Hel Land van Ileusden en Allena, de Lansslraat en de Bomnielervvaard.
FEUILLETON.
M 1113.
Uitgever: Ll. J. YfiERMAK, Heusden.
ZATERDAG 9 JULI.
1892,
De eerste en de laatste vrijerij
van Jan Krab.
Ons gezag op St. Martin.
VOOR
Dit blad verschflnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprjjs: per 3 maanden f 1.00.
Franco per post zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke
nnmmers 5 cent.
Adyertentien yan 16 regels 60 ct. Elke regel
meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmor
gen ingewacht.
Het is wel niet gelukkig, maar ik vrees,
dat wjj met het begrip van eer hoe langer
hoe meer in de war raken. Wat is eer?
Men geeft er in handboeken voor moraal of
zedekunde deze bepaling van
>Eer is de achting, die iemand koestert
voor zich zeiven, de eerbied, dien anderen
hem toedragen en betoonen als zedeljjk
mensch,* kort maar duideljjk, want er blijkt
uit, dat eer volkomen onafscheidelijk is van
eene nauwgezette plichtsvervulling. En nu
vrees ik, dat wij in de war raken. Laat mjj
m drie verdachte gevallen, die mjjn lezers
even goed kennen als ik, in de herinnering
brengen.
Een rnjjner vrienden vertelde mij, dat zijn
zoon, een jong ambtenaar met een goede
toekomst, onlangs het ongeluk had gehad
in een speelclub te vervallen, een heel fat
soenlijke club zeker, er klonken ten minste
mooie namen, en dat hjj het ongeluk of
laat mjj eer liever zeggenhet geluk had
gehad van meer geld te verliezen dan hp
betalen kon, terwijl hp zjjn eer, d. i. zijn
achting voor zich zei ven en den eerbied door
anderen hem betoond als zedelijk mensch,
had verpand voor de betaling binnen 24 uren.
Hjj had een schuld gemaakt, die men, nota
bene! een schuld van eer noemt.
Betaald moet ze worden, of de eer is weg
Wat zegt ge er van? Maakt schulden zoo
veel als ge wilt! Laat uw leverancier, uw
kleermaker, schoenmaker, wjjnkooper of wie
ook, maanden of jaren want daar zijn
overjaarsche rekeningen ookwachten
•op het grootendeels door hem zei ven voor
geschoten geld. Klagen durven zij niet, want
hooghartig wordt in dat geval eenvoudig de
klandisie opgezegd. Laat de schulden maar
oploopen. Dat zijn immers geen schulden van
eer. Wel neen, zeker niet, het zjjn schulden
van schande. Maar de speelschuld, te betalen
aan lieden, die geen penning hadden voor
geschoten, die moet worden afgedaan en
dadeljjk ook, want daar is de eer mee ge
moeid! Ik zou wel eens willen weten, welk
soort van eer dat is.
f9
Ik gevoelde mij thans overbodig. >Ge
zult liever alleen willen bljjven,* zei ik,
opstaande, doch Gerrit hield me tegen.
Bljjf asjeblieft, luitenant,* vroeg bp,
»het meeste is u reeds bekend, ge moogt
nu alles weten. Van jaren her bent u onze
vriend, u hebt er dus recht op.« En dus
bleef ik.
»Jan,« zei Gerrit zachtmoedig, zich wendend
tot zjjn vriend, die nog altijd den moed miste
op te zien, >ik was vandaag op de Josephine,
ben als kwartiermeester aangemonsterd en
ga mee naar Brazilië. Dan heb je het huis
vrij en wanneer je na alles wat je gehoord
hebt, die meid nog trouwen wilt, ga dan je
gang;' maar je kunt niet verlangen dat ik
het bljjf aanzien hoe je naar je ongeluk
zeilt. Ik hou de dochter voor geen haar
beter dan de moeder. Twintig jaar geleden
heeft ze jou nageloopen, je van je spaarcenten
ontdaan en na je vertrek met de Tromp mjj
weten om te praten dat ik ze trouwde om
na enkele weken door haar bedrogen te
worden: zoo zal het jou ook gaan met de
dochter. Gelukkig had ik sprekende bewijzen,
zoodat ik ze kon laten glippeD, maar wie
weet of jou dat gelukt. Wanneer je eenmaal
je ouden vriend van noode hebt, roep hem
dan en ik zal komen.
Jan richtte zich langzaam op; ik schrok
van zjjn voorkomen. Hp scheen tien jaar
ouder geworden, zjjn oogen stonden mat,
hjj geleek een grijsaard. De ontvangen slag
had hem vreeseljjk getroffen.
Gerrit,stamelde hij, snikkend, >ga niet
weg, verlaat mjj niet. Ik trouw niet en ben
zwaar genoeg gestraft. Je hebt gelijk, die
Mina is een slang. Ik heb me gemeen ge
dragen tegenover jou, mijn oudsten vriend.
Een ander geval. Iedereen weet, dat
zelden een kort geschrift een zoo krachtige
werking deed, als dat van de vrouw, die
de gruwelen aan het licht bracht, waarvan
zij in het krankzinnigengesticht te 's-Graven-
hage, getuige en slachtoffer was geweest.
Toen men het eerst las, twjjfelde men.
»Het mensch was immers gek geweest en
misschien nog gek!* Welnu, iedere klager
kan worden geloofd, maar een krankzinnige
nietLangzamerhand keerde het blaadje
om en men begon te begrppen, dat er
waarheid was geschreven. Wel werd onder
de hand de doofpot klaar gehouden, om
alles er in te doen, maar het ging niet.
En de dokter liep weg, en de opzichter
nam ontslag en de regenten door de regen
tessen vergezeld kozen ook het hazenpad,
zoodat het er werkeljjk veel van had, of
er een Augias-stal werd opgeruimd. Waarom
liepen allen toch weg? Ja, ik geloof, dat
ze mogelijk wel gebleven waren, als de
waarheid hun niet te machtig was geweest.
En kunt ge 't begrppen, lezer, al die lieden
kregen een eervol ontslagEer, d. i. de
achting zichzelven toegedragen, de eerbied
door anderen ons betoond om nauwgezette
plichtsbetrachting. Ik zou wel eens willen
weten, wat er besproken werd in de ge
heime Raadszitting, die aan de ontslag-ver
leening vooraf is gegaan. Van die zitting
in het geheim was het eervol in het open
baar het gevolg. Er moeten daar dus om
standigheden zijn meegedeeld, die het voor
velen onbegrijpelijke voor den Haagschen
raad begrjjpeljjk heeft gemaakt.
En nu nog een, voor velen onzer het
pjjnlijkste misschien. Het kleine, maar tot
nog toe fatsoenlijke Portugal sluit een geld-
leening en men vertrouwt op de eerlijkheid
van den Portugees en leent hem geld. Eerst
verminderd hjj de beloofde rente, maar de
conversie zit zoo in de lucht, dat Portugal
veilig kon doen, wat ieder ander deed.
En nu, in vollen vrede, zonder eenige aan
leiding durft dat kleine land aan zijn tal-
rjjke scljuldeischers te zeggen, dat het niet
van plan is verder zjjn schulden te betalen.
Het landje maakt bankroet. Nu, een ban-
Maar later zult je niet meer over me te
klagen hebben, ik zal al het goede, dat je
me bewezen hebt, vergelden. Maar een ding
moet ik zeggen, al heeft Mathilde jou be
drogen, ik heb geen recht me te beklagen
het is mijn schuld dat ik ze niet getrouwd
heb. Ik wilde haar een genoegen doen en
liet een brief schrjjven
Waarin je dood uit Havanna gemeld
werd,« viel Gerrit in, »ik weet er alles van,
want ze heeft je belogen. Die brief kwam
uan, toen ik reeds zes weken met haar ge
trouwd was en ze heeft er toen harteljjk om
gelachen.*
»Ook dat nog*, steunde Jan, »wat een
slechtheid
»Ja, de brief kwam toen ze niet thuis
was. Ik las hem en begreep terstond dat
iemand zulken onzin niet schrjjven zou, dus
dat een ander je in 't ootje nam. Toen ik
haar den brief gaf, had ze dol veel pret in
je liefdesverklaringen, noemde je een inge-
beelden gek en zei dat ze geen cent om je
gaf. Een poos later kwam ik door een toeval
tot de wetenschap, dat ze me schandeljjk
bedroog. Ik liet mjj dadeljjk scheiden, maar
dit verraad gaf me een stoot, dien ik in geen
jaren kon te boven komen. Ik had veel van
ze gehouden, ze heel en al vertrouwd en
was nu leelijk ontgoocheld. Dat maakte mjj
menschenschuw. Ik weet wel, ik had niet
zoo gesloten moeten zjjn en je alles mee-
deelenmaar ik schaamde mezelven en
daarom zweeg ik. »Zie zoo, nu weet je
alles en laat het nu vergeten zijn. Ik bljjf
bij je en we willen weer als vroeger, samen
leven.*
Jan drukte de hand zjjns trouwen vriends
met groote dankbaarheid. Hij wilde spreken,
maar de woorden stokten hem in de keel
en over zjjn gegroefde wangen liepen tranen.
>Ik weet wat je zeggen wilt, Jan*, nam
ik het woord, »ook jjj meent niet open met
Gerrit geweest te zjjn in de aangelegenheid
met Mina, en je maakt jezelven daarover
verwjjten. Doch daar je mjj in v^r+r'">uw*»n
genomen hebt, weet ik het oeste, dat je haar
alleen komen liet om een denkbeeldig on-
kroetier is wel geen achtenswaardig mensch,
maar als hjj alles inbrengt in den boedel,
wat zal men danPortugal is in erger toe
stand. Het kan zjjn schuld betalen, maar
het wil eenvoudig niet. De nationale eer
laat niet toe, dat het land, om eerljjk te
bljjven, zich een offer getroost. Eer, d. i.
achting voor zich zelf en eerbied voor
anderen
Men houdt er in Portugal ook al weer
een bpzonder soort van eer op na. Ik weet
niet welke, maar ik vrees, dat men met
het begrip van eer geducht in de war raakt.
En dat is jammer, want eer en plicht zjjn
zoo onafscheideljjk van elkander, dat de een
nooit wordt gezien als er de ander niet is.
Een schrijver heeft gezegd: >naast den
godsdienst is de eer het hoogste goed voor
een volk.* En de man in den Bp bel zei
het kort en schoon: gerechtigheid ver
hoogt een volk.* Maar geen gerechtigheid,
waar met de eer wordt gespeeld!
Aan een particulieren brief uit St. Martin
d.d. 12 Juni ontleent het N. v. d. D. het
volgende
Er ontstond deze week een heel opstandje
met de Negers. Ongeveer een jaar geleden
arresteerde de brigadier een Neger, die met
hem vocht, zijn kleeren afscheurde en de
vlucht nam.
Verleden Zaterdag kwam deze zaak bij
den Raad. De kerel werd in hechtenis ge
nomen en een getuige a décharge werd voor
valschen eed opgesloten. Den volgenden
Dinsdag werd deze zaak weer voortgezet,
en er werd een tweede getuige a décharge
voor valschen eed in hechtenis genomen.
Daarna voerde de politie den Neger weder
naar de gevangenis, waarop zijn zusters hem
aan de politie wilden ontrukken, zoo ook
zjjn broer, dien intusschen de politie dadelpk
ook arresteerde. Toen wierp het volk de
politie met steenen, een van de politie kreeg
een bloedende wonde aan het hoofd, en naar
den gezaghebber werd een steen geworpen,
die vlak langs zjjn gezicht vloog en tegen
een schutting aan stukken brak.
Nu waren er honderden menschen ver
zameld, verbitterd tegen het Gouvernement,
en de politie kon de publieke orde niet hand
haven. Omstreeks 9 uren des avonds kwam
recht jegens de moeder te herstellen en deze
daardoor uit den nood te helpen. Schuld
heb je hierin niet, dat heeft Gerrit je al
gezegd, dus laat het zoo genoeg zjjn. Ik
moet nu naar mijn post, maar in den na
middag kom ik terug en dan zetten we ons
onder den appelboom en drinken een stjjve
grog op de toekomst. De Josephine mag
zien, waar ze een anderen kwartiermeester
opduikeltmaar zjj zal lang naar een
flinkeren zoeken. Doch daarvoor blpft hier
een kerel aan 't roer, aan wien de schuit
best toevertrouwd is. Heb ik geljjk of niet?*
De beide ouden knikten mjj toe en ik
scheidde van hen, oprecht verheugd dat
de zware onweersbui, welke zoo dreigend
over hunne hoofden samentrok, voorbjj ge
trokken was, zonder ernstige averjj te maken.
Wel kon ik ze niet voor den volgenden
dag bezoeken, maar de vervlogen vier-en-
twintig uren had op de stemming van beiden
gunstig gewerkt.
De kleurige das van Jan was verdwenen
en had plaats gemaakt voor den eenvoudigen
zwartzijden halsdoek, de baard was onge
schoren gebleven en 't haar ongepomadeerd.
Ook het inwendige scheen weer gerepareerd
te zijn en ofschoon ik in 't begin het
onderhoud alleen had te voeren, oefende
de grog spoedig hare werking uit. Lang
zamerhand namen zjj beiden deel aan 't
gesprek en toen de oude herinneringen
opdoken, klonk ook weer eens een harte-
Ipke lach.
Een oogenblik scheen het, alsof de ge
schiedenis van den vorigen dag nog een
bewegelijk naspel zou krijgen. De versch
aangestelde kajuits jongen meldde een heer,
die dringend een onderhoud verzocht.
Reeds van verre herkende ik in hem den
reiziger en zeer spoedig kwam het dan ook
uit dat hjj in wjjn deed. Met een vaardig
heid van tong die haars geljj ken niet had,
prees hjj de voortreffelijkheden van 't
eigen gewas* aan, dat hjj in kleine flacons
tot. proef presenteerde.
uv, üeide ouden heten hem tien minuten
lang zjjn rede afsteken, zonder de pjjp uit
het bericht, dat de Fransche Negers gewapend
van twee kanten de stad naderden om den
Neger (ook een Franschman) uit de ge
vangenis te halen of anders de stad in brand
te steken.
Hoe lafhartig van ons Gouvernement!
Onze Gezaghebber zond den heer A. A.'
Van Roms, den pastoor, en andere heeren
om aan de menigte te verzoeken zich stil
te houden, zeggende, dat hjj hun den
volgenden dag zou tevreden stellen met den
man uit de kast te laten. Natuurljjk waren
al de mannen van de politie in de kazerne
gewapend met hun geweren, maarzij durfden
niemand aanspreken om de orde te helpen
handhaven.
Den volgenden morgen en dag kwamen
een massa Negers weder in de stad, vooral
Fransche. Zjj scholden de politie in hun ge
zicht uit en pleegden allerlei wanorde, en
niemand van het gezag durfde een woord
van hen zeggen.
Omstreeks 3 uren dien dag liet men dien
Neger uit, die daarna zeide: »Waar zjjn
mjjn getuigen? Die moeten er ook uit.*
Een politieman antwoordde: »Ze worden
aanstonds uitgelaten*, waarop hjj zeide:
»Maak voortgang! Onmiddeljjk
Zie nu eens den staat van St. Martin:
de Negers spelen KoningWelk een schande
voor de Nederlandsche vlaghoe verkeerd,
dat er geen 50 soldaten hier zjjn. De Negers
weten, dat het Gouvernement hier zwak is
en nemen daarom de kans waar.
Zelfs heeft het Gouvernement niet ge
noegzaam wapens om aan de burgers te
geven, om de stad te verdedigen,. Ze hebben
13 goede geweren; de andere zjjn ouder-
wetsch en slecht. Op St. Eustatius hebben
ze een militie, maar bier niets.
Nadat die kerel uitgelaten was, had men
die Negers moeten hooren hoeraroepen en
zeggen: >We kunnen doen wat we willen;
ze zjjn bang voor ons*, enz.
Als het Hollandsch Gouvernement te in
halig is om deze plaats te voorzien van
militaire macht, zou 't haar liever weg
moeten geven aan een andere natie, dan j
de vlag zoo bloot te stellen aan schande.
cbefoucauld en Francis Laur, verklaarden
achtereenvolgens dat zjj de credieten toe
stonden in 's iands belang, niet ter wille
der regeering. De heer Laur voegde er zelfs
bjj te midden van de luide protesten
der leden Binnen zes maanden hebben
wjj oorlog.*
Bjj de stemming werden de eerste cre
dieten met 390 tegen 150 stemmen toe
gestaan. Zonder verdere discussie werd
daarop de geheele crediet-aan vraag inge
willigd.
Te Madrid is het tot heden volkomen
rustig gebleven. Men vreest intusschen dat
het volk nog een poging zal aanwenden
ter bevrijding der gevangenen de gevange
nissen en de markten worden zorgvuldig
bewaakt.
Bjj de overbrenging van den zetel van
den bisschop van Callahora naar Logrono
hebben samenscholingen plaats gehad. De
oproerlingen eischten de invrjjheidstelling
der personen, die bjj de jongste ongeregeld
heden werden gearresteerdzjj staken eenige
huizen in brand en wierpen de ruiten in
bjj de gemeenteraadsleden, waarna het po
litiebureau door het gepeupel werd belegerd.
Het hof van appel te Rome heeft de
anarchisten gevonnist, die den 1 Mei 1891
zich aan wanordeljjkheden schuldig maakten
en Cipriani veroordeeld tot 20 maanden
tuchthuisstraf, alsmede de andere beschul
digden tot 8 a 25 maanden gevangenisstraf.
Toen het vonnis werd voorgelezen, hadden
weder wanordeljjkheden plaats, die 14 arres
taties tengevolge hadden.
Nadat verscheidene vragen van onder
geschikt belang gericht waren tot de mi
nisters van binnenlandsche zaken en marine, i
ging de Fransche Kamer voort met de be
raadslaging over de credieten ten behoeve
der marine. De heeren Fallières, de La Ro
den mond te leggen en toen hij zich van
zjjn buit zeker geloofde, scheepte Gerrit hem
af met het korte antwoord; »we drinken
nooit wjjn,« hetgeen hem evenwel niet ver
hinderde, in een andere richting den ver
leider te spelen.
»Ha, ik zie, dat u daar grog hebt staan.
Ja, de heeren zjjn zeelui en geven de voor
keur aan rum. Ben ik toch zelf langen tijd
zeeman geweest en spreek uit eigen onder
vinding. O, ik kan u daarmee dienen. Ziet
u deze flakon eens of u ooit iets gezien
hebt als deze rum, geel als goud, helder
als de zon, geurig als kostbare bloemen,
echte Jamaika
lOok misschien eigen gewas* vroeg Gerrit
spottend, terwjjl Jan opmerkzaam de trekken
des reizigers bestudeerde, alsof die hem be
kend voorkwamen.
»Ten minste evenzoo goed* antwoordde
de ander, misschien nog beter. Wjj ont
vangen ze sedert twintig jaar direct en wel
door mjjn toedoen. Ik heb persoonljjk met
de firma Diekman en Co. te Kingston be
trekkingen aangeknoopt. Zooals ik de eer
had u mee te deelen, droeg ik vroeger ook
uwe kleuren en mjjn beroep voerde mjj
naar gindsch schoon eiland.*
Jan, die intusschen den vreemde steeds
scherper opnam, vroeg hem nu plotseling
>Voor twintig jaar? Met welk schip voert
ge toen?«
»Met het schoone fregrat de Tromp. O,
dat was een heerlijke tijdik wilde wat
meer van de wereld zien en door bijzondere
voorspraak gelukte het mij aan boord
der Tromp de gewichtige betrekking van
bottelier
Verder kwam hjj echter niet. Jan, die
intusschen de pjjp op tafel gelegd en met
bliksemende oogen en sidderende neusvleugels
den opsnijder gageslagen had, stond op en
greep den onergdenkenden reiziger met zjjn
gespierde vuisten bjj de keel.
»Jou verdwindhond,* brulde hjj,
»heb ik je daar eindeljjk! Ha, je kent me
nog niet? Ik ben de bootsmansmaat Jan
Krab, voor wien je voor twee kwartjes dien
Dinsdagavond heeft te Homestead in
Pennsylvania eene bloedige botsing plaats
gehad tusschen de werkstakende jjzerwer-
kers der hoogovens van Carnegie en parti
culiere veiligheidsagenten, welke aangenomen
waren om hen die wilden voortwerken te
beschermen. Twaalf personen werden door
schoten uit vuurwapenen getroffen, van
welke verscheidene waarschjjnljjk sterven
zullen. Men verzekert dat er 5 agenten
onder de gewonden zjjn.
schurftigen brief geschreven hebt, waarin
je me aan de gele koorts krimpeeren liet.
Maar nou zal je boeten, jou bedrieger, jou
afzetter
Den reiziger puilden de oogen uit het
hoofdhjj werd blauw in 't gezicht, maar
Gerrit en ik schoten toe en bevrijdden hem
uit de jjzeren knuisten van zjjn worger.
>Maak dat ge weg komt* riep ik, ter
wjjl Gerrit zjjn woedenden vriend stilde,
>u ziet boontje komt om zjjn loontje, al is
't oek laat.*
Die wenk werd begrepen. Met geen woord
verontschuldigde hjj zich, maar pakte zjjn
j rommeltje bjjeen en liep op een drafje de*
tuin door.
Jans woede was spoedig bedaard. Die
wraakneming had hem goed gedaan en al
zjjn haat jegens Mathilde Storm en Mina
Mulder was door deze manoeuvre de force
vervlogen.
Voortaan werden de namen dergenen,
die in 't leven der beide ouden een zoo
noodlottige rol gespeeld hadden, niet meer
genoemd en de vroegere rust en vrede keerde
in het stille huisje terug.
Ik heb later nog menigmaal de vrienden
bezocht, maar toen ik tien jaren na de be
schreven gebeurtenis van een drie-jarige
reis terugkeerde, voad ik ze niet meer onder
de levenden. Gerrit was eerst ingesluimerd
en Jan had hem zeer spoedig gevolgd.
»Wat mot ik hier nog langer?* had hjj
kort voor zjjn einde tot den kajuitsjongen
gezegd, den zesden, die nu al tot man ge-
rjjpt was en de vrienden trouw verpleegd
had, »wat mot ik nog langer hier doen,
nadat mijn goeie Gerrit uitgezeild is?«
»Zorg goed voor de ratten, Hendrik,*
vermaande hjj hem op zjjn sterfbed, »zjj
hebben ons geluk gebracht en zullen 't u
ook doen. Maar wees op je hoede voor de
vrouwlui, want die zjjn de schuld van al
het onheil in de wereld.*
Dit waren zjjn laatste woorden geweest.
IEEIWIBU»
1 luiten land.
Slot,