Armverzorging*. FEUILLETON. .M 1073 ZvTFUUAG 20 FEBRUARI. U(-2. f Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR De Tentoonstelling van Folterwerk- tuigen te Londen. eu Altena Ie Langstraat en i!e Boiinelerwaard. Dit blad verschuilt WOENSDAG en ZATEBDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Franco per post zonder prjjs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte, Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. i. Te allen tjjde is de verzorging der armen, der behoeftigen, een zeer moeielijke zaak geweest. In de middeleeuwen was de kerk met dit gewichtig werk belastbij de kloosters was gewoonlijk een gebouwtje, waar behoeftige reizigers en pelgrims ge durende den nacht een verblijf konden vinden, aan de kloosterdeur verzamelden zich op vaste Ijjden van den dag de nood- druftigen om spjjs en drank in ontvangst te nemen. Verder voorzag men door bedelen in zjjn behoeften en tal van verordeningen werden uitgevaardigd om de buitensporig heden en ongerechtigheden der bedelaars tegen te gaan, die in troepen vereenigd met geweld afdwongen wat niet goedschiks ver kregen werd. De zoogenaamde bedeljagers, die bepaald aangesteld waren om daarop een wakend oog te houden, moesten van een musket voorzien en van een sterken hond vergezeld zijn. De zorg voor de be hoeftigen ging met de hervorming op de Staatskerk over. Tijdens de republiek was de zorg voor de armen aan de diaconiën opgedragen, daartoe in staat gesteld door ruime giften van particulieren, die bovendien door het stichten van hofjes, inrichtingen voor oude mannen, vrouwen en weezen het nageslacht hun naam in eere deden houden. Door de toenemende weelde nam ook de armoede toe, en het getal armen werd steeds grooter, zoo zelfs, dat eindelijk de regeering maatregelen heeft moeten beramen om in de armverzorging te vóórzien. De wet onder Thorbecke tot stand ge komen, gaat van het beginsel uit dat arm verzorging niet door den Staat moet ge schieden. Als politie-maatregel moet somtijds 't Is zoowat acht dagen geleden sedert ik deze eigenaardige, bij uitstek interes sante uitstalling heb gezien en sedert dien tijd heb ik een onbeschrijfelijk, angstig ge voel. Ik droom van niets anders dan dien goeden ouden tijd. Meurenbergsche jonk vrouwen met pieken, in plaats van oogen en neus, dansen in haar houten jurk een cancan om me heen, me uitnoodigende, met haar een dans te maken met een pasklaar paar Spaansche laarzen, en de gloeiend heet gesmede ijzeren liefdeshandschoenen aan te trekken allerliefste modellen van sierlijk filigran-werkEn als de handschoenen niet makkelijk genoeg over de vingers glijden, eentwee— drie, staat er een bloedrood knechtje voor me met een ounavolgbaren handschoen-opener, een schroefinstru- mentje om den duim, of soms alle tien vingers tegelijk wat smaller te maken. Gek, dat men gewoonlijk de handschoenen wgder maakt, maar in de folterwereld is alles on dersteboven. Bijvoorbeeld na mijn polka met de Neurenbergsche schoone, zegt ze, dat ik me voor tocht moet in acht nemen en meteen brengt iemand een Spaanschen mantel, in 1643 door de Spanjaarden in Delft voor 't eerst geprobeerd, een soort van vat, van onderen wijder dan van boven, een chamber-cloak zoo mollig en zwaar, dat er van kin geen sprake meer kan zijn. Met dat dingetje over zijn schouders, dat eigenlijk alleen voor het te pronkstellen van aartsdronkaards bestemd was, heb ik gedurende de entr'acte, terwijl de Neuren bergsche wat uitrust, bezigheid genoeg. W ilt U ook wat drinkenzegt de maagd hulp verleend worden, doch de armverzorging is eene zaak, die op het gebied der kerk genootschappen geheel op haar plaats is. Voor hen, die tot geen kerkgenootschap behoorden, zou het burgerlijk armbestuur zorgen, terwjjl ook de gemeente zoo noodig subsidie zou kunnen geven aan de kerkge nootschappen. Het doel der wet is evenwel slechts ten halve bereikt, en in vele gemeenten ziet het er met de armverzorging treurig uit. De menschen sterven niet van honger en gebrek, daartegen wordt gewaakt, maar dikwijls gaat de zorg weinig verder en niet zelden kan men van armverzorgers woorden en uitdrukkingen opvangen, die getuigen dat het beginsel der liefde volstrekt niet de grondslag is, waarop hun handelingen rusten. Hoe zou het anders kunnen geschieden, dat de eene gemeente eene andere do armen toe- kaatst en allerlei uitvluchten worden opge zocht om zich van die zorg te ontslaan. Is het niet de grootste eere voor menig arm- verzorger als hij kan getuigen dat zijn batig slot eenige guldens meer was dan dat van een zijner voorgangers, als hij u kan ver halen hoe slim hij het heeft aangelegd om zich een behoeftig gezin van den hals te schuiven Gelukkig wint het gevoelen meer en meer veld, dat anders, beter gehandeld moet worden. Bij de toenemende armoede schieten de kassen te kort, omdat niet door geld te geven alleen in de behoeften kan voorzien worden. Het openbaar geweten is, zou men bijna zeggen, wakker geschud, in vele plaatsen is de zaak door particulieren ter hand genomen, omdat men overtuigd was dat de bestaande verzorgers, hetzij met, hetzij tegen hun wil te kort schoten. Tal van vereenigingen zijn opgericht om de behoeftigen te steunen. Voedsel, brand stoffen, kleederen, worden aan hen, die daaraan behoefte hebben, uitgereikt. Onder velerlei namen vereenigen zich de meergegoeden, mannen en vrouwen, ouden en jongen, om toch ook iets te doen om het leed van den lijdenden broeder of de behoeftige zuster te verzachten. Jammer dat de philantropie een soort modeartikel is geworden, dat het tot den bon ton behoort om lid van de eene of andere liefdadige vereeniging te zijn. Vroeger breidde men kousjes voor de Hol- landsche kindertjes, nu doet men het voor de kinderen uit de naaste omgeving, dat is althans een groote vooruitgang; het hemd is toch nader dan de rok. Veel, zeer veel wordt gegeven, maar veel ook wordt verkeerd gegeven. Vroeger moge het in orde geweest zijn, dat de linkerhand niet wist wat de rechterhand gaf, in onze tegenwoordige maatschappij moet het hoofd zelfs stem hebben bij het uitdeelen der giften, met verstand en kennis moet ge handeld wordeu, wil men niet veel meer kwaad dau goed doen. Het geven aan ge wone bedelaars, daarover is men het gelukkig eens geworden, is zeer verkeerd, het be vordert het pauperisme in plaats van dat te bestrijden. Maar waarom bevorderen dan nog zoovelen de bedelarij door een cent te offeren? Men wil wel eens dat de politie tegen dat lastige gebedel waakt, en de bedelaars, ook die met een enkel doosje lucifers of een valsch draaiorgel, uit de gemeente verwijdert, maar was het niet vrij wat eenvoudiger als alle ingezetenen zich verbonden niets, volstrekt niets aan vreemde bedelaars, of wilt ge, kooplieden of mu ziekanten, te geven, zij mochten het dan nog eens eenmaal beproeven of de harten nog verhard waren, maar zeker zouden zij en zonder het antwoord af te wachten, komt het bloedroode knechtje weer met een dampende soepterrine een oud-Duitsche heete »bowl« zonder twijfel, of een kopje slemp. Op de soirees van Shrewsbury en de maagd kan men zich zelfs de moeite van het drinken besparen. Men giet het vocht voor u door uw keel. Het knechtje zet een trechter in uw mond, en daar slurpt ge den kokenden groc van heet water en zie dende olie naar binnentokayer en cham pagne is er niets bij. Na zulk een versnapering schrijdt men verheugd en jolig ten cotillon, 't Mankeert niet aan kostbare onderscheidingsteekenen en toeren. De beste damestoer isde viool. Twee dames zijn 't niet eens en kibbelen over den cavalier. Dan brengt het knechtje de viool een elliptische plank met zes gaten. De dames worden over elkaar ge plaatst, haar hoofd gaat door een gat, de handen worden door de andere gestoken, en dan mogen ze zoo staan big ven, totdat een cavalier een van haar verlost. Men be weert, dat die dames, die samen de ééne viool bespelen, alleraardigste dialogen houden. Ook een aardig toertje voor heeren dat meestal op een groote »finalec met knaleffect afliep, was het vat van Bacchus. Een gewone huis- of keukenton, van binnen keurig gevoerd met een weefsel van'zachte ijzeren punten een geheel nieuwe voering de uitverkoren heer kruipt in de ton en werd tot algemeens vreugde van het publiek door de zaal gerold, totdat zijn schater lachen verstomde. Daarna omhelsde hem de Neurenbergsche als belooning voor zjjn ge duld en ging men weer tot iets anders over. Daar was het »rad«, neen maar dat was om te gierende heeren werden op den grond gelegd en het knechtje nam een van de twaalf wielen, die aan de muren hingen en meestal uit Zuid-Duitsche steden geen drie keeren de proef wagen, maar zulk een gemeente van hun lijstje schrappen. De politie kan zeer weinig doen, de in gezetenen kunnen binnen weinige weken aan dat lastige gebedel voor goed een einde maken. Nu ik toch over bedelen schrijf, er zjjn geauthoriseerde bedelpartijen die, naar mijn bescheiden meening even afkeurenswaardig zijn als het gebedel dat bij de wet straf baar is gesteld. Nu en dan wordt de openbare liefdadig heid wel eens ingeroepen tot leniging van rampen, en door heeren of hun dienaren wordt aan de deuren gebedeld. Een hagel slag vernietigt den oogst, een geheele streek is verwoest en de ingezetenen lijden groote schade. Zeker treurig voor hen die het treft, vooral indien zjj het middel niet aangegrepen hebben om de schade van het grootste deel te voorkomen door zich tegen hagelslag te verzekeren, maar moet nu de openbare lief dadigheid tegemoetkomen in die zorgeloos heid? Wordt daardoor aan de toekomst niet meer kwaad dan goed gedaan door die liefdadigheid? Wordt de zorgeloosheid of O O hoe men het anders noemen moge, daar door niet bevorderd Een hevige brand verwoest een gedeelte der gemeente; tal van huisgezinnen zijn van alles beroofd en gretig wordt het middel aangegrepen om door het inroepen der publieke liefdadigheid in de dringende be hoeften te voorzien. Maar bestaan dan geen assurantiën-maatschappijen, die tegen een geringe premie die zorg op zich nemen? Een schipper heeft het ongeluk zijn scheepje te verliezen, waarom moet daar voor gebedeld worden nu verzekerings maatschappijen tegen die verliezen bestaan, die alle risico op zich nemen? als Uton, Bamborg, Neurenberg enz. af komstig waren, kostbare antiquiteiten, en rolde dat met bevalligen zwier over het geheele lichaam van de cotillon-dansers. Van tijd tot tijd kraakte het wiel of iets anders, en dan applaudisseerde men zoolang, totdat de wielroiler met één hand zijn speeltuig ophief en het dan met een zwaai op het hart van den gecotilleerde liet neer dalen. Dat was een zeer geliefkoosde toer, waarna weer pauze was, gedurende welke de heeren gymnastiek gedaan werden men rekte hun leden met touwen, die door twee windassen, een van boven en een van onderen, aangespannen werden, en de sterk- sten kregen dan nog een paar zware ge wichten op hun borst, om te bewijzen, denk ik, dat de Herculessen Samson en Attila, die 's avonds in het Aquarium met hun lichaamskracht pronken, onder de haute volée, zoo geen concurrenten, dan toch navolgers hebben! Het bed van Damiën was ook een aangename entre-acte-ver- poozing 't werd een tamelijk populaire cotillon-toer, sedert Damiën, die schalk, Lodelijk XV met een pennemesje briebelde men bond de heeren op een matras, smeedde al de leden met ijzeren bouten aan elkaar en ketende ze ten overvloede nog aan den grond, dan kwamen de knechtjes met vurig- rood geschilderde tangetjes en knepen den man alleen maar om te probeeren of hij kittelig was, heel aardig, uiuar 't leukste was als ze zoo'n tangetje, precies een kiezen trekker, aan zijn tong zetten en er aan trokken. Allerliefste jeux-innocentsdie eilaas in onze balzalen al zeldzamer en zeldzamer worden! De balboekjes waren, ik vergat 't te zeggen, keurig geïllustreerd alle waren verschillend, en over het geheel telde ik wel 500 verschillende koper- en houtsnee gravuren met al de toeren er op' Het inte ressantste was nog het Spaansche feest na het beleg van Haarlemdat is een aller- vermakeïijkste plaatgalg en rad en de bloktoer worden dan met een behendigheid bediend, dat men er van staat te kijken. Die goede Spanjaarden wisten zoo'n cotillon te arrangeeren Van de bloktoer gesproken dat was nu eigenlijk het glanspunt van den avond. Een eenig ensemble. Op een rij stonden zes blokken en zes zvrare ijzeren stoelen. Vóór de blokken knielden, op de stoelen zaten, achter beide stonden te zamen vier-en-twintig heeren. De knielende en zittende heeren waren geblind doekt de twaalf staande personen waren in scharlaken pakjes gedost een char mant idéé en hielden ieder een groot zwaard in de hand. Ieder van de twaalf kwam uit een andere stad, meestal uit Duitschland, en op ieder zwaard las men oud-Duitsche komieke versjes. 't Eind van den zwaardtoer heb ik niet gezien, 't werd laat en de Neurenbergsche kuische schoone, wier oogen al piekiger en piekiger werden, verzocht me haar een arm te geven en haar huiswaarts te geleiden. Een oogenblik, smeekte ik, de verdeeling der ridderorden wou ik zoo graag zien Nu gauw dan en ze bracht me naar 't midden der zaal, waar de heeren gedecoreerd werden, een kreeg een B op zijn voorhoofd, de onderscheiding van Bamberg, een ander een L op rug en wangen, levenslange liefde beteekende dat, een derde ontving een afdruk van het Amsterdamsche wapen op zijn arm en een vierde een Haagschen Ooievaar op zjjn dij 't ging heel vlug met een cachet en men vertelde, dat deze »pour le mérite* orden onvergankelijk waren en de eigenaar nooit van zjjn ridderschap vervallen ver klaard kon worden. Iemand in de zaal noemde dit decoreeren brandmerken, die looze guit werd de deur uitgeworpen. Niet zelden vind men advertentiën in de bladen, waarin giften gevraagd worden voor de weduwe van een predikant, een onderwijzer of iemand, die in gegoede om standigheden verkeerd hebbende, broodeloos en hulpeloos is achtergebleven, die met den echtgenoot ook het inkomen verloren heeft. Zeker zeer treurig, en de weduwe is zeer te beklagen, maar waarom heeft de over ledene niet gezorgd dat zulk een advertentie geheel onnoodig was? Zeker, het sluiten eener levensverzekering vordert uitgaven, eischt verminderd genot, misschien meer dere inspanning, maar het geeft ook rust, als men zgn hoofd op de peluw moet neder- leggen, waarom niet gedaan, wat men als man en vader verplicht is te doen, als men slechts eenigszins kan? Het is zeker ha»-* van die zorgeloosheid een verwjjt te mp' maar het gaat ook weer niet aan c zorgeloozen te steunen ten koste van die door de maatschappelijke toestanden niet bjj machte zijn voor de toekomst te zorgen. Eu zoo zijn er toch velen, voor hen is armverzorging dringend noodig, ja onmis baar. Zonder hulp moeten zij dikwijls ge heel buiten schuld verloren gaanHoe moet voor die velen gezorgd worden, wordt voor hen genoeg gedaan, heeft de maatschappij zich tegenover hen niets te verwjjten? Laten wjj dit in een volgend stuk overwegen. f Wordt vervolgd.) Buitenland. De Italiaan Inaudi, van wiens verbazende vlugheid in het oplossen van rekenkunstige vraagstukken met reusachtige getallenreek sen voor eenige dagen vele bladen gewag hebben gemaakt eene vlugheid, die on- geloofeljjk zou zgn, als tal van personen »En nu moeten we werkeljjk weg,* pruilde de jonkvrouw, »de oude lui zitten te wachten.* Ik dacht er over, dat, als ik die juffer naar huis bracht, ik den laatsten trein naar mijn voorstad zou missen. Doch de Neurenbergsche wist raad; je kunt bij de oude lui logeeren, de logeer kamer is vrij. Ik stemde toe. Maar o, wee die nacht. Ze stopten me in een bed van rozen, een folterwieg had ik het willen noemen verbeeld u, dat de matras en kanten van het bed met scherpe houten punten was gegarneerd, en dat het kussen, zoodra men er zijn hoofd op neervljjde in een spelden (bakerspelden)kussen veranderde. Ik deed geen oog dicht, ik gooide me heen en weer en verwenschte mijn courmakerij aan de Neurenbergsche schoone. En terwjjl ik half sliep, half wakker was, moest ik den geheelen cotillon nog eens meedoen, ze decoreerden me, ze lieten me den zwaardtoer genieten, ze deden me de Spaansche laarzen en mantels en de warme bandschoenen aan, ze spanden me op het bed van Damiën en kittelden me, ze maakten me dronken met kokende olie en heet water, ze haalden de twaalf wielen en lieten ze op mjjn lichaam en pleine carrière een wedren houden. Op eens vlogen de twaalf wielen in de lucht, een zwiep, een zwaai, een plons, plof, plof, ik wrijf mijn oogen, ik zie verbjjsterd rond, ik zit aan mijn schrijftafel en om me heen liggen nauw beschreven velletjes papier. In mjjn nacht merrie, na 't bezoek aan de Shrewsbury Gallery van folterwerktuigen, heb ik geen bal bijgewoond, maar de interessantste ten toonstelling in Londen fantastisch beschreven. En ik heb ook, evenals de prins in !t sprookje, 't »gruseln« geleerd. Gjj, misschien ook, lezer, als ge dit artikel gelezen hebt!

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1