene zijn, wat ik noodig had. Maar in welke? Eerst nadat ik twee dezer met be hulp van een rijkelijk drinkgeld te vergeefs geopend en doorzocht had, vond ik eindelijk in den derden onder een stapel boeken een kleine doos. Ik stak ze bij me en sloot alles weder af. Slot volgt.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1891 | | pagina 1