el Land van lleusden en iltena, de Langslraal en de Bunnnelerwaard. STAND. FEUILLETON. Dit blad verschgnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prjjs vei hooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Uitgever: L.. J. YELERMAN., Heusden. M 1408. #OENSDAU 5 JUNI. L895. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7J/a ct. Groote letters Daar plaatsruimte. Adyertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond ingewacht. Wat moet toch verstaan worden door stand? Hoe dikwjjL hoort men niet zeggen: zij kleedt zich boven haar stand; die man leeft boven zijn standhij is getrouwd be neden zjjn. stand en wat dies meer zg. Stand, wat moet daardoor nu verstaan worden Vroeger in den voortijd sprak men van twee standen, de stand der vrijen en der lijfeigenen, later vau adel en geestelijkheid, vervolgens kwam met veel moeite de derde stand op, nu spreekt men ook van den vierden stand, maar hoeveel onder-afdee- lingen worden gevonden, en het is thans bijna niet mogelijk om nauwkeurig te be palen tot welken stand iemand moet ge rekend worden. Nadat de vorsten zich lang' zamerhand boven hun gelijken, hun pairs, gesteld hebben, is hun voorbeeld door an deren gevolgd, men kreeg hoogeren en la- geren adel en toen de derde stand opkwam volgde deze spoedig het gegeven voorbeeld, ook daar had spoedig een scheiding plaats, en was eerst hoofdzakelijk het eene geslacht hooger in stand dan het andere, spoedig bepaalde de geboorte niet alleen den stand, maar werd die ook afhankelijk van den aard van het bedrijf, van het bekleeden van ambten en bedieningen, tot ten slotte ook het geld een factor werd om iemands stand te bepalen. Zoo is langzamerhand zulk een verscheidenheid gekomen, dat het niet meer mogelijk is nauwkeurig af te bakenen wat wel door stand moet verstaan worden. Excelsior, steeds hooger, is veler leuze, en gaarne vertoont men dit verlangen naar hooger door uiterljjke teekenen; zoo is het nu, zoo was het ook vroeger. Justus van Effen, de Spectator-man, de zedeleeraar der vorige eeuw, klaagt ook al ernstig over de stand verheffing in zijne dagen. 't Is echter waar, zoo zegt hjj, toen ik een kind was heeft mjjn moeder mij meer malen verteld, dat in haar jeugd vrouwen van de eerste geboorte alleen den titel van Mevrouw maar bezaten en dat Burgemees tersvrouwen van de aanzienlijkste burger- af komst met den naam van Meutje won derwel tevreden waren. Wat zou de goede vrouw nu wel zeggen, indien zg eens konde opzien. Monsieur en Seigneur liggen aan een kwijnende ziekte, en staan in 't graf te dalen met de oude fatsoenlijke luiden, die dezelven nog verwaardigen te dragen. Al heerenmag men nu wel zeggen. waarom hij die eer niet al zoo gerust naar Yan lakeien, die malkander volmondig zich zou nemen als andere boerenjongens! Op de markt der thuis, het is geen nog langer op het »Menheeren« en van schippers en voerlieden zal ik geen gewag maken. Ik wil ook niets reppen van procureurs, notarissen, beroemde chirurgijns, hoewel ze meteen een baard schrapperswinkel hebben, apothekers, ge- meene kooplieden en voorname winkeliers, dat is al zeer oud, en daar is geen zalf meer aan te strijken. Ik zal alleenlijk nog maar zeggen dut het voor mij de ver makelij kste klucht is om nu en dan een uurtje te pas- seeren in zekere koffiehuizen, daar jonge pennelikkers, barbiersgastjes en andere bur gerzoontjes, na hun gedaan werk, een pijpje rooken of op een billard spelen, 't Is een vermaak te hooren hoe die half wassen brasempjes malkander den naam van mijnheer naar het hoofd smjjten, alsMaar Mijnheer, hoe kan Mijnheer dat zeggen? Mijnheer weet immers wel beter? Die zoete gewoonte gaat nog al verder, Meester en Baas worden nog hier en daar aan een burger in zijn dagelijksch gewaad gegeven. Maar als de man zijn Zondagsche rok aan heeft met schoon linnen en zijn blond pruikje op, dan wou ik wel eens zien, wie zoo onbeschaamd zijn zal van hem den naam van Mijnheer te weigeren. De schip pers zija in dit opzicht de weilevendheid j grond m verdedigen, maar zelve. Ai die eventjes boven 't Janhagel zich kunnen wij stellen? Wie in de schuit bevinden, worden op dezelfde-juffrouw, mevrouw, wie is hier Edelgeboren wijze aangesproken: Belieft Mijnheer de lof Weledelgeboren, Weledel en wie moet vracht eens te passenDoch gelijk de eene het met heer stellen? Niemand zal wel in vriendschap d'andere waard is, trekt dei staat zgn op te geven welken titel aan schipper zware interest van de hoofdsom iemand van rechtswege of uit spraakgebruik zjjner beleefdheden, en vindt zich welhaast j toekomt en zgn daarvoor nog voorschriften, geëvenaard met de bevelhebbers van's lands dan worden die dagelijks overtreden door oorlogschepen ai voerde hjj maar een trek-i menschen, die öf zeiven deftig of voornaam schuit van 'teene dorp op het ander. »Kom i wenschen aangesproken te worden of wel aan kapitein,* is't antwoord, »ik zal ude gunst trachten te verwerven door een helpen.* f groot woord zonder beteekenis als speculatie Is het de kapitein van een aanzienlijke op de menschelgke ijdelheid. en veel opbrengende schuit en heeft hij j De tijden van geljjkheid zijn gekomen, zijn schipperspakje uitgetrokken, zoo is hij Laat ons dit voor waarheid aannemen en al zoowel Mjjnheer als iemand uit de heele het begrip van stand opgeven, want feitelijk buurt, en ik kan niet zien waarom hij die zijn er geen standen meer. Geen stand heeft eer niet al zoo gerust zou nemen als onze meerdere rechten dan een ander, hoogheid boerenjongens.» berust op kapitaal, en nu wordt de vraag Zoo schreef Justus van Effen, 150 jaren eenvoudig: hoeveel inkomen maakt iemand geleden, en zoo schreven andere schrijvers tot Hoogwelgeboren, wat moet een vrouw De menschelijke ijdelheid speelt daarbij de hoofdrol, en voert tot dwaasheden, waar door men niemand benadeelt dan zich zeiven. Wij gaan zoo naar de tijden van geljjkheid, eindigt Van Effen zgn boetpredikatie, en langzamerhand zgn wij daartoe gekomen. Meer en meer verdwijnt het verschillen in stand. Werd de titel van mevrouw een dertigtal jaren geleden slechts aan weinige vrouwen gegeven, nu is die titel vrij alge meen geworden en volstrekt geen bijzondere onderscheiding meer. Door dwaze titels tracht men het onderscheid in stand nog te bewaren en men schrijft: Welgeboren, Hoogedel geboren, Weledel Gestrenge enz. enz., maar de oude beteekenis, de onderscheiding die daaraan vroeger gehecht werd, is verdwenen; men is met titels te kwistig geworden en daardoor hecht geen verstandig mensch daaraan waarde meer. ijdelheid behooren zij soliede waar meer. Maar waarom dan altaar der ijdelheid geofferd In dit opzicht zijn de Franschen ons ver vooruit, zij hebben al zeer weinig onderscheidingen meer en die onderscheidingen kunnen zij op goede wel ke regelen is hier vrouw, zwaar die onderscheidingen laten vervallen. Is eenvoudigheid, volgens Boerhave, het teeken van het ware, dan zgn ook geen hoog dravende, niets beteekenende titels noodig en die daarop nog prgs stelt alsof daarvan zgn eer afhangt, die maakt zich in veler oogen eenvoudig bespotteljjk. Men wil nog al eens gelijk maken in deze dagenvele rechten die vroeger alleen aan enkele uitverkorenen toekwamen, zgn af geschaft, gemeen goed geworden of voor meer of minder geld voor ieder verkrijgbaar. Zoo is het geldbezit in de plaats getreden van de vroegere standen, het aanzien van velerlei betrekkingen is gedaald of gerezen, van stand kan niet meer gesproken worden, omdat de stand niet meer door uiterljjke zaken bepaald wordtlaat men dan ook de titulatuur, nog het voornaamste kenmerk van standsverschil, zooveel mogeljjk vereen voudigen. Het »burger« van voor 100 jaren was nog zoo kwaad niet, al wordt dit nog al eens voor dwaas uitgekreten, het is zeker minder dwaas dan die opgeschroefde titels zonder eenige beteekenis, die men nu en dan nog ontmoet. Vereenvoudiging in deze zaak is na het verdwjjnen dar standen een eisch des tijds JtSoitenlEurad. Te Laibach was sedert eenige dagen niets van aardbevingen gemerkt, maar Vrijdag middag deed zich een korte heftige schok voor, en 's avonds een zwakke. uit dien goeden ouden tijd. »Er is niets nieuws onder de zon*, nu klaagt men over standverheffing en wat daarbjj behoort, maar vroeger was 't al niet anders en wij kunnen met Van Effen zeggen: Ik kan niet zien FRANK R. STROCKTON. (8 Door Mevr. Lecks en Mevr. Aleshine gevolgd, zwom ik in 't rustige water. De nabij te id der rotsen n nekte het gebruik der riemen weldra onmogelijk en de twee vrouwen lieten dus deze nuttige werktuigen vallen en beproefden, zich met de handen vooruit te werken. Ze waren niet minder verbaasd -dan ik, toen we, nadat we den vermelden hoek waren omgezwomm:n, zoowat acht ot tien duim boven 't water, een sterke ijzeren stang zagen, die den smallen ingang ver sperde. üp geringen afstand daarachter strekte zich een tweede stang uit, zoowat twee of drie voet boven 't water, van den eenen rotswand tot den anderen. Zonder een woord te spreken onderzocht ik de eerste dezer stangen en vond, dat ze door een groot hangslot aan een in den rots geslagen ring bevestigd was. Het andere einde hing in een, eveneens in de rots gehouwen, katrol. »Deze stangen zgn hier aangebracht,* riep ik uit, »om booten bij iederen water stand het invaren te beletten. Ze kunnen slechts verwijderd worden, als men de sloten wegneemt. »Ze zullen ons niet lang tegenhouden,* antwoordde Mevr. Lecks, »want we kunnen onderduiken. De lieden, die ze daar gehangen hebben, zullen niet gedacht hebben, dat iemand met een zwemgordel daar zou aan komen. Mevr. Lecks raad volgend, dook ik met mijn hoofd onder de stang door en kwam aan de andere zijde te voorschijn. Mevr. Lecks deed het me zonder veel moeite na, maar Mevr. Aleshine, die door haar dikte veel verder boven water uitstak dan haar vriendin en ik, vond het onmogelijk onder de stang door te komen. Hoe 'ze 't ook beproefde, ze stiet met het hoofd of de schouders er tegen en kon niet verder. »Nu, Barb'ra Aleshine*, zei Mevr. Lecks die naar haar keek, als ge nog ooit uit het zoute water wilt komen, dan moet ge be sluiten er iets van in mond of ooren te krijgen, namelijk als ge ze niet dicht houdt. Kom maar zoo dicht bij de stang als ge kunt, dan zal ik u naar beneden duwen. Met deze woorden keerde Mevr. Lecks naar de andere zijde der stang terug, en, nadat ze Mevr. Aleshine gezegd iiad dat ze haar hoofd buigen en mond en ooren dicht moest houden, legde ze beide handen op de schouders harer vriendin en drukte met geheel haar zwaarte daarop. Mevr. Aleshine verdween onder 't water, maar ze dook proestend en druipend aan de andere zijde der stang weer op, waarheen Mevr. Lecks haar volgde. Lieve help!* riep Mevr. Aleshine, ter wijl ze haar nat gezicht met haar natten arm trachtte af te drogenik had niet ge- jaarlijks kunnen uitgeven om den titel van mevrouw waardig te zgn? En daar nu het geld een zeer ongelukkige maatstaf is om de meerdere of mindere waarde van een persoon te bepalen, kunnen wij zonder be- l De parlementaire commissie van onder zoek moet besloten hebben, een aanklacht tegen den Bulgaarschen premier Stamboelof in te dienen. Naar men zegt zal de zaak beslist worden voordat vorst Ferdinand terugkomt. Volgens een bericht uit Moesj (Turkjje) zgn de afgevaardigden van de drie mogend heden Groot-Britannië, Rusland en Frankrijk door de Turksche politie zwaar beleedigd. Gendarmes drongen hun woning binnen en trachtten een van hun bedienden in hechtenis te nemen, waarbij zg vuige beleedigingen uitstieten. Met moeite werden de gendarmes door de mohammedaansche eerewacht van de afgevaardigden verdreven. Over dezen laaghartigen aanslag zijn tot dusver deze bijzonderheden bekend. William Shortland Richards, Engelsch consul te Dzjedda sedert 1892, en Abdoer dacht, dat die heidenen zoo laag waren om een arme christenziel tot zulke kuntstukken te dwingen. Ik had gewacht om, als 't noodig was, te kunnen helpen en intussc'nen nog een stang onder water ontdekt, die bewees, dat de invaart bijna bij iederen waterstand bij eb en vloed was afgesloten. Mjjne lotge- nooten waarschuwend, opdat ze zich niet aan dien verborgen stang stieten, zwommen wg om de bocht der rotsachtige invaart en kwamen in de open lagune, j De gladde waterstreep, die het eiland van j bet omsluitende rif scheidde, was hier om- j streeks honderd voet breed, en 't eerste wat onze opmerkzaamheid trok toen we daar over heen zagen, was een kleine werf of landingsbrug die op 't smalle strand van 't eiland bijna rechts tegenover ons gemaakt wus. »Zoo waar ik hier sta,* riep Mevr. Lecks, »die haar loodrechte houding maar niet scheen te kunnen vergeten, hier leven men sehen.* »En 't is ook geen klein stekelig koralen- eiland, viel Mevr. Aleshine in, want dit is zand, zoo glad als ik 't ooit zag.* »Wat soort menschen hier ook leven, begon Mevr. Lecks weer, ze moeten ons opnemen, 't mag naar hun zin zijn of niet; en hoe gauwer wij er zgn hoe liever. 't Speet Mevr. Aleshine nu, dat ze haar riem had verlorenze uitte den wensch, j dat iemand, die gemakkelijk onder den j stang kon doorsluipen, terug zou keeren om hem te halen, maar Mevr. Lecks wilde daarvan niets weten. »Laat de riem toch loopen,* zei ze, »we hebben hem niet meer noodigwant als ik weer met een riem de zee moet vegen, ver laat ik dit eiland nooit meer.* Ik maakte de vrouwen duideljjk dat ik ze gemakkelijk over die smalle waterstreep kon heen slepen, en nadat ik Mevr. Lecks had gewezen hoe ze 't pand van mijn jas moest vasthouden, terwijl haar vriendin zich aan haar japon vasthield zwom ik met mijn ge zelschap op 't sleeptouw langzaam naar 't strand. Lieve help,* riep Mevr. Aleshine op eens ter wijl ze wild in 't water sloeg, zie eens wet, een visschen.* 't Water der lagune was helder en door zichtig ais kristal, en ouder en om ons konden wij scholen van visschen zien, groote en kleine, alsof ze door de lucht zweefden, terwijl in de diepte de zandige grond en 't zonlicht scheen te schitteren. Je hoeft om die visschen uiijn japon niet van 't lijf te scheuren,* riep Mevr. Lecks. »Ginaer waren er misschien evenveel, maar we konden ze niet zien. Maar ik moet toch zeggen, het water ziet er uit, alsef 't gekookt en g. filterd was.* Als een der eilandbewoners op de lan dingsbrug had gestaan, dan zou hij op de oppervlakte der lagune een eigenaardig schouwspel hebben waargenomen: het hoofd van een man, bedekt met een natten vorm- loozen strooien hoed, gevolgd door twee andere hoofden, die elk een druipenden hoed droegen, terwijl daaronder in 't heldere water de daarbjj behoorende lichamen zichtbaar waren, gekleed zooals men dat op 't laad gewoon is. Ik kon bjj 't zwommen niets verders zien Razzak, Engelsch vice-consul en tevens consul voor Zweden en Noorwegen, waren Donderdag met C. Brandt, den Russiscaen consul, en Mi E. Dorville, den secretaris van het Fransche consulaat, hun dageljjksche wandeling gaan maken en later wat gaan zitten op de plek waar zij gewoonlijk uit rustten, een minuut of tien van de stad. Plotseling vertoonden zich in hun onmid dellijke nabijheid een stuk of acht gewapende j Bedowienen en schoten op hun. Ahdoer Razzak viel door een schot en een dolksteek doodeljjk gekwetst op den grond en blies na tien minuten den adem uit. Richards werd zwaar gewond in zgn arm en rug, en Brandt en Dorville kregen gevaarlijke wonden in 't gezicht. Vijftien verdachten zgn in hechtenis ge nomen. Drie schepen van de Engelsche vloot zijn reeds naar deze plaats gegaan. Ernstige tjjdingen zgn ontvangen over de ramp van het stoomschip van de Pacific Mail »Colima« op de Mexicaansche kust. Het moet geen ongeluk zgn, maar een ont zettende misdaad uit wraakzucht, begaan door stouwers van San Francisco, die ge schillen schijnen te hebben gehad met de Pacific Mail. Zg hebben de lading van het schip zoodanig gestouwd, dat het allengs topzwaar moest worden, terwijl geljjktjjdig het stuurvermogen verloren moest gaan. Het gevolg was, heet het verder, dat de Colima langzamerheid overhelde en tjjdens stormachtig weer eindelijk kantelde, nadat de ketel gesprongen was. Volgens de overlevering kan de schip breuk door geen andere gissing worden verklaard, daar de Colima niet op een olinde klip is gestooten. Zjj zeggen dat het verlies van mensehenlevens zeer is vermeerderd doordien de deklading, bestaande uit zaag- hout, losraakte. De planken en stukken zaaghout slingerden langs het dek en wond den en doodden de passagiers en de red dende bemanning, zoodat deze haar liefde werk niet kon voortzetten. Dezelfde stukken hout vervolgden huu verwoestead weijk zelfs nadat het schip gekanteld was, en vermor zelden ettelgke zwemmers. Vrouwen noch kinderen ontkwamen, slechts dertig mannen, Engelschen. In een van de kolenmijnen van Fifeshire, in Schotland, zgn Vrijdag de houten wanden van den ventilatietoestel in brand geraakt. Na korten tjjd werden de wanden geheel dan een massa laag tropisch houtgewas, waar eenige palmen en andere boomen bovenuit staken. Zoodra we de kleine lan dingsbrug bereikt hadden, die door trappen met het water gemeenschap had, klommen wg er uit, en stonden nu, met onze voeten stampend en onze kleederen uitschuddend, op de smalle brug. »Ziet ge daar dat huis?* vroeg Mevr. Lecks. »Daar wonen ze; en ik wou wol weten welke weg daarheen geleidde.* Van onze een weinig verheven plaats uit, kon ik over de toppen van 't lage houtge was heen duideljjk het bovenste deel van een dak zien. Reeds toen ik de stangen had ont lekt, die. de invaart van 't rif ver sperden, was ik tot het besluit gekomen, dat de eilandbewoners geen wilden waren, en sinds ik de iandingsbrug en dat dak had gezien, was ik volkomen overtuigd dat we de woonplaats van beschaafde menscheu hadden bereikt, 't Konden zeeroov^rs of zoo iets zgn, maar wilden of menscheneters waren 't niet. Toen we de landingsbrug verlaten hadden, vonden we een breed pad en dit volgende, waren we weldra sian den rand van een groot grasveld, waarin een mooi modern huis stond, 't Was gebouwd zooals Euro peanen dat gewoonlijk doeu ia tropische gewesten, met breede veranda's en bescha duwde baleons. De naaste omgeving was met mooie perken versierd en achter 't huis zag men eeu ruimte door een muur inge sloten, denkelijk e?n tuiu. Een grappig verhaal VAN Tweede Hoofdstuk. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1895 | | pagina 1