Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bammeler
Kleinigheden.
FEUILLETON.
SYLVIE.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
M 1400.
ZATERDAG 6 APRIL.
1895.
YOOB
U«
Dit blad verschat WOENSDAG en ZATERDAG.
Abcnmsntsntsprjjs: par 3 maanden f l.OO.
Franco per post zonder prjjsve* hooging. Afzonderlijke
anmmers 5 cent.
reg.
Advertentiën van 1
meer 71/, et. Groote 1 ert n a&r p t
Advertentiën werden tot Oinsdac-
ingewacht.
BMBMMwwa—m—waaafMavon.a^t'nar
VVht zjjv kl^-ni^h-d
on« op bi«- «rnn# vol<tr- k!.
'H'ir «Vt
•*?:»- hüvw -o
Het klein- i<« evenzeer noodig rot icstaml-
houdiug van het geheel als het groote, als
het indrukwekkende; de eenvoudige regen
worm is voor de instandhouding der planten
onmisbaarhy toch verschaft de ^ruchtbare:
aar 'e; hoevele diertj-g zijn noodig om onz-n
*an V-I, elN h" o !ii' voedsel te verse'1
i- -J- o t niet. h-»« r-
nuaaisie vue-mei vat introns n
rund en voor zooveie *n;«-re nuttige «lieren.
De natuur kent veen groot, of klein, het
laatot» is even onmis-»u*r als het, eer«te;
kleinigheden bestaan met voor haar, en
daarmede geeft zjj ons menschen in ver
schillende opzichten een ernstige les. Te
dikwjjls spreken wij van onze onderge
schikten, van onze minderen, en niet zelden
Hjjkt het, dat zjj voor ons onmisbaar, dat
zg somtgds onze meerderen zjjn.
Dte natuur heeft de menscben niet boven
elkander bevoorrecht; allen worden geboren
u.- iroeften, voor i n geeft zjj
licht en lucht en voedsel, en allen wacht
het zelfde einde. Is sr verschil gekomen,
niet de natuur, de menschen zjjn zeiven
daarvan de oorzaak; zjj hebben door hun
maatschappelijke instellingen de natuur ver
kracht, xjj hebben verkleind, verlaagd, wat
de natuur tot hun geljjke bestemd had.
Wat beteekent groot, aanzienlijk, wat arm
en gering, als men niet de menscheljjke in
zettingen maar de natuur laat beslissen?
Zjj tocb kent geen kleinighedende
mensch moge tal van saken met minachting
aanzien, als kleinigheden beschouwen, de
natuur kent zoo iets niet, voor haar is
alles noodzakelijk, belangrijk.
Hx' sn tot instand-
am een schakelt je
uit den greoten keten weg, iets wat wjj
nauwelijks kunnen zien, waarop door ons
geen acht geslagen wordt en alles zou ver
loren gaan, waut dat sehakeltje is misschien
de verbinding tnsschen twee schakels, die,
ook voor ons bestaan geen kleinigheden.
IVan een zoogenaamde kleinigheid hangt
misschien iemands leven af. Het paard wordt
voorgespannen, men ontdekt dat iets aan het
tui.' hapert, een kleinigheid, niets meer, bet
f, n«>v i-Nt nie«. mn«r ongelokkig breekt
ji p-i i i np h<>l, de koerei- r
moge geweest zgn, met zgn leven.
Hoe dikwgls komen van die kleinigheden
iD bet leven voor, die groote en dikwjjls
treurige gevolgen hebben. Hoe dikwijls zjjn
kl'if ivheden, beuz^liugen, de oorzaak ge-
v- "U mevischeBslachting op groote
chnel. 'o*o li-1 wel en wee van geheele
v.dkvui n»v aifting *an h«t bon plaisir van
i mensch, al noemde die zich ook do Ge
zalfd* des Heeren
Klagen is thans aan de orde van den dag!
Ieder klaagt in zjjn stand, in zjjn beroep.
Men wjjt aas de maatschappij, aan an
deren, dat niet alles gaat zooais men het
gaarne zou wenschen. Zou ni«-t dikwijls de
oorzaak van die klachten gezocht moeten
worden in het te gering tellen van velerlei
kleinigheden
Zie dat kind! Hoe haveloos ziet het er
uit; met gescheurde kleedereil loopt het
rond, «en kleinigheid kan daarvaa de" oor
zaak zjjn. De moeder was vroeger een
flinke heldere meid, maar zjj wilde gaarne
ook eens de voeten onder haar nigen tafel
steken; zjj huwde en den eersten tjjd was
het een gelukkig huweljjk; de verdiensten
van den man waren voldoende voor de be
hoefte. Maar met de vermeerdering van net
gezin, liep het de vrouw wel eens te druk,
en van uitstel kwam wel eens afstel. Noodig
moest een losgetornde steek aan het een ot
ander kleedingstuk hersteld worden, die
kleinigheid werd uitgesteld, van den eenen
dag op den anderen verschoven, het gaatje
werd een gat en die losse steek, niet op
zijn tjjd hersteld, esn werk van een enkele
minuut, werd oorzaak, dat de knappe huis
vrouw, na verloop van tjjd, haar gezin zag
te gronde gaan.
Hoe wordt niet geklaagd door de land
bouwers Gaarne zou men het geheele volk
willen belasten om den landbouwers eenige
voedsel noodig heeft, moet ook het land
gevoed worden. Wordt door hem alle zorg
besteed om een voldosnde voorraad mest
beschikbaar te hebben? Gaat niet vrjj wat
m*st voor het land verloren Och, wat be
teekent- het, zeA men misschien, wat weg
loopt, wat verloren gaat, is zooveel niet,
de leermeesteres der kunst, zjj laat niets jzoDd ik ze a>.r De
verloren gaan, kleine, bjjna onzichtbare had zich na o eer; au;.
ID
iirit'T jpist 4i" m»ii to
meerdere inkomsten te verschaffen. Wordt
1, met gamut
'door de landbouwers wel genoeg acht ge-
'slagen op zooveel wat men kleinigheden
ngheden, ons il jij.
noemt? Een goed landbouw r bjjv. weet,
eld, ons door
moeder
natuur
algen, want
dat hjj mest noodig heeft; evenals hjj zelf
(36
«Ge zult mjj bevelen, te vertrekken,
teide hjj«maar ik zal hieraan geen ge-
lienen Dit
zou misschien vroeger gebaat hebbenthans
zou het vruchtvlees zjjn. Uw echtgenoot
zal spoedig terugkomenIaat hem niets tus-
80ten ons verat cbïd vinden, want ik ver-
niet mogeljjk zou zjjn,
hem te bedriegen of n niet langer te be
zoeken.*
«Wat wilt ge dan?* vroeg Amélie.
>U bezoeken, zelden, als ge dit wilt,
nooit alleen, als ge bang voor mjj zjjt,
maar u toch bezoeken, opdat onze vriend
schap weder worde, wat zjj vroeger geweest
is; wanneer wjj niet meer ljjden, zullen
wjj inderdaad een genot smaken, dat op
deze wereld schier onbereikbaar is, name-
lgk tepen een gedachten vjjand gestreden
en hem overwonnen te hebben. Stelt ge
vertrouwen in mjj?«
»Ja,« zeide Amélie met de meeste be
slistheid.
>lk dank u voor die overtuiging.*
Hjj stak haar de hand toe en vertrok
toen, zonder zich om te keeren.
Toen Amélie het geluid zjjner voet
stappen hoorde wegsterven, verliet zjj hare
plaats, nog overstelpt door hetgeen er voor
gevallen VM,
>En hg zegt, dat hg geen waarljjk
krachtig man is dacht zjj. >Hoe zgn zjj
dan, die meer moed bezitten?*
Jacques kwam den volgenden dag terug
met eenige zeldzame bloemen, die niet door
de hand van een bloemist tot een ruiker
|ge8cbikt, maar door hem zelf geplukt en
gerankschikt waren; hg legde ze voor
I Amélie neer, praatte ven paar minuten lang
over verschillende dingen en ging bjjna ter
stond daarop heen. Alle dagen kwam hij op
hetzelfde uur, na het déjeuner, terug; hjj
bleef nauweijjks zoolang, dat hjj eenige
woorden kon wisselen. Amélie richtte tot
zich zelf verwjjtingen en gevoelde wel, dat
zjj zelfs dit niet mocht toelaten inaar hoe
ibet te verhinderen? Zjj achtte zich niet
sterk genoeg om den strjjd opnieuw te be
ginnen. Bovendien was de terugkomst van
Clermont ophanden, en zou deze, zonder
naar het uiterlijke iets in hunne verhouding
te veranderen, niet nogmaals al hunne goede
voornemens omverwerpen?
XXVI.
Op zekeren morgen, tosn Amélie juist
met haar toilet gereed was, werd Juffrouw
Germain bjj haar aangediend. Zjj wendde
het hoofd om en zag Svlvie voor zich staan.
Zjj ging terstond naar Mevrouw Clermont
toe en sloeg bare armen teeder om haar
hals.
«Hoenu? Zjjt ge weer te Parijs?* vroeg
Amélie, verwonderd over dit bezoek.
Ja, beste pleegmoederMaar beknor
mg niet! Ik ben hier incognito met mjjne
kamenier gekomen onder voorwendsel, eene
japon te passen. Ik geloof wel, dat er inder
daad «ene japon bij de naaister ist maar dat
1 kleinigheden zouden de bemesting kunnen
verschaffen voor dan moestuin. Het is een
kleinigheid om een uurtje verder te gaan
om eeu beteren fokstier te bespreken, maar
men ziet tegen die moeite op, en vergenoegt
zich met een be«st van vrjj wat minder
gehalte, omdat dit in de naaste omgeving
beseh kbaar is.
Een zwavelstok in zessen, zeide men in
den ouden tjjd, en daarnaar werd afgemeten
of «en vrouw in waarheid de eernaam van
een zuinige huisvrouw verdiende, en toch,
hoe weinig waarde had een sulfertjeLaffette,
de bekende bankier uit den tijd van Louis
Philippe, had zone opkomst aan een klei
nigheid te danken. Als jongeling naar een
betrekking als kantoorbediende sollicitee-
rende, werd bjj afgewezen, men had zjjn
diensLm niet noodig; heengaande, mis
troostig en telenrgesteld, bukte hg op straat,
Taapte_ een speld op en stak die aan zijn
kleoding. Toevallig werd dat door den patroon
gezien, en deze, overtuigd raü de waarheid,
dat hjj, die in het kleine zuinig is, ook in
het groote niet anders zal handeleD, liet
hem terugroepen en nam hem op zgn kan
toor. Hg klom op en is eindeljjk een der
numugcxi van geltimai'k. uit dien tjjd
geworden. Die speld heeft hem millioenen
gebracht 1
Nog eens, er is ni«ts klein, als men het
slechts weet te gebruiken. Wat zjjn oude
lorren, en toch, het onmisbare papier wordt
daarvan vervaardigd. Hoevele kleinigheden
worden door de industrie benuttigd en tot
kostbare zakeu bewerkt, maar daartoe is
een zaak noodigkennis. Kennis is macht
zegt de Engelichmanik zou het. willen
uitbreiden door te zeggenDe kennis geeft
ons de macht om de kleinigheden tot nut
der menschheid aan te wenden, kennis leert
ons de masht van kleinigheden kennen, zg
leert ons dat het woord kleinigheid geen
zin, geen beteekenis heeft, want het kleinste j
kan van het hoogste belang worden als
het slechts goed gebruikt wordt.
Nemen wjj een toorbeeld aan de natuur,
kan mjj weinig schelenu wilde ik een be-
zoek brengen. Wilt ge mg te dejeuneersa
houden?*
»Wel zeker,* antwoordde Mevrouw Cler-
j mont.
Zjj gaf terstond hare bevelen en keerde
toen naar hare bezoekster terug, die haar
met een ernstig en kalm gelaat opwachtte.
Bjj het gedruiscb, dat Amélie bjj het bin
nenkomen maakte, sloeg Sylrie de oogen op.
»Mjjn bezoek verwondert u,« zeide zjj,
»en misschien nog meer de manier, waarop
;ik u een paar uren met mjjn gezelschap
lastig val; omar ge hebt mg op zekeren
avond bwloofd, herinnert ge u dit nog
'wel? dat wij openhartig met elkander
zouden spreken; ik heb niet langer kunnen
wachten. Ik weet niet, of ik uijj aan onbe
scheidenheid schuldig maakIk vrees hier
voor, maar ik vermoedde, dat mjjn pleeg
vader wel spoedig zou terugkomen, en dan
zou het niet zoo gemakkelijk gaa*, u alleen
aan te treffen
Zjj sprak zonder eenige schroomvalligheid,
't Was niet meer de wispelturige bewoonster
van het kasteel, wier grillen het geduld
barer vrienden op zulk eene zware proef
stelden; het was een echt jong meisje, bjjna
eene jonge vr.nw, die door het lijden tot
rjjpheid gekomen was. Amélie kon niet
anders doen dan haar recht te laten weder
varen en deze verandering te bewonderen.
»Ge hebt er goed aan gedaan,* zeide zjj;
>ik ben bereid om zoo lang met u te praten,
als het u goeddunkt; maar wij zullen eerst
dejeuneeren, ofschoon het misschien nog
wel wat vroeg is. Wat is het al lang ge
leden, dat wjj elkander gezien hebben!*
Een uur daarna zaten zjj met elkaar te
diertjes laat zij eilanden scheppen, waarop
duizenden menschen leven, maar het is dan
ook noodzakeljjk, dat wjj nooit verzuimen
om onze kennis te vermeerderen, want alleen
daardoor leeren wij het nut der kleinig
heden iuzia»>.
Een half uurtje is een kleine spanne
tjjds, een kleinigheid in vergeljjking van
een jaar, maar hoevele half uurtjes worden
in een jaar niet verbeuzeld, en toch de
Engelse hm an zegt al weder: Tjjd is geld!
Werd door ons allen op kleinigheden gelet,
zeker zou men niet zoo behoeven te klagen.
Veel zou anders, zou beter zgn!
Buitenland.
Een Engelsch officier, die, tot kapitein bij
de Chineesche artillerie benoemd, een der
forten om Weihaiwei verdedigd heeft, geeft
van zijne wederwaardigheden het volgende
belangwekkende verhaal. Het is gedagtee-
kead uit Sjanghai, 11 Februari.
Ik ging naar Tsjifoe en kocht een ponie.
Den 26en Januari reed ik aaar Weihaiwei.
Ik kwam daar op den dag, dat de Japa-
neezen een paar mglen Zuidelgk van ons
begonnen te landen. Ik liet mjjn papieren
aan de Chineesche bevelhebbers zien, en
werd naat hebffirlgk fort ten Zuidwesten
van de haven gebonden. Daar w&fê3.-?-<$=• Gn*gfag*er'v&ü door.
scheidene goede snelvuurkanonnen en een
half dozgn Nordenfelt3„
De bevelvoerende mandarjja, of kolom»!
ot wat hg dan was, wist van niets niemen
dal af, en de soldaten waren alle versche
recruten. Men had niet eens afstanden ge
nomen, en ik kon natuurljjk in het gezicht
van den vjjand niet uitgaan om op te meten.
Ik nam dus de afstanden zoo goed als ik
kon door driehoeksmeting met het kompas.
Ik bracht de Nordenfelts in stelling, en zoo
was alles vrjj wel op orde. Maar er waren
niet meer dan een half dozgn mannen, die
een kanon konden richten. Die verdeelde
ik over de stukken.
Den 29en kwamen de Japaaeezen op-
zstten; mjjn afstanden waren echter vrjj
nauwkeurig en ik gaf ze hun bekomst. Er
waren geen shrapnels, maar gewone gra
naten die maken meer Iftven, zeggen de
Chineezen, al doen zg ook niet zooveel
kwaad. De Japanners probeerden het twee
maal tegen ons fort, maar beide keeren
verdekt opgesteld achter het kruitmagazijn,
niet denkende, dat het Trjjwel de gevaar
lijkste pl*k ia h»t fort was, aangezien het
slechts bes v/erd.
Den 3 Oen 's morgens sloegen de Japa-
noezen den bal niet mis. Zg hadden 's nachts
nog wat meer kanonnen opgesteld, ea het
werd niet licht of zjj gaven ons werk aan
den winkel. Toch geloof ik dat wjj ze ook
toen nog weggejaagd hadden, want wjj
hadden al ees paar van hun kanonnen
buigen gevecht gesteld en ik concentreerde
het vuur van het geheele fort op hun over
gebleven stukken. Juist was ik bezig een
Nordenfelt te probeeren op een troep infan
terie, die opdaagde, toen er iets als een
donderslag loskwam en ik een eind werd
weggesling -d. Een gr»:.a»t ia het
kruitmugai 1 i x ;v
elkaar. Toen ik: tot me zelf was gekomen,
was ik de eenige levende ziel in het fort,
en de Japaneezen kwamen op eer. mg! &f-
stands al maar opzetten. Ik draaide nog
een half dozgn keeren de kruk van een
Nordenfelt om, maar voelde toen dat ik
gewond was. Bet moest in mjjn rioben «jja,
want als ik me bewoog kraakten zjj. Ik
Kaai tnv strook goed van aen eigestorven
Hemeling, wond het zoo stjjf mogeljjk om
praten in het salon van Amélie, dat zoo
zeer geschikt was voor vertrouweljjke mede-
deelingen toen bemerkte Sjlvie, dat er zich
tnsschen het plan van gesprek, dat zg ge
maakt had, en de volvoering van dit plan
eene wereld van moeiljjkheden verhief. Amélie
kwam haar te hulp.
Heeft uwe afzondering uw geest een
weinig tot kalmte gebracht?* vroeg zjj aan
het meisje.
Sylvie sloeg op haar een dankbaren blik.
»Ja,« zeide zjj; »het is goed om alleen
te zgnmen geeft zich dan rekenschap van
eene menigte dingen op de wereld, die men
anders niet ziet of die men verkeerd ziet.
Het is wel niet zeer aangenaam, maar men
moet treurig weten te zgn. Ik heb vele
waarheden leeren kennen.*
Amélie bewaarde het stilzwggen. Ja waar
ljjk, te weten treurig te zjjn, dat is eene
aanwinst voor het leven! Sjlvie was ge
durende den eersten tjjd haars levens on
bekend met het verdriet geweest, en mis
schien had de ondervinding daarvan haar
juist om die reden zoo hard toegeschenen.
Zij las op het gelaat van hare pleegmoedertje
dat haar stilzwggen niet voortvloeide uitik
eene vjjandige gezindheid, en zjj kre g daar- t
door moed om voort te gaan.
»Ge hebt net zonder twgiei zeer afgekeurd,
toen ik weigerde, met Jacques Debrancy r,e
trouwen, en ge hadt hierin geljjkwant ilt
heb op de wreedste en onbillijkste wijze ge
handeld. Maar mijne verkeerdheid ligt niet
daarin, dat ik mijne hand heb geweigerd,
maar daarin, dat ik die eerst aangenomen
had. Doch ik was nog zeer onervaren; ik
wist nietOm u de waarheid te zeggen,
daeht ikt dat ik hem zou kunnen liefhebben.
Gelukkig vond ik mg» poh\Z m k°or""
derjj, waar ik het b«est gelaten haa, au£T
ik moest menschel aq n geld
geren om het te zadelen en mjj er op te
helpen. To< *1 ik ,"-n my! la rjjden ov.jJ
bevroren wegen, die zoo glad waren ais
glas. Ik leed vreeselgk pgu voor ik in veilig
heid was. Halverwege trof :k m een kleine
stad een ze et w*
en me flink verbond. Te Tsjifoe lag eea
stoomschip juist klaar otn naar BjangUai te
vertrekken, en aangezien de kapitein mg
overtocht aanbood, dacht ik met OeUr te
kunnen dc dan aann-vien.
Sedert i »iar oen -b ik.
paalde benoeming bg eene Chineesche strgd-""
macht gehad, en behalve een paar honderd
dollars voor onkosten, heb ik nog geen
soldg gekregen, ik neb drie gebroken riooen,
ben een eind de lucht in geslingerd, en al
mjjn soldaten zgn bjj elke gelegenheid van
mjj weggeloopexu Zoodra ik mg wei genoeg
voel ga ik naar Nanking om de recruten
Eerst later heb ik ingezien, dat dit onmo
gelijk was.*
Zjj vestigde op Amélie een doordringen
den blik en vervolgde, terwjjl hare wangen
bleek geworden waren en hare lippan beefden:
«Eerst later ben ik tot de bewustheid ge
komen, dat ik een ander liefhad, en dat ik
bjjgevolg niet kon trouwen met hem, aan
wien ik mjj zoo onbedachtzaam verbonden
had. Wat ik u daar zeg, is verschrikkelijk;
ik weet, dat het zeer verkeerd is, en toch
moet ik het u zeggenGjj zjjt wel ge»
lakkig, dat ge npoit iemand anders dan uw -
echtgenoot hebt liefgehadGjj kontgeene
wroeging.*
Zjj keek Amélie niet aan. Als zjj dit ge
daan had, zou zij een vuurrooden bios'
het gelaat der ongelukkige vrouw gezi<
hebben. Maar Sylvie dacht op dit oog
blik aan niets anders dan aan hare pjj
lij ka bekentenis
«Kunt gjj, die u zelf g - verwjjtiagsA
te doen he!>t,« vervolgde zij, «kunt gjj be
grijpen, wat ik geleden neb, toenDk be
merkte, dat ik, mg zelf bedrogen had, dat
ried<8*en bedrogen had, en dat ik, als
VQOrigj welkti goede gedachten
de wereld overigen»ook van mg mocht»
hebben, toch in mgn'e sigeue oogen ver-
achteigb: zou wezen- Ik heb dat ingezien 1
En dienzelfaen dag heb ik alle banden met
Jacques verbroken, ofschoon mjjn hart van
teederheid ou medelijden met hem vacvuld
was. Ik wist, dat ik verkeerd tea opzichte
v»a hem adel ie,
mjj zou ver ordoe'
gedaan. A: k ooit m
•.Vos het op den ta^i*
*ea
aan
NIEUWSBLAD
-?-• 'yvr-^rrr
J X Uta .MAlif VI AA/1,r« tl A AVV O AiVAM A I JM Lm I J
Naar hot Frantch.l
f VV of dt vwi'öïjtt