Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Onze Dienstboden. As. 1307. FEUILLETON. Kapitein Ourson-IJzerhoofd. UitgeverL. J. VEERMAN, Heusden. ZATERDAG 19 MEI. 1894. VOOR Uit blad verschjjnt OENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprjjs: per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prjjsve. hooging. Afzonderljjke nummers 5 cent. Adrertentiên ran 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Adrertentiên worden tot Dinsdag- en Vrp dagmor gen ingewacht. purper, wier wellust is ledigheid en wi r opperste vermaak is dansen u meen ik, langgelokte saters en opgetooide mooiaarts Vrjj algemeen wordt door de tegenwoor- wier meeste devotie schijnt uwe kleederen, dige huismoeders over het gehalte der die daar gestrikt en beplooid, bepoederd of dienstboden geklaagd, en wederkeerig zjjn bestoven uittreedt of je versch uit Cyprus slechts zelden de dienstboden tevreden over of liever uit den meelmolen kwaamt, anders hare meesteressen. Hoe geheel anders was mocht het schijnen, of ik je voor een hoop dit vroeger, hoort men wel eens. Dienst- j lnchtvogels aanzag en je in maagschap met boden, die vijftig jaren achtereen in een familie de Cyprische Venus wilde verbinden. Reeft dienden, om dan in rustige rust ia een in dat hooge topzeil, ja laat het geheel, eer hofje of in een gesticht voor oude vrouwen van haar werken en zorgen uit te rusten, waren volstrekt geen zeldzaamheid. Dikwijls ging de dienstmaagd met den zoon of de dochter des huizes mede, en hielp in het nieuwe gezin. Zjj was geen vreemdelinge, zij behoorde tot de familie, tot het gezin. Zoo werd zjj door haar meesters behan deld, zoo beschouwde zjj ook zichzelve. Zeker een benijdenswaardige toestand Meent men echter dat zoo iets in vroeger tjjd regel was, men zou zich zeer vergissen. Leest men ia Justus van Effen, den schrijver van het midden der vorige eeuw, dan vertoont deze geestige schilder der toenmalige zeden ons niet zelden geheel andere dienstmaagden dan de hierboven geschetste. Het was ook toen even als nu, goed en kwaad, het was ook toen op het damessalet een meidenpraatje terwjjl het keukenpersoneel de huisvrouw niet spaarde. Och die praatjes over den goeden ouden tjjd beteekenen meestal zoo - weinig. Men ziet zooveel uit vroeger tjjd met licht gekleurde glazen. Die eenvoudig heid in kleeding en levenswijze, die deugden van het voorgeslacht, alles bestaat hoofd zakelijk slechts in de verbeelding der na komelingschap. Of behoefde anders een predikant uit het begin der vorige eeuw los te bulderen«Gjj uitgestreken pronkersschudt uit dien prachtigen kleederwinkel, en trekt een zak aan. Rukt af die guide versierselen, gij lonkende en huppelende doch teren Sionsl komt tot den lieer, geljjk de knechten Benhadads tot den koning Isreis kwamen, met koorden om uw hals en zakken om uw ljjf en zóó uw eigen vonnis medebrengende, ja de stroppen, waarmee God U naar Zjjn recht zou mogen verdoen, biddende als zjj om lijfsgenade. Steekt uwe besmeerde aan gezichten in het stof ja in de asch van mjjn afgebrande wilgen, gjj geblankette Iezebels met belijdenis uwer kleinheid en stoffige nietigheidEn gjj verwijfde mannenwier kleederen daar gloeien van saffraan en GDSTAVL AIMARD. (13 Vent-en-P«nne was, ondanks zjjne woeste, onbeschaafde natuur, even aangedaan als zjjn makker; hjj maakte aan dit tooneel baa3tig een einde, door den kapitein mede te voeren. In hunne overpeinzingen verdiept hadden de Spanjaarden niets gemerkt of althans niels scbjjntn te merken van het langdurig onderhoud der vrjjbuiters met de beide dames. Een uur later was le Poletais bij zjjne vrienden terug: bjj bracht zjjne drie lijf eigenen mede en een dozjjn speurhonden die men met moeite kon tegenhouden om de Spanjaarden naar de keel te vliegen. De Ijjfeigenen droegen op hunne breede schouders al de bestanddeelen van een reus achtig na aaler waren slechts weinig minuten noodig om de tenten op te slaan en alles gereed te zetten. Op bevel van le Poletais plaatste men een overvloed van levensmiddelen voor de Spaanscbe krjjgsgevangenen en voor de sol daten wier banden werden losgebonden om te kunnen eten. De lekkerste beetjes werden natuurlijk voor de dames bewaard welke onder de het u op een duistere klip of ook in den grond jage! «Scheurt uwe harten en niet uwe kleede ren,* predikte Joel, maar ik zegge: Scheurt uwe harten en uwe kleederen, 't hoogmoedig hart en het prachtige kleed, eer de Heer zich tegen U opmake en een volk tegen U verwekke, dat u deze pauwenvederen zoude uitrukken met hunne zwaarden in stukken kappen en gjj al bigde zoudet zjjn zelf ver schoond te zjjn van het verslindende staal 1c Of zoude het anders een ander prediker uit dien tjjd noodig geacht hebben uit te roepen: Allerlei zonden en ongerechtig heden beginnen onder de menschen de overhand te nemen, als van lasteren, eve- len, vloeken, lichtvaardig zweren en allerlei misbruik van den naam des Heeren; van ongehoorzaamheid, rebellie, verachting en bespotting van anderen, Overheden, en allen die over andereu gesteld zjjn; van haat, njjd, twist, kjjvaadje, wraakgierig heid, schelden en verachten van zjjn naaste, ja van vechten, slaan, kwetsen, verlammen en dooden; van onreinheid, hoererjj, over spel, vrouwenkracht, bloedschande Maar reeds meer dan genoegIn dien goeden ouden tjjd met zjjn eenvoudige zeden was ook vrjjwat te verbeterenEn met de dienstboden zal het zeker wel niet anders geweest zjjn dan nu, Bruroo geeft ons wonderljjke staaltjes! Maar dit be hoeft nu - juist niet te veroorzaken dat men zegt: «Altjjd was er iets verkeerds ge weest, waarom zullen wjj het kromme nu recht willen makendienstboden zjjn een noodzakeljjk kwaad, en als zoodanig moet men ze beschouwen! Verandering of ver betering is niet wel mogelijk.* Zulk een oordeel is hard, het behoort niet meer in onzen tjjd van geljjkheid te huis. Dat toch hebben wjj vóór bjj vroegere tjjden, dat het begrip van gelijkheid meer is door gedrongen, dat het standsverschil volstrekt niet zoo sterk meer op den voorgrond treedt dan vroeger het geval was, en daarmede enramada waren gebleven; daarna gingen allen, ljjteigenen en Broeders van de Kust, in het rond zitten en tastten op hunne beurt dapper toe. Onder het eten ver klaarden de Flibustiers aan le Poletais de redenen van hunne aanwezigheid in de savannah, en stelden hem op de hoogte van hunne plannen. De Boekanier maakte geenerlei tegen werping en vergenoegde zich met van tjjd tot tjjd het hoofd te schudden; alleen be hield hjj zich het recht voor met de pa trouille naar goedvinden te handelen, het geen zijne makkers niet meer dan billijk oordeelden. Na den maaltjjd die spoedig was afge- loopen, want jagers en avonturiers eten haastig, staken de Broeders van de Kust hunne pjjpen aan en op last van Ourson werden de Spaansche gevangenen voor hen gebracht. «Senor,* aldus sprak de kapitein een der gevangenen aan, dien zjjne lotgenooten als hun opperhoofd schenen te erkennen, «hier scheiden wjj van elkander. Gij zjjt vrij, zoo als ik u beloofd heb. Een lijfeigene van le Poletais zal u tot gids dienen tot in het ge zicht der Spaansche voorpostengjj zjjt er slechts enkele njjjlen van verwijderd en zult ze vóór zonsondergang bereiken. Als ver gelding voor de dienst die ik u bewezen heb, vraag ik u alleen een weinig mensche- ljjkheid voor de Broeders van de Kust die het lot in uwe handen mocht doen vallen.* «Nooit zal ik vergeten, senor,« ant woordde de Spanjaard, dat wjj aan u onze vrijheid te danken hebben, en ik beloof u moet ook rekening gehouden worden bjj de behandeling onzer dienstbaren, of men heeft zich zelf de gevolgen te wjjten. Wil men goed behandeld worden, dan zal 't wel een eerste vereisclite zjjn dat men een goed voorbeeld geeft, en dit laat nog al eens iets te wenschen over. «Die meid kan ik niet houden,* zegt mevrouw, »zjj is nukkig, lui, zoekt avonds gelegenheid om uit te 'gaan, zg snoept heb ik reeds gemerkt, neen die meid moet de deur uit, hoe eer hoe liever!* Zeker zjj is geen model-dienstmaagd, maar heeft mevrouw misschien ook eenige schuld aan die verkeerdheden? Moet de meid het wel niet eens ontgelden als mevrouw niet goed gehumeurd is, wordt zjj dan wel niet eens zonder reden beknord, en kan de nukkigheid van mevrouw wel niet eens de meid met die ongelukkige ziekte be smetten? De meid is lui, zeker; 's mor gens moet zjj wel driemaal gebeld worden; zes uren slapen is meer dan genoeg; hoe wel mevrouw zelve er liefst nog een paar uurtjes aanknoopt, kan zjj niet begrjjpen dat het voor de dienstmaagd niet alles is om bjjtjjds op te staan opdat alles in orde zal zjjn als mevrouw zich eindeljjk ver toont. En den geheelen dag moet zjj druk bezig zjjn, voor alles zorgen, terwjjl me vrouw rustig in haar kamer zit of een visite maakt. Hoe zal die dienstmaagd denken over mevrouw's jjver en naarstig heid als zjj moet vernemen dat haar lui heid verweten wordt? Iets van balk en splinterMevrouw heeft hare uitspanningen, haar genoegens, haar afleiding, de dienst maagd kan haar avond als zjj met haar werk gereed is, in de keuken doorbrengen dat zjj liever ook eens uitgaat, dat zjj ook gaarne eens afleiding heeft, wie zal het haar ten kwade duiden, en toch die uit huizigheid, dat uitloopen is een ware ramp altjjd bjj de dienstboden; mevrouw is in dit opzicht geheel vrjj, de dochters ont vangen haar galant, maar de meid geen vrjjers in huis. Zou dat met twee maten meten de oorzaak kunnen zjjn van me- vrouws ontevredenheid over de uithuizig heid van hare dienstbare? En zjj snoept ook: Ongerechtigheid der ongerechtigheden! Een snoeper wordt een dief, en een dievegge in huis, neen, dat kan nietZacht aan, mevrouwtje, zoo erg is het niet, snoepen en snoepen is twee! >Onlangs nam zjj suiker om in haar koffie te doen, want koffie en thee geef ik haar in over vloed, als het binnen gebruikt is kan het nog zeer goed achter dienst doen. Die lekkerbekkigheid is niet noodig!* Zou men daardoor het snoepen niet reeds kunnen verklaren en eenigszins verontschuldigen? Wie is ingenomen met afvalletjes, met de kruimkens? Waarom alleen de overschotjes van lekkernjjen, zoo die er zjjn, naar ach teren? Een dienstbode heeft een lekkej schoteltje gauw gemaakt, het bevalt uit stekend, en men is zoo onfatsoenljjk het te gebruiken, men looft haar werk, maar het schaaltje komt ledig terug, is het nu zoo iets vreeseljjks dat zjj eerst voor zichzelven gezorgd heeft? O, het is zoo gemakkeijjk te bedillen, te veroordeelen, maar past men den regel toeWat gjj wilt dat u geschiedt, doe zulks ook aan anderen, dan moet men niet vergeten dat tot die anderen ook de dienstbaren behooren. Zeker, zjj hebben vele gebreken, iedere huismoeder zal u daarvan staaltjes kunnen vertellen, maar is de be handeling der dienstboden wel zoo als die zoude zjjn als men niet uit het oog verloor dat zjj ook menschen zjjn van geljjke be weging, met geljjke behoeften, als de huis vrouw, die ze gaarne volmaakt zoude zien, zonder juist voor zichzelven naar die vol maaktheid te streven? Herzie U zelf, zeide Modderman, en dit woord is ook toepasseljjk bjj de behandeling der dienstboden. Niet bjj haar alleen ligt de schuld, de behandeling, die zjj niet zelden ondervinden, is daarvan een der oorzaken. In vroeger tjjd maakten zjj ten minste een deel van het gezin uit, dat is nu anders geworden, en uit die verandering spruiten velerlei verkeerdheden voort. Veel kan door de huisvrouw gedaan worden ter verbetering, als zjj slechts voorgaat. Met klagen komt men ook in deze zaak niet verder. Beschouwt men een dienstbare als een minder wezen, dan zal men de gevolgen dier onderscheiding steeds meer tot zjjn nadeel ondervinden, naarmate de geheele maatschappij het be ginsel van geljjkheid meer op den voorgrond stelt; niet van beneden, maar van boven zal de hervorming moeten uitgaan; geen woorden, maar daden moeten in het licht stellen, dat men waar 1 jjk verbetering wil; noch tractaatjes, noeh lieve toespraken zullen iets baten, alleen door daden kan men toonen, dat men belang stelt in het lot van zoovelen, die geroepen worden om in het gezin te helpen, ook in de zorg en de op voeding der kinderen, waarvan dus ten deele de toekomst eener familie en dus de toekomst van de maatschappjj afhangt! Buitenland. mjjne schuld jegens u te kwjjten door iederen Franschen gevangene met die zachtheid te behandelen die men aan het ongeluk ver schuldigd is.« «Ik neem deze belofte aan, senor, en ik verklaar dat ik er ruimschoots door be taald ben.* «Vergeet niet, caballero,* sprak nu le Poletais, «dat tien soldaten van de patrouille met hun leven instaan voor het kwaad dat den gids mocht overkomen die ik u mede- geef. Blijven deze arme soldaten dan ge vangen «Ja, of gjj moest hun losgeld willen be talen.* «Laat dat geen beletsel zijn: hoeveel ver- langt gij?* «Vjjftig piasters per hoofd.* »Goed zoo; ik heb wel geen geld bjj mjj maar op mijn eerewoord als edelman, zweer ik u dat een man u morgen ochtend, twee uren nu zonsopgang, den bedongen prjjs, tweeduizend vjjf honderd piasters, zal ter hand stellen.* Zoodra ik het geld heb zjjn de sol daten vrjj.« «Twjjfelt gij aan mjjn woord, senor?* riep de Spanjaard op hoogen toon. Volstrekt niet, maar ik heb liever geld geen piasters, geen soldaten.* Willen wjj de zaak gezamenljjk af maken?* sprak kapitein Ourson. »Hoe meent gjj dat?* «Ik sta borg voor dien edelman.* «Gjj zjjt een dwaas, gjj zult bedrogen worden.* Welnu! wat gaat u dat aan?* »Zooals gjj wilt; ik wasch mjjne handen in onschuld.* «Vergiffenis, senor,* zoo viel de Span jaard hem in de rede, «ik dank u voor den borgtocht dien gjj zoo goed zjjt mjj aan te bieden, maar ik kan hem niet aan nemen ik zal mjjnheer toonen dat ik meer vertrouwen in hem stel dan hjj in mjj Hierop haalde hjj een foedraal uit zjjn wambuis en sprak: «Hier zjjn eenige diamanten die ik aan de oogen der vrjjbuiters heb weten te ont trekken; neem ze in bewaring, senor, gjj zult ze weer ter hand stellen aan den per soon die u den bedongen losprjjs zal brengen.* Le Poletais opende het foedraal en onder zocht de diamenten met den blik van een kenner. >Daar zjjn meer dan voor een millioen diamanten; weet gjj dat wel, senor?* zeide hjj. «Zjj zjjn vier honderd duizend piasters waard,* antwoordde de Spanjaard koeltjes. «En gjj vertrouwt ze mjj zoo toe?* Waarom niet; ik geloof aan uwe eer.* «Neem deze doos terug,* sprak le Poletais, de gevangenen zjjn vrjjgij kunt mjj hun losgeld betalen wanneer gjj dit verkiest.* «Zeer wel; dank u!« zeide de Spanjaard eenvoudig. Een oogenblik daarna stegen de dames weder te paard en de voormalige gevange nen begaven zich weder op weg, door een ljjfeigene van le Poletais voorafgegaan. Toen donna Elmina den kapitein voor bjj kwam, boog zjj zich een weinig voorover en De rechtbank te Parjjs heeft een nieuwe transactie bekrachtigd van de Panama- Maatechappjj en wel met den ingenieur Eiffel. Deze verbindt zich om, indien een nieuwe Maatschappij tot stand komt, voor 5 millioen aandeelen te nemen en premie- obligatiën der oude Maatschappij voor 126 fre». het stuk te ontvangen in betaling voor de door hem uitgevoerde werken. Komt er geen nieuwe Maatschappjj tot stand, dan zal bij vjjf millioen tot de liquidatie bij dragen en wordt hjj gewoon crediteur voor bedoelde werken. Door een toeval is bjj Parjjs een geheime bergplaats van dynamiet ontdekt. De heer Morlot te Pantin maakte een wandeling langs het Ourcq-kanaal, toen zjjn aandacht getrokken werd door een blikken bus, die door zjjn hond uit een gat in den oever te voorschjjn gekrabbeld was. De bus bevatte een aantal slaghoedjes voor het ontsteken van dynamiet-patronende heer Morlot ging nu verder zoeken en vond veertien koperen buizen, met het opschrift: «Dynamiet uit het depót te Soisy-sous-Etoilles.« Deze dy- namietpatronen waren gewikkeld in eene courant van 6 April 11., en moesten dus eerst onlangs in de bergplaats gestopt zjjn. Deze vondst is zeer verontrustend, want het is nu zeer goed mogeljjk, dat er nog meer dynamiet in voorraad wordt gehouden voor latere bommen. Ver moedel jjk zjjn ook deze patronen afkomstig van den diefstal, door Ravachol indertjjd in het depót te Soisy-sous-Etoilles gepleegd, en het zou dan gebleken zjjn dat de politie zich vergist heeft, toen zjj meende dat al het gestolen dynamiet teruggevonden is. Een Duitsche ranselmachineniet om voor de zwaar belaste infanteristen den steeds zwaarder wordenden ransel te dragen, maar om weerlooze gevangenen af te ran selen, die een poging tot ontvluchting ge waagd hebben, wordt door de «Volks Ztg.« beschreven. In de gevangenis te Rawitsch in Posen bevinden zich de tooneelspeler Kringel en een paar anderen, die een poging tot ont vluchting gewaagd hebben. Om hun dit voor goed af te leeren, werden zjj veroor deeld tot strenge opsluiting op water en brood, in een eachot en bovendien tot 30 slagen met de ranselmachine. lispelde dit ééne woord: *Recuerdol< herinnering! De kapitein boog stilzwjjgendhjj volgde den stoet met zjjne oogen zoo lang hjj er nog iets van kon gewaar worden. Toen de Spanjaarden eindeljjk uit het gezicht waren, slaakte de vrjj buiter een ges moorden zucht en voegde zich weder bjj zijne medgezellen. Dienzelfden avond bracht de lijfeigene van le Poletais zjjnen meester vjjf duizend piasters, juist het dubbel van het bepaalde losgeld. Weken, maanden, een jaar, twee jaren gingen er voorbjj, zonder dat het kapitein Ourson, ondanks al zjjne nasporingen, mocht gelukken tjjding van donna Elmina te bekomen; zjjn reeds somber en in zich zeiven gekeerd karakter werd nog somber der de wel is waar flauwe hoop die bjj tot dusver had gekoesterd werd geheel uitge doofd. Donna Elmina had hem vergeten en toch had zjj bjj het scheiden hem dat zoete woord zoo vol verleidelijke beloften, toegefluisterd «Herinnering!* Op zekeren avond, toen hjj als naar ge woonte treurig en peinzend op het stand van Port-Margot rondzwierf, bleef een man dien hjj meende te kennen voor hem staan en groette hem. «Wie zjjt gjj en wat wilt gjj van mjj?< vroeg Ourson. Kapitein,antwoordde de man, ik ben een ljjfeigene van le Poletais; mjjn meester heeft mjj gelast u dit papier te overhan digen dat hjj voor u ontvangen heeft.* /Wordt vervolgdj IIEIIWSBLL» Naar het Fransch DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1894 | | pagina 1