FEUILLETON. V 1097. ZATERDAG 14 MEI. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. r* n1"1'"" Tlge tr*"" """"rr" Aflossing van de schuld van het Waterschap „de Hooge Maasdijk van Stad en Lande van Heusden"enz. o. Land fan Heiisdei en Altena, VOOR e Langstraat en de onmielerwaard. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs- verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. INGEZONDEN. Door ingelanden van het waterschap van den Hoogen Maasdijk van Stad en Lande van Heusden voornoemd ia voor eenigen tijd besloten om de op dat waterschap rustende schulden af te lossen, en de daartoe benoodigde gelden qnota's-gewijze over de elf in dat waterschap gelegen polders om te slaan. Dit besluit werd genomen met eene groote meerderheid niemand kwam er tegen in verzeter mocht dus worden aangenomen, dat de zaak voor goed in orde wa9, en dit werd dan ook aangenomen; want onderscheidene der ingelegen polders nemen bereids maatregelen om zich de gelden, noodig tot voldoening hunner quota, te verschaffen. Niet alle ingelanden schijnen echter als schrijver dezes overtuigd te zijn van het lofwaardige van voorbedoeld besluit, althans in de Protestantsche Noord-Brabanter van 23 April 1.1. komt een ingezonden stuk van Mr. 't Hooft uit 's-Bosch voor, waarin deze in de eerste plaats waar schuwt tegen de meeuing, dat voorbedoeld besluit zal worden uitgevoerden in de tweede plaats kortelings tracht aan te toonen, dat die uitvoering ongewenscht zou zijn. Schrijver dezes zou liet betreuren, zoo die opvattingen van Mr. 't Hooft, die, naar bij meent, beide onjuist zijn, bij ingelanden ingang mochten vinden, en hij wil daarom met eene bestrijding van Mr. 't Hooft niet wachten tot de voor de deur staande vergadering van het waterschap van den Hoogen Maasdijk enz. Mr. 't Hooft betoogt dan in de eerste plaats, dat het vroeger genomen besluit niet zal worden uitgevoerdhij brengt daar twee gronden voor bij: a. Kan zoo'n besluit geen kracht hebben, wanneer niet alle belanghebbenden er toe hebben medegewerkt. b. Kon in dat geval de meerderheid de minderheid binden, dan zou het besluit toch niet op den vastgestelden termijn (25 Septr. a s.) kunnen worden uitgevoerd, wijl dan toch in ieder geval de beslissing van een te volgen rechtsstrijd zou moeten worden afgewacht. Bespreken wij die beide gronden achtereenvolgens: ad. a. Deze redeneering is geheel ondoordacht, ze zegt veel te veel, veel meer als Mr. 't Hooft in de verste verte heeft willen beweren. Alle belanghebbenden zouden moeten meewerken, das: a. de schuldeischers, oorspronkelijke geldschieters van den Hoogen Maasdijk; b. de ingelanden van dat waterschap c. de elf, er in gelegen poldersd. de ingelanden van die polders. Me dunkt, men behoeft het lijstje van deze belanghebbenden maar even in te zien 0111 te begrijpen, dat de redeneering van Mr. 't Hooft, zooals hij ze heeft neergeschreven, in ieder geval onjuist is. Zooals hij ze heeft neergeschreven, maar ook zooals bij ze heeft be- die strijd loopen zal, en dit is in het ingezonden stuk van Mr. 't Hooft niet te lezen. "Wel schijnt hij te willen zeggen, dat de minderheid der belanghebbenden aan de meerderheid haar recht tot uitvoering van voorbedoeld besluit zal betwisten, maar van welke belanghebbenden de minder- of mee-derhcid bedoeld wordt, dat zegt Mr. worden. Ook dit heeft eene groote onbillijkheid tenge volge. Immers de polders, waarin dat nieuwe rivierbed ligt, worden aangeslagen overeenkomstig de vroegere quota, die vroeger werd omgeslagen over al de in die polders gelegen pereeelen, 't nieuwe rivierbed er onder begrepen, doch die thans zal moeten worden omgeslagen 't Hooft niet, en dit te weten is toch noodzakelijk, ware over die pereeelen, verminderd met de oppervlakte van het alleen maar om te kunnen heoordeelen, of eene het nieuwe rivierbed. administratieve dan wel een privaatrechterlijke rechtsstrijd Bijgevolg: een kleiner aaDtal pereeelen moet evenveel te wachten is. betalen als vroeger een grooter aantal pereeelen, ieder Eene opmerking vindt hier ondertusschen hare plaats, perceel op zich zelf wordt dus zwaarder belast. Mocht Mr. 't Hooft bedoeden, dat zal worden gevraagd 't Gevolg zal dus zijn, dat de pereeelen van een polder, de vernietiging van het besluit van Ingelanden, dat dan waardoor de nieuwe rivier niet komt, bijv. de polder van de te wachten rechtsstrijd wel achterwege zal blijven. Veen, ter zake van precies hetzelfde belang, minder zijn Immer9 dat besluit is reeds lang genomen, het is reeds belast dan de pereeelen van een polder, waardoor de lang in 9taat van gewijsde, daar is niets meer aan te nieuwe rivier wel komt, bijv. de polder van Herpt. doen. 't Eenige wat Ingelanden van den Hoogen Maas- 't Schijnt weinig twijfelachtig, of Mr. 't Hooft in de dijk enz. nog hebben te doen, is de begrooting van dat eerste plaats zal het zijne er toe bijbrengen om die krasse onbillijkheid weg te nemen. Waterschap in overeenstemming te brengen met hun be sluit, en 't mag weinig twijfelachtig genoemd worden, of Ingelanden zullen een daartoe strekkend besluit nemen, Mr. 't Hooft weet beter daD schrijver dezes, dat de ver nietiging van zoodan.g besluit niet te verwachten is, hij weet dus ook beter dan schrijver dezes, dat, wanneer hij met zijn «rechtsstrijd," iets dergelijks bedoeld, dis «rechtsstrijd" dan niet ernstig zou zijn, en dan ook alleen zou worden gevoerd om uit te vergedreven vast houdendheid aan eigen inzicht, van middelen, gegeven om onderdrukking van minderheden te voorkomen, mis bruik te maken tot 't dwarsbooinen eener meerderheid, en natuurlijk tot zoo iets zou Mr. 't Hooft zijne mede werking niet leenen. 't. Eerste gedeelte van het betoog van Mr. 't Hooft kunnen we dus als totaal zonder beteekenis ter zijde leggen. Nu het tweede gedeelte, waarin Mr. 't Hooft tegen hot besluit zelf te velden trekt. Alvorens dat tweede ge deelte te bespreken, wil schrijver deze», zoo duidelijk als hem mogelijk is, zeggen, wat eigenlijk de strekking van het besluit is. Door de verlegging van den Maasmond zijn reeds en zullen nog nader ingrijpende wijzigingen gebracht worden in de Waterschapsbelangen, die het Heemraadschap van den Hoogen Maasdijk enz. te behartigen heeft. In de eerste plaats de wijzigingen, die reeds aange bracht zijn. Door 't reeds gedeeltelijk graven van het nieuwe rivierbed is eene aanzienlijke oppervlakte der in 't Waterschap van den Hoogen Maasdijk gelegen gronden èn feitelijk èn ten deele ook rechtens van geheel andere positie geworden. Feitelijk. Zoolang die nieuwe rivier niet geopend is, blijven de gronden bestemd om alleen deel uit te maken van het winterbed der nieuwe rivier, wel binnen het Waterschap gelegen, maar zonder het minste belang te hebben bij de dijksdefentie van dat Waterschapimmers zij worden beschermd door de nieuwe dijken aan weers- Nog een derde gevolg van den tegenwoordigen toe stand valt hier te constateeren. Krachtens art. 13a van het Algemeen Reglement rust ten opzichte der vaste schulden van het Waterschap van den Hoogen Maas dijk enz. op den Staat thans dezelfde verplichting, die op de vroegere eigenaren der gronden, thans het rivier bed uitmakende, rustte; met andere woorden, de Staat is verplicht om, ook voor wat betreft de oppervlakte van het zomerbed der nieuwe rivier bij te dragen in de om slagen, die moeten dienen tot betaling van rente en af lossing der gevestigde sehulden, tenzij hij die verplich ting afkoope. Koopt de Staat nu niet af, dan dreigt eene groote verwarring, door dat de polders hunne quota zullen moeten omslaan, ten deele over al de gronden, het nieuwe zomerbed er onder begrepen, ten deele slechts over de gronden, het zomerbed er niet onder begrepen. Koopt de Staat wel af, dan dreigt voor de betrokken polders groot nadeel en onnoodige last, want 't is wel zeker, dat zal worden afgekocht, niet van het Waterschap den Hoogen Maasdijk, waarmee de Staat niets heeft uit te staan, maar van de polders, waaraan hij zijn lasten betaalt. Die polders zullen dus de afkoopsom te bewaren krijgen, zij znllen er al moeilijk meer dan 3 pCt. van kunnen maken, en zij moeten aan den Hoogen Maasdijk contribueeren in een vier pCt. schuld; derhalve, nu eens daarge laten de last en verwarring en niet gesproken van de risico, altijd aan het bewaren verbonden, jaarlijks gaat onherroepelijk één pCt. van het kapitaal verloren. Men meene niet, dat dit alles overdreven veronder stellingen zijn neen 't zijn feiten. Men lette slechts op den polder van Herpt, daarin zijn 30 hectaren ge legen, die bereids voor deD publieken dienst bestemd zijn, en waarvan de Staat nu reeds over twee jaren dan ook weigert de lasten te voldoen, die niet bestemd zijn tot betaling van renten en aflossing van schuld 't gevolg is, dat de polder van Herpt er toe heeft moeten besluiten om 't deel zijner quota, dat ten laste van die 30 hectaren zou moeten komen, zelf te betalen, wat doeld? 't Is uit den aard der zaak moeilijk om iemands 1 1 zijde van de toekomstige rivier aangelegd. Zoolang echter natuurlijk niet anders kan geschieden dan door eene genomen besluit tot aflossing, zich geen cathegorie van h(ever d?. Poldf.rs' W8a"n dat "le"we "^lerhed hgt, be- de polders van Heesbeen Doeveren enz voor de deur. belanghebbenden kan denken, die eenstemmig zonden 9/aa"' "'Jven dle/randen verplicht om b,j te dragen in Wellicht zal de een of ander vragen waarom de polder moeten medewerken tot de uitvoering van zoodanig besluit. d.ec f1? eeD" dlJksdef?ntJe' waaraan z,j mets hebben, van Herpt Wil Mr. 't Hooft, dat aan dit deel van zijn betoog eenige t SPreekt van zelf' waarde worde gehecht, dan zal hij het nader toe moeten lichten, zooals het nu luidt, verdient het niet de minste aandacht. ad. b. Ook deze redeneering heeft niet veel om het lijf. Om te kunnen nagaan, of inderdaad met ernst een rechtsstrijd te wachten is, dient men te weten, waarover Slot. (22 Verwonderd zag de professor aan wat zjj deed, als zij voor de linnenkast stond, die haar trots en hare vreugde was, ijverig er meê bezig, om in een boekje de inhoud op te schrijven, terwijl hare oogen zich met tranen vulden. Het scheen alsof zij van elk stuk, van elke blanke ketel, van elke schotel, van elk bord een bizonder afscheid wilde nemen, en zich niet kon losrukken. Het hart bloedde haar daarbij, maar zij wist dat zij niet langer onder deze verhouding kon blijven, dat zij aan haie eer en zjjne rust, het offer moest brengen. Met dit voornemen kwam zjj op zekeren dag in de studeerkamer van den professor, die zij sedert de treurige gebeurtenis niet meer had betreden. Vergeef mij,* zeide zij met zachte be wogen stem, »als ik u stoor, maar eens moet gg toch vernemen, dat ik in de vol gende week vertrekken ga.« »Wat moet dat beteekenen?* vroeg bjj verrast, bijna verschrikt. »Ik dacht niet, dat gij zulk een haast had om mij te ver laten.* »Dat is ook het geval niet,* antwoordde zjj met voorgewende bedaardheid, maar gij zult zelf inzien, dat ik niet langer kan blijven, nu gij mjjn hulp niet meer behoeft. Gij zijt nu weder volkomen hersteld, geheel gezond en sterk, waarover ik mij verheug. Ik ben hier nu overtollig, en mag u niet langer tot last zijn, hoewel gij ook goed genoeg zjjt om mg te dringen.* van Herpt zoo gek is, om die betalingen te doen? Ik t Spreekt van zelf, dat de eigenaar dier gronden, de zou dien wijsneus willen antwoorden, dat hij eens moet staat, over zoodanige onbillijkheid zeer ontstemd is, en onderzoeken, hoe de polder van Herpt zich aan die be er niet meegaand door gestemd wordt. taling zou kunnen onttrekken. Aan het einde vau dat Rechtens, 't Reeds bestaande zomerbed der rivier is onderzoek gekomen, zal hij mij wel toe moeten geven, uitsluitend en hij voortduring tot publieken dienst be stemd en kan dus krachtens art. 82 al. I van het Alge meen Reglement niet meer in de omslagen betrokken >Neen, neen* riep hij luid; »dat kan ik niet toegeven.* Waarom wilt gij mij nog terughouden, uwe en mijne smart langer doen duren. Gij zult mij niet missen, daar ik voor den eersten tijd het geheele huishouden heb be zorgd en alles heb geregeld, zooals gij het gaarne ziet. Ik zal u het boekje waarin ik het linnengoed, de tafelserviezen en het zilver nauwkeurig heb opgeschreven, en de sleutels van de kasten geven. Het zal u niet moeielijk vallen eene andere goede huishoudster te vinden, ook is de keuken meid van alles op de hoogte. Ik heb haar gezegd wat zij te doen heeft, en zij zal het u aan niets laten ontbreken.* Een zacht snikken verstikte haar stem, en verried hem, dat hare bedaardheid slechts gekunsteld was, dat haar hart van smart dreigde te bersten. Meer dan hare vroegere hevigheid, dan hare verwijten, deed hem nu hare stille onderwerping aan. Op nieuw herinnerde hij zich hare trouw, al de groote offers, die zij hem in de ver schillende toestanden van zijn leven had gebracht, voor alles dit, dat ook de doode haar vergiffenis geschonken had, dat zjj de moeder van zijn kind was. »Gij moogt mij nn nog niet verlaten, smeekte hij geroerd. Beter nu dan later*, antwoordde zij zacht maar vast. »Ik erken nwe goedheid en toegevendheid voor mjj, en dank u daarvoor. »Niet gij, maar ik moet u vooi; uwe liefde, voor de trouw danken, die gij mij in mijne ziekte, en ten allen tijde hebt be wezen. Gij hebt mij het leven gered.* »Ik heb niet meer dan mijne plicht ge daan,* antwoordde zij bescheiden. Niet ik, maar de lieve God en de geneesheer hebben u hersteld. Elke andere vrouw had voor u dat zoodanig middel niet bestaat. Of zou het wellicht in een proces gelegen zijn? Schrijver dezes zou niet weten, wat de polder van Herpt in dit proces zou moeten of ■TC*Raoae*sMna6-«ra2; hetzelfde en nog meer gedaan. »Neen, neen,« riep hij hartstochtelijk. »Ik weet nu wat ik u schuldig ben. Ewald heeft mij alles gezegd, dat gij weken lang, dag en nacht bij mij gewaakt, mij als eene barmhartige zuster verpleegd hebt, hoewel ik u zoo zwaar krenkte, en zulk eene liefde niet verdiende.* »Ik verzoek u, ontroer u zelf en mij niet zoo.* »En ik,ging hij altjjd haastiger voort, wilde u verstooten, mijn kind verlaten. Ik moet mij zelf verachten en blozen als ik aan mijn gedrag tegenover u denk. De ruwste barbaar had zoo gruwelijk niet kunnen handelen.* Waartoe die verwijten?* antwoordde zij treurig, »wij moeten het verledene vergeten. Geloof mij, het is het beste dat wij scheiden. Gij doet u en mij onrecht aan, als gij mij nog langer terughoudt. Wij hebben geen andere keus en boeten voor onze schuld. Daarom laat ons in vrede van elkander scheiden en maak het u en mij niet zwaar.* Alsof zij hare zwakheid vreesde, stond Christina op om zich te verwijderen. Yan de nutteloosheid van al zijn spreken over tuigd, waagde hij het niet haar terug te houden. Voor zij echter de deur bereikte, schrikte zij plotseling, en bleef als vastgeworteld staan, toen zij haar jongen zag, die onop gemerkt in de kamer was gekomen, om nog eens den niet minder verrasten pro fessor te zien. »Wat zoekt gij hier?« vroeg zij hem gestreng. »ik wilde maar,* snikte de schoone knaap, »oom den professer verzoeken, dat hg mij niet wegzendt. Ik zal ook altijd gehoorzaam en goed zijn.* »Kom,« antwoordde zij, »wij moeten weg kunnen bewerenhij zon dan ook vreezen, dat het eenige tastbare resultaat van zoo'n proces gelegen zou zijn in de verplichting om wat kosten te betalen. Zoodanig is de toestand op het oogenblik. Is hier nn vei betering in te wachten, als de nieuwe rivier eenmaal gereed zal zjjn? Allerminst. Een ieder, zelf Mr. 't Hooft, geeft toe, dat alsdan opheffing van het Waterschap van den Hoogen Maasdijk noodwendig volgen moet. Dat Waterschap zal door de nieuwe rivier in drie onder deden gesplitst worden die, als gelegen aan de tegen overgestelde oevers eener groote rivier, geen enkel Water- schap8helang meer gemeen zullen hebben, en waar geen gemeenschappelijke belangen meer te behartigen zijn. valt Datnnrlijk aan het vormen van een enkel Waterschap niet meer te denken. Maar hoe zal het dan gaan met de oude schulden van den Hoogen Maasdijk? Men behoeft slechts den boven omschreven toestand van het oogenblik na te gaan, om overtuigd te zijn, dat alsdan, wanneer het centraal gezag, het Heemraadschap van den Hoogen Maasdijk, verdwenen zal zijn, juist voor wat betreft, die oude schulden, eeBe verwarring en onzekerheid zal ontstaan, die meer dan waarschijnlijk een onuitputtelijke bron voor procedures worden zal. Laten we nu eens zien, welke tegenover die feiten de houding van Mr. 't Hooft is. Hij geeft toe, dat de nitvoering van het boven om schreven besluit tot aflossing der oude schulden, den toestand eenvoudiger maakt. Trouwens het is ook niet te betwistendaardoor toch zal ten laste van lederen polder zijn evenredig deel der schuld komen; ieder polder zal dan zijne verhouding tot den Staat kunnen regelen; de Staat zal, dit is geen veronderstelling maar een feit, bereid zijn om zijn aandeel der door het nieuwe rivierbed ingenomen pereeelen in de schulden van den polder af te lossenen de polders, thans in directe relatie met de geldschieters staande, zullen het geld, her komst:g van den afkoop van den Staat tot schulddelging kunnen bezigen. De verwarring, noodzakelijk gevolg van de omslagen naar onderscheidene maatstaven, wordt voor komen en de onbillijkheid boven omschreven, dat de landerijen ter zake van juist hetzelfde belang verschillend worden belast, kan door eene wijziging der quota worden weggenomen. Al die voordeelen en nog veel meerdere zijn zoo weinig te miskennen, dat Mr. 't Hooft er zelf niet aan deDkt ze t.e betwisten. Nog geeft Mr. 't Hooft toe, dat na de verlegging van den nieuwen Maasmond opheffing van het water schap van den Hoogen Maasdijk onvermijdelijk is, alsmede dat alsdan de schulden van dat waterschap moeten wordeu afgelost. 't Staat dus vast, ook voor Mr. 't Hooft, dat aflossing, hetzij nu, hetzij later, noodzakelijk is. 't Staat mede ook voor Mr. 't Hooft vast, dat aan aflossing thans groote voordeelen verbonden zijn, dat om de eigen woorden van Mr. 't Hooft te gebruiken, de zaak er veel eenvoudiger door wordt En toch wil Mr. 't Hooft de aflossing niet nu, maar eerst bij en ten tijde der opheffing van het waterschap van den Hoogen Maasdijk enz. Waarom c. Mr. 't Hooft is van oordeel dat, wanneer de toe stand zoo ingewikkeld blijft als zij thans is, de polders benoorden het nieuwe rivierbed gelegen, bij de in de toekomst te wachten nieuwe regeling voor zich meerdere voordeelen, althans eene volkomen billijke bejegening zullen kunnen afdwingen Naar schrijver dezes meent, maakt Mr. 't Hooft zich geheel ongegronde illusiën. In het algemeen is de redeneering onjuist, omdat, wie en mogen hier niet langer blijven.* »Maar ik wil niet, ik ga niet meê. Ik blijf bij oom.* Do knaap klemde zich zoo vast aan den professor, alsof bij bg hem beseberming zocht, en hem niet wilde verlaten, hoewel Christina hem met geweld trachtte weg te trekken. Onbewogen door de verzoeken en bedreigingen van zijne moeder, sloeg het kind instinctmatig zjjne beide armen om de knieën van zijn vader, en verborg het beschreid gelaat om diens borst. Bij dit roerend gezicht vergat de professor al zjjne bezwaren, hoorde hij slecht de stem der natuur, den onweêrstaanbaren roep der liefde, die hem aan zgne heilige plicht herinnerde. »Mjjn kind, mijn kind,* riep hij, den knaap aan zijn hart drukkende. »Gjj zult, gij moogt niet gaan. Ik laat u niet ver trekken.* »YVilt gg mij van het laatste, van mgn eenigen troost berooven,* zeide Christina ontroerd. »Zoo hard kunt gij niet zijn.* »GLj blgft bij uw kind, bij mij en slechts de dood kan ons scheiden.* Bernard,* riep zij nog altjjd twijfelende, »dat is niet mogelijk!* >Gij weet dat ik zwaar tegen u gezon digd hebt, en ons kind te kort gedaan, om zijnentwil moet gij mg vergeven.* »0! ik heb u sedert lang vergeven. Ik vrees maar dat ik u niet gelukkig kan maken. Ik heb niets dan mijne liefde.* »Meer verlang ik niet van u. Als gij mij werkelijk liefhebt, blijf dan bij mij, en ons kind, waarvoor wij alleen nog zullen leven en zorgen.* Langer kon Christina zgne smeekingen niet weêrstaan, hoewel haar alles wat zjj zag en hoorde slecht als een schoone droom voorkwam. Alle smart, alle hoop van haar zelf billijk bejegend wil worden, moet beginnen met dit anderen ook te doen; willen dus de evenbedoelde polders in de toekomst aanspraak maken op égards, dan moeten zij thans beginnen met zelf de boven omschreven onbillijk heden èn voor den Staat, èn voor die polders, waardoor het nieuwe rivierbed loopt, op te heffen. Doch ook in dit bijzonder geval is voor de redeneering in ernst niets te zegeten. Komt het bevoeetd gezag in de toekomst voor een eenvoudigen toestand te staan, dan zal de regeling makkelijk zijn, en kan dus ook liebter rekening worden gehouden met allerlei bijzondere belangenkomt dezelfde autoriteit daarentegen voor eenen zeer ingewikkelden toestand te staan, dan zal zij zich waarschijnlijk genoopt zien om den knoop door te hakken; eenvoudig nieuwe waterschappen oprichten, en voor wat de regeling der schold van het oude waterschap aangaat, deszelfsingelanden hun vuile wasch zelf laten schoonmaken en dat, de ingelanden kunnen er zeker van zijn, zal geene aangename bezigheid blijkenadministratieve moeilijkheden hier, civiele procedures daar, kortom overal, steeds nadeel, nimmer voordeel. Om op eene kleinigheid te wijzen. Krachtens art. 82bis Algemeen Reglement moet de Staat ook naar rede van de oppervlakte van het nieuwe rivierbed in de aflossing van renten der oude schulden bijdragen. Naar schrijver dezes zeker meent is er geen ander middel tot verhaal van die bijdragen van den Staat dan de omslagen bedoeld in art. 80 van het Algemeen Reglement. Maar die omslagen mogen en kunnen niet anders worden geheven dan van gronden binnen bet waterschap gelegen, wanneer dus bet waterschap van den Hoogen Maasdijk is opgeheven, en dat rivierbed, zoowel het zomer- als het winterbed buiten dat en ieder ander waterschap zullen liggen, dan zal het onmogelijk zijn om over de oppervlakte, door het rivierbed ingenomen, om slagen te heffen, met andere woorden, het zal onmogelijk zijn om den Staat tot naleving zijner verplichting te dwingen. Derhalve, wanneer de Staat voor de opening der nieuwe rivier niet vrijwillig heeft afgekocht, of voor dien tijd zijn aandeel in de schuld niet is omgeslagen, komt waarschijnlijk ook dat deel der schuld ten laste der overige ingelanden. Ziedaar een der voordeelen van het stelsel van Mr. 't Hooft. Ten slotte nog eene bemerking. Mr. 't Hooft zegt in deD aanvang van zijn ingezonden stuk: «aflossing zonder medewerking van alle belang- hebbenden is onmogelijk, en deze medewerking wordt «nimmer verkregen." Uitstekend, maar hoe daarmede te rijmen, wat we eenige regels verder lezen: «aflossing ter «gelegenheid van de opheffing van het waterschap is «noodzakelijk en zal volgen." Schrijver dezes begrijpt het niet; naar zijne meening valt er niets uit af te leiden, dan dat de geheele houding van Mr. 't Hooft niet ernstig is en ondoordacht. De slotsom ligt voor de hand. 't Was een wijs besluit van ingelanden om de schulden van bet waterschap van den Hoogen Maasdijk van Stad en Lande van Heusden enz. op 25 Sept. a.s. af te lossen en quota's-gewijze over de ingelegen polders om te slaan. De voordeelen van dat besluit zijn onmiskenbaar, tal van moeilijkheden, zoo van administratieven als van processueelen aard, worden er door voorkomen. Wat Mr. 't Hooft wil, aflossing der schulden eerst bij de opheffing of wijziging der inrichting van het waterschap, biedt daartegenover geen enkel voordeel aan, diegene, welke hij aangeeft, zijn slechts denkbeeldig, ware het alleen maar omdat bij 9lot van rekening de Provinciale Staten, wanneer zij andere waterschappen gaaD vormen of nieuwe gaan oprichten, de moeilijkheden, door inge- leven, werd in dit oogenblik van overhoopt geluk, vergeten en vervuld. Zij vergat wat zij voor hem geleden had, en reikte hem verzoend de hand tot een nieuw, reiner verbond, terwijl zij den verbaasden knaap tot zich trok en hem met kussen bedekte. Ook de professor gevoelde den lang ver misten vrede na een zwaren strjjd, een zalige rust na hevige stormen. De herin nering aan de doode verschrikte hem niet meer, hij dacht aan haar, als aan een hemelsche verschijning, als aan een heilige, tot wie hij in het bewustzjjn van zjjn schuld en onwaardigheid met treurig verlangen opzag. Wat hjj aan haar had misdaan, trachtte hij door de meest grootmoedige vriendschap voor hare familie te boeten, die evenmin als zgne vrienden de waarheid vernamen, dat de gestorvene zichzelf had vergiftigd. Eenigen tijd na deze gebeurtenissen, deed de professor op raad van zijn vriend een lange reis naar Italië. Christina en de knaap begeleidden hem, nadat hg in stilte was getrouwd. Na zgn terugkomst vond de zwaarbe proefde in zgne zegenrijke bezigheden en zgn wetenschappelgken arbeid voldoening, in de liefde van de trouwe vrouw en van zgn rechtgeaarden zoon een troost voor zijn smartelijk verlies. Hg vergat de doode nooit, zjj was en bleef zgn ideaal, dat hij in weerwil van al zgn lijden aanbad, daar hij aan haar de loutering van zgn leven, de achting voor de onschuld, en het geloof aan de machtige hand eener Voorzienigheid dankte. Op eiken jaardag van haren dood, zag men den professor met Christina op haar met bloemen geteoid graf knielen, en de geest der afgestorvene omzweefde de ver zoende echtgenooten.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1