FEUILLETON.
V 1097.
ZATERDAG 14 MEI.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
r* n1"1'"" Tlge tr*"" """"rr"
Aflossing van de schuld van het
Waterschap „de Hooge Maasdijk
van Stad en Lande van Heusden"enz.
o.
Land fan Heiisdei
en Altena,
VOOR
e Langstraat en de
onmielerwaard.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs-
verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
INGEZONDEN.
Door ingelanden van het waterschap van den Hoogen
Maasdijk van Stad en Lande van Heusden voornoemd
ia voor eenigen tijd besloten om de op dat waterschap
rustende schulden af te lossen, en de daartoe benoodigde
gelden qnota's-gewijze over de elf in dat waterschap
gelegen polders om te slaan.
Dit besluit werd genomen met eene groote meerderheid
niemand kwam er tegen in verzeter mocht dus worden
aangenomen, dat de zaak voor goed in orde wa9, en dit
werd dan ook aangenomen; want onderscheidene der
ingelegen polders nemen bereids maatregelen om zich de
gelden, noodig tot voldoening hunner quota, te verschaffen.
Niet alle ingelanden schijnen echter als schrijver dezes
overtuigd te zijn van het lofwaardige van voorbedoeld
besluit, althans in de Protestantsche Noord-Brabanter van
23 April 1.1. komt een ingezonden stuk van Mr. 't Hooft
uit 's-Bosch voor, waarin deze in de eerste plaats waar
schuwt tegen de meeuing, dat voorbedoeld besluit zal
worden uitgevoerden in de tweede plaats kortelings
tracht aan te toonen, dat die uitvoering ongewenscht
zou zijn.
Schrijver dezes zou liet betreuren, zoo die opvattingen
van Mr. 't Hooft, die, naar bij meent, beide onjuist zijn,
bij ingelanden ingang mochten vinden, en hij wil daarom
met eene bestrijding van Mr. 't Hooft niet wachten tot
de voor de deur staande vergadering van het waterschap
van den Hoogen Maasdijk enz.
Mr. 't Hooft betoogt dan in de eerste plaats, dat het
vroeger genomen besluit niet zal worden uitgevoerdhij
brengt daar twee gronden voor bij:
a. Kan zoo'n besluit geen kracht hebben, wanneer
niet alle belanghebbenden er toe hebben medegewerkt.
b. Kon in dat geval de meerderheid de minderheid
binden, dan zou het besluit toch niet op den vastgestelden
termijn (25 Septr. a s.) kunnen worden uitgevoerd, wijl
dan toch in ieder geval de beslissing van een te volgen
rechtsstrijd zou moeten worden afgewacht.
Bespreken wij die beide gronden achtereenvolgens:
ad. a. Deze redeneering is geheel ondoordacht, ze
zegt veel te veel, veel meer als Mr. 't Hooft in de verste
verte heeft willen beweren.
Alle belanghebbenden zouden moeten meewerken, das:
a. de schuldeischers, oorspronkelijke geldschieters van den
Hoogen Maasdijk; b. de ingelanden van dat waterschap
c. de elf, er in gelegen poldersd. de ingelanden van
die polders. Me dunkt, men behoeft het lijstje van deze
belanghebbenden maar even in te zien 0111 te begrijpen,
dat de redeneering van Mr. 't Hooft, zooals hij ze heeft
neergeschreven, in ieder geval onjuist is. Zooals hij ze
heeft neergeschreven, maar ook zooals bij ze heeft be-
die strijd loopen zal, en dit is in het ingezonden stuk
van Mr. 't Hooft niet te lezen. "Wel schijnt hij te willen
zeggen, dat de minderheid der belanghebbenden aan de
meerderheid haar recht tot uitvoering van voorbedoeld
besluit zal betwisten, maar van welke belanghebbenden
de minder- of mee-derhcid bedoeld wordt, dat zegt Mr.
worden. Ook dit heeft eene groote onbillijkheid tenge
volge. Immers de polders, waarin dat nieuwe rivierbed
ligt, worden aangeslagen overeenkomstig de vroegere
quota, die vroeger werd omgeslagen over al de in die
polders gelegen pereeelen, 't nieuwe rivierbed er onder
begrepen, doch die thans zal moeten worden omgeslagen
't Hooft niet, en dit te weten is toch noodzakelijk, ware over die pereeelen, verminderd met de oppervlakte van
het alleen maar om te kunnen heoordeelen, of eene het nieuwe rivierbed.
administratieve dan wel een privaatrechterlijke rechtsstrijd Bijgevolg: een kleiner aaDtal pereeelen moet evenveel
te wachten is. betalen als vroeger een grooter aantal pereeelen, ieder
Eene opmerking vindt hier ondertusschen hare plaats, perceel op zich zelf wordt dus zwaarder belast.
Mocht Mr. 't Hooft bedoeden, dat zal worden gevraagd 't Gevolg zal dus zijn, dat de pereeelen van een polder,
de vernietiging van het besluit van Ingelanden, dat dan waardoor de nieuwe rivier niet komt, bijv. de polder van
de te wachten rechtsstrijd wel achterwege zal blijven. Veen, ter zake van precies hetzelfde belang, minder zijn
Immer9 dat besluit is reeds lang genomen, het is reeds belast dan de pereeelen van een polder, waardoor de
lang in 9taat van gewijsde, daar is niets meer aan te nieuwe rivier wel komt, bijv. de polder van Herpt.
doen. 't Eenige wat Ingelanden van den Hoogen Maas- 't Schijnt weinig twijfelachtig, of Mr. 't Hooft in de
dijk enz. nog hebben te doen, is de begrooting van dat eerste plaats zal het zijne er toe bijbrengen om die
krasse onbillijkheid weg te nemen.
Waterschap in overeenstemming te brengen met hun be
sluit, en 't mag weinig twijfelachtig genoemd worden,
of Ingelanden zullen een daartoe strekkend besluit nemen,
Mr. 't Hooft weet beter daD schrijver dezes, dat de ver
nietiging van zoodan.g besluit niet te verwachten is, hij
weet dus ook beter dan schrijver dezes, dat, wanneer
hij met zijn «rechtsstrijd," iets dergelijks bedoeld, dis
«rechtsstrijd" dan niet ernstig zou zijn, en dan ook
alleen zou worden gevoerd om uit te vergedreven vast
houdendheid aan eigen inzicht, van middelen, gegeven
om onderdrukking van minderheden te voorkomen, mis
bruik te maken tot 't dwarsbooinen eener meerderheid,
en natuurlijk tot zoo iets zou Mr. 't Hooft zijne mede
werking niet leenen.
't. Eerste gedeelte van het betoog van Mr. 't Hooft
kunnen we dus als totaal zonder beteekenis ter zijde
leggen.
Nu het tweede gedeelte, waarin Mr. 't Hooft tegen
hot besluit zelf te velden trekt. Alvorens dat tweede ge
deelte te bespreken, wil schrijver deze», zoo duidelijk
als hem mogelijk is, zeggen, wat eigenlijk de strekking
van het besluit is.
Door de verlegging van den Maasmond zijn reeds en
zullen nog nader ingrijpende wijzigingen gebracht worden
in de Waterschapsbelangen, die het Heemraadschap van
den Hoogen Maasdijk enz. te behartigen heeft.
In de eerste plaats de wijzigingen, die reeds aange
bracht zijn.
Door 't reeds gedeeltelijk graven van het nieuwe
rivierbed is eene aanzienlijke oppervlakte der in 't
Waterschap van den Hoogen Maasdijk gelegen gronden
èn feitelijk èn ten deele ook rechtens van geheel andere
positie geworden.
Feitelijk. Zoolang die nieuwe rivier niet geopend is,
blijven de gronden bestemd om alleen deel uit te maken
van het winterbed der nieuwe rivier, wel binnen het
Waterschap gelegen, maar zonder het minste belang te
hebben bij de dijksdefentie van dat Waterschapimmers
zij worden beschermd door de nieuwe dijken aan weers-
Nog een derde gevolg van den tegenwoordigen toe
stand valt hier te constateeren. Krachtens art. 13a van
het Algemeen Reglement rust ten opzichte der vaste
schulden van het Waterschap van den Hoogen Maas
dijk enz. op den Staat thans dezelfde verplichting, die
op de vroegere eigenaren der gronden, thans het rivier
bed uitmakende, rustte; met andere woorden, de Staat
is verplicht om, ook voor wat betreft de oppervlakte van
het zomerbed der nieuwe rivier bij te dragen in de om
slagen, die moeten dienen tot betaling van rente en af
lossing der gevestigde sehulden, tenzij hij die verplich
ting afkoope. Koopt de Staat nu niet af, dan dreigt
eene groote verwarring, door dat de polders hunne quota
zullen moeten omslaan, ten deele over al de gronden, het
nieuwe zomerbed er onder begrepen, ten deele slechts over
de gronden, het zomerbed er niet onder begrepen. Koopt de
Staat wel af, dan dreigt voor de betrokken polders groot
nadeel en onnoodige last, want 't is wel zeker, dat zal worden
afgekocht, niet van het Waterschap den Hoogen Maasdijk,
waarmee de Staat niets heeft uit te staan, maar van de
polders, waaraan hij zijn lasten betaalt. Die polders
zullen dus de afkoopsom te bewaren krijgen, zij znllen
er al moeilijk meer dan 3 pCt. van kunnen maken,
en zij moeten aan den Hoogen Maasdijk contribueeren
in een vier pCt. schuld; derhalve, nu eens daarge
laten de last en verwarring en niet gesproken van de
risico, altijd aan het bewaren verbonden, jaarlijks
gaat onherroepelijk één pCt. van het kapitaal verloren.
Men meene niet, dat dit alles overdreven veronder
stellingen zijn neen 't zijn feiten. Men lette slechts
op den polder van Herpt, daarin zijn 30 hectaren ge
legen, die bereids voor deD publieken dienst bestemd
zijn, en waarvan de Staat nu reeds over twee jaren dan
ook weigert de lasten te voldoen, die niet bestemd zijn
tot betaling van renten en aflossing van schuld 't
gevolg is, dat de polder van Herpt er toe heeft moeten
besluiten om 't deel zijner quota, dat ten laste van die
30 hectaren zou moeten komen, zelf te betalen, wat
doeld? 't Is uit den aard der zaak moeilijk om iemands
1 1 zijde van de toekomstige rivier aangelegd. Zoolang echter natuurlijk niet anders kan geschieden dan door eene
genomen besluit tot aflossing, zich geen cathegorie van h(ever d?. Poldf.rs' W8a"n dat "le"we "^lerhed hgt, be- de polders van Heesbeen Doeveren enz voor de deur.
belanghebbenden kan denken, die eenstemmig zonden 9/aa"' "'Jven dle/randen verplicht om b,j te dragen in Wellicht zal de een of ander vragen waarom de polder
moeten medewerken tot de uitvoering van zoodanig besluit. d.ec f1? eeD" dlJksdef?ntJe' waaraan z,j mets hebben, van Herpt
Wil Mr. 't Hooft, dat aan dit deel van zijn betoog eenige t SPreekt van zelf'
waarde worde gehecht, dan zal hij het nader toe moeten
lichten, zooals het nu luidt, verdient het niet de minste
aandacht.
ad. b. Ook deze redeneering heeft niet veel om het
lijf. Om te kunnen nagaan, of inderdaad met ernst een
rechtsstrijd te wachten is, dient men te weten, waarover
Slot. (22
Verwonderd zag de professor aan wat
zjj deed, als zij voor de linnenkast stond,
die haar trots en hare vreugde was, ijverig
er meê bezig, om in een boekje de inhoud
op te schrijven, terwijl hare oogen zich met
tranen vulden. Het scheen alsof zij van elk
stuk, van elke blanke ketel, van elke schotel,
van elk bord een bizonder afscheid wilde
nemen, en zich niet kon losrukken. Het
hart bloedde haar daarbij, maar zij wist
dat zij niet langer onder deze verhouding
kon blijven, dat zij aan haie eer en zjjne
rust, het offer moest brengen.
Met dit voornemen kwam zjj op zekeren
dag in de studeerkamer van den professor,
die zij sedert de treurige gebeurtenis niet
meer had betreden.
Vergeef mij,* zeide zij met zachte be
wogen stem, »als ik u stoor, maar eens
moet gg toch vernemen, dat ik in de vol
gende week vertrekken ga.«
»Wat moet dat beteekenen?* vroeg bjj
verrast, bijna verschrikt. »Ik dacht niet,
dat gij zulk een haast had om mij te ver
laten.*
»Dat is ook het geval niet,* antwoordde
zjj met voorgewende bedaardheid, maar gij
zult zelf inzien, dat ik niet langer kan
blijven, nu gij mjjn hulp niet meer behoeft.
Gij zijt nu weder volkomen hersteld, geheel
gezond en sterk, waarover ik mij verheug.
Ik ben hier nu overtollig, en mag u niet
langer tot last zijn, hoewel gij ook goed
genoeg zjjt om mg te dringen.*
van Herpt zoo gek is, om die betalingen te doen? Ik
t Spreekt van zelf, dat de eigenaar dier gronden, de zou dien wijsneus willen antwoorden, dat hij eens moet
staat, over zoodanige onbillijkheid zeer ontstemd is, en onderzoeken, hoe de polder van Herpt zich aan die be
er niet meegaand door gestemd wordt. taling zou kunnen onttrekken. Aan het einde vau dat
Rechtens, 't Reeds bestaande zomerbed der rivier is onderzoek gekomen, zal hij mij wel toe moeten geven,
uitsluitend en hij voortduring tot publieken dienst be
stemd en kan dus krachtens art. 82 al. I van het Alge
meen Reglement niet meer in de omslagen betrokken
>Neen, neen* riep hij luid; »dat kan ik
niet toegeven.*
Waarom wilt gij mij nog terughouden,
uwe en mijne smart langer doen duren.
Gij zult mij niet missen, daar ik voor den
eersten tijd het geheele huishouden heb be
zorgd en alles heb geregeld, zooals gij het
gaarne ziet. Ik zal u het boekje waarin
ik het linnengoed, de tafelserviezen en het
zilver nauwkeurig heb opgeschreven, en de
sleutels van de kasten geven. Het zal u
niet moeielijk vallen eene andere goede
huishoudster te vinden, ook is de keuken
meid van alles op de hoogte. Ik heb haar
gezegd wat zij te doen heeft, en zij zal het
u aan niets laten ontbreken.*
Een zacht snikken verstikte haar stem,
en verried hem, dat hare bedaardheid slechts
gekunsteld was, dat haar hart van smart
dreigde te bersten. Meer dan hare vroegere
hevigheid, dan hare verwijten, deed hem nu
hare stille onderwerping aan.
Op nieuw herinnerde hij zich hare trouw,
al de groote offers, die zij hem in de ver
schillende toestanden van zijn leven had
gebracht, voor alles dit, dat ook de doode
haar vergiffenis geschonken had, dat zjj de
moeder van zijn kind was.
»Gij moogt mij nn nog niet verlaten,
smeekte hij geroerd.
Beter nu dan later*, antwoordde zij
zacht maar vast. »Ik erken nwe goedheid
en toegevendheid voor mjj, en dank u
daarvoor.
»Niet gij, maar ik moet u vooi; uwe
liefde, voor de trouw danken, die gij mij
in mijne ziekte, en ten allen tijde hebt be
wezen. Gij hebt mij het leven gered.*
»Ik heb niet meer dan mijne plicht ge
daan,* antwoordde zij bescheiden. Niet ik,
maar de lieve God en de geneesheer hebben
u hersteld. Elke andere vrouw had voor u
dat zoodanig middel niet bestaat. Of zou het wellicht in
een proces gelegen zijn? Schrijver dezes zou niet weten,
wat de polder van Herpt in dit proces zou moeten of
■TC*Raoae*sMna6-«ra2;
hetzelfde en nog meer gedaan.
»Neen, neen,« riep hij hartstochtelijk.
»Ik weet nu wat ik u schuldig ben. Ewald
heeft mij alles gezegd, dat gij weken lang,
dag en nacht bij mij gewaakt, mij als eene
barmhartige zuster verpleegd hebt, hoewel
ik u zoo zwaar krenkte, en zulk eene liefde
niet verdiende.*
»Ik verzoek u, ontroer u zelf en mij
niet zoo.*
»En ik,ging hij altjjd haastiger voort,
wilde u verstooten, mijn kind verlaten.
Ik moet mij zelf verachten en blozen als
ik aan mijn gedrag tegenover u denk. De
ruwste barbaar had zoo gruwelijk niet
kunnen handelen.*
Waartoe die verwijten?* antwoordde zij
treurig, »wij moeten het verledene vergeten.
Geloof mij, het is het beste dat wij scheiden.
Gij doet u en mij onrecht aan, als gij mij
nog langer terughoudt. Wij hebben geen
andere keus en boeten voor onze schuld.
Daarom laat ons in vrede van elkander
scheiden en maak het u en mij niet zwaar.*
Alsof zij hare zwakheid vreesde, stond
Christina op om zich te verwijderen. Yan
de nutteloosheid van al zijn spreken over
tuigd, waagde hij het niet haar terug te
houden.
Voor zij echter de deur bereikte, schrikte
zij plotseling, en bleef als vastgeworteld
staan, toen zij haar jongen zag, die onop
gemerkt in de kamer was gekomen, om
nog eens den niet minder verrasten pro
fessor te zien.
»Wat zoekt gij hier?« vroeg zij hem
gestreng.
»ik wilde maar,* snikte de schoone
knaap, »oom den professer verzoeken, dat
hg mij niet wegzendt. Ik zal ook altijd
gehoorzaam en goed zijn.*
»Kom,« antwoordde zij, »wij moeten weg
kunnen bewerenhij zon dan ook vreezen, dat het
eenige tastbare resultaat van zoo'n proces gelegen zou
zijn in de verplichting om wat kosten te betalen.
Zoodanig is de toestand op het oogenblik. Is hier nn
vei betering in te wachten, als de nieuwe rivier eenmaal
gereed zal zjjn? Allerminst. Een ieder, zelf Mr. 't
Hooft, geeft toe, dat alsdan opheffing van het Waterschap
van den Hoogen Maasdijk noodwendig volgen moet. Dat
Waterschap zal door de nieuwe rivier in drie onder
deden gesplitst worden die, als gelegen aan de tegen
overgestelde oevers eener groote rivier, geen enkel Water-
schap8helang meer gemeen zullen hebben, en waar geen
gemeenschappelijke belangen meer te behartigen zijn. valt
Datnnrlijk aan het vormen van een enkel Waterschap
niet meer te denken.
Maar hoe zal het dan gaan met de oude schulden
van den Hoogen Maasdijk?
Men behoeft slechts den boven omschreven toestand
van het oogenblik na te gaan, om overtuigd te zijn, dat
alsdan, wanneer het centraal gezag, het Heemraadschap
van den Hoogen Maasdijk, verdwenen zal zijn, juist
voor wat betreft, die oude schulden, eeBe verwarring en
onzekerheid zal ontstaan, die meer dan waarschijnlijk
een onuitputtelijke bron voor procedures worden zal.
Laten we nu eens zien, welke tegenover die feiten de
houding van Mr. 't Hooft is.
Hij geeft toe, dat de nitvoering van het boven om
schreven besluit tot aflossing der oude schulden, den
toestand eenvoudiger maakt. Trouwens het is ook niet
te betwistendaardoor toch zal ten laste van lederen
polder zijn evenredig deel der schuld komen; ieder
polder zal dan zijne verhouding tot den Staat kunnen
regelen; de Staat zal, dit is geen veronderstelling maar
een feit, bereid zijn om zijn aandeel der door het nieuwe
rivierbed ingenomen pereeelen in de schulden van den
polder af te lossenen de polders, thans in directe
relatie met de geldschieters staande, zullen het geld, her
komst:g van den afkoop van den Staat tot schulddelging
kunnen bezigen. De verwarring, noodzakelijk gevolg van
de omslagen naar onderscheidene maatstaven, wordt voor
komen en de onbillijkheid boven omschreven, dat de
landerijen ter zake van juist hetzelfde belang verschillend
worden belast, kan door eene wijziging der quota worden
weggenomen.
Al die voordeelen en nog veel meerdere zijn zoo weinig
te miskennen, dat Mr. 't Hooft er zelf niet aan deDkt
ze t.e betwisten.
Nog geeft Mr. 't Hooft toe, dat na de verlegging
van den nieuwen Maasmond opheffing van het water
schap van den Hoogen Maasdijk onvermijdelijk is, alsmede
dat alsdan de schulden van dat waterschap moeten
wordeu afgelost.
't Staat dus vast, ook voor Mr. 't Hooft, dat aflossing,
hetzij nu, hetzij later, noodzakelijk is. 't Staat mede ook
voor Mr. 't Hooft vast, dat aan aflossing thans groote
voordeelen verbonden zijn, dat om de eigen woorden van
Mr. 't Hooft te gebruiken, de zaak er veel eenvoudiger
door wordt En toch wil Mr. 't Hooft de aflossing niet
nu, maar eerst bij en ten tijde der opheffing van het
waterschap van den Hoogen Maasdijk enz.
Waarom
c. Mr. 't Hooft is van oordeel dat, wanneer de toe
stand zoo ingewikkeld blijft als zij thans is, de polders
benoorden het nieuwe rivierbed gelegen, bij de in de
toekomst te wachten nieuwe regeling voor zich meerdere
voordeelen, althans eene volkomen billijke bejegening
zullen kunnen afdwingen Naar schrijver dezes meent,
maakt Mr. 't Hooft zich geheel ongegronde illusiën.
In het algemeen is de redeneering onjuist, omdat, wie
en mogen hier niet langer blijven.*
»Maar ik wil niet, ik ga niet meê. Ik
blijf bij oom.*
Do knaap klemde zich zoo vast aan den
professor, alsof bij bg hem beseberming
zocht, en hem niet wilde verlaten, hoewel
Christina hem met geweld trachtte weg te
trekken. Onbewogen door de verzoeken en
bedreigingen van zijne moeder, sloeg het
kind instinctmatig zjjne beide armen om
de knieën van zijn vader, en verborg het
beschreid gelaat om diens borst. Bij dit
roerend gezicht vergat de professor al zjjne
bezwaren, hoorde hij slecht de stem der
natuur, den onweêrstaanbaren roep der
liefde, die hem aan zgne heilige plicht
herinnerde.
»Mjjn kind, mijn kind,* riep hij, den
knaap aan zijn hart drukkende. »Gjj zult,
gij moogt niet gaan. Ik laat u niet ver
trekken.*
»YVilt gg mij van het laatste, van mgn
eenigen troost berooven,* zeide Christina
ontroerd. »Zoo hard kunt gij niet zijn.*
»GLj blgft bij uw kind, bij mij en slechts
de dood kan ons scheiden.*
Bernard,* riep zij nog altjjd twijfelende,
»dat is niet mogelijk!*
>Gij weet dat ik zwaar tegen u gezon
digd hebt, en ons kind te kort gedaan,
om zijnentwil moet gij mg vergeven.*
»0! ik heb u sedert lang vergeven. Ik
vrees maar dat ik u niet gelukkig kan
maken. Ik heb niets dan mijne liefde.*
»Meer verlang ik niet van u. Als gij mij
werkelijk liefhebt, blijf dan bij mij, en ons
kind, waarvoor wij alleen nog zullen leven
en zorgen.*
Langer kon Christina zgne smeekingen
niet weêrstaan, hoewel haar alles wat zjj
zag en hoorde slecht als een schoone droom
voorkwam. Alle smart, alle hoop van haar
zelf billijk bejegend wil worden, moet beginnen met dit
anderen ook te doen; willen dus de evenbedoelde polders
in de toekomst aanspraak maken op égards, dan moeten
zij thans beginnen met zelf de boven omschreven onbillijk
heden èn voor den Staat, èn voor die polders, waardoor
het nieuwe rivierbed loopt, op te heffen. Doch ook in
dit bijzonder geval is voor de redeneering in ernst niets
te zegeten. Komt het bevoeetd gezag in de toekomst voor
een eenvoudigen toestand te staan, dan zal de regeling
makkelijk zijn, en kan dus ook liebter rekening worden
gehouden met allerlei bijzondere belangenkomt dezelfde
autoriteit daarentegen voor eenen zeer ingewikkelden
toestand te staan, dan zal zij zich waarschijnlijk genoopt
zien om den knoop door te hakken; eenvoudig nieuwe
waterschappen oprichten, en voor wat de regeling der
schold van het oude waterschap aangaat, deszelfsingelanden
hun vuile wasch zelf laten schoonmaken en dat, de
ingelanden kunnen er zeker van zijn, zal geene aangename
bezigheid blijkenadministratieve moeilijkheden hier,
civiele procedures daar, kortom overal, steeds nadeel,
nimmer voordeel.
Om op eene kleinigheid te wijzen.
Krachtens art. 82bis Algemeen Reglement moet de
Staat ook naar rede van de oppervlakte van het nieuwe
rivierbed in de aflossing van renten der oude schulden
bijdragen. Naar schrijver dezes zeker meent is er geen
ander middel tot verhaal van die bijdragen van den Staat
dan de omslagen bedoeld in art. 80 van het Algemeen
Reglement. Maar die omslagen mogen en kunnen niet
anders worden geheven dan van gronden binnen bet
waterschap gelegen, wanneer dus bet waterschap van den
Hoogen Maasdijk is opgeheven, en dat rivierbed, zoowel
het zomer- als het winterbed buiten dat en ieder ander
waterschap zullen liggen, dan zal het onmogelijk zijn om
over de oppervlakte, door het rivierbed ingenomen, om
slagen te heffen, met andere woorden, het zal onmogelijk
zijn om den Staat tot naleving zijner verplichting te
dwingen. Derhalve, wanneer de Staat voor de opening
der nieuwe rivier niet vrijwillig heeft afgekocht, of
voor dien tijd zijn aandeel in de schuld niet is omgeslagen,
komt waarschijnlijk ook dat deel der schuld ten laste der
overige ingelanden. Ziedaar een der voordeelen van het
stelsel van Mr. 't Hooft.
Ten slotte nog eene bemerking.
Mr. 't Hooft zegt in deD aanvang van zijn ingezonden
stuk: «aflossing zonder medewerking van alle belang-
hebbenden is onmogelijk, en deze medewerking wordt
«nimmer verkregen." Uitstekend, maar hoe daarmede te
rijmen, wat we eenige regels verder lezen: «aflossing ter
«gelegenheid van de opheffing van het waterschap is
«noodzakelijk en zal volgen."
Schrijver dezes begrijpt het niet; naar zijne meening
valt er niets uit af te leiden, dan dat de geheele houding
van Mr. 't Hooft niet ernstig is en ondoordacht.
De slotsom ligt voor de hand.
't Was een wijs besluit van ingelanden om de schulden
van bet waterschap van den Hoogen Maasdijk van Stad
en Lande van Heusden enz. op 25 Sept. a.s. af te lossen
en quota's-gewijze over de ingelegen polders om te slaan.
De voordeelen van dat besluit zijn onmiskenbaar, tal
van moeilijkheden, zoo van administratieven als van
processueelen aard, worden er door voorkomen.
Wat Mr. 't Hooft wil, aflossing der schulden eerst bij
de opheffing of wijziging der inrichting van het waterschap,
biedt daartegenover geen enkel voordeel aan, diegene,
welke hij aangeeft, zijn slechts denkbeeldig, ware het
alleen maar omdat bij 9lot van rekening de Provinciale
Staten, wanneer zij andere waterschappen gaaD vormen
of nieuwe gaan oprichten, de moeilijkheden, door inge-
leven, werd in dit oogenblik van overhoopt
geluk, vergeten en vervuld. Zij vergat wat
zij voor hem geleden had, en reikte hem
verzoend de hand tot een nieuw, reiner
verbond, terwijl zij den verbaasden knaap
tot zich trok en hem met kussen bedekte.
Ook de professor gevoelde den lang ver
misten vrede na een zwaren strjjd, een
zalige rust na hevige stormen. De herin
nering aan de doode verschrikte hem niet
meer, hij dacht aan haar, als aan een
hemelsche verschijning, als aan een heilige,
tot wie hij in het bewustzjjn van zjjn schuld
en onwaardigheid met treurig verlangen
opzag.
Wat hjj aan haar had misdaan, trachtte
hij door de meest grootmoedige vriendschap
voor hare familie te boeten, die evenmin
als zgne vrienden de waarheid vernamen,
dat de gestorvene zichzelf had vergiftigd.
Eenigen tijd na deze gebeurtenissen, deed
de professor op raad van zijn vriend een
lange reis naar Italië. Christina en de
knaap begeleidden hem, nadat hg in stilte
was getrouwd.
Na zgn terugkomst vond de zwaarbe
proefde in zgne zegenrijke bezigheden en
zgn wetenschappelgken arbeid voldoening,
in de liefde van de trouwe vrouw en van
zgn rechtgeaarden zoon een troost voor
zijn smartelijk verlies.
Hg vergat de doode nooit, zjj was en
bleef zgn ideaal, dat hij in weerwil van al
zgn lijden aanbad, daar hij aan haar de
loutering van zgn leven, de achting voor
de onschuld, en het geloof aan de machtige
hand eener Voorzienigheid dankte.
Op eiken jaardag van haren dood, zag
men den professor met Christina op haar
met bloemen geteoid graf knielen, en de
geest der afgestorvene omzweefde de ver
zoende echtgenooten.