Hel Land van lleusdeii en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. EERSTE BLAD. Ons Carthago. Keurvorst en Geldvorst. FEUILLETON. M 1349. ZATERDAG 13 OCT. 1894. Uitgever: E. J. VEERMAN, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprjs: per 3 maanden f l.OO. franco per post zonder prjjsveihooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentien van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentien worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond ingewacht. De oude Romeinen hadden een Senaat, waar evenals in onze parlementen, huizen, kamers en landdagen, redevoeringen werden uitgesproken. Ze zjjn al oud, die redevoe ringen en toespraken, maar men zegt dat ze in degelijkheid die van onze politiekers verre overtreffen. En we vreezen dat >men« bier de waarheid spreekt. Wat dunkt u, zou over een eeuw nog één Nederlander grijpen naar de ban delingen der Staten- Generaal? Een of auder oude boekenwurm uitgezonderd, niemand. Maar wel leest men en drukt men nog de redevoeringen der politieke mannen uit het Rome van twintig eeuwen her. Een dezer onsterfelijken heet Marcus Porcius Cato, bijgenaamd de Oudere. Deze wijsgeer bad ter oorzake van een ware of vermeende beleediging een onuitroeibaren haat opgevat tegen de republiek Carthago. Zoo'n haat zou men niet zoeken bij een wjjze, maar de historie stelt het geval boven allen twijfel, we trekken dus deze onver standige haat van Cato's reputatie een voudig af. Wat die wjjze man nu ook in den Senaat voordroeg, welk onderwerp hij besprak, steeds eindigde hjj zjjn toespraak met deze woorden: »en ten slotte, mijne heeren, moet Carthago verwoest worden 't Zou ons leed doen wanneer een onzer lezers deze woorden op Lombok van toe passing maakte. Er zijn er zoo in ons lieve vaderland! In menige gezellige huiskamer, op menige welbezochte sociëteit is in de laatste weken 't onderhoudend gesprek ge sloten met bjjna gelijkluidende woorden. Wjj christenen kunnen ons echter in deze niet beroepen op den heidenschen Cato! Neen, wij hebben een ander Carthago, dat verwoest moet worden Ons Carthago is geen met ons concur- reerende staat, ligt niet buiten onze gren zen, is niet met bommen, granaten en repeteergeweren te ljjf te gaan! Was het dat maar, we zouden den minister gaarne 9 millioen voorschieten om het van den aardbodem te verdelgen. Ons Carthago huist in ons, wroet in onze huisgezinnen, ver woest onze gezondheid, spot met ons roepen Om een menschwaardig bestaan, verslindt onze weekgelden, doodt onze vrouwen en LOUISE MüHLBACII. (4 Hjj bleef eene poos staan en zag den prins na, die thans aan de hand van zijnen leermeester met het hoofd in den nek de straat doorging, om zich te begeven naar het vorstelijk rijtuig, dat om den hoek van de volgende straat op hen stond te wachten. Toen zij zich verwijderd hadden, draaide Meyer Anselm zich om, «n terwijl hij met zjjn lange magere vingers knipte, bromde hjj voor zicb hten»Een recht domme jongenAls die in nrjjne plaats was, dan zou hij zjjn leven lang geen millionair worden maar tot het einde toe een schacherjood Adjjven! Maar komaan, nu naar huis! Wat ■zal moeder bljj zjjn als ik haar dat geld Streng!* En zoo hard als hij maar loopen kon, nauwelijks de groeten der voorbjjgaande beantwoordende, vloog Meyer Ause:m de lange jodenstraat door naar bet oude, bouw vallige vuile huisje, waarin zjjne moeder woonde. Moeder, lieve moeder,* riep hij terwjjl Ljj de deur der duistere lage kamer open- Stiet, moeder, ik breng u maar de kinderen, verleidt ons tot ontuchtigheden, i bevolkt de gevangenissen en krankzinnigen huizen. Ons Carthago woont in ons: ons Carthago is onze hartstocht voor bedwel mende dranken En dat moet verwoest worden Ge kunt in ons van kranten overvloeid vaderland geen blad ter hand nemen of ge vindt geschreven van pogingen om den mensch te verheffen, te beschaven, te ver edelen van werkstakingen om 't loon ver hoogd te krijgen van noodkreten over ons verouderd stelsel van armenzorg; van in stellingen ten nutte van den minderen man. Het Toynbeewerk is alom krachtig ter hand genomen. De grootste instelling van dien aard is »Ons Huis* te Amsterdam. Die grootsche inrichting is onuitputtelijk in her, zoeken naar middelen, ten einde den werkman te rerpoozen. En ze heeft eenig succes, zooals bet jaarverslag meldt. Maar datzelfde jaarsverslag spreekt op elke bladzjj van mislukte pogingen, van ver ijdelde hoop, van flauwe deelneming. Zoo daar, zoo overal Onze instellingen van liefdadigheid moeten iedere aanvraag om onderstand beschouwen door een wantrouwenden bril en durven geen geld geven, omdat 't gevaar groot is dat het in de kroeg terechtkomt. De jenever loert op alle hoeken en wegen. Hij weerhoudt van het bezoek aan lokalen, die hem een plaats weigeren. De jenever is ons Carthago, dat verwoest moet worden! Sedert kort zijn ook de onderwjjzers dit gaan inzien. Zij, die beter weten dan anderen hoe de jeugd gebukt gaat onder den jenever- vloek, hoe alle pogingen, om de arme kin deren voedsel en kleeding te verschaffen, afstuiten op vaders hartstocht voor sterken drank, zij gorden zich aan tot den strjjd tegen onzen machtigen, nationalen vijand. Daar moet het heen, anders is er geen helpen aan. Aan halfslachtige pogingen hebben we genoeg gedaan. Het heeft een tijd geklonkenbrouw goedkoop bier en stel dat tegenover den jeneverNu is het bier goedkoop en goed, wat heeft het uitge werkt? Nog wordt er tachtig millioen aan sterken drank opgedronken. Ook heeft men gehoordlaat ons matigheidsgenootschappen oprichten! Welnu, ze zjjn alom gekomen. Wat hebben ze uitgewerkt? Antwoord: tachtig millioen Er is maar één weg voor den armen lijder aan drankzucht, en die weg gaat niet door het bierhuis, wordt ook niet bepaald door de matigheid. Er is maar één weg en die is kreet van blijdschap bestierf op zijne lippen, en onder een luiden, smartelyken kreet stond hij met éénen sprong naast het leger, waarop zijne moeder lag. Zij zag hem niet hare oogen waren geslotenhaar adem haling was zwaar en hjjgend, 't klamme zweet stond in groote druppels op haar geel, marmerkoud voorhoofd, terwijl hare handen gevouwen lagen op de donkere deken, die hare uitgeteerde leden bedekte. Op een lagen, van biezen gevlochten leunstoel voor het bed zat een klein meisje van ongeveer zes jaren, op welks aangezicht die eigenaardig verstandige trek zichtbaar was, die door vroegtjjdigen nood en ontbering op 't gelaat van arme kinderen pleegt te worden inge drukt. Ook zij zat daar met gevouwen handen en 't scheen dat zij bad. Ten minste zij hield hare groote zwarte oogen ten hemel geslagen, terwijl dikke tranen langs hare wangen nederbiggelden. »Hoe is 't met moeder?« kermde de knaap, terwijl hij het bed naderde. »Moeder- lief! Waarom ge ft gij mjj geen antjwoord waarom ziet gij niet naar mjj om; waarom zijt gjj niet big, dat ik terug ben?* Muar de zieke scheen zijne woorden niet te hooren. Zjj hield op te steunen en hare oogen gingen niet open. Ten laatste keerde Meyer Anselm zich nu naar het kleine meisje, en terwijl hg j zijn bevende hand op haren schouder legde, murmelde hij met eene stem, die van zijn j angst getuigenis gaf: »Gudula, waarom geeft ze mg geen antwoord? Gudula, hoe is 't met moeder?* laten. Niet zeggenóit glas zal het laatste zjjn, maardit is hel laatste geweest. Af schaffen is het eenige radicale middel. En zij, die dan mat,i{ kunnen zgn, moeten zich, ter wille van h<A groote nationale belang, ter wille van hun duizenden on gelukkige medeburgers, een kleine opoffering getroosten en mede afschaffen. In één bond moeten allen, die 't wel meenen, zich aan gorden tot den strijd tegen de honderd en een drogredenen, waarmee men 't gebruik van jenever zoekt te verontschuldigen. Niet drinken en niet schenken, moet de leuze worden van elk beschaafd Nederlander. We hebben 't jaren lang beproefd met weinig drinken en matig schenkenmaar ge weet hettachtig millioen is 't resultaat. Nu kunt ge er u buiten houden en niet meedoen, wees echter verzekerd dat uw pogingen tot heil der landgenooten alweer mislukken zullen, dat ze zullen weggespoeld worden door jenever. Schiedam moet gesloten worden. Zeg niet: die arme Schiedammers, zij zullen toch wel den kost verdienen, als maar eerst die millioenen vlot worden, die nu in den drank gestoken zgn. Nog een klein exempel ten slotte. In 't noorden van Japan ligt het kleine eiland Okoeshiri, dat in 1864 ongeveer 200 bewoners telde, meest visschers. Deze arme lieden waren in genoemd jaar zoo danig door den drankduivel bezeten dat alle huizen kwalden, alle wegen onbegaan baar waren en geld voor netten niet ge vonden kon worden: alles ging aan drank weg. In genoemd jaar waagden een paar mannen een poging de bevolking uit haar ellendigen staat op te heffen. Ze eischten volkomen onthouding en na heftigen tegenstand kregen ze 't gedaan dat alle inwoners de belofte van onthouding aflegden voor den tjjd van vijf jaren. Na dien termjjn was 't eiland herboren in een paradgs. De bevolking sterk toege nomen, alle woningen in goeden staat, het in netten belegde vermogen der gemeen schap vertienvoudigdalle wegen bestraat, vier groote korenschuren met rjjst gevuld en 't braak liggend land met hennep bezaaid. In 1889 hebben de bewoners de belofte hernieuwd en Japan staart met verbazing op den grooten ommekeer, dien dit kleine eiland te aanschouwen geeft. Laat Nederland dit eens navolgen en ge zult nog wat zien eer de 19e eeuw ten eind is! De brand in Oud-Antwerpen. Gistermor gen werd Oud-Antwerpen reeds vroegtijdig bestormd door een talrijke menigte, waarbij een aantal photografen, die gezichten namen op de ruïne. Het geheel ziet er dan ook schilderachtig uit, men zon zeggen een deel van een 16e-eeuwsche stad na een beschieting. De voorgevels staan nog overeind, maar i dreigen elk oogenblik in te storten, hetgeen door stutbalken wordt voorkomen. De ven- sters hangen jammerend uit hun scharnieren en het gesmolten lood, waarin de ruiten waren gevat, is op den grond gedropen. De rez-de-chaussée der aangrenzende huizen biedt een verscheidenheid van gezichtspunten aan, die menig schilder verlokt schetsen te nemen. Onder de voorwerpen, die een prooi der vlammen zgn geworden, bohooren een dui zendtal aquarellen, teekeningen en etsen. Eenige boeken van de academie van Ant werpen zijn eveneens verloren gegaan. Er is gesproken van een verwoesting onder de werken, die tot het museum Plantin be hooren, maar dit is gelukkig niet waar, want dan zou de administratie van het museum gefaald moeten hebben door werken af te staan, die het eigendom der stad zjjn. Een standaard uit de 16e eeuw is verbrand. Op de Groote Markt slaat men tenten op voor de bewoners wier huizen verbrand zgn. Wanneer de assurantiepenningen geïnd zgn, zal men het verbrande gedeelte van Oud- Antwerpen weder opbouwen, hetgeen niet meer dan een dag of 14 zal vorderen. De schade, over het algemeen genomen, wordt berekend op 120.000 francs. »Ze is ziek, Meyer Anselm, erg ziek,* gaf het kind al snikkende ten antwoord. >Toen gij van morgen uitgingt om negotie te doen, hebt gij mij gezegd, dat ik naar uwe moeder zou gaan en bij haar blijven zou tot gjj terug kwaamt. Toen ik bjj haar kwam, lag zij onbewegeljjk in de kamer op den grond en zjj hoorde mij niet, hoe ik ook bad en zuchtte dat zjj mjj eenig antwoord zou geven. Toen ben ik aanstonds weggeloopen en heb de buurvrouwen ge roepen en die hebben uwe moeder te bed gelegd, en toen is ook mjjn vader hier ge weest, maar die zei dat er niets aan te doen was en dat ik er maar bjj moest blijven zitten bidden tot ze geheel stil zou ge worden zjjn.* »Maar ze moet niet heelemaal stil wor den,* kermde h t jougske in vertwjjfeling >ze moet weer tegen mjj spreken en de oogen weer open doen en mjj weer aan kijken. Moeder, moeder, hoor dan toch naar me. Meyer Anselm is weer terug en hij heeft geld meegebracht, veel geld en nu lcau hjj alles koopen, waarin gjj maar trek hebt. Och, kjjk me toch weer eens aan, lief moedertje, lig daar toch niet zoo met de oogen toe, heb toch medeljjden met me 't Is of mij 't hart in tweeën zal barsten j van naarheid als gg daar langer zóó blijft liggen. Moeder, moeder! doe toch uw oogen open en spreek eens weer met mij En zie! 't Was alsof de hartdoorborende kreten vermochten te volbrengen wat on- mogeljjk scheen, en in staat waren om den tea halve reeds weggevluchten geest aog Een vreeseljjk drama heeft zich voorge daan in een huisgezin te Parjjs in de Rue Henri Regnault, bewoond door zekeren Hoffmann, zjjne vrouw en vjjf kinderen, waarvan het oudste tien jaar en het jongste een jaar is. De man, een schoenlapper, was sinds zes maanden zonder werk en de vrouw ging bedelen langs de straat, met het jongste kind op den arm en nog een of twee kinderen aan de hand, en haalde nog al wat op. Maar ongelukkig waren man en vrouw beiden aan den drank verslaafd. De buren, hoewel zelf in bekrompen om standigheden, verleenden dikwjjls hulp, maar wat mocht dat baten bjj het leven dat de ouders leidden? Het kwam tusschen hen dan ook dikwijls tot heftige tooneelen, zoodat het huis een hel was, inzonderheid voor de ongelukkige kinderen. eens in het stervende terug te roepen't was alsof het met den dood worstelende moederhart opnieuw begon te kloppen op de smeekende stem van haar kind. Langzaam sloeg zij hare matte oogleden weder open en zag met een blik waaruit liefde straalde op naar haar door de smart samenkrimpend kind, welks tranen als warme druppelen op haar koud voorhoofd neder- vielen, als wilden zij dauria 't stervende leven weder terug doen keeren. Hare lippen, die de dood reeds voor goed scheen ge sloten te hebben, ontsloten zich opnieuw en eenige zachte, maar onverstaanbare klan ken deden zich hooren. De knaap vermande zich, hij hield zgn snikken in en drong door de kracht van zijnen wil de tranen in zijne oogen terug; hjj ademde nauwelijks en luisterde, terwijl hem 't hart schier hoorbaar klopte, naar de woorden, die als het lispelen vaD een geest op de lippen der stervende schenen te zweven. Plotseling richtte zij zich op met een snelle, krampachtige beweging en zag met groote, wjjdgeopende oogen, en eene uit drukking van onuitsprekelijke liefde haar kind aan. Moeder, lieve moeder!* fluisterde de knaap, »als gij mij waarljjk lief hebt, dan blijft gij zeker bjj mijAch, ga toch niet weg! Laat mij toch niet alleen!* De liefde, de liefde der moeder, die alleen sterker is dan de dood, gaf haar de kracht i om hare armen op te liehtea, ze om den hals van haar jongskeu te slaan en hem Twee termijnen hunr (de krot kostte 160 fr. 's jaars) was het huisgezin schuldig. De eigenaar eischte betalingbjj nalatigheid hiervan zon het gezin op straat worden gezet. Er volgde opnieuw een hevige twist tusschen man en vronw. De man ging de deur uit. Toen hg terugkwam en aan deur klopte, weigerde de vrouw hem binnen te laten en riep hem toe dat zjj hem den nek zou breken, indien hg de deur met geweld opende. Hg ging weer weg en begaf zich naar de politie, die hem 's nachts een onderkomen bezorgde. Den volgenden dag was dc deur gebarricadeerd. Hjj sloeg hierop een venster in en wat zag hij toen? De vrouw had door kolendamp zich zelf en de kinderen van het leven beroofd. De Fransche bladen houden zich breed voerig bezig met de verkiezing van Waldeck Rousseau tot lid van den Senaat. Waldeck Rousseau was Minister in het sgroote Ministerie,* d. w. z. dat van Gambstta; trok zich later uit de politiek terug. De opportunisten deden telkens moeite hem weer in het renperk le brengen, maar hjj bleef weigeren en heeft nu eindeljjk toege geven. Mannen, die zich laten bidden, heeft men niet veel in de politiek, wel het tegen overgestelde, en in zoover is de heer Wal deck Rousseau een rariteit in onzen tjjd. Men wil weten, dat het niemand minder is geweest dan de President der Republiek zelf, die hem heeft overgehaald het ambte loos leven vaarwel te zeggen. Algemeen wordt nu aangenomen, dat Waldeck Rous seau de man der toekomst is. Er wordt zelfs bjj verteld, dat hjj bestemd is Dupuj op te volgen, die kan aftreden öf om zjjn zwakke gezondheid, èf omdat hjj 't met den President niet goed kan vinden, sedert zjj beiden als candidaat voor het President schap optraden. De radicale bladen zeggen njjdig, dat Waldeck Rousseau zich heeft laten verbidden, omdat hjj zelf moest toe geven, dat de opportunistische partjj wel een opfrissching noodig had. Waldeck Rous seau staat bekend als een man van talent en tevens van karakter, ook lang niet algemeen. Patrick Henderson, consul-generaal van Engeland te Cadix, heeft zich gisteren middag, in een der bureaux van het Minis terie van Buitenl. Zaken te Londen dood geschoten. Hjj kwam over dienstzaken spreken en daarmede bezig zjjnde, volvoerde hjj, zonder dat men dit kon verhinderen, plotseling deze daad van wanhoop. De a*n- aan haar hart te drukken zoo vast en zoo innig, als wilde zjj hem nooit verlaten, als wilde zij hem eeuwig daar geborgen houden en beschutten aan de trouwe moeder borst. Vaarwel!* zoo sprak zij met luider stem, vaarwel, mjjn zoou. Bljjf getrouw aan den God uwer vaderen, trouw aan u zeiven en....« Meer kon zij niet zeggen, hare armen vielen machteloos neer, haar hoofd zonk achterover nog één zucht kwam over hare lippen.... en toen werd alles stil. »Ze is dood! ze is dood!* jammerde de knaap, terwijl hjj op zijne knieën neerzonk en de hand zjjner moeder in de zjjne kiemde, en hjj haar aanstaarde met een blik vol onuitsprekelijke droefheid, maar tevens vol heilig ontzag. Hij sprak niet meer; hij klaagde niet; hjj wevende niet. Voor hem toch was het als gleed een straal van hemelscheu glans over het aangezicht der doode en 't scheen hem toen alsof het groote raadsel van den dood of het eeuwige leven ontraadseld werd op deze eerst af wisselende, maar spoedig verstijvende trek ken van dit aangezicht. Toen zjj eindeljjk onbewegelijk, koud daar neer lag, toen de laatste levensvonk op 't gelaat zgüer moeder scheen te zjjn uitgebiuscht, toen eerst kwam 't besef van zgn verlies bg hem boven, toen begreep dit kind wat hg verloren had en barstte hjj in luid geween en jammerklachten uit. MIEIIWSBU» VX)R «■MMHMMiMaiimiiaBammnBaaMnBuaMBMMBanBnNEaMBaraMi Uit het DuitschJ VAN Buitenland. 'OiaBHVlWaMHBWaMHHnaHMMMBanHMBBMMaBMEMaBMnHHNiaBaMBai*' Wordt vervolgdj

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1894 | | pagina 1