Ilet Laud van en Alteiia I Lingstra omielerwaard. Met een Lantaren. FEUILLETON. Marie Stevenson. Z.\ i EtiDAG 30 JANUARI. voos jgt JSI v: ÉÉtf 1 ;1 IP II rSWUft K/" iU ■i Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. te ELVIRA. Samuel Daring.* s 2. m MÖr?V- 10; 3?-~- li.#» u m Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs- verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentien 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letterB naar plaatsruimte, Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Het moet een wonderlijk sujet zijn ge weest, de man, die onder den naam Diogenes in 400 v. Ch. te Athene leefde, en wien door de burgers de bijnaam »de hond» toe gevoegd was aan zijn eigenen schoonen naam, welke »uit de godheid voortgekomen* beteekent. Wanneer de Grieken heiligen vereerd hadden, had Diogenes ten minste verdiend onder de wonderlijke heiligen op genomen te worden. Een zjjner meest lach wekkende stukjes was, dat hjj op klaar lichten dag met een brandende lantaren de markt van Athene afliep en op de vraag, wat hij zocht, antwoorddeik zoek menschen Wat wilde Diogenes daarmee zeggen? Of waa 't hem uitsluitend te doen zich iu opspraak te brengen Maar immers geheel Athene kende den zonderling, geljjk hij daar langs de straten liep op bloote voeten en zonder opperkleed, met een zak op den rug, die zjjn geheele have bevatte en een stok in de handEn ieder wist hoe hij, met volkomen geringschatting van alle huiselflke geriefelijkheid 's nachts sliep in het voorportaal van den tempel en zich beroemde, dat de Atheners hem zulk een prachtige slaapkamer gebouwd hadden. Ook dat zjjn daagsche verblijfplaats een ton was, waarin hjj zat bjj regen en waarvoor hjj zich koesterde bjj zonnesehjjn en dat eens, toen een voornaam monarch hem aan deze woning een [bezoek bracht en hem, den alom bekenden wjjsgeer, toestond een gunst te verzoeken, tot verbazing van het geheele hof, van Athene en Griekenland, de be roemde man slechts dit ééne wenschte, dat de Koning een weinig op zjj zou gaan, omdat hjj den arme de zon onderschepte We kunnen dus aannemen, dat hjj niet om van zich te laten spreken, menschen ging zoeken op de Atheensche markt. Daar Uit het Bransch door (14 »Wat scheelt u, tante?* zeide William ontsteld. Moeder!* zuchtte Marie met moeite de oogen openende. >0, het is onmogeljjk het is onmogelijk zeide Mevrouw Stevenson, hare hand tegen de oogen drukkende en trachtende den brief nog eens over te lezen. Er ontstond een oogenblik van angstige verwachting. »Ja, ja, mjjne dochter!wacht nog een oogenblik, want dit alles Ijjkt mjj een droom Mjjne oogen hebben zooveel tranen gestort dat ik bjjna niet meer zien kan!O mjjn God! Ik heb zeker ver keerd gelezenIk ben blindik ben waan zinnig!Zie, zie William, lees zelf, want ik h«b mjjn gezicht en mjjn hoofd verloren!* William nam den brief en las het volgende, het schrift was bjjna onlees baar: Mevrouw, >Ik weet eindelijk dat gjj leeft en waar gjj woont; mjjn nasporingen zjjn niet jjdel geweest, ik dank den hemel daar voor! Ik schrjjf u deze woorden op mjjn sterfbed. Eene vreeselijke ziekte doodt mjj! Eene verschikkeljjke wroeging knaagt bjj my en ik lyd al de pjjnen der hel! O! heb mcdeljjden! God is rechtvaardig, maar Hjj is onverzoenljjk waren echter menschen in overvloed. Vis- schers en vleesohhou wers, groentehandelaars en kramers, verkoopers en koopers, heeren en slaven, mannen van zaken en leegloopers. Zou de oude, zonderlinge knorrepot by uitzondering in goeden luim geweest zjjn, toen hy midden onder die krjjschende en babbelende menschen naar menschen zocht? Neen, het was hem niet om scherts te doenhet was hem ernst, al was die ernst van een zonderling karakter, met zijn menschen zoeken. In zjjn hoofd leefde een ideaal van den mensch, den waarljjk wjjzen, onafhankeljjken, hartstochtloozen, begees terden mensch en aan dat ideaal beant woordden niet de Atheners, die hy op de markt aantrof, mochten zij nu in honig of oljjven of in de toenmaals gangbare wijs begeerte handelen. Athene heeft den man met de lantaren uitgelachen en daardoor onrecht aangedaan. Het behoort tot de voorrechten van groote geesten, dat zij alleen zjjn, ook wanneer ze zich midden onder menschen bevinden. Treurig voorrecht, eenzaam te moeten zijn, wear alle overigen in gezelschap leven en toch een benydens waardig voorrecht niemand als zjjns geljjke te moeten erkennen! De koningen der aarde deelen dit lot met de koningen des geestes. Somwjjlen gevoelen ze zich van ander maaksel in het bewustzijn, dat niemand in 't rijk koning is dan zij alleensomwjjlen bidden zjj met Philips van Spanje: »geef mjj een mensch, wjjze voor zienigheid Gjj hebt mjj veel geschonken, geef mjj een mensch. Laat onder de duizenden die om de hofzon fladderen, één mensch zijn, en laat mjj die vinden!* Zoo steken de koningen in het helle daglicht de lantaren aan en zoeken op de van menschen wemelende markt naar menschen. Wilt ge een ander voorbeeld, vestig dan Ik heb uw fortuin gestolen, ik heb uw man gedood, ik heb u tot armoe ge bracht! Genade voor mjj! Zie, Mevrouw, ik geef u uwe fortuin, 80.000 pond sterling terug. Achkon ik u uwe echt genoot ook teruggeven die gjj verloren hebt! Vergeef my! spreek mjj vrjj voor het geluk dat mjjn brief u bezorgt! Vaarwel! ik gevoel my ziek! ik stik, ik sterf!* Bjj dien brief was een wissel van 80.000 pond sterling gevoegd op een bankiershuis. William las hem nauwkeurig. De brief en de wissel waren van New-York gedateerd; er viel niet aan te twjjfelen, die brief was echtde bankroetier had zjjn diefstal onder aandrang der pjjnen, onder de vrees voor den dood teruggezonden. »God zjj geloofd!* zeide de priester plechtig toen hij de papieren ook onderzocht had. Nu heeft bet uur des voorspoeds voor u geslagen een geluk komt zelden alleen. »0, het is niet te gelooven zeide Mevrouw Stevenson, een bigden en zonder lingen blik op de arme, verbaasde zieke en op hare andere verblufte kinderen werpende. Het was te verwonderen dat zjj haar ver stand door de overmatige blijdschap niet verloor. Door den schok der bljjde verrassing, was zjj echter de waanzin nabijde meest onmerkbare schokking in hare omgeving kon haar redden of haar verstand doen ver liezen. Een woord van hare dochter redde haar, door eene stem die uit haar vol ge- moet kwam. Tachtigduizend pond sterling!* zeide eindelijk Marie die zich met hare vermagerde armen ondersteunde. Haar gelaat was be- uw blik op het dierenrijk. De zwaargebouwde buffels en de slanke antilopen leven in kudden bijeen, gelijk de insecten. Maar eenzaam schrjjdt de leeuw, slechts door de koningin begeleid, door zijn gebied, waarin hjj niemand buiten hem duldt. Een eenzaam levende mier is even onnatuurljjk als een kudde leeuwen. De duiker vindt op den bodem der zee gezelschap genoeg, doch geen, dat hem past. Onder een menigte schepselen blijft hij de eenige mensch. Niet zoo terugstootend en afkeerwekkend, maar in den grond volkomen gelijk is de toestand eens menschen, die zich van men- schelijke wezens omringd ziet, waarmee hij niets gemeen heeft dan den naam en den lichaamsbouw. Men behoeft daarvoor niet naar Midden-Afrika te gaan onder zwarte menschenbroedersook midden in onze beschaafde wereld, omringd van familie en beroepsgenooten, kan het een mensch over komen, dat het gevoel van alleen zijn hem overvalt. Wanneer onverstand het groote woord voert en de domheid daarbij in de handen klaptwanneer de onbeschaamde leugen zooveel te williger geloof vindt, al naar ze met sluwe voorzichtigheid wordt opgedischt; wanneer de dwaasheid epide misch wordt en de eene stad na de audere aansteekt en zelfs heldere hoofden in haar kring loktdan, oude van Athene, is het tjjd uw lantaren te ontsteken en de lui, die u verwonderd en honend vragen, wat ge zoekt, ten antwoord te gevenmenschen zoek ik, menschen Maar waarom, zoo vraagt men allicht, bleef hjj niet alleen, de oude wjjsgeer, in zjjn hondenhok, daar hjj toch de menschen niet als mensch taxeerde? En dat is juist het merkwaardige en on oplosbare van naturen als Diogenes, dat van tijd tot tjjd hun een brandend verlangen in sproeid met tranen, haar geheele lichaam beefde »0 vervolgde zij, op haar kussen terug vallende »nu heb ik genoeg geleefd!* »Mijne dochter! mijne dochter!* riep Mevrouw Stevenson zich tot Marie over- buigende en haar gelaat met kussen bedek kende. >0! nu zjjt gjj rijk. Gjj moet nu voor het geluk leven, mjjn kind.* Marie antwoordde niet, zij was onbe wegelijk en stijf geworden. »Mijn God! zou zjj dood zjjn? riep Mevrouw Stevenson met moeite ademhalende en ontsteld. William en de oude priester haastten zich naar het bed. Op hetzelfde oogenblik trad de dokter binnenmen maakte plaats voor hem. Hij beschouwde de zieke oplettend. Een onuitsprekelijke angst bekroop aller harten. Marie slaapt,* zeide eindeljjk de dokter. Men hoorde vreugdekreten in de kamer. Dokter, zjj zal leven, niet waar?* vraagde Mevrouw Stevenson, met onderdrukte hevig heid. »Ik vrees voor dezen nacht,* antwoordde de dokter, het hoofd neigende. »Maar bestaat er hoop vraagde William zacht. »Zeer weinig,* antwoordde hij op den zelfden toon. »Goddank!« fluisterde de oude priester. den boezem ontwaakt, van hun troon te dagen en zich onder de massa te mengen, ge lijk wjjlen de Kalifen van Bagdad. Kroon dragers zegt men, doen 't zelfde en houden van tjjd tot tjjd heele gemoedelijke gesprek - ken met hun kamerdienaar; wijsgeeren en dichters met hun schoenmakerseen bekend dichter zelfs met zijn keukenmeid en de een- voud en eerljjkheid dezer goede menschen i geeft hun niet zelden meer genoegen dan al de wierook en de lof hymnen hunner z.g. 1 aanbidders en vereerders. Wanneer de jeugd reeds een eind achter ons ligt en velen, die wij kenden en die ons kenden, zijn heengegaan, hoe zelden vinden we dan onder de menschen, met wie wij verkeeren, een mensch, die ons volkomen verstaat, die van «én geest met ons i3 en in wiens ziel dezelfde snaren f rillen, welke ook ons gemoed in beweging brengt. Kom, Diogenes, poets uw lantaren wat op, ont steek een nieuwe kaars, want nog altijd zoekt een ieder van ons menschen onder de menschen iluitenland. XVI. Onder de portretten, die dit jaar bjj de schilderij-tentoonstelling ten toon gespreid werden, was er één dat aller blikken tot zich trok. Het was dat van eene jonge vrouw, zoo lief, zoo zacht dat zjj herinnerde aan de bevalligste schepseltjes der Louvre. Nadat Laur vruchteloos zijne getuigen had gezonden aan den minister Constans om te duelleeren, en nadat hij, even vruchte loos, zich tot den voorzitter der Kamer had gewend, met verzoek om overeenkomstig het reglement den procureur-generaaal kennis te geven van het geval, dat zich in de Kamer heeft vosrgedaan het toedienen van een paar oorvegen aan hem, Laur, door den minister heeft hjj thans rechtstreeks een brief gezonden aan den procureur-generaal om hem te berichten, dat hjj persoonlijk optreedt als aanklager van den minister. Diensvolgens verzoekt hij den procureur- generaal aan dit schrijven gevolg te geven. Het is de Senaat, waarvan de heer Constans lid is, die verlof zou moeten geven tot zjjne vervolging. Zonder diens verlof vermag het openbaar ministerie niets. Uit Berlijn wordt gemeld Als eene gebeurtenis van politieke be- teekenis wordt het beschouwd, dat, bjj ge legenheid van 's Keizers geboortedag, de minister van eeredienst, graaf Zedlitz, met den Rooden Adelaar eerste klasse begiftigd is geworden. Daaruit wordt afgeleid dat de Keizer besloten heeft in d? dreigende minis- terieele crisis den minister van eeredienst tegenover de meer liberale leden van het Kabinet te handhaven. Do toon van de liberale bladen is hoe lauger hoe meer ver* bitterd, wegens de bittere ontgoocheling, welke de aanvankelijk zoo vreugdevol be groete »nieuwe koers* hqu berokkent, Te Weenen is begonnen 't proces tegen Franz Schneider tn zjjn vrouw, die be schuldigd worden dienstmeisjes, onder voor spiegeling van goede diensten, naar buiten te hebben gelokt, om hen te berooven en te vermoorden. Drie lijken zjjn in een bosch opg. graven. Vrouw Schneider, die een mis lukte poging tot zelfmoord deed, erkent schuldig te zijn aan die drie moorden. Schneider meende dat zjjn vrouw dood was en bleef de moorden ontkennentoen hij hoorde, dat zijn vrouw hersteld was en de misdaden had bekend, viel ook hjj door de mand. Hij beweert nu, dat zijn vrouw hem tot die misdaden dreef. Hoor nu wat eens plaats had voor dit portret Twee jongelieden stonden stil om het te beschouwende een groot en sterk, de andere zeer teer; beiden waren zeer elegant. »Wel, Arthur,* zeide de grootste dandy, »zjjt gij nu eindelijk klaar met uwe be wondering voor dit portret? Het is waarljjk een lief persoontje; het is een fraai en goed geschilderd portret, dat stem ik toe; maar ik zie de noodzakelijkheid niet in om er zoo lang bjj stil te staan. Wat duivel! daar is toch nog meer te zien hier!* »Ik heb er ook eene andere reden voor,* zeide Arthur met een glimlach. Dit portret is eene herinnering voor mjj.« »Hoe! hebt gij die jonge dame gekend*. Welnu, ja!« antwoordde Arthur, »dat is die Marie waarover ik u wel eens ge sproken heb, en vooral op een avond te Rome in het Colyseum.* »Wat! die kleine muziekonderwjjzeres, met wie gjj wildet trouwen, mijn avontuur lijke vriend?* Juist, mjjn waarde.* »Nu ik moet zeggen dat zjj schoon isHoe jammer dat zjj geen bruid schat van 20.000 pond sterling meebrengt!* »Zoudt gjj ze dan willen trouwen?* »Op mjjn eerewoord!* »Daar zou echter eene verhindering in kunnen bestaan.* »En welke?* »Zij is getrouwd.* »Ik wed twintig souvereins dat het met haar schilder is?« »Gjj zoudt het winnen, zjj is met den maker van haar portret getrouwd, een jong kunste naar van veel verdienste. Verder heeft zij hem een bruidschat van 20.000 pond ster ling aangebracht die gjj wenschtet voor de eer van uwe verbintenis!* Blijkens het eerste bericht overkwam Starubouloff dezer dagen, terwjjl hjj aan het arren was, een ongeluk, doordien zjjn revolver, welke hij in den zak had, plotse ling afging en den kogel hem in het djjbeen drong. Ondanks alle verzekeringen van het tegen- O O deel blij ft men overtuigd dat Stambouloff's wond ernstig is. Een heelkundige is uit Weenen herwaarts ontboden. De genees- »Hoe! die heeft zjj toch niet verdiend met les geven, zou ik veronderstellen.* »Neen, maar korten tijd nadat ik het nieuws van haar huwelijk vernomen had, hoorde ik bjj mijn bankier, dat de bankroe tier die Mijnheer Stevenson geruïneerd had, zijn diefstal aan de familie teruggegeven heeft »Het is niet mogelijk!* »En toch is het waar, hoewel het onwaar schijnlijk was. Hoede eer van een bankroetier Een deugdzame dief! Een teruggave van 80.000 pond sterling, dat zijn wel ingeloste schulden, beken ik.« »Ik doe nog beter* zeide Arthur met eene deftige kluchtigheid, »ik geef mjjne stem aan dien armen Daring tot de op richting van een standbeeld in de West minster Abdey.* Arthur en zjjn vriend vervolgden lachend hunne wandeling, maar zjj hadden nauwe lijks twintig passen gemaakt, toen Arthur een lichte blos voelde stjjgentoen groette bij twee personen die hem in het voorbjj gaan zijn groet beantwoordden. »Daar is waarachtig het orgineel van het portret, zeide onze dikke dandy, ter wjjl hjj zich levendig tot Arthur keerde. Nu, men heeft haar niet geflatteerd, zjj is betooverend,* zeide hjj met vuur. »Ja, zjj is meer dan mooi!* zeide Arthur weemoedig, »zjj is een engel, mjjn vriend!* »Een engel!.... viel onze groote en twijfelachtige lord in. »Neen? de beste vrouw op de wereld is nog niets waard.* Slot.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1