Hel Land van Heusden en Alicua, de Langstraat en de Boinnielerwaard. Uit het Parlement. FEUILLETON. Mijn vriend Hilarius. M 1116. 1S92, Uitgever: U. J. YEERMAÏÏ, Heusden. WOENSDAG 20 JULI. (3 «?S> (p-v CtT3& ».-?* E VIW ÜBI AH VOOR Dit blad versckjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prjjsverkooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Yrg dagmor gen ingewacht. Donderdag 7 dezer zijn in de Tweede Kamer de discussiën begonnen over het ont werp tot regeling van de vermogens-belas ting. Bij art. 1 kwam de heer Bahlman reeds terstond met een amendement, en zijn voor beeld was in de eerste zitting besmettelijk, want verschillende leden volgden dit; de perfectionisten waren aan het woord; de voorzitter der commissie van rapporteurs, de heer Yan Houten, moest op het verkeerde wijzen om voetstoots amendementen in te dienen en tot een onderwerp van discussie «e maken. Veel succes hebben dan ook de perfectionisten niet gehad op hun werk. Het eerste amendement had ten doel om ook vreemdelingen te laten betalen van onroe rende goederen binnen het rjjk gelegen, het tweede om niet te lezenvreemdelingen maar »personen niet in bet rijk wonende*. Het kostte den heer Van Houten weinig moeite in het licht te stellen dat het on aannemelijk was; de Minister achtte het onuitvoerbaar, en hoewel nu de voorsteller noch het een noch het ander wilde toe geven, trok hg het in. Zonder hoofdelijke stemming werd art. 1 onveranderd aangenomen, zoodat in beginsel is uitgemaakt dat van ieder die binnen het rijk woont of die zich in den loop des jaars vestigt, een directe belasting zal geheven worden onder den naam van vermogens belasting. Bij art. 4, waarbij bepaald werd dat het 1-"'gen der vrouw een geheel met dat van den man uitmaakt, kwam een amen dement van den heer Rutgers, waarover de commissie van rapporteurs geen advies wilde uitbrengen, de voorzitter der commissie be klaagde zich nogmaals over de onverwachte indiening van zulk een belangrijk amende ment. Het werd daarom aangehouden tot^ art. 17. Bij art. 5 werd bepaald, dat het belas tingjaar loopt van 1 Mei tot 30 April. Over de vrijstellingen in art. 6 had een langdurige discussie plaats. De heer Bahl man wilde vrijstelling voor de Nederlanders die ook in den vreemde betalen. De heer De Kanter wilde vrijstelling voor voorwer pen van kunst en wetenschap, goud- en zilverwerk, paarlen en edelgesteenten doen vervallen. De beer Van der Kaay bestreed dit amen dement omdat deze wet vruchtdragend ver mogen moest treffen en die voorwerpen beter onder de personeele belasting gebracht kunnen worden. De Minister vereenigde zich (Uit hkt Duitscii.) »Ik verwijt mij zeiven dat ik niet reeds vroeger op die gedachte gekomen ben maar de geneesheeren beweerden steeds, dat het onmogelgk was, dat Grete nergens betere verpleging kon vinden dan in de in richting van Dr. Philippi, welke inderdaad voorbeeldig genoemd wordt. Maar mijn for tuin stelt mg in staat alles te doen, wat mogelijk is, om het droevig lot van mijne zuster te verzachten. Ik heb het plan op gevat in de nabijheid van Berlijn eene kleine villa /oor ons te laten inrichten en eene ver pleegster te buren, die dag en nacht bij mijne zuster blijven kan. Ik kan een dokter nemen, die haar eiken dag bezoekt en haar voort durend gadeslaat. Waarom zou dat niet kunnen Maar ik zal eerst verstandig spreken met Dr. Philippi. >Hoe lang denkt gij in Bonn te blijven?* vroeg ik. jflk heb gezorgd, dat ik gedurende een bhbepaaldeu tijd vrjj ben. Ik wil den toestand van mijne zuster nauwkeurig leeren kennen, want aan het oordeel van den dokter alleen geheel met die bestrijding vooral ook met het oog op de belangen der kunst. De heer Van Dedem, die eerst de discussie nog wilde verdagen, kwam daarna nog met een amendement om paarden en voertuigen tot welke doeleinden ook gebezigd, van de be lasting uit te sluiten, zoodat ook weelde- paarden en rijtuigen niet zouden bijdragen in het vermogen. Nadat de heer Mackay nog voorgesteld had de discussie te ver dagen, wordt dit even als alle amendementen verworpen en art. 6, zooals het voorgesteld was aangenomen. Over den eersten dag kon de minister dus tevreden zijn. Vrijdag was het hoofdzakelijk de vraag of de opbrengst van onroerend goed 15 of 20 maal moest genomen worden om de waarde te verkrijgen, een zaak, die den strijd moest beslissen tusschen roerend en onroerend goednu eerst konden de land bouwers of liever de groote grondeigenaars geholpen worden. Nu kon men het ge sprokene bij de algemeene beraadslagingen tot daad brengen. De heer Clerx stelde voor om het twintigvoud in vijftienvoud te ver anderen, omdat het grondeigendom in waarde is achteruitgegaan en de boer thans al slapende arm wordt. Gretig werd dit amen dement door de oppositie aangegrepen. De heer Van Alphen bracht terstond den oud- Minister Van Delden in het debat als voor stander van het amendement. De heer Kolkman acht onroerend goed. door het ontwerp benadeeld, de heer Mackay steunt mede het amendement; niet alzoo de meer derheid der Commissie van rapporteurs, die bij monde van den heer Van Houten, ver klaart dat het voorgestelde tot die soort amendementen behoort, die het ontwerp gevaar doen loopen onaannemelijk te worden. Uitvoerig verdedigde de Minister op uit stekende wijze het voorgestelde twintigvoud; mocht dit niet worden aangenomen, dan zou de verlaging der grondbelasting achter wege moeten blijven. De heer A. van Dedem was niet overtuigd, die had het nog eens over de vele boeren die niet slapende, maar worstelende arm zijn geworden. De steun van den heer Van Delden ont viel na de redevoering van den Minister aan de oppositie. Na de ontvangen inlich tingen verklaarde die oud- Minister zich tegen het amendement. De radikale heer Tijdens verklaarde zich voor het amendement om de groote landeigenaars te helpen, als de grondbelasting niet met 2 percent ver minderd wordt. Nog verschillende sprekers behandelden dit onderwerp; nu wilde de heer Van Alphen verdaging, maar ook dit voorstel werd met 50 tegen 35 stemmen hecht ik weinig waarde. Op mijn verzoek, dat ik per telegram aan Dr. Philippi gericht heb, heeft deze zich bereid verklaard ge durende eenige weken eene kamer in zijne eigene woning te mijner beschikking te stellen. Ik zal daar dagelijks met mijne zuster kunnen samen zijn en naar de om standigheden een besluit nemen. Gij kunt begrijpen, dat het vooruitzicht om daar eenigen tijd te verblijven mij wel tegen de borst stuit, dat de tooneelen, die ik er zal bijwonen, mij afschrikken »Dat kan ik mij zeer goed voorstellen en ik weet niet of gij niet te veel van uwe krachten vergt. Gij moest werkelijk eerst den raad inwinnen van een man van de wetenschap »Mijn beste vriend,antwoordde Hilarius op gerekten toon, »gjj kunt u niet voor stellen welk een diepe minachting ik gevoel voor de geneeskunde. Als ik bedenk dat de dokters nu reeds vijfduizend jaar arbeiden om eene gewone verkoudheid te genezen, en het op den huidigen dag nog niet zoover hebben gebracht, dan vraag ik mij zeiven af Is dat wetenschap? Wat heeft al die kwak- zal verg te beduiden? Ik stel meer vertrouwen in mij zeiven en in mijne eigene waarnemin gen. Nadat ik den brief van mijne zuster heden morgen gelezen had, is er bij mij wer kelijk twijfel gerezen. Is zij wel zoo ziek als men haar afschildert? Wellicht is zij in haar recht, wanneer zij zich over haar wreed lot van de hand gewezen. Nadat de Minister nog op een vraag verklaard had, dat de te veld staande gewassen buiten de wet zullen vallen, omdat volgens den heer Mees de te velde staande oogst niet als vermogen kan beschouwd worden, had de stemming over de voorstellen plaats, van te meer belang na de verklaringen van den Minister. Het voorstel van den heer Clerx werd verworpen met 53 tegen 36 stemmen. De heer Rutgers stemde er voor, van de oppo sitie stemden tegen de heeren Keuchenius, Van Vlijmen en Nunen. Zou de stemming ons voorspellen wat de eindstemming ons geven zal? Twee amen dementen waartegen de Minister geen be zwaren had, een van de Commissie van Rapporteurs en een van den heer Kolkman werden met 63 tegen 20 stemmen aange nomen. Tegen het geheele artikel, ver klaarden zich slechts 17 leden. In de volgende zitting waarin de arti kelen 8 en 9 eenige aanleiding tot discussie hadden gegeven op welk laatste artikel een amendement van de commissie door den Minister werd aangenomen, kwam art. 10 aan de orde waarin de progressie geregeld werd, een artikel dus van het hoogste be lang omdat progressie op het gebied van de belastingen r-uet dit artikel haar intrede deed in ons belastingstelsel. Geen wonder, dat dan ook amendementen waren voorge steld en wel om de regeling te veranderen in het nadeel der vermogenden. Een teeken des tijds is wel, dat geen amendement was ingediend om de progressie te doen ver vallen. De heeren Tjjdens en Heldt wilden elke f 1000 boven de f200.000 f3 in plaats van met f 2 belasten zooals de Minister voorgesteld had. Daardoor zou de opbrengst zooveel meer worden dat de verhooging van den accijns op het gedistilleerd on- noodig werd. Slechts 15 leden gingen met die wjjziging mede. Het meer ingewikkelde amendement der heeren Poelman en Smeenge kon ook niet meer stemmen op zich ver- eenigen. Het amendement van den heer Kolkman eindelijk had ten doel alle ver mogens beneden de f 200.000 lager te be lasten maar de vermogens daarboven aan eene hoogere belasting te onderwerpen. Ook dit amendement werd verworpen met 53 tegen 36 stemmen. De taak van den Minister om zjjn rege ling te verdedigen werd door die amende menten gemakkelijk gemaakt. Was hij bij het voorstellen bevreesd geweest, voor het tegenovergestelde, had hij amendementen gewacht om de vermogenden toch te ontlas ten, hij achtte het een zeer gelukkig ver schijnsel waarop hij voor onze natie trotsch beklaagt! Zij schrijft zóó kalm, zóó gelaten, zóó helder, zóó logisch, dat ik er tot in het diepst mijner ziel door getroffen ben en mij zeiven verwijt, dat ik zoo gemakkelijk geloof heb geschonken aan hetgeen de artsen goed vonden te beweren.* »Maar gij zeidet toch zelf, dat uw zuster zwaar ziek is?« »Ja, wijl ik onnadenkend de dokters na praat, wellicht ook, wijl het thans erg ge makkelijk voor mij is, mij voor te stellen dat de faculteit in haar recbt is; daarmede sus ik mijn geweten in slaap, wanneer het zich verzet tegen de wijze, waarop ik mijne zuster aan haar lot heb overgelaten. Hare zonderlinge, ja, verrassende brief heeft mg uit mijne overschilligheid opgewekt. En wan neer ik nu tot de overtuiging kom, dat zij ge lijk heeft, dat werkelijk de omgeving haar ziek maakt, dan zult gij mij leeren kennenDan zal ik der wereld eene geschiedenis vertellen van zieken en geneesheeren eene ge schiedenis, die vreeseljjker en afschuwelijker zijn zal dan de huiveringwekkendste roman »Mjjn beste Hilarius,* zoo nam ik het woord, »uwe broederlijke liefde doet u, naar ik vrees, als waar aannemen, wat uw hart zoo vurig wenscht. Dat de dokter er niet aan denkt uwe zuster zonder noodzaak van de wereld af te zonderen, blijkt immers zonneklaar uit zgn begeleidend schrijven, waarin hij u zelfs verzoekt tot geruststelling van de arme zieke naar Bonn te komen.* was dat zelfs door gefortuneerden geen be zwaren gemaakt waren. Toch handhaafde hij zgn voorgestelde regeling, hij waar schuwde tegen verzwaring der belasting met het oog op de opcenten die nader door de gemeenten zullen kunnen geheven worden, en ook wegens de froude die bg drukkende belastingen te wachten is. Met 63 tegen 21 stemmen bepaalde de Kamer dat voor vermogens van minder dan f 13000 geen belasting verschuldigd is, voor meer dan f13000 doch minder dan f14000 wordt f2, tot f15000 f4 betaald. Verder be taald men van f15000 tot f200.000 f 1.25 van de f1000 waarmede de som van f 10000 wordt overschreden. Voor meer dan f200.000 vermogen moet vast f 237.50 betaald worden benevens f 2 van elke f 1000 boven de f 200.000, zoodat iemand die een millioen bezit f 1837.50 moet betalen. Bg art. 12 verviel op voorstel van den heer Van der Kaay, met goedvinden van den Minister, het beroep op den koning. Door de ontvangers der directe belastingen was reeds een adres gericht om hun de uit voering der wet en niet aan de ambtenaren der registratie op te dragen. De heer Bahlman zou het zeer verkeerd achten dat de bedrijfs belasting andere ambtenaren zou vorderen dan de vermogensbelasting, zonder nu even wel te zeggen dat de laatste onder de ont vangers der directe belastingen moet gebracht worden. Dit scheen hem zoo gewichtig, dat hg zelf een motie indiende om de Kamer te laten verklaren dat de regeling der aan slagen en de behandeling der bezwaar schriften door hetzelfde corps ambtenaren moet geschieden. Voor de vermogens in Indië achtte de heer Pjjnacker Hordjjk het wenschelijk dat een speciaal deskundige van lndië in de commissie zitting zou hebben. Uit 64 tegen 21 stemmen werd de motie verworpen, zoodat men kon voort gaan. Na aanneming dier motie toch had men op de bedrijfsbelasting moeten wachten. Een bepaald voorstel om de regeling door den Minister voorgesteld te wijzigen werd niet gedaan. Met 68 tegen 16 stemmen werd de registratie met de uitvoering belast. De wjjze van aangifte lokte vrjj wat discussiën uit. De namiddag-zitting van Donderdag werd geheel door de discussie over art. 16 en 17 ingenomen, zonder dat nu juist die discussiën van algemeen belang zijnhoe het moet gaan met de aangifte van het vermogen eener gescheiden vrouw of met die van iemand die voor de aangifte overlijdt, zgn geen zaken van algemeen belanghoe interessant die quaestiën voor rechtsgeleerden mogen zijn. Veel tijd gaat daarmede verloren. >Gij kent de medici niet,* ging Hilarius voort. Wanneer zij eenmaal een buit machtig zgn geworden, laten zij dien niet los. Geloof mg, de medische faculteit is de plaag van het menschdom! Natuurlijk zal ik in geen enkel opzicht overijld handelen. Met kalm overleg zal ik de omstandigheden nagaan en mocht gij gelijk hebben, welnu dan heeft mijn verblijf aan mijne zuster wellicht eenige aangename dagen verschaft. Wordt een langer verblijf in de inrichting voor haar onvermijdelijk geacht, dan vestig ik mij waarschijnlijk metterwoon in Bonn. Ik st'el geen hooge eischen aan het leven en kan ik als koopman niet meer nuttig zgn, dan vind ik misschien een anderen werkkring. Hoe het ook zij, ik acht het mijn plicht mijne zuster, die rnjjne naaste bloedver wante is, en die niemand heeft als mij, als een broeder ter zijde te staan en haar te helpen zooveel als in mijn vermogen is.« Wij scheidden zeer laat en bij het afscheid beloofde mjjn vriend mg spoedig te zullen schrjjven hoe hij den toestand in Bonn ge vonden had. Ik wachtte eenige weken te vergeefs op den beloofden brief. Na ongeveer drie maanden gewacht te hebben, zocht ik Gauer's woning nog weder eens op. De portier vertelde mg, dat mijnheer Gauer zijne woning opgezegd, zijne bedienden ont slagen en Berlijn verlaten had. Verder kon hij mij niets meedeelen. Weder gingen eenige maanden voorbjj, maar ik hoorde niets van Gelukkig is men in de zitting van Vrjjdag beter gevorderd. Na aanneming van een door den Minister gewijzigd amendement van den heer Rutgers werd art. 16 goed gekeurd en de art. 18, 19 en 20 volgden zonder discussie. Bg een volgend artikel gaf het ijieuwe lid de oud-Minister Ruys van Beerenbroek zgn ongenoegen te kennen, dat amendementen, van de rechterzijde der Kamer komende, noch bij de regeering noch bg de overzijde een gewillig oor vinden, waarom hij zich van het voorstellen zal onthouden. Een terechtwijzing, door den heer Mees toe gediend, waarin op de houding der rechter zijde gewezen wordt, die als één man een amendement van den heer Havelaar, onver wachts in de discussie geworpen, volkomen schenen te begrijpen, was het gevolg van die opmerking. De voorzitter maakte een einde aan die woordenwisseling, die veel kans had in partij-gekibbel te ontaarden. Op art. 27 werd een amendement der commissie aangenomen in zake de ontheffing van de betaling bg tusschentjjds vertrek. Op voorstel van den heer Van Alphen werd bepaald, dat de voorzitter de leden en plaatsvervangende leden van den raad het volledig eedsformulier bij in functie treden zullen afleggen. Art. 33 behandelt de be- eediging van den aanslag. Door de heeren Schaepman, Kolkman en De Kanter was voorgesteld om den eed of verklaring te doen afleggen door een gemachtigde bg ver hindering van den belanghebbende. De heer Levy wilde den eed geheel laten vervallen en een verklaring imperatief stellenook de heer Van Houten, voorzitter der cotn- missie, acht die regeling de beste. De Minister kan zich daarmede ook ver- eenigen en de heer Kolkman, de voorsteller van het eerste amendement, gaf den Mi nister in bedenking het amendement Levy over te nemen, daar dit den katholieke leden aangenaam zou zjjn. Nu ook de heer De Kanter zich met de weglating van den eed kan vereenigen, voorgestelde gemachtigti zien vervallen, verzocht verdagen. Ook de heer evv voor en zoo bleef de eedsqi tet .-Ansdsg onopgelost. Na afloop heeft men waarschjjnljjk nog een discussie over de invoering, w? oor den Amsterdamschen afge»; gde 1 ar is voorgesteld, om de be - nv 1893 maar 1 Mei 1894 _-ü. Buitenland. Op de aanwijzing van een anarchist is bij de brug van Pantin (Seine) een kist met dynamietpatronen en lonten opgegraven. hem. Toen noopte mjj toch de genegenheid, dien ik voor mijn oudsten vriend koesterde, eenige nauwkeuriger inlichtingen in te winnen omtrent zgn wedervaren. Ik liet mjj bjj den eigenaar van Gauer's vroegere woning aandienen, en vernam van dezen dat Hilarius hem dringend verzocht had niemand met zijn nieuw verblijf bekend te maken. Het plan bestond echter dat mjjuheer Gauer in het aanstaande voorjaar naar Berljjn zou terugkeeren. Een gedeelte van zijne meubels was door hem achtergelaten, een ander ge deelte had hjj zich laten nazenden. Maar het voorjaar kwam, en ik hoorde noch zag iets van Hilarius. En de herfst kwam en de winter en er verliep nog een jaar hjj was en bleef verdwenen. Nog een ge- ruimen tjjd ging voorbjj zonder dat injjn oude vriend een levensteeken van zich gaf. Eenige dagen geleden echter, toen ik des avonds vrjj laat tehuis kwam, vond ik op mijne tafel een zeer grooten, langwerpigen brief, zooals men voor acten gewoonlijk bezigt, en reeds op het adres herkeude ik de mooie, regelmatige hand van Hilarius. De brief droeg geen postmerk en was, zoo als het dienstmeisje mij den volgenden morgen vertelde, door een heer aan rnjjne woning afgegeven. Haastig verbrak ik het zegel en was niet weinig verrast een vellen- lang geschrift van mjjn verloren gewaanden vriend te vinden. ordt vervolgd.!

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1